categorie : kamerplanten en bloemen
Goed te herkennen aan
– de zachtroze rozen; de oudere bloemen zijn witter en
– de gladde takken met alleen haakvormige gebogen doorns en
– de blaadjes die bij kneuzing niet geuren
Algemeen
Hondsroos is een dichte, struikvormige plant met overhangende takken, die groeit op vochtige tot droge, voedselrijke grond in heggen, struikgewas, loofbossen en uiterwaarden. Ze komt zeer algemeen voor en wordt ook aangeplant. Ze kan tot 3 meter hoog worden.
Bloem
Hondsroos bloeit in juni en juli met zachtroze bloemen. Alleen het buitenste gedeelte van de hartvormige kroonbladen is zachtroze, de basis is wit. Bij oudere bloemen verdwijnt de roze kleur nagenoeg, die lijken bijna helemaal wit.
Bladeren en takken
De bladeren bestaat uit 5 tot 7 deelblaadjes. Ze kunnen kaal of behaard zijn, maar geuren bij wrijving niet, in tegenstelling tot de bladeren van egelantier. De takken zijn groen, soms roodachtig aangelopen en hebben verspreid staande grote, haakvormig gebogen doorns. Verder zijn ze kaal.
Toepassingen
Hondsroos kent vele toepassingen. De bloemblaadjes, rozebottelschillen en zaden worden voor medicinale doeleinden gebruikt. De schil van de bottels, die veel vitamine C bevat, wordt ook gebruikt voor het maken van jam en sap en vanwege de smaak vaak toegevoegd aan kruidenthee. De overige delen van hondsroos worden in de volksgeneeskunde gebruikt als urinedrijvend middel bij blaas- en nierproblemen en als mild laxeermiddel.
Vergelijkbare soorten
: : : : : : : |
kaneelroos : 2 rechtafstaande stekels aan de voet van de bladsteel.
![]() kaneelroos
rimpelroos : oranje-rode bottels breder dan hoog (kleine “tomaatjes”).
bosroos : kaal, geen doorns of stekels.
![]() bosroos
egelantier :appelachtige geur bij wrijving van het blad.
![]() egelantier
hondsroos : grote haakvormige doorns op verder kale takken.
viltroos : aan beide zijden behaarde bladeren, onderkant viltig.
![]() viltroos
duinroos : donkere, bruinachtig paarse tot zwartachtige bottels.
![]() duinroos |
Algemeen
– rozenfamilie (Rosaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 1 tot 3 meter
Bloem
– zachtroze tot bijna wit
– juni en juli
– gesteeld alleenstaand
– stervormig
– 4,5 tot 5 cm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– meer dan 20 meeldraden
– meer dan 20 stijlen
Blad
– verspreid
– oneven veervormig samengesteld
– deelblaadjes :
– langwerpig tot eirond
– top spits
– rand enkel of dubbel gezaagd
– voet afgerond
– veernervig
– wisselende beharing
– niet geurend bij wrijving
Stengel
– overhangend of rechtop
– kaal met doorns
– rolrond
zie wilde bloemen