categorie : mode en kledij
In de veertiende en vijftiende eeuw vaardigden de stadsbestuurders strenge weeldeverordeningen uit om het dragen van buitensporige kleding door vrouwen tegen te gaan. Deze wetgeving kwam beslist mede voort uit misogynie (vrouwenhaat) bij de stadsbesturen maar het was ook een poging om iedereen op zijn door God bepaalde plaats in de maatschappij te houden.
Meister des Hausbuches 1480
.
Zo gauw een meisje “huwbaar” was geworden (vaak al op haar zestiende), probeerden haar ouders via haar een goede huwelijkskandidaat binnen te halen. Ze hoopten op die manier een paar treetjes op de maatschappelijke ladder te kunnen stijgen. Zij werd dus mooi uitgedost om veel huwelijkskandidaten te lokken waaruit de ouders dan de “beste” gingen kiezen en doorgaans was dat een wat oudere man (vaak al tegen de dertig).
Dat “mooi uitdossen” kon wel eens te ver gaan. De weeldeverordeningen dienden dan ook tevens om de uitgaven aan de kleding van de aanstaande bruid binnen de perken te houden. En ook wilden de stadsbesturen de uitgaven voor de bruidsschat binnen de perken houden, want de concurrentie op de huwelijksmarkt was groot en daardoor waren deze twee uitgaveposten flink gestegen.
.
1500
.
Als de burger echter eenmaal getrouwd en gevestigd was, hield hij er gauw mee op om zijn vrouw en zichzelf zo buitenissig en duur uit te dossen. Zijn jonge vrouw mocht zich dan binnenshuis niet meer optutten, alleen nog maar bij openbare feesten en plechtigheden. Ze mocht niet meer met zichzelf te koop lopen, haar vormen werden verhuld en de kleuren van haar kleren werden saaier.
De edelstenen van de bruidsschat werden opgeborgen in de kisten. De volmaakte koopman had weliswaar een vriendelijk gezicht maar toch ook een strenge uitdrukking, hij droeg stijlvolle kleding, hij had een weloverwogen optreden en gebaren met een berekende elegantie.
preview en aankoop boek “De Openbaring “:
http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget