Categorie: religie
.
.
Drie waardevolle lessen uit Ezechiël
.
Het Bijbelboek met de profetieën van Ezechiël is redelijk omvangrijk, 48 hoofdstukken. Sommige gedeelten uit Ezechiël zijn behoorlijk bekend, denk maar eens aan de profetie over het dal van de doodsbeenderen (37:1-14) en aan het beeld van de tempelbeek (47:1-12). Toch is een groot deel van het Bijbelboek nogal onbekend bij christenen. Belangrijke redenen daarvoor zijn dat oordeel een grote rol speelt bij Ezechiël en dat zijn toekomst profetieën lastig te begrijpen zijn. Toch valt er heel wat te leren van deze profeet. Hij toont ons aspecten van wie God is die soms wat ondergesneeuwd dreigen te raken.
.
.
.
.
1. De heerlijkheid van God
.
De heerlijkheid van God, omschreven als ‘stralende verschijning’, speelt door het hele Bijbelboek heen een belangrijke rol. Dat begint al bij de roeping van Ezechiël als profeet in hoofdstuk 1. In een machtig visioen ziet hij eerst de cherubs die God dienen (hij beschrijft hen in 1:5-25), hoewel hij pas in 10:20 begrijpt dat het cherubs zijn. Daarna ziet hij boven hun hoofden God in Zijn heerlijkheid, gezeten op de troon (1:26-28). De beschrijving van de cherubs is uitgebreider dan die van God, en we zouden ons af kunnen vragen waarom. Mogelijk kan Ezechiël door alle glans niet veel zien, maar vermoedelijk wil hij uit ontzag geen overbodige woorden gebruiken ten aanzien van de heilige verschijning van God. Ook op andere plaatsen in de Bijbel wordt de verschijning van God terughoudend beschreven, zie met name Exodus 33:18-23. Juist in het minimale legt de beschrijving dus de nadruk op Gods onmetelijke grootheid.
De heerlijkheid van God staat in schrille tegenstelling tot het kwaad en confronteert mensen met hun zondigheid. In het visioen van hoofdstuk 8-11 ziet Ezechiël opnieuw de heerlijkheid van God. Ezechiël wordt meegenomen naar de tempel in Jeruzalem en ziet de verschrikkelijke zonden die daar begaan worden. Dit kan en mag God niet tolereren. Hoofdstuk 9 is een beschrijving van de straf, maar hoofdstuk 10 laat iets zien dat nog verbijsterender en ingrijpender is: Gods heerlijkheid gaat vertrekken uit de tempel en Jeruzalem. Het verdwijnen van Gods heerlijkheid uit Israël toont aan dat God het volk verlaat. God zegt als het ware: “Dit is Mijn volk niet meer.” In 11:22-25 verdwijnt Gods heerlijkheid definitief uit Jeruzalem, maar gelukkig is er toch nog hoop. God gaat verder met degenen die al in ballingschap zijn, nadat Hij hen gereinigd zal hebben (11:16-21).
Tegen het einde van het boek, in hoofdstuk 43, keert Gods heerlijkheid naar de tempel terug. Dit laat zien dat er herstel komt en dat de nieuwe situatie beter zal zijn dan de oude. Schrikbarend is dat het herstel niets te maken heeft met een verbetering van de kant van mensen, het is God die het herstel voor honderd procent bewerkt. Motieven hiervoor die bij andere profeten naar voren komen zijn Gods trouw aan de belofte die Hij Abraham heeft gedaan (Micha 7:20) en zijn liefde (Hosea 11:7-9). In Ezechiël wordt een andere beweegreden van God benadrukt: de heiliging van Zijn naam. Daarom ook zien we bij Ezechiël regelmatig de uitdrukking ‘weten dat Ik de Here ben’ (zie bijvoorbeeld 36:23 en 36:38).
.
.
.
.
2. Innerlijke vernieuwing bij de mens
.
We zagen al dat de goede toekomst die God wil geven niets te maken heeft met wat voor menselijke inspanning of prestatie ook. Alleen de Geest van God geeft innerlijke vernieuwing: Ik zal zuiver water over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van al jullie afgoden. Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, Ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie mijn Geest geven en zorgen dat jullie volgens mijn wetten leven en mijn regels in acht nemen. (36:25-27)
Dit principe is niet alleen belangrijk voor de volksgenoten van Ezechiël die hem hoorden profeteren, het is ook belangrijk voor ons. Paulus past het in 2 Korintiërs 3:1-6 toe op zichzelf, zijn medewerkers en de lezers van zijn brief. Als we ons bewust zijn dat elke positieve verandering in ons het werk is van de Geest van God, bewaart ons dat voor trots.
.
3. Het herderschap van God
.
Ezechiël 34 is een onheilsprofetie tegen de leiders van Israël, die met herders worden vergeleken. Ze hebben zichzelf bevoordeeld ten koste van de gewone en zwakke mensen. De profetie ontwikkelt zich heel mooi tot juist een heilsprofetie voor Gods volk: God zelf zal voor de Israëlieten zorgen als een herder voor zijn schapen. Nadat God beschreven heeft hoe Hij zijn schapen liefdevol zal verzorgen, kondigt Hij aan dat Hij zijn volk een nieuwe herder zal geven: David, zijn dienaar (34:23). Samen met Psalm 23 is deze profetie een prachtige achtergrond voor Christus, die zichzelf openbaart als de goede herder (Johannes 10).
.
.
.
.
preview en aankoop boek “De Openbaring “:
http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget
.
.