Tagarchief: thee

Slangenkruid : Echium vulgare

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

slangenkruid-110626-1038

 

 

Goed te herkennen aan
– de roze/paarse knoppen en blauwe bloemen
– met meeldraden en stijl ver buiten de bloem stekend en
– de roodbruine knobbels met lange haren op de stengel

 

 

slangenkruid-1

 

 

 

Algemeen

 

Slangenkruid is een behaarde, overblijvende plant van 30 tot 100 cm hoog. Ze groeit op open, droge, kalkrijke, stikstofrijke, vaak omgewerkte grond. In Europa loopt het verspreidingsgebied van Midden-Scandinavië tot Spanje. In Noord-Amerika is de plant ingevoerd.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Slangenkruid bloeit vanaf mei tot en met september. Bij vele ruwbladigen verkleuren de bloemen van roze (in de knop) via paars (grotere knop) en blauwpaars (bloem in volle bloei) naar blauw (verwelkte bloem, een enkele keer tot wit of vleeskleurig. De 5 meeldraden zijn opvallend donker roze/paars en ongelijk van lengte. Evenals de stijl steken ze ver buiten de bloem. De bloeiwijze is een langgerekte pluim, waarin de bloemen in (niet opgerolde) schichten bij elkaar staan. De schichten groeien tijdens de bloei schuin naar boven uit.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels zijn dicht behaard met aanliggende korte haren en afstaande lange haren op roodbruine of witte knobbels. De rozetbladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, in een steel versmallend. De zittende stengelbladeren zijn lancet-tot lijnlancetvormig.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

De wortel is in het verleden gebruikt als basis voor rode verf. Op internet vind je een aantal toepassingen voor inwendig gebruik van slangenkruid, zoals thee gemaakt van de onderste bladeren of toevoegen van jonge blaadjes aan sla.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)
– overblijvend
– algemeen in het duingebied en
plaatselijk in stedelijke gebieden,
elders zeldzaam
– 30 tot 100 cm

Bloem
– verkleurend van roze naar blauw
– vanaf mei t/m september
– pluim, opgebouwd uit schichten
– trechtervormig
– 10 tot 20 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid of rozet
– enkelvoudig
– lancet- tot lijnlancetvormig
– top spits
– rand gaaf, soms golvend
– voet aflopend (in steel)
– hoofdnerf met onduidelijk zijnerven
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– roodbruine knobbels
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Geel nagelkruid : Geum urbanum

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

geel-nagelkruid

 

 

Goed te herkennen aan
– aan de kleine 5-tallige, lang gesteelde, gele bloemetjes met tussen de kroonbladen uitstekende spitse kelkbladen en
– aan de hoofdjes met vruchtjes, die een haakvormige, roodachtige snavel hebben

 

 

25-geel-nagelkruid

 

 

 

Algemeen

 

Geel nagelkruid of gewoon nagelkruid is een in de Benelux vrij algemeen voorkomende, 30-60 cm hoge kruidachtige plant uit de rozenfamilie(Rosaceae). De soort urbanum is afgeleid van het Latijnse woord voor stad, omdat de soort vroeger vooral in de buurt van steden en dorpen voorkwam.

Ze groeit op half beschaduwde plaatsen met vochtige tot droge grond in loofbossen en onder struikgewas, aan slootkanten, op noordhellingen in de duinen en op braakliggende terreinen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Geel nagelkruid bloeit vanaf mei tot en met juli (september) met kleine gele, 5-tallige, lang gesteelde bloemetjes. De ei-ronde kroonbladen zijn ongeveer even lang als de smalle kelkbladen, die tussen de kroonbladen te zien zijn. Na de bloei worden de kelkbladen terug geslagen.

Per bloemetje worden ongeveer 80 vruchtjes gevormd. De vruchtjes hebben een lange snavel met een weerhaakje, waardoor ze makkelijk in de vacht van dieren of aan de kleding van mensen blijven hangen en zo verspreid worden.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels en bladeren zijn behaard. Het stengelblad is samengesteld en bestaat uit drie spitse ruitvormige deelblaadjes en grote, bladachtige steunblaadjes. De wortelbladeren zijn oneven geveerd, bestaan uit 2 tot 4 paar, getande deelblaadjes, die zeer ongelijk van grootte zijn, met kleine tussenblaadjes en een niervormig afgerond, ondiep gelobd topblad.

 

 

 

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Geel nagelkruid wordt al eeuwen als geneeskruid gebruikt en kent vele toepassingen. De wortel bevat een zwak giftige, vluchtige olie, die naar kruidnagels ruikt (vandaar de naam nagelkruid) en die een pijnstillende en antiseptisch werking heeft. In de volksgeneeskunde wordt de olie gebruikt als middel om te gorgelen bij mond- en keelontsteking. In de homeopathie wordt de plant gebruikt bij hevige transpiratie.

Gedroogde wortels en verse, voor de bloei geplukte bladeren van de plant werden vroeger als aftreksel gebruikt tegen maag- en darmstoornissen, diarree, en tegen ontsteking. In de Middeleeuwen werd nagelkruid gebruikt om kruidenwijn uit te brouwen en ook werd het toegevoegd aan bier om te voorkomen dat het zuur zou worden.

Tegenwoordig wordt van de gedroogde plant nog wel thee gemaakt. De bladeren kunnen, mits voor de bloei geplukt, worden gebruikt in salades en soepen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

rozenfamilie (Rosaceae)
– overblijvend
– algemeen tot vrij zeldzaam
– 30 tot 60 cm

Bloem
– geel
– vanaf mei t/m juli (september)
– lang gesteeld alleenstaand
– 8 tot 15 mm
– stervormig
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 bijkelkblaadjes
– meer dan 20 meeldraden
– meer dan 20 stijlen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– wortelbladeren :
– oneven veervormig
– niervormig topblad
– top afgerond
– stengelbladeren :
– 3 ruitvormige deelblaadjes
– grote steunblaadjes
– top spits
– rand getand
– voet wigvormig
– veernervig
– zacht behaard

Stengel
– rechtop
– behaard

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria