categorie : religie
Thérèse Martin werd op 2 januari 1873 geboren in de Normandische plaats Alençon. Op zeer jonge leeftijd verlangde ze al naar het kloosterleven. Theresia was als kind een dwingeland; hysterisch, zeggen zelfs sommige schrijvers. Als ze haar zin niet kreeg kon ze woedend en stampvoetend reageren. Des te indrukwekkender dat ze bij haar overlijden op 24-jarige leeftijd was uitgegroeid tot een groot heilige.
Toen ze vier was, had ze haar moeder verloren; dat deed haar veel verdriet. Dat herhaalde zich toen haar op één na oudste zus, die de plaats van moeder had ingenomen, intrad bij de karmelietessen. Thérèse wilde dat ook, maar was pas veertien en ze moest minstens zestien zijn. Met haar vader ging ze de bisschop vragen om reeds nu te mogen intreden. Zij had haar haar opgestoken en zich ouder opgemaakt. De bisschop zei nee. Maar het lukte haar toch om reeds op 15-jarige leeftijd in te treden.
Ze was vastbesloten een heilige te worden. Op haar 21e werd ze al gekozen tot novicenmeesteres, een verantwoordelijke functie, want zij moest de nieuwelingen in het kloosterleven inwijden. Ze was haar tijd ver vooruit. Ze wilde Hebreeuws leren, want dat was immers de taal die Jezus zelf gesproken had. Op die manier zou ze Hem nog beter leren kennen en nog meer kunnen beminnen. Maar ze was ook modern door het feit dat ze herhaaldelijk werd overvallen door inktzwarte geloofstwijfels.
Ze leefde in haar gebed intens mee met de missionarissen in verre landen. In het twaalfde hoofdstuk van Paulus’ eerste Korintiërsbrief las ze dat ieder lid van de kerk een eigen taak heeft, net zoals ieder lichaamsdeel. Het oog kan niet tegen het oor zeggen: “Ik heb je niet nodig.” Alles heeft zijn plaats en samen vormen ze het ene lichaam.
“Maar”, schrijft Thérèse, “ik wil juist wel alles tegelijk zijn.” Het antwoord op haar moeilijkheid vond ze in het vervolg van Paulus’ brief. Hij schrijft dat alles bijeengehouden wordt door de liefde. “Want zonder de liefde zou geen apostel nog het evangelie verkondigen, geen martelaar zou nog zijn leven geven enz.” Dat wilde ze zijn: de liefde die vanuit het hart alle ledematen doorstroomt.
Op 29 april 1923 werd Theresia zalig verklaard. Haar heiligverklaring volgde op 17 mei 1925. In 1997 werd Theresia, als derde vrouw in de geschiedenis, door paus Johannes Paulus ll tot kerkleraar uitgeroepen. Haar leven is in verschillende boeken beschreven. Een bekende uitspraak van haar is: “Ik wil het rozen [= zegeningen] laten regenen op aarde”. Daarom wordt ze afgebeeld als karmelietes die een crucifix en rozen tegen de borst houdt. Ze werd de patrones van missionarissen en het missiewerk. Ze is ook patrones van Frankrijk en Rusland.
Ze wordt ‘de kleine Theresia’ genoemd om haar te onderscheiden van de ‘grote’ Theresia van Avila.
De kleine weg van de kleine Theresia.
Op haar ziekbed was ze soms ten prooi aan de zwartste geloofstwijfels. Zo was ze. Elk gevoel drong diep haar ziel binnen; doorleefde ze; ook de negatieve.
“Als je eens wist welke afschuwelijke gedachten in mij rondspoken. Het zijn die materialistische redeneringen die zeggen: ‘Wacht maar af, als de wetenschappen nog wat verder zijn, zal overal een natuurlijke uitleg voor te vinden zijn; voor alles bestaat een gewone verklaring. Nu weten we nog niet alles, maar ooit zullen we dat allemaal ontdekken… enz.”
Dergelijke gedachten omschrijft ze zelf als een zwart gat. Ze is zelfs bang dat ze in haar geloofstwijfel God beledigt en heiligschennis pleegt. Niets blijft haar over dan het besef heel klein te zijn en volkomen aangewezen op Gods liefde die ze soms geruime tijd niet voelt; er blijft haar niets anders over dan er zwart in te geloven.
preview en aankoop boek “De Openbaring “:
http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget