Tagarchief: oktober

Aardpeer : Helianthus tuberosus

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine zonnebloem-achtige bloemenhoofdjes met
– omwindsel bladen langer dan de breedte van het omwindsel én
– de late bloeiperiode; oktober – november én
– de hoogte van de plant; tot wel 2,40 meter

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Aardpeer is een opvallende, hoge, behaarde plant van het najaar. Ze komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika. In de Lage Landen is ze ingeburgerd tussen 1900 en 1924, waar ze sinds jaren dichte bestanden vormt. Ze is zeld-zaam, maar wel toenemend. Ze groeit op natte, zeer voedselrijke grond in oever ruigten en in bermen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Aardpeer bloeit laat in de herfst; in oktober en november. De alleenstaande bloemenhoofdjes lijken wat op kleine zonnebloemen. Ze hebben gele straalbloemen. Het hart is ook geel, maar wat donkerder. Dat komt ook door de donkerbruine, bijna zwarte meeldraden, die om de stijl zitten als een kokertje. De lancetvormige omwindsel blaadjes zijn even lang als of langer dan het omwindsel breed is en ze staan geheel of gedeeltelijk af.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

Volgens Heukels zijn de bovenste bladeren niet veel kleiner dan de onderste. Toch vind ik de allerbovenste bladeren wel veel kleiner. De bladeren staan verspreid langs de stengel en zijn kort behaard. Ook de stengels zijn kort behaard en rolrond, soms bovenaan gegroefd.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

De ondergrondse knollen van aardpeer hebben een nootachtige smaak, die zoeter wordt als het een keer gevroren heeft. Ze hebben een dunne schil, hoeven daarom niet geschild te worden. Ze kunnen zowel rauw als gekookt gegeten worden. De knollen bevatten verschillende stoffen, waardoor aardpeer toepasbaar is bij suikerziekte, prikkelbare darmsyndroom, obstipatie en diarree.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Aardpeer wordt ook wel topinamboer, knolzonnebloem of Jeruzalem-artisjok genoemd.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Slipbladige rudbeckia heeft gedeelde bladeren en een kegelvormig hart. Stijve rudbeckia is geheel ruw behaard, zoals aardpeer, maar wordt half zo hoog én de bloemenhoofdjes hebben een donkerbruin hart. Stijve zonne-bloem bloeit eerder en heeft kortere omwindsel bladeren.

 

 

slipbladige rubeckia

.

 

 

stijve rubeckia

.

 

 

stijve zonnebloem

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)

– overblijvend
– zeldzaam
– 1,20 tot 2,40 meter

Bloem
– geel
– oktober en november
– hoofdje
– lang gesteeld, alleenstaand
– 4 tot 8 cm

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– eirond tot langwerpig
– top spits
– rand getand
– voet aflopend
– veernervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– ruw behaard
– bovenaan vertakt
– rolrond

zie wilde bloemen

 

.

 

.

 

 

 

Smalle aster : Aster lanceolatus

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

.

 

.

 

Goed te herkennen aan
– de op madeliefjes lijkende, witte of zacht lila bloemhoofdjes
– in een pluim-vormige bloeiwijze
– aan struik-vormige, grote bestanden vormende plant

 

.

 

.

 

 

Algemeen

 

Smalle aster is een uit Noord-Amerika afkomstige aster, die als sierplant in Europa is ingevoerd. Tegenwoordig zie je haar meer in het wild dan in siertuinen en daarom wordt ze als ingeburgerd beschouwd. Ze is plaatselijk al-gemeen voor komend in de Lage landen. Door ondergrondse uitlopers kan smalle aster zich in korte tijd sterk uitbreiden en groeit daardoor vaak in grote bestanden. Ze wordt 50 tot 120 cm hoog en groeit op natte tot vochtige, voedselrijke grond aan rivier- en kanaaloevers, en langs spoorwegen.

.

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf augustus tot en met oktober. De hoofdjes staan in een pluim-vormige bloeiwijze. Ze hebben witte of licht lila gekleurde straalbloemen en in het hart gele buisbloemen. Van oudere bloemhoofdjes worden de buisbloemen rozerood.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn langwerpig, verwijderd scherp gezaagd en hebben een aflopende, soms iets geoorde voet. Ze zijn niet half stengelomvattend, zoals de bladeren van gladde aster en Nieuw-Nederlandse aster. De rand van de bovenste bladeren is nagenoeg gaaf. De blaadjes in de bloeiwijze zijn lijnvormig en aanzienlijk kleiner.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Naast smalle aster wordt er in flora’s en op internet ook gesproken over kleine aster (Aster tradescantii). Beide planten lijken zo sterk op elkaar dat volgens Heukels ze niet duidelijk in 2 groepen te splitsen zijn. Volgens de Flora van Weeda is kleine aster in alles wat kleiner (en dan hebben we het over millimeters) en heeft ze geen geoorde bladeren.

Twee andere asters, gladde aster (Aster laevis) en Nieuw-Nederlandse aster (Aster novi-belgii) zijn ook afkomstig uit Noord-Amerika en worden als sierplant in tuinen gekweekt. De eerste verwildert zelden, de tweede vaker.

En tot slot zijn er nog de speciaal voor de tuin gekweekte herfstasters (Aster x versicolor). Ze lijken het meest op gladde aster, maar missen de blauwgroene kleur. Ook de herfstasters verwilderen vaak vanuit tuinafval.

De verwilderde asters vormen onderling kruisingen. Omdat ze veel op elkaar lijken en door de vorming van kruisingen blijft het lastig om asters juist te determineren.

.

 

kleine aster

.

 

.

smalle aster : geen stengelomvattende bladeren, soms wel iets geoord

 

 

smalle aster

 

 

 

 

.

gladde aster : middelste en bovenste bladeren duidelijk half stengelomvattend, blauwgroen, tuinplant, zelden verwilderd

 

 

gladde aster

 

 

 

 

Nieuw-Nederlandse aster : middelste en bovenste bladeren duidelijk half stengelomvattend, niet blauwgroen, tuinplant, vaak verwilderd

 

 

Nieuw-Nederlandse aster

 

 

 

zomerfijnstraal : straalbloemen zijn talrijker en smaller dan bij de asters, staan in meerder rijen. Ook zijn de omwindselblaadjes nauwelijks wisselend in lengte en vallen daarom ook niet dakpansgewijs over elkaar heen.

 

 

zomerfijnstraal

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– plaatselijk algemeen tot zeldzaam
– meestal verwilderd
– 50 tot 120 cm

Bloem
– wit of zeer licht gekleurd
– vanaf augustus t/m oktober
– hoofdje
– 12 tot 20 mm
– witte straalbloemen
– gele buisbloemen

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– langwerpig of lancetvormig
– top spits
– rand verwijderd gezaagd
– voet aflopend, soms geoord
– veernervig

Stengel
– rechtop
– verspreid kort behaard
– soms paarsrood aangelopen
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

.