Tagarchief: zandgrond

Korenbloem : Centaurea cyanus

Standaard

categorie ; kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de helder blauwe, eindstandige bloemhoofdjes met
– trompetvormige, stralende buitenste bloemen

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Korenbloem is een eenjarige plant van 30 tot 60 cm hoog. Ze komt vrij zeldzaam voor in de Lage landen en komt op de rode lijst voor als gevoelig. Ze groeit op open plaatsen met droge, voedselrijke zandgrond in graanakkers en bermen. Ook wordt ze uitgezaaid, dan vaak in afwijkende kleuren (roze en wit) of met dubbele randbloemen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Korenbloem bloeit vanaf juni tot en met augustus met helder blauwe (soms roze of witte) bloemhoofdjes, die bestaan uit een aantal grote, wijd trompetvormige, onregelmatig 5-9 spletige randbloemen en in het hart violette buisbloemen met een 5-tandige zoom.

De randbloemen zijn onvruchtbaar en dienen alleen om het bloemhoofdje aantrekkelijker te maken voor insecten. De bloemen in het hart zijn rijk gevuld met nectar en hebben tot een kokertje vergroeide meeldraden, waaruit de stijl omhoog komt. De bloemhoofdjes staan alleen aan het einde van de stengels en zijstengels.

De blaadjes van het onder het bloemhoofdje zittende eironde omwindsel hebben een vliezige bruin of witachtige rand, die franje-achtig is ingesneden. De binnenste omwindselblaadjes zijn vaak paars aangelopen. Het omwindsel blijft door de verdroogde bloemenhoofdjes geheel gesloten tot de vruchten rijp zijn en als er dan droog weer komt, opent het zich om de vruchten vrij te laten.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De onderste bladeren zijn veerspletig, de bovenste lancetvormig, maximaal 5 mm breed. Stengels en bladeren zijn spinnenwebachtig behaard.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

In de volksgeneeskunde wordt ze gebruikt voor haar urine drijvende werking, tegen maag- en darmstoornissen en als compres voor brandende rode ogen.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Korenbloem was een karakteristieke bloem van graanakkers, waar ze samen met klaprozen in de voorzomer bloeide. Door zaad-opschoning en intensieve onkruidbestrijding is ze daar zo goed als verdwenen. Je komt korenbloem nog het meest tegen in bermen, vaak uitgezaaid in “wilde-plantenmengsels”.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– eenjarig
– vrij zeldzaam
– 30 tot 60 cm

Bloem
– blauw (soms wit of roze), in het hart   violet
– vanaf juni t/m augustus
– hoofdje, alleenstaand
– buisbloemen
– tot 3 cm

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– onderste veervormig ingesneden
– bovenste lancetvormig, max. 5 mm   breed
– top spits
– rand gezaagd
– 1-nervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– gegroefd

 

 

 

 

 

 

 

 

Advertentie

Klein tasjeskruid ; Teesdalia nudicaulis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-teesdalia_nudicaulis1_ef

 

 

 

Goed te herkennen aan
– het trosje witte bloemen met ongelijke kroonbladen
– aan de einde van de stengel en
– de vorm van de vruchtjes

 

 

klein_tasjeskruid_01

 

 

 

Algemeen

 

Klein tasjeskruid is een klein eenjarig plantje van 3 tot 20 cm hoog. Ze groeit op open, droge zandgrond en komt algemeen voor op de hoge zandgronden in de Lage Landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Klein tasjeskruid bloeit vanaf april tot en met juni, soms weer in augustus/september. De bloemetjes zijn wit en staan in een tros aan het einde van de stengel. Ze hebben vier kroonblaadjes, waarvan de buitenste twee groter zijn dan de binnenste. Door de buitenste stralende bloemen valt het plantje meer op en trekt daardoor beter insecten aan. Alle bloemen in de bloeiwijze zijn stralend, want elk bloemetje komt op een gegeven moment aan de buitenkant van de bloeiwijze te staan doordat de bloeistengel zich tijdens de bloei verlengt.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De plant kiemt in de winter. Daarna vormt ze een platte rozet van enkelvoudige, veervormig ingesneden bladeren. De middelste stengel is bladloos, eventuele andere stengels uit hetzelfde rozet kunnen één of meer kleinere blaadjes hebben.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Klein tasjeskruid lijkt op afstand wat op herderstasje, maar is tengerder en de vruchtjes zijn niet driehoekig, maar uitgerand ei-rond.

 

Naast herderstasje zijn er nog 5 andere (zeer) algemeen voorkomende, vroege voorjaarsbloeiers met 4-tallige, kleine witte bloemetjes en een bladrozet.

 

 

 

herderstasje : driehoekige vruchten.

 

 

 

 

 

 

vroegeling : gespleten kroonbladen en brede, platte vruchten, rozetbladeren gaaf of getand.

 

 

 

 

 

 

zandraket : lange, smalle, schuin afstaande vruchten, rozetbladeren gaaf of getand.

 

 

 

 

 

 

 

kleine veldkers : lange, smalle, rechtop staande vruchten, die boven de bloemen uitkomen, rozetbladeren veervormig.

 

 

 

 

 

 

 

bosveldkers : lange, smalle, rechtop staande vruchten, die niet of nauwelijks boven de bloemen uitkomen, rozetbladeren veervormig.

 

 

 

 

 

 

 

klein tasjeskruid : ongelijke kroonbladen, eironde, platte, haaks afstaande vruchten, rozetbladeren veervormig.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

kruisbloemenfamilie (Cruciferae)
– eenjarig
– algemeen voorkomend op   zandgronden
– 3 tot 20 cm

Bloem
– wit
– vanaf april t/m juni
– hoofdje
– stervormig
– 3 tot 4 mm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– rozet
– enkelvoudig
– veervormig ingesneden
– top stomp
– rand gaaf
– veernervig

Stengel
– rechtop
– niet behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Boekweit : Fagopyrum esculentum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de grote pijl- of hartvormige bladeren en
– de losse aarvormige trossen witte bloemetjes en
– de donkere vruchtjes, die qua vorm op beukennootjes lijken

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Boekweit is geen inheemse wilde plant, maar een eenjarig landbouwgewas, oorspronkelijk afkomstig uit Midden- en Oost-Azië. Vroeger werd boekweit verbouwd op schrale zandgrond. Ten opzichte van de huidige gewassen is de opbrengst te laag om verbouw lonend te maken en wordt ze alleen nog gebruikt als nectarplant voor honingbijen, zit ze in zaaimengsels en in vogelvoer.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Boekweit bloeit vanaf juni tot en met augustus met kleine witte of roze bloemetjes, die gegroepeerd zitten in losse pluimen in de bladoksels en aan het einde van de stengel. De bloemetjes hebben 5 bloemdekbladen, geen aparte kroon- en kelkbladen.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn groot, pijl- of hartvormig, meestal iets langer dan breed. De stengel is roodachtig.

 

 

 

 

 

Vrucht

 

Voordat de bloei ten einde is zijn er al rijpe vruchtjes. Ze zijn driehoeking en lijken sterk op kleine beukennootjes. Elk vlak heeft scherpe randen, in tegenstelling tot Franse boekweit, waarvan de vruchtjes getande randen hebben. De vruchtjes zijn 2x zo lang als het (nog niet verdroogde) bloemdek. De vruchtjes van Franse boekweit zijn 3x zo lang als het bloemdek.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

boekweit : wit of roze bloemdek, vruchtjes scherp driehoekig en twee maal zo lang als het bloemdek.

 

Franse boekweit : groen bloemdek, vruchtjes getand driehoekig en drie maal zo lang als het bloemdek.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

duizendknoopfamilie (Polygonaceae)
– eenjarig
– schaars landbouwgewas
– 15 tot 60 cm

Bloem
– wit of roze
– vanaf juni t/m augustus
– aarvormige tros
– stervormig
– 5 tot 7 mm
– 5 bloemdekbladen, niet vergroeid
– 8 meeldraden
– 3 stijlen

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– pijl- of hartvormig
– top spits
– rand gaaf of gegolfd
– voet pijl- of hartvormig
– hand-/netnervig

Stengel
– rechtop
– aan 1 kant behaard
– roodachtig
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Liggende asperge : Asparagus officinalis subsp. prostratus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

liggende-asperge-15521987

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine, licht geelgroene, klokvormige, hangende bloemetjes en
– de lijnvormige “bladeren” aan
– een sterk vertakte, struikvormige plant

 

 

asparagus_postratus_cantabria_berry_ph2004_i_legarra

 

 

 

Algemeen

 

In de Lage Landen komen twee soorten asperge voor : asperge en liggende asperge. De eerste soort wordt ook als groente gekweekt. Asperge en liggende asperge behoren tot de oorspronkelijke flora van de Lage Landen. Omdat asperge al eeuwen lang verbouwd wordt als groente is het niet altijd vast te stellen of een in de natuur voorkomende aspergeplant oorspronkelijk wild dan wel een ontsnapte cultuurplant is. Men neemt aan dat de exemplaren langs de rivieren en in de duinen wilde planten zijn.

Asperge is algemeen voorkomend en groeit op droge tot vochtige, vaak geroerde zandgrond in duinstruikgewas, rivier begeleidende ruigten, grindbanken en aan oevers. Liggende asperge groeit op open plaatsen met droge, kalkrijke, grazige zandgrond in de duinen, vooral nabij bebouwing.

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

Bloem

 

Beide asperge-soorten zijn overblijvende, sterk vertakte, struikvormige planten, die tot 2 meter hoog kunnen worden en bloeien van mei tot en met juli met kleine, klokvormige, licht geelgroene, hangende bloemetjes.
Asperge is tweehuizig. Dat betekent dat een bloem mannelijk of vrouwelijk is en er aan een plant maar 1 soort bloem zit; er zijn mannelijke en vrouwelijke aspergeplanten.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De naaldvormige “blaadjes” zijn geen blaadjes maar takjes. De eigenlijke bladeren zijn de kleine, schubvormige, driehoekige vliezen, die onderaan de stengel wat groter zijn en daar duidelijker zichtbaar. In de herfst wordt de plant strokleurig en kleuren de bessen mooi oranjerood.

 

 

 

 

 

Insecten

 

De kleurrijke aspergehaantjes of aspergekevertjes (Crioceris asparagi) kunnen grote schade aanrichten. Zowel de volwassen kevers als de larven eten de groene delen van asperge en kunnen zo een hele plant kaal eten. Aspergetelers zijn daar uiteraard niet blij mee en bestrijden de kevers direct. De kevers zetten zwarte eitjes af loodrecht op de verschillende delen van de plant. Binnen een week komen de eitjes uit en zit de plant vol met grijze larven.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

aspergefamilie (Asparagaceae)
– overblijvend
– algemeen tot zeer  zeldzaam
– 0,2 tot 2 meter

Bloem
– licht geelgroen
– vanaf mei t/m juli
– alleenstaand
– klokvormig
– 4 tot 6,5 mm
– 6 bloemdekbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– schubvormig
– top spits
– rand gaaf
– vliezig

Stengel
– rechtop of liggend
– kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

asperge1liggende

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

JOHN ASTRIA

Vergeten wikke : Vicia sativa subsp. segetalis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_9758-gr-vergeten-wikke

 

 

Goed te herkennen aan
– de helder roze vlinderbloemen,
– die alleenstaand of met 2-4 in de bladoksels staan en
– waarvan de zwaarden duidelijk donkerder gekleurd zijn dan de vlag
– en de samengestelde bladeren met vertakte rank

 

 

img_9745-gr-vergeten-wikke

 

 

 

Algemeen

 

Vergeten wikke is eenjarig en komt zeer algemeen voor op grazige zandgrond en in akkers. Vergeten wikke wordt 10 tot 100 cm hoog. Ze is verspreid behaard.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf mei tot en met juli. De bloemen staan alleen of met 2-4 in de bladoksels. Ze hebben een heel kort steeltje en zijn helder roze. De zwaarden zijn duidelijk donkerder van kleur dan de vlag.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren hebben kleine steunblaadjes met klieren, die bij zonnig weer nectar produceren, waar vooral mieren op afkomen. De deelblaadjes van de bovenste bladeren zijn smaller dan die van de onderste bladeren. De overgang gaat geleidelijk. Ze zijn in of boven het midden het breedst (3-6 mm). De stengels zijn slap en de plant vindt door middel van de ranken steun bij omringend gras, soortgenoten of andere planten. De ranken zijn vertakt en zitten aan het uiteinde van de samengestelde bladeren in het verlengde van de bladspil.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen
– 10 tot 100 cm

Bloem
– helder roze
– vanaf mei t/m juli
– tros
– vlinderbloem
– 1 tot 2 cm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen met gelijke tanden
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– even veervormig
– top rankend
– deelblaadjes :
– smal eirond tot langwerpig
– in of boven het midden het breedst
– zeer kort gesteeld
– top rond met spits uitsteekseltje
– rand gaaf
– voet afgerond
– veernervig
– behaard

Stengel
– klimmend
– weinig behaard

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

JOHN ASTRIA

 Smalle wikke : Vicia sativa subsp. nigra

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

smalle-wikke

 

 

Goed te herkennen aan
– de helder roze vlinderbloemen, die alleenstaand of met 2-4 in de bladoksels staan en
– waarvan de zwaarden nagenoeg dezelfde kleur hebben als de vlag
– en de samengestelde bladeren met vertakte rank

 

 

plant-smalle-wikke

 

 

 

Algemeen

 

Smalle wikke is een eenjarige, zeer algemeen voorkomende plant en groeit op grazige zandgrond.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit van mei tot en met juli met helder roze, kort gesteelde bloemen, die alleen of met 2-4 in de bladoksels staan. De zwaarden en vlag zijn nagenoeg gelijk van kleur. Dit in tegenstelling tot vergeten wikke, waarbij de vlag duidelijk lichter is dan de zwaarden.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stomp vierkantige stengels, die 10 tot 100 cm lang kunnen worden, zijn slap en de plant vindt door middel van de ranken steun bij omringend gras, soortgenoten of andere planten. De ranken zijn vertakt en zitten aan het uiteinde van de samengestelde bladeren in het verlengde van de bladspil. De bladeren hebben kleine steun- blaadjes met klieren, die bij zonnig weer nectar produceren, waar vooral mieren op afkomen. De deelblaadjes van de bovenste bladeren zijn veel smaller dan die van de onderste bladeren. De overgang in breedte is tamelijk abrupt. De overgang in breedte van de deelblaadjes bij vergeten wikke gaat heel geleidelijk.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen
– 10 tot 100 cm

Bloem
– helder roze
– vanaf mei t/m juli
– tros
– vlinderbloem
– 1 tot 2 cm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen met gelijke tanden
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– even veervormig
– top rankend
– deelblaadjes :
– smal eirond tot langwerpig
– in of boven het midden het breedst
– zeer kort gesteeld
– top rond met spits uitsteekseltje
– rand gaaf
– voet afgerond
– veernervig
– behaard

Stengel
– klimmend
– weinig behaard
– stomp vierkantig

zie wilde bloemen

 

 

smalle-wikke

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

mijne kop a4

Pijpbloem : Aristolochia clematitis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

dsc01267uit2

 

 

Goed te herkennen aan
de bundels lichtgele, buisvormige bloemen in de bladoksels

 

 

pijpbloem3

 

 

 

Algemeen

 

Pijpbloem is een overblijvende, lichtgroene, onbehaarde, licht geurende, giftige plant, die groeit op droge, voedselrijke, kalkrijke grond aan heggen en bosranden en op omgewerkte zandgrond, ook op dijkhellingen. Ze heeft een kruipende wortelstok en groeit daardoor meestal in groepen. Ze wordt 30 tot 90 cm hoog. Oorspronkelijk is ze afkomstig uit het Middellandse Zeegebied.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Pijpbloem bloeit in mei en juni met lichtgele, 2 tot 3 cm lange, buisvormige bloemen. Ze staan met 2 tot 8 in de bladoksels op korte stelen. Aan de binnenkant zitten naar beneden gerichte haren, die voorkomen dat een insect uit de bloem klimt, voordat bevruchting heeft plaats gevonden. Na bevruchting gaat de bloem hangen en verslappen de haren, waarna het insect, dat inmiddels vol zit met het stuifmeel, eruit kruipt en een jongere bloem bezoekt, die bevrucht wordt met het stuifmeel van de vorige bloem.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn groot, breed eirond (6-10 cm), lang gesteeld en hebben een diep hartvormige voet. De stengels zijn onvertakt, zigzag gebogen, rond en geribd.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

pijpbloemfamilie (Aristolochiaceae)
– overblijvend
– zeldzaam tot zeer zeldzaam
– 20 tot 90 cm

Bloem
– lichtgeel
– mei en juni
– bundel
– buisvormig
– 2 tot 3 cm
– 1 bloemdek
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– eirond
– top stomp
– rand gaaf
– voet hartvormig
– netnervig

Stengel
– rechtop
– kaal
– niet vertakt
– rond en geribd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Asperge / Liggende asperge : Asparagus officinalis

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

Goed te herkennen aan

– de kleine, licht geelgroene, klokvormige, hangende bloemetjes en
– de lijnvormige “bladeren” aan
– een sterk vertakte, struikvormige plant

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

liggende asperge

liggende asperge

 

 

 

Algemeen

 

Er komen twee soorten asperge voor : asperge en liggende asperge. De eerste soort wordt ook als groente gekweekt. De beide soorten lijken veel op elkaar. De foto met de groene vruchten is van liggende asperge, de andere van asperge.

Asperge en liggende asperge behoren tot de oorspronkelijke flora van de lage landen. Omdat asperge al eeuwen lang verbouwd wordt als groente, is het niet altijd vast te stellen of een in de natuur voorkomende aspergeplant oorspronkelijk wild dan wel een ontsnapte cultuurplant is. Men neemt aan dat de exemplaren langs de rivieren en in de duinen wilde planten zijn.

Asperge is algemeen voorkomend in de duingebieden en in Limburg. Elders is ze plaatselijk vrij algemeen. Ze groeit op droge tot vochtige, vaak geroerde zandgrond in duinstruikgewas, grindbanken en aan oevers.
Liggende asperge groeit op open plaatsen met droge, kalkrijke, grazige zandgrond in de duinen, vooral nabij bebouwing.

 

 

liggende asperge met bessen

 

.

 

Bloem

 

Beide asperge-soorten zijn overblijvende, sterk vertakte, struikvormige planten, die tot 2 meter hoog kunnen worden. Ze bloeien van mei tot en met juli met kleine, klokvormige, licht geelgroene, hangende bloemetjes.
Asperge is tweehuizig. Dat betekent dat een bloem mannelijk of vrouwelijk is en er aan een plant maar 1 soort bloem zit; er zijn mannelijke en vrouwelijke aspergeplanten.

 

 

asperge

 

 

 

liggende asperge

 

 

 

asperge

 

 

 

Blad en stengel

 

De naaldvormige “blaadjes” zijn geen blaadjes maar takjes. De eigenlijke bladeren zijn de kleine, schubvormige, driehoekige vliezen, die onderaan de stengel wat groter en daar duidelijker zichtbaar zijn.
In de herfst wordt de plant strokleurig en kleuren de bessen mooi oranjerood.

 

 

 

 

 

Insecten

 

De kleurrijke aspergehaantjes of aspergekevertjes (Crioceris asparagi) kunnen grote schade aanrichten. Zowel de volwassen kevers als de larven eten de groene delen van asperge en kunnen zo een hele plant kaal eten. Aspergetelers zijn daar uiteraard niet blij mee en bestrijden de kevers direct. De kevers zetten zwarte eitjes af loodrecht op de verschillende delen van de plant. Binnen een week komen de eitjes uit en zit de plant vol met grijze larven.

 

 

aspergekevertje

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Zoals gezegd lijken asperge en liggende asperge erg op elkaar. De verschillen zitten in de stengel en de kleur en de lengte van de takjes. De stengel van liggende asperge is aan de voet geknikt, de takjes zijn grijsgroen en 5 tot 10 mm lang. Asperge heeft een rechtop staande stengel en de groene takjes zijn 5 tot 25 mm lang.

 

 

Algemeen

 

aspergefamilie (Asparagaceae)
– overblijvend
– algemeen tot zeer  zeldzaam
– 0,2 tot 2 meter

Bloem
– licht geelgroen
– vanaf mei t/m juli
– alleenstaand
– klokvormig
– 4 tot 6,5 mm
– 6 bloemdekbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– schubvormig
– top spits
– rand gaaf
– vliezig

Stengel
– rechtop of liggend
– kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

botanische-tekening-gr-asperge

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

Dagkoekoeksbloem

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

dagkoekoeksbloem-100508-242

 

 

Goed te herkennen aan
– helder roze (zelden witte) niet geurende bloemen,
– die overdag open zijn en
– de behaarde stengel en
– de grote, eveneens behaarde bladeren

 

 

geheel1-g-1

 

 

 

Algemeen

 

Dagkoeksbloem is een overblijvende zacht behaarde plant, die 30 tot 90 cm hoog kan worden. De plant groeit op vochtige plaatsen met een pH waarde tussen 6,1 en 7,8, op voedselrijke laagveen-of zandgrond. Enige schaduw is gewenst, maar volle zon is geen probleem wanneer de bodem voldoende vochtig is en blijft. Hoewel de bloemen overdag open zijn, is de plant voor bestuiving grotendeels afhankelijk van nachtvlinders. Het natuurlijke verspreidingsgebied beslaat Europa, West-Azië en in Noord-Afrika in Marocco. De plant is ingevoerd in Noord-Amerika.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Dagkoekoeksbloem bloeit vanaf mei tot en met oktober (november) met helder roze (zelden witte) bloemen. De hoofdbloei valt in mei en juni, maar in de herfst kan een tweede bloei plaatsvinden. De bloemen hebben vijf diep ingesneden kroonbladeren. Op het eerste gezicht lijken het er tien. Ze groeien in losse vertakte bloeiwijzen. De kelkbladen zijn vergroeid tot een kelkbuis. De kelkbuis van de mannelijke bloemen is smaller dan die van de vrouwelijke bloemen.

.

 

 

 

 

Algemeen

 

anjerfamilie (Caryophyllaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen, sommige delen vrij   zeldzaam
– 30 tot 90 cm

Bloem
– helder roze
– vanaf mei tot de herfst (winter)
– bijscherm
– stervormig
– 1,8 tot 2,5 cm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– langwerpig of ei-rond
– top spits
– rand gaaf
– veernervig
– onderste gesteeld
– bovenste zittend of kort gesteeld
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

thome

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Brem.

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-cytisus_scoparius1

 

 

 

Goed te herkennen aan

de altijd groene takken, kleine blaadjes (2 cm), grote gele bloemen en de bezemvorm van de plant

 

 

 

geheel1-g

 

 

 

Algemeen

 

Brem is een zeer decoratieve, struikvormige plant van 0,6 tot 2 meter hoog die bloeit in mei en juni. Brem komt zeer algemeen voor, vooral op zandgrond, heidevelden, in duinen en langs spoordijken. Elders is ze aangevoerd met zand of aangeplant. Ze groeit op allerlei droge, kalkarme, vaak omgewerkte grond.

 

 

 

 

 

Bloem

 

In de oksels van de bladeren groeien de grote gele vlinderbloemen, meestal 1 soms 2. De geurende bloemen hebben 5 kroonbladen waarvan de bovenste de vlag wordt genoemd, de twee zijdelingse heten zwaarden. De kiel wordt gevormd door de twee onderste kroonbladen die aan de rand vergroeid zijn.

Op de vlag van de bloem zit een honingmerk, oranjebruine lijntjes die de bezoekende insecten de weg naar de nectar wijzen. Het is een manier om te zorgen voor bestuiving, want de bloemen bevatten geen nectar.
Van de 10 meeldraden zijn er vier langer, de stijl is opgerold.

De bloem ontploft bij bezoek van de juiste insecten. Dat houdt in dat het insect door zijn gewicht een proces op gang brengt, waarbij de kiel aan de bovenkant open gaat. Zodra die opening tot de helft is gekomen springen de kortere meeldraden uit de kiel en slingeren hun stuifmeel tegen de buik van het insect.

Gaat de kiel nog verder open, dan komt ook de stijl, die als een veer opgeborgen zit in de kiel, naar buiten en slingert zich op de rug van het insect, waar reeds stuifmeel zou kunnen zitten van de langere meeldraden van een vorige bloem. Tegelijkertijd geven ook de langere meeldraden hun stuifmeel af aan het insect.

 

 

 

 

 

Blad en takken

 

De bladeren van brem zijn klein (2 cm) en vallen ook spoedig af. De onderste zijn samengesteld uit drie deelblaadjes en gesteeld. De bovenste zijn enkelvoudig en zittend. Ze zijn aan de onderkant zacht behaard. De beharing loopt iets door over de rand op de bovenkant. De takken zijn groenblijvend en vijfkantig. De oudere takken van de plant zijn rond en met een grijsbruine schors bedekt.

 

 

 

 

 

Toepassing

 

In de kruidengeneeskunde worden de gedroogde takken, bladeren en bloemen van brem gebruikt in preparaten tegen hartritmestoornissen, te lage bloeddruk en aandoeningen van het bloedvatenstelsel.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen
– 60 tot 200 cm

Bloem
– goudgeel
– mei en juni
– vlinderbloem
– vlag 1,5 tot 2 cm lang
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 10 meeldraden
– 1 opgerolde stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig of samengesteld
– smal eirond tot langwerpig
– top spits
– rand gaaf
– voet wigvormig
– 1-nervig
– onderkant zacht behaard

Stengel
– rechtop
– sterk vertakt
– vijfkantig
– groen blijvend

zie wilde bloemen

 

 

botanische-tekening-extragr-brem

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

John Astria