Category, categorie: The Bible explained/De Bijbel uitgelegd: video
.
.
Jeremiah 9-11 • Let him who boasts, boast that he knows Me
.
Jeremia 9-11 . Laat hem die opschept, opscheppen dat hij Mij kent
.
Paul LeBoutillier
.
.
.
.
.
.
.
Mannen van middelbare leeftijd (50+) die meer dan negen uur per week op de fiets zitten, lopen een groter risico op prostaatkanker. Dat blijkt althans uit een onderzoek bij ruim 5.000 Londense fietsers, gepubliceerd in met medisch tijdschrift Journal of Men’s Health.
De mannen die aan het onderzoek deelnamen hadden een gemiddelde leeftijd van net geen 50 en fietsten gemiddeld 6,5 u per week. 8,4% (444 mannen) had de voorbije vijf jaar te kampen met erectiestoornissen, 1,2% (63 mannen) met onvruchtbaarheid en 0,8% (42 mannen) had prostaatkanker. Van de fietsers ouder dan 50 jaar had 1,8% prostaatkanker.
Wanneer de gegevens verder geanalyseerd werden en ook rekening werd gehouden met andere factoren zoals leeftijd, eet- en drinkgewoonten, gewicht, hoge bloeddruk enzovoorts, bleek dat er geen verband bestond tussen het aantal uren fietsen en erectiestoornissen. Fietsen zou ook geen negatieve invloed hebben op de vruchtbaarheid.
Maar er bleek, bij de 50-plussers, wel een verband te bestaan tussen het aantal uren dat men fietst en de kans op prostaatkanker. 50-plussers die tussen 3,5 en 8,5 uur per week fietsten, hadden bijna 3 keer meer kans op prostaatkanker, bij mannen die meer dan 8,5 u per week fietsen, was dat ruim zes keer hoger.
De onderzoekers vermoeden dat dit komt door de verhoogde druk op de prostaat, naar benadrukken dat verder onderzoek nodig is om dit te bewijzen. Dit type van onderzoek kan in het beste geval een verband aantonen, maar geen oorzakelijk verband. Volgens de onderzoekers geldt het verhoogde risico op prostaatkanker alleszins niet voor mensen die slechts van en naar hun werk fietsen.
Bovendien was de groep 50-plussers met prostaatkanker zeer klein (minder dan 40 mannen), en zijn andere verklaringen mogelijk waarom ze prostaatkanker hebben. Tenslotte benadrukken ze ook dat de vele gezondheidsvoordelen van fietsen ruimschoots opwegen tegen de (mogelijk) licht verhoogde kans op prostaatkanker.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.Zwangere vrouwen nemen onvoldoende jodium in en dat heeft gevolgen voor de intellectuele ontwikkeling van kinderen. Dat blijkt uit een onderzoek van de Hoge Gezondheidsraad (HGR).
Jodium is een belangrijk bestanddeel voor het goed functioneren van de schildklier. Jodium is een sporenelement dat van nature in kleine hoeveelheden in het lichaam voorkomt. De schildklier gebruikt dit element als bouwsteen voor de schildklierhormonen die een belangrijke rol spelen in het normaal functioneren van de lichaamscellen en de groei van de organen.
Bij volwassenen regelen deze hormonen ondermeer de hartslag en de bloeddruk. Bij kinderen spelen schildklierhormonen ook een rol bij de groei van botten, spieren, en zenuwweefsel, in het bijzonder het hersenweefsel.
Het meeste jodium krijgen we binnen via melk, brood en vis. Daarom werd in 2009 beslist om het zout voor bakkerijproducten te joderen. Onder meer door deze maatregel is de jodiumstatus van de Belgische bevolking verbeterd en in het bijzonder die van kinderen in de schoolgaande leeftijd (8 tot 12 jaar) die nu voldoende jodium innemen voor een harmonieuze lichamelijke en intellectuele ontwikkeling (100-199 microgram per dag).
.
.
.
.Bij vrouwen ligt dit gehalte een pak lager. Bij niet zwangere vrouwen ligt de minimale drempel op 100 microgram per dag. Voor zwangere vrouwen is dit 150 microgram. In beide gevallen komt men niet aan deze drempel.
De HGR adviseert daarom dat zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven jodiumsupplementen (dagelijkse aanvullende jodiuminname tussen 150 en 200 µg).
.
.
.
• Het programma voor het gebruik van jodium verrijkt zout in bakkerijproducten moet ongewijzigd gehandhaafd blijven (15 mg/kg) met een uitbreiding naar alle bakkerijen en dit op een vrijwillige basis.
• Regelmatig jodiumrijke voedingsmiddelen verbruiken. De enige natuurlijke bron van jodium zijn zeeproducten. Algemeen wordt aanbevolen om 2 tot 3 keer per week zeevis of zeevruchten te eten.
• Indien bij de bereiding van gerechten zout wordt toegevoegd, gejodeerd zout met een matig jodiumgehalte (10 tot 15 mg/kg) gebruiken. Gejodeerd zout moet tegen een competitieve prijs beschikbaar zijn.
• De aanbevelingen inzake het toevoegen van jodium aan gecommercialiseerde voedingsproducten voor pasgeborenen en kinderen moeten correct toegepast worden, zodat de totale jodiuminname overeenstemt met de aanbevelingen voor deze leeftijdsgroepen. Kunstmatige zuigelingenvoeding zou minstens 10 microgram jodium per deciliter moeten bevatten, en zelfs 20 microgram voor prematuren.
.
.
.
.
.
.
Pasteltekening van John Astria
.
Het denkbeeld, dat Jezus door God de Vader werd geschapen wordt vaak ontleend aan de zeer beperkte uitleg van Kolossenzen 1: 15 – 17 en Openbaring 3: 14 en door het gemis van het begrip van Gods Plan, zoals het op de mensheid van toepassing is.
Kolossenzen 1: 15 – 17
15 Jezus is de afbeelding van God. God kunnen we niet zien. Maar aan Jezus kunnen we zien wie God is. Jezus was er al vóórdat God alles maakte. 16 Want door Jezus heeft God alle dingen in de hemel en op de aarde gemaakt: de zichtbare dingen en de onzichtbare dingen, alles wat heerst en macht heeft. Alles is door Hem en voor Hem gemaakt. 17 Hij was er eerder dan al het andere. Alle dingen bestaan door Hem.
Openbaring 3:14
14 De Heer zei tegen Johannes: “Schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen (=’ja, zo is het’), de Getuige die de waarheid spreekt en die te vertrouwen is. Dit zegt Hij die het Begin is van alles wat God heeft gemaakt.
De Bijbel laat echter zien dat zowel de Vader en de Zoon eeuwig op zichzelf bestaand zijn. Ofschoon “er maar één God is” (1 Korintiërs 8: 4; Deuteronomium 6: 4), laat de Bijbel zien, dat God een goddelijk Gezin is, bestaande uit meer dan één Wezen. (Genesis 1: 26; Efeze 2: 19)
1 Korintiërs 8: 4
4 Ik wil jullie het volgende zeggen over het eten van vlees dat aan de afgoden is geofferd. We weten dat er eigenlijk geen andere goden bestaan. Want er is maar één God.
Deuteronomium 6: 4
4 Luister, Israël, de Heer is onze God. De Heer is Eén.
Genesis 1: 26
26 En God zei: “Laten We mensen maken, mensen die op Ons lijken. Ze zullen heel erg op Ons lijken. Ze moeten zorgen voor de vissen in de zee, de vogels in de lucht, het vee, de kruipende dieren en voor de hele aarde.”
Efeze 2: 19
19 Zo zijn jullie nu dus niet langer vreemdelingen en buitenstaanders. Jullie horen nu bij het volk van God en bij het gezin van God.
Volgens de Bijbel was Jezus Christus de God van het Oude Testament, het “Woord” (Logos), door wie de Vader alle dingen schiep. (Johannes 1: 1-3; Efeze 3: 9; Hebreeën 1: 1 – 3)
Johannes 1: 1-3
1 We willen jullie vertellen over het Levende Woord. Het Levende Woord was er al vanaf het begin. We hebben Hem gehoord, met onze eigen ogen gezien en met onze eigen handen gevoeld. 2 In Hem is het Leven Zelf zichtbaar geworden. Dat eeuwige Leven was bij de Vader, en de Vader heeft het zichtbaar gemaakt zodat wij het konden zien. 3 We willen jullie vertellen wat we hebben gezien en gehoord, zodat we één met elkaar zullen zijn. En wíj zijn één met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus.
Efeze 3: 9
9 God, die alle dingen door Jezus Christus heeft gemaakt, heeft eeuwenlang zijn plannen verborgen gehouden. En nu mag ík aan de mensen zijn plan bekend maken!
Hebreeën 1: 1 – 3
1 God heeft vroeger vaak en op veel verschillende manieren tegen onze voorouders gesproken. Dat deed Hij door de profeten. Maar nu, aan het eind van de tijd, heeft Hij tegen óns gesproken door zijn Zoon. 2 Door zijn Zoon heeft Hij de wereld gemaakt. En Hij heeft Hem ook alles gegeven wat bestaat. 3 De Zoon is de ‘afbeelding’ van God Zelf. In Hem zien we wie God is. In Hem zien we de macht en majesteit van God en het karakter van God. De Zoon zorgt ervoor dat alle dingen bestaan. Want alle dingen bestaan door zijn woord dat één en al kracht is.
Nadat Hij “Zichzelf ledigde” van Zijn goddelijke macht (Filippenzen 2: 5 – 8) om te sterven en de straf voor onze zonden te betalen (Romeinen 6: 23) werd Jezus de “eniggeborene des Vaders”, (Johannes 1: 14 – 18; 3: 16 – 18), de Verlosser van de mensheid (1 Johannes 4: 14 – 16) en Degene, die voor onze zonden stierf en uit de doden is opgestaan, zodat wij verlost zouden worden van de eeuwige dood. (Handelingen 4: 10-12)
Filippenzen 2: 5 – 8
5 Wees net zo bescheiden als Jezus Christus was. 6 Hij was God. Maar Hij vond dat niet zó belangrijk, dat Hij het niet los kon laten. 7 Nee, Hij heeft zelfs al zijn goddelijkheid opgegeven. Hij kwam naar de aarde om een dienaar te worden. Hij werd helemaal mens. 8 En als mens heeft Hij Zichzelf vernederd door God gehoorzaam te zijn tot de dood. Ja, zelfs tot de dood aan een kruis.
Romeinen 6: 23
23 Het kwaad brengt altijd de dood: het is je loon voor wat je hebt gedaan. Maar de liefdevolle goedheid van God geeft een geschenk: het eeuwige leven, door onze Heer Jezus Christus.
Johannes 1: 14 – 18
14 Het Woord werd een mens en Hij heeft bij ons gewoond. We hebben gezien hoe geweldig en machtig Hij is: Hij, Gods enige Zoon, met dezelfde macht als de Vader, liefdevol, vriendelijk, en vol van waarheid. 15 Johannes de Doper zei van Hem: “Dit is de man over wie ik het had. Hém bedoelde ik toen ik zei: ‘De man die na mij komt, is belangrijker dan ik,’ want Hij was er al voordat ik werd geboren.” 16 Hij is één en al liefde, vriendelijkheid en goedheid. Daarom is Hij ook eindeloos liefdevol, vriendelijk en goed voor ons allemaal. 17 Door Mozes hebben we de wet gekregen, die ons leert wat God van ons vraagt. Door Jezus Christus zijn Gods liefde, vriendelijkheid, goedheid en waarheid naar ons toe gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien. Maar zijn Enige Zoon, die helemaal één met Hem is, heeft ons laten zien wie God is.
.
Johannes 3: 16 – 18
16 Want God houdt zoveel van de mensen, dat Hij zijn enige Zoon aan hen heeft gegeven. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar zal het eeuwige leven hebben. 17 Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om de mensen te veroordelen, maar om door Hem de mensen te redden. 18 Iedereen die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld. Maar iedereen die níet gelooft, ís al veroordeeld. Want hij heeft niet geloofd in de enige Zoon van God.
.
1 Johannes 4: 14 – 16
14 Wij hebben met eigen ogen gezien dat de Vader de Zoon heeft gestuurd als Redder van de mensen. En dat is wat wij aan de mensen vertellen. 15 Als iemand hardop erkent dat Jezus de Zoon van God is, mag hij er zeker van zijn dat God in hem woont en dat hij in God is. 16 We hebben gezien en geloofd dat God heel veel van ons houdt. God is liefde. En als jullie net als God van elkaar houden, blijven jullie in God en blijft God in jullie.
.
Handelingen 4: 10-12
10 Ik wil dat u en het hele volk van Israël weten dat wij dat hebben gedaan namens Jezus Christus uit Nazaret. U heeft Hem gekruisigd, maar God heeft Hem teruggeroepen uit de dood en weer levend gemaakt. Door deze Jezus staat deze man nu gezond vóór u. 11 Jezus is de steen die u, de bouwers, niet goed genoeg vond. Toch is hij de belangrijkste bouwsteen van het gebouw geworden. 12 Niemand anders dan Hij kan de mensen redden. Er is op aarde niemand anders door wie de mensen gered kunnen worden.”
Sommigen verwijzen naar de Statenvertaling van Openbaring 3: 14 als bewijs, dat Jezus Christus een geschapen wezen is, omdat het Hem beschrijft als “het begin der schepping Gods”. Het probleem ligt in de vertaling van het woord “het begin”. (In het Grieks, arche)
Openbaring 3: 14 > zie boven
.
Pasteltekening van John Astria
Christus is “de oorsprong van de schepping Gods”. (Prof. Brouwer, zie ook de Moffatt of NIV vertaling) “Het Begin” zou beter vertaald zijn met “de Beginner” of de “Bewerker”, of de “Schepper” van de schepping. Zoals deze vertalingen duidelijk maken betekent Openbaring 3: 14 niet, dat Jezus het eerste geschapen wezen was; integendeel, Hij is Degene, die schiep en geldt als de oorzaak van die schepping.
Sommigen halen ten onrechte Kolossenzen 1: 15 aan en zeggen dat dit vers betekent, dat Christus als “de eerstgeborene der ganse schepping”, Zelf een deel van die schepping was. Het Griekse woord dat hier vertaald wordt met “eerstgeborene” -prototokos (van proto, “eerste” en tikto, “verwekken”) – geeft niet aan, dat Jezus geschapen was.
Integendeel, het herinnert ons er aan dat door Zijn opstanding Hij de “superioriteit” als “de eerstgeborene uit de doden” had. (Kolossenzen 1: 18; Openbaring 1: 4 – 6) Bovendien – zoals juist opgemerkt in Vine’s Expository Dictionary of New Testament Words – is Kolossenzen 1: 15 een vers “waar Christus’ relatie met de Vader zichtbaar is en deze zin betekent zowel dat Hij de Eerstgeborene was voor de hele schepping en dat Hij Zelf de schepping produceerde. Het is de tweede voorwerpsnaamval, zoals vers 16 duidelijk maakt. Hij schiep Zichzelf niet.
Kolossenzen 1: 18
18 Hij is het Hoofd van de gemeente en de gemeente is zijn Lichaam. Hij is het begin van alles. Hij is de eerste die uit de dood is opgestaan. Zo is Hij dus van alles de eerste. 19 Want God had besloten Zelf in Jezus te komen wonen. 20 Door Jezus’ dood aan het kruis heeft God vrede met ons gesloten. Door Jezus heeft Hij de vriendschap hersteld tussen Hemzelf en alles wat leeft op de aarde en in de hemel.
Openbaring 1: 4 – 6
4 Johannes schrijft dit aan de zeven gemeenten in Asia (= Turkije): Ik bid dat God in alles goed voor jullie zal zijn. En dat jullie vol zullen zijn van de vrede van Hem die is en die was en die komt, de vrede van de zeven Geesten die voor zijn troon staan, 5 en de vrede van Jezus Christus. Hij heeft ons de hele waarheid bekend gemaakt en Hij is te vertrouwen. Hij is de eerste die uit de dood opstond. Hij is de hoogste Koning op aarde. Hij houdt zoveel van ons, dat Hij ons door zijn bloed heeft schoongewassen van onze ongehoorzaamheid aan God. 6 Daarom moeten we Hem alle eer geven! Hij heeft koningen van ons gemaakt en priesters voor zijn God en Vader. Hij regeert voor altijd en eeuwig! Amen! Zo is het!
Een andere belangrijke sleutel om de leerstelling van Paulus te begrijpen vindt U in Hebreeën 7. In de dagen van Abraham was Melchisedek de koning van Jeruzalem en “een priester van God, de Allerhoogste” (Genesis 14: 18 – 20).
Genesis 14: 18 – 20
18 Ook Melchizédek, de koning van Salem, kwam Abram tegemoet. Hij gaf hem en zijn mannen brood en wijn. Melchizédek was een priester van de Allerhoogste God. 19 Hij zegende Abram en zei: “Ik zegen je met de zegen van de Allerhoogste God, de Eigenaar van de hemel en de aarde. 20 En ik dank de Allerhoogste God, die ervoor zorgde dat je al je vijanden hebt overwonnen.” Toen gaf Abram aan Melchizédek een tiende deel van de hele buit.
Paulus schrijft dat Melchisedek bestond van eeuwigheid “zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos”. (Hebreeën 7: 3)
Hebreeën 7: 3
3 Verder wordt er niets over hem gezegd. Zo is hij zonder vader, zonder moeder, zonder voorouders of kinderen, zonder begin van zijn leven en zonder eind van zijn leven. Hij is daarmee gelijk aan de Zoon van God en blijft voor altijd priester.
Melchisedek was “als de Zoon van God en bleef altijd een Hoge Priester. Als Jezus Christus nu onze Hoge Priester is (Hebreeën 5: 10), dan zijn Melchisedek en Jezus Christus één en hetzelfde eeuwige Wezen.
Hebreeën 5: 10
10 Zo maakte God Jezus tot net zo’n Hogepriester als Melchizédek.
Religies, die Jezus Christus als een geschapen wezen beschouwen begrijpen Gods plan van behoud niet.
Jezus Christus is het “Woord”, die “God was” en “met God” was, eeuwig vanaf het begin (Johannes 1: 1-4), vòòr de schepping, die zal terugkomen als “Koning der koningen en Here der heren” (Openbaring 19: 13-16) om duurzame vrede te vestigen op de aarde. (Jesaja 2: 2-4).
Johannes 1: 1-4
1 In het begin was het Woord er. Het Woord was bij God, en het Woord was God Zelf. 2 In het begin was het Woord bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord gemaakt. Werkelijk alles wat er is, bestaat doordat het Woord het heeft gemaakt. 4 In het Woord was het leven, en het leven was het licht voor de mensen.
Openbaring 19: 13-16
3 Zijn kleren waren in bloed geverfd. Zijn naam is: ‘Het Woord van God’. 14 En de hemelse legers, gekleed in schone, witte, linnen kleren, volgden Hem op witte paarden. 15 Uit zijn mond kwam een scherp zwaard, waarmee Hij de ongelovigen verslaat. Hij zal streng over de volken heersen, als met een ijzeren staf. Hij zal Zelf de druiven uitpersen in de druivenpers van de straf van de Almachtige God. 16 Op zijn kleding staat bij zijn bovenbeen zijn naam geschreven: ‘Hoogste Koning en machtigste Heer.’
Jesaja 2: 2-4
2 Als het eind van de tijd is gekomen, zal de berg waarop de tempel van de Heer staat de hoogste berg zijn. Hij zal hoger zijn dan de hoogste bergen, indrukwekkender dan de hoogste heuvels. Alle volken zullen daarheen gaan. 3 Ze zullen zeggen: ‘Kom, laten we naar de berg van de Heer gaan, naar de tempel van de God van Jakob. Want we willen van Hem leren hoe we moeten leven. We willen leven zoals Hij het wil. Want vanuit Jeruzalem zal de Heer zijn wil bekend maken.’ 4 Hij zal rechtspreken over de landen en volken. Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegen. En hun speren zullen ze omsmeden tot snoeischaren. De volken zullen niet meer tegen elkaar strijden. Ze zullen hun bewoners niet meer leren oorlogvoeren.
.
.
Psalm 55: 18 >’s Avonds en ’s morgens en ’s middags kan ik niet anders dan van bezorgdheid blijk geven en ik kreun, En hij hoort mijn stem.
Numeri 28:1-2> verder sprak de Heere tot Mozes, zeggende: Gebied den kinderen Israëls, en zeg tot hen: Mijn offerande, Mijn spijze voor Mijn vuurofferen, Mijn liefelijken reuk, zult gij waarnemen, om Mij te offeren op zijn gezetten tijd.
.
.
.
De metten (matutinae) maken deel uit van het getijdengebed in de Rooms-Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk. Het woord ‘metten’ komt van het Latijnse woord ‘matutinum’, dat ‘ochtend’ betekent, maar de metten worden meestal ’s nachts of in de zeer vroege ochtend gebeden. Het aanvangstijdstip varieert van ongeveer 3.45 uur tot 6.15 uur. Omdat ze vaak ’s nachts gebeden worden, gebruikt men tegenwoordig de term vigilie (“wake”).
De lauden (laudes) vormen het ochtendgebed van het Heilig Officie of getijdengebed. Het woord lauden is een vernederlandsing van het Latijnse laudes, het meervoud van laus wat lof of lofprijzing betekent.
De priem is een vastgestelde gebedstijd in het traditionele getijdengebed. De priem (of in het Latijn ‘prima’) wordt meestal rond zes of zeven uur ’s ochtends gebeden. In de vernieuwde liturgie van na het Tweede Vatikaans Concilie is de priem komen te vervallen.
De terts is een van de kerkelijke getijden, een van de kleine getijden. Het staat voor het derde uur, dat vroeger varieerde omdat de uren ’s winters korter waren dan ’s zomers. Tegenwoordig wordt de terts meestal gebeden rond negen uur ’s morgens.
De sext is een van de kerkelijke getijden. De sext is een van de zogeheten kleine getijden. Het woord sext staat voor het zesde uur (Latijn: sexta hora), dat vroeger in lengte varieerde, omdat de uren ’s winters korter waren dan ’s zomers. Tegenwoordig wordt de sext meestal gebeden rond twaalf uur ’s middags.
De none (afgeleid van ‘negende’ in het Latijn) is een van de kerkelijke kleine getijden. Het staat voor het negende uur, dat vroeger varieerde omdat de uren ’s winters korter waren dan ’s zomers. Tegenwoordig wordt de none meestal gebeden rond drie uur ’s middags.
Het officie van de none begint zoals de meeste getijden met de aanroep:
De vespers (of het avondgebed) behoren tot de getijden in de kerk en worden gebeden om 17-18 uur. Het woord komt uit het Latijn, van vespera dat avond betekent. In enkele protestantse kerken wordt de term ‘vespers’ gebruikt als aanduiding voor een avonddienst.
De completen vormen het laatste getijdengebed van de dag. Het woord is afkomstig van het Latijnse completorium dat afronding betekent of complere = vullen. Het stamt uit de 6e eeuw.
Het koorgebed van priesters noemt men breviergebed. Het boek waaruit priesters de getijden bidden heet brevier. Het middeleeuwse getijdenboek was bestemd voor de persoonlijke devotie van leken.
.
.
Maria en de Rozenkrans
Repetitieve gebeden en gebedssnoeren hebben voorchristelijke wortels. In het christendom gebruikten de woestijnvaders in de derde eeuw al geknoopte gebedstouwen bij het Jezusgebed. Dat bestaat uit de herhaling van één gebedszin: Heer Jezus, Zoon van God, ontferm U over mij, zondaar (of variaties daarvan).
Het bidden van 150 Onze Vaders (in het Latijn Pater noster) en later weesgegroetjes ontstond waarschijnlijk in de abdijen. Monniken die geen Latijn kenden, hadden zo een alternatief voor het psalmgebed. De vader van het kloosterleven, Benedictus (480-547), schreef in zijn regel voor dat monniken wekelijks de 150 psalmen zouden bidden of zingen. Zo rond de 10e eeuw sprak men dan ook van het psalmengebed ter ere van Maria.
De praktijk om te mediteren over het leven van Jezus tijdens de rozenkrans wordt toegeschreven aan de kartuizermonnik Dominicus van Pruisen (1382–1461).
De eerste historische aanwijzingen voor de moderne rozenkrans dateren van ca. 1460. Toen begon de dominicaan Alanus de Rupe (Alain de la Roche, 1428-1475) geïnspireerd door een visioen de rozenkrans te promoten in de vorm van 15 tientjes van telkens één Onze Vader en 10 weesgegroeten. Volgens Alanus werd de rozenkrans aan de Kerk geschonken door de stichter van de dominicanenorde Sint Dominicus (1170-1221). Maar daar zijn geen historische bronnen voor.
Zeker is dat paus Pius V (een dominicaan) in zijn bul Consueverunt Romani Pontifices van 1569 de rozenkrans goedkeurde en zijn vaste vorm gaf. Sindsdien hebben veel pausen de rozenkrans aanbevolen.
De vorm van de rozenkrans bleef onveranderd tot 2002. Toen voegde paus Johannes Paulus II 5 mysteries van het licht toe over het openbare leven van Jezus. De apostolische brief waarin hij dat deed, Rosarium Virginis Mariae, is een boeiend (maar niet zo makkelijk leesbaar) document voor wie zich in de spiritualiteit van de rozenkrans wil verdiepen.
De vroegere paus wilde het verval omkeren waarin de rozenkrans was beland in de jaren 1970-85 vooral door het wegglijden van de aandacht van de mysteries van de rozenkrans. Daarom benadrukt hij ook de contemplatieve en meditatieve dimensie van het rozenkransgebed. Het gaat om de relatie met Jezus, naar het voorbeeld van Maria en met haar hulp.