Category / categorie : video
Name and mark of the antichrist / Naam en teken van de antichrist
preview en aankoop boek “De Openbaring “:
http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget
Goed te herkennen aan
– de trossen lange, smalle bloemen met ver uitstekende meeldraden,
– roze, (room)wit en geel gekleurd (of een combinatie hiervan),
– aan een klimmende plant
Algemeen
Wilde kamperfoelie is een overblijvende plant, die algemeen voorkomt in de Lage Landen. Ze groeit op natte tot droge, vrij zure, matig voedselrijke grond in bossen, struikgewas, moerassen en aan slootwallen, in de duinen vaak op de grond liggend. Ze is ook te koop als tuinplant.
Bloem
Wilde kamperfoelie bloeit vanaf juni tot en met oktober. De bloemen vormen een gesteelde, hoofdjes-achtige bloeiwijze; het zijn een aantal kransen dicht op elkaar, gescheiden door kleine schutbladen. Vooral in de avond verspreiden de bloemen een heerlijke, zoete geur. Jonge bloemen zijn (room)wit, oudere bloemen worden geel. Bloemen en knoppen in de zon lopen vaak rozerood aan.
De bloemen hebben een lange kroonbuis, waarin zich de nectar bevindt. De ongedeelde onderlip en de bredere, 4-spletige bovenlip krommen zich ver achterwaarts, waardoor de bloemen een landingsplaats voor insecten missen. Ze worden daarom voornamelijk bezocht door nachtvlinders, die voor de bloem in de lucht blijven hangen en met hun lange tong de nectar uit de kroonbuis opzuigen.,De kelkbladen, de schutbladen, de jonge takken en de buitenkant van de bloemen zijn met klierharen behaard.
Blad en stengel
De bladeren zijn eirond en kortgesteeld, bovenzijde groen, onderzijde grijs-groen. De stengel windt zich om de takken van struiken als meidoorn en duinroosje of draaien om elkaar. Bij gebrek aan steun liggen de stengels op de grond. Ze kunnen tot 10 meter lang worden. Vaak zijn ze rood-paars verkleurd. Jonge bladeren en takken hebben een lichte beharing, die na verloop van tijd verdwijnt.
Vrucht
De bessen verkleuren van groen naar prachtig, mat glanzend rood. Ze dragen de resten van de kelk als een donker kroontje.
Vergelijkbare soorten
Tartaarse kamperfoelie : 2 bloemen op 1 steel in de bladoksels, bloemen roze, rood of wit, buitenkant bloemkroon kaal.
Rode kamperfoelie : 2 bloemen op 1 steel in de bladoksels, bloemen geelwit, buitenkant bloemkroon viltig behaard.
Tuinkamperfoelie : ongesteelde bloeiwijze, bladeren van bloeiende takken aan de voet tot een schoteltje vergroeid, geurend, zelden verwilderd.
Wilde kamperfoelie : gesteelde bloeiwijze, bladeren van bloeiende takken aan de voet niet vergroeid, geurend.
|
Algemeen
– kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen tot zeldzaam
– tot 3,00 meter
Bloem
– wit, geel, roze, rood
– vanaf juni t/m oktober
– gesteeld hoofdje
– 4 tot 5 cm
– buisvormig
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl
Blad
– tegenoverstaand
– enkelvoudig
– eirond
– top spits
– rand gaaf
– voet wigvormig
– veernervig
Stengel
– neer- of overhangend, windend
– glad en kaal
zie wilde bloemen
Goed te herkennen aan
– de kleine, witte, 5-tallige, onopvallende bloemetjes en
– de bladeren in rozet én verspreid en
– natte, liefst brakke standplaatsen
Algemeen
Waterpunge is een onbehaard, tweejarig of overblijvend, geelgroen plantje van 5 tot 50 cm hoog. Ze groeit op open plaatsen met matig voedselrijke, natte, liefst brakke grond in duinvalleien, laagveenmoerassen, aan greppelranden en op drassige kapvlakten. Het zijn plekken, die vaak ’s winters onder water staan en zomers droogvallen. Ze is plaatselijk vrij algemeen voor komend in de Lage Landen.
Bloem
Waterpunge bloeit vanaf juni tot in de herfst met weinig opvallende, kleine, witte bloemetjes, die 5 vergroeide, soms licht uitgerande kroonbladen hebben. De bloemen staan in een eindelingse tros, die zich tijdens de bloei verlengd. De bloemstelen zijn licht geknikt en hebben bij de knik een klein steelblaadje. De kelkbladen zijn vergroeid en ze omsluiten en groeien mee met de ronde doosvrucht.
Blad en stengel
De onderste bladeren vormen een rozet. Vaak hebben ze een iets omgerolde rand. In dichte vegetatie verdwijnt het rozet meestal; op meer open plekken blijft het aanwezig. Langs de stengel staan verspreid een aantal stengelbladeren. Zowel rozet- als stengelbladeren zijn spatelvormig, iets vlezig met een wasachtig laagje en hebben een in een steel aflopende voet. De steel van van de onderste bladeren is langer dan van de bovenste. De stengels zijn niet of weinig vertakt.
Vergelijkbare soorten
De niet bloeiende rozetten lijken op de rozetten van madeliefje. De bladrand van de bladeren van madeliefje is gekarteld, die van waterpunge is gaaf. En de bladeren van waterpunge zijn wat vlezig, die van madeliefje niet.
Verder zijn er vele planten met kleine witte bloemetjes, zoals herderstasje, vroegeling, verschillende soorten muur, hoornbloemen en kleine- en bosveldkers. Van deze soorten is waterpunge eenvoudig te onderscheiden door haar standplaats en door het iets vlezige uiterlijk.
Algemeen
– sleutelbloemfamilie (Primulaceae)
– tweejarig of overblijvend
– plaatselijk vrij algemeen tot zeer
zeldzaam
– 5 tot 50 cm
Bloem
– wit
– vanaf juni tot in de herfst
– pluimvormige tros
– stervormig
– 3 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 5 meeldraden
– 1 stijl
Blad
– verspreid en rozet
– enkelvoudig
– spatelvormig
– top stomp, soms met spitsje
– rand gaaf
– veernervig
– iets vlezig met wasachtig laagje
Stengel
– rechtop
– glad en kaal
zie wilde bloemen