categorie : Hildegard von Bingen
.
.
.
.
Veertiende Miniatuur: Vijfde visioen van het Tweede Boek
.
Deze prediking en strijd voor het celibaat in de Kerk, ingezet door Paus Gregorius VII, vormt één der basisgegevens van het hele boek Scivias. Hildegard weidt uitvoerig uit over alle aspecten en bijzonderheden, welke zij ziet in het grootse beeld van de Kerk. Omdat de uitleg 69 kapittels bevat is het voor de miniaturist onmachtig die veelheid in beeld te brengen. Daarom heeft hij zijn toevlucht gezocht in de grootst mogelijke soberheid.
Van de gedetailleerd beschreven versieringen van de maagden vinden we niets in de miniatuur. Daar de tekst vaag is gebleven over de vormgeving van de Kerk en haar kleding (omdat Hildegard verblind is geweest door de grootsheid van het mysterie), heeft de kunstenaar de figuur van de Kerk wel met schitterend goud versierd, maar verder geen enkel detail aangegeven. Men ziet slechts de omtrekken van de afhangende mouwen, de handen en de vingers zijn vaag uitgebeeld.
Vanaf het middel tot de knieën (ook hier is het benedendeel van het lichaam niet afgebeeld) heeft de miniaturist niet alleen alle gegevens vereenvoudigd maar deze in de vorm van een schets gelaten. Men onderscheidt hier geen enkele begrijpelijke vorm meer, doch slechts verzilverde vlekken of wolken. Deze wolken symboliseren de lekenstand en geven Hildegard de gelegenheid in haar uitleg uitvoerig in te gaan op het sacrament van het Huwelijk. Duidelijk speelt het mysterie van het huwelijk zich voor haar af in de geest van geloof dat door de miniaturist met zilver wordt aangeduid.
Naast de zilverkleurige rok zien we twee banen die tussen de mouwen en het lichaam vanaf de oksels tot beneden toe lopen. Deze zijn onbeschilderd waardoor de kleur van het perkament zichtbaar wordt. Dit versterkt in hoge mate de eerste indruk van onvoltooidheid die vooral in de benedenhelft van deze miniatuur op ons afkomt. Waarschijnlijk is hier sprake van een opzettelijke onafgewerktheid die ten doel heeft het heilloze van het ongeloof duidelijk te maken.
Volgens de tekst rijst een diepe duisternis van beneden af tegen de Kerk omhoog. We hebben het ongeloof dat strijd voert tegen de maagdelijkheid. Dit ongeloof valt bij Hildegard samen met het kwaad van de duivel. Men zou verwachten dat dit kwaad simpelweg met zwart aangegeven zou worden. Maar de miniaturist gaat in de geest van Hildegard nog een stap verder. Voor haar is het kwaad de grote onwerkelijkheid, de absolute ontkenning tegenover het geloof. Daarom is het kwaad hier aangegeven door de afwezigheid van iedere kleur.
Dit is een heel emotionele benadering en uitdrukkingswijze van het mysterie van de ongerechtigheid, van het kwaad en het ongeloof. Deze afschuw voor het ongeloof kwam voort uit haar grote liefde voor de maagdelijkheid en de belangrijkheid hiervan voor het leven van de Kerk. Om deze reden ontdekken we dan ook in deze miniatuur een grote tegenstelling tussen de vage tekening van de hoofdfiguur en de kleurrijke uitbeelding van het kleine groepje in het hart van de Kerk. Hier zijn de gezichten fijn getekend en de plooien van de kleding soepel uitgewerkt en ook de houdingen zijn zeer expressief.
Het kleine meisje stelt de maagdelijkheid voor. Zij lijkt met haar gespreide haren, de ten hemel geslagen ogen en als in extase geheven armen een vaart naar het bovennatuurlijke uit te drukken. Het is dat enthousiasme dat aan de zielen de inspiratie geeft om triomfantelijk alle aardse vreugden los te laten.
De maagdelijkheid staat daar geflankeerd door een stoet van zielen. Vooraan staan godgewijde maagden met sluiers en achter haar bisschoppen met mijters. De maagden hebben loshangend haar, kronen op het hoofd en in haar handen dragen ze gouden vruchten. De bisschoppen dringen achter haar op en zijn in wijde kazuifels gekleed. Allen, zowel de bisschoppen als de maagden, houden handen en blikken gericht naar de maagdelijkheid. Zo drukt de maagdelijkheid duidelijk hun gemeenschappelijk verlangen naar het eeuwig leven uit.
Het gaat om leven, vreugde en licht in deze magnifieke en zachte voorstelling van het Priesterschap en de Maagdelijkheid. Dit is ook de betekenis van de gouden vlammen die ontsnappen aan het hart van de Kerk, van haar wijd uitgestrekte handen, van haar ogen zo groot en helder en van haar gezicht dat de heldere wetenschap van haar wezen straalt. De maagdelijkheid maakt dezelfde gebaren als de Kerk en vormt zich geheel naar haar.
De enthousiaste beschrijving van de bijna abstracte voorstelling van de Kerk is ontleend aan Dom Baillet. Bedenken we wel, dat hij dit schreef in de jaren dat het academisme nog hoogtij vierde. Hieruit blijkt dat Dom Baillet, overleden in 1913, zijn tijdgenoten ver vooruit was, zowel in het begrijpen van de mystieke betekenis van de visioenen van Hildegard als van de artistieke waarde van deze miniaturen.
.
.
.
.
preview en aankoop boek “De Openbaring “:
http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget
.
.