categorie : kamerplanten en bloemen
Goed te herkennen aan
– de gele pluimen met gebogen zijtakken en
– stengels, die alleen in de bloeiwijze behaard zijn en
– bladeren zonder duidelijke zij-nerven
Algemeen
Late guldenroede is een overblijvende, algemeen voorkomende plant oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika. Late guldenroede groeit op natte tot vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond aan rivieroevers en op onbebouwde terreinen. Ze is een echte woekeraar en vormt grote bestanden. De plant kan tot 1,50 meter hoog worden.
Bloem
Ze bloeit vanaf juli tot in de herfst met kleine gele bloemhoofdjes, die in brede pluimen gerangschikt zitten. De brede pluimen hebben gebogen zijtakken. De bloemen produceren veel nectar en trekken dan ook veel insecten aan, zoals vliegen, dag- en nachtvlinders, bijen, hommels en wespen.
Blad en stengel
De onderste en bovenste bladeren zijn nagenoeg gelijk aan elkaar. Ze zijn lancetvormig, de bovenkant is kaal, de onderkant is blauwgroen en kaal of alleen behaard op de midden-nerf en aan de randen. Ze hebben niet twee duidelijke zij-nerven, zoals de bladeren van Canadese guldenroede. Alleen in de bloeiwijze is de groene of rood aangelopen stengel behaard.
Toepassingen
Zowel in de kruidengeneeskunde als in de homeopathie worden alle guldenroedes gebruikt vanwege de ontstekingremmende en urine afdrijvende eigenschappen.
Vergelijkbare soorten
late guldenroede : pluimen met gebogen zijtakken, stengel alleen behaard in de bloeiwijze, onderkant bladeren blauwgroen en kaal of alleen midden-nerf en randen behaard, alle bladeren ongeveer gelijk.
echte guldenroede : pluimen met korte, rechte zijtakken, onderste bladeren groter dan bovenste, op de rode lijst.
Canadese guldenroede : pluimen met gebogen zijtakken, stengel tenminste vanaf het midden behaard, onderkant bladeren groen en behaard, alle bladeren ongeveer gelijk.
|
Algemeen
– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– algemeen voorkomend
– 50 tot 150 hoog
Bloem
– goudgeel
– juli tot in de herfst
– hoofdjes in pluimen
– 6 tot 8 mm
– buis- en straalbloemen
Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top spits of toegespitst
– rand gezaagd
– voet wigvormig
– veernervig
– onderkant blauwgroen
Stengel
– rechtop
– kaal, in de bloeiwijze behaard
– soms rood aangelopen
– rolrond
zie wilde bloemen