Tagarchief: struikgewas

Kleine pimpernel : Sanguisorba minor subsp. minor

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

kleine-pimpernel-jpg_595

 

 

Goed te herkennen aan
de groenige bloemhoofdjes met rode penseelvormige stempels en hangende meeldraden

 

 

1117dc778409fb4694a1347337159cc4

 

 

 

Algemeen

 

Kleine pimpernel is een overblijvende plant van 15 tot 60 cm, oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse Zeegebied. Ze groeit op min of meer droge, kalkhoudende grond in graslanden en bermen, op hellingen en langs struikgewas en op hoger gelegen delen van de uiterwaarden. Kleine pimpernel staat op de rode lijst als zeldzaam en matig afgenomen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Kleine pimpernel bloeit vanaf mei tot en met juli (soms tot de herfst) met kogelronde tot eironde bloemhoofdjes. De bloemen in het hoofdje hebben groene, vaak rood aangelopen bloemdekbladen. De bovenste bloemen in het hoofdje zijn vrouwelijke bloemen met per bloem twee stijlen, die elk een penseelvormige stempel hebben bestaande uit talrijke rode slippen. De onderste bloemen zijn mannelijk met 10 tot 30 hangende meeldraden. De bloemen in het midden van het hoofdje zijn vaak tweeslachtig.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn samengesteld en bestaan uit 9 tot 25 eironde, zittende of kort gesteelde deelblaadjes.

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

rozenfamilie (Rosaceae)
– overblijvend
– vrij zeldzaam
– 15 tot 60 cm

Bloem
– groen, vaak rood aangelopen
– vanaf mei t/m juli
– lang gesteeld hoofdje
– stervormig
– bloemhoofdje 1 tot 2 cm
– 4 bloemdekbladen
– 10 tot 30 hangende meeldraden
– 2 stijlen
– 1 penseelvormige stempel per stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld oneven geveerd
– deelblaadjes langwerpig tot eirond
– top stomp
– rand gezaagd
– veernervig

Stengel

– rechtop
– onderaan behaard, zelden kaal
– rolrond of stomp vierkantig
– vaak voorzien van rode strepen en punten

zie wilde bloemen

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

JOHN ASTRIA

Advertentie

Gewone ossentong : Anchusa officinalis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-anchusa_officinalis_-_harilik_imikas_keila

 

 

Goed te herkennen aan
– de blauwpaarse tot donkerblauwe bloemen met wit behaarde keelschubben en
– de ruwe beharing van de hele plant

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewone ossentong is een overblijvende (meestal tweejarige), ruw behaarde (maar niet stekelige) plant van 30 tot 100 (130) cm hoog. Ze groeit op open, droge, kalkrijke, stikstofrijke, vaak omgewerkte grond, soms op open plaatsen in struikgewas.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Gewone ossentong bloeit vanaf mei tot de herfst met blauwpaarse tot donkerblauwe bloemen, die aan het begin van de bloei in een opgerolde bloeiwijze (schicht) bij elkaar staan. De schichten staan twee aan twee bij elkaar met een topbloem ertussen. Tijdens de bloei groeien de schichten sterk uit. In het midden van de bloem zie je vijf behaarde keelschubben. De meeldraden en stijl zijn korter dan de keelschubben en zijn niet zichtbaar door de beharing van de keelschubben.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bovenste bladeren zijn zittend, de onderste in een steel versmald.

 

 

 

 

 

Toepassing

 

De lange vlezige wortels leveren een rode kleurstof, waarmee textiel geverfd kan worden.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)
– overblijvend (meestal tweejarig)
– vrij tot zeer zeldzaam
– 30 tot 100 (130) cm

Bloem
– blauwpaars tot donkerblauw
– mei tot de herfst
– schicht
– trechtervormig met keelschubben
– 7 tot 15 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– smal langwerpig
– top spits
– rand gaaf
– voet afgerond
– 1-nervig
– ruw behaard

Stengel
– rechtop
– dicht afstaand ruw behaard

zie wilde bloemen

 

 

gewone-ossentong

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria

Geel nagelkruid : Geum urbanum

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

geel-nagelkruid

 

 

Goed te herkennen aan
– aan de kleine 5-tallige, lang gesteelde, gele bloemetjes met tussen de kroonbladen uitstekende spitse kelkbladen en
– aan de hoofdjes met vruchtjes, die een haakvormige, roodachtige snavel hebben

 

 

25-geel-nagelkruid

 

 

 

Algemeen

 

Geel nagelkruid of gewoon nagelkruid is een in de Benelux vrij algemeen voorkomende, 30-60 cm hoge kruidachtige plant uit de rozenfamilie(Rosaceae). De soort urbanum is afgeleid van het Latijnse woord voor stad, omdat de soort vroeger vooral in de buurt van steden en dorpen voorkwam.

Ze groeit op half beschaduwde plaatsen met vochtige tot droge grond in loofbossen en onder struikgewas, aan slootkanten, op noordhellingen in de duinen en op braakliggende terreinen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Geel nagelkruid bloeit vanaf mei tot en met juli (september) met kleine gele, 5-tallige, lang gesteelde bloemetjes. De ei-ronde kroonbladen zijn ongeveer even lang als de smalle kelkbladen, die tussen de kroonbladen te zien zijn. Na de bloei worden de kelkbladen terug geslagen.

Per bloemetje worden ongeveer 80 vruchtjes gevormd. De vruchtjes hebben een lange snavel met een weerhaakje, waardoor ze makkelijk in de vacht van dieren of aan de kleding van mensen blijven hangen en zo verspreid worden.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels en bladeren zijn behaard. Het stengelblad is samengesteld en bestaat uit drie spitse ruitvormige deelblaadjes en grote, bladachtige steunblaadjes. De wortelbladeren zijn oneven geveerd, bestaan uit 2 tot 4 paar, getande deelblaadjes, die zeer ongelijk van grootte zijn, met kleine tussenblaadjes en een niervormig afgerond, ondiep gelobd topblad.

 

 

 

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Geel nagelkruid wordt al eeuwen als geneeskruid gebruikt en kent vele toepassingen. De wortel bevat een zwak giftige, vluchtige olie, die naar kruidnagels ruikt (vandaar de naam nagelkruid) en die een pijnstillende en antiseptisch werking heeft. In de volksgeneeskunde wordt de olie gebruikt als middel om te gorgelen bij mond- en keelontsteking. In de homeopathie wordt de plant gebruikt bij hevige transpiratie.

Gedroogde wortels en verse, voor de bloei geplukte bladeren van de plant werden vroeger als aftreksel gebruikt tegen maag- en darmstoornissen, diarree, en tegen ontsteking. In de Middeleeuwen werd nagelkruid gebruikt om kruidenwijn uit te brouwen en ook werd het toegevoegd aan bier om te voorkomen dat het zuur zou worden.

Tegenwoordig wordt van de gedroogde plant nog wel thee gemaakt. De bladeren kunnen, mits voor de bloei geplukt, worden gebruikt in salades en soepen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

rozenfamilie (Rosaceae)
– overblijvend
– algemeen tot vrij zeldzaam
– 30 tot 60 cm

Bloem
– geel
– vanaf mei t/m juli (september)
– lang gesteeld alleenstaand
– 8 tot 15 mm
– stervormig
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 bijkelkblaadjes
– meer dan 20 meeldraden
– meer dan 20 stijlen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– wortelbladeren :
– oneven veervormig
– niervormig topblad
– top afgerond
– stengelbladeren :
– 3 ruitvormige deelblaadjes
– grote steunblaadjes
– top spits
– rand getand
– voet wigvormig
– veernervig
– zacht behaard

Stengel
– rechtop
– behaard

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria

Drienerfmuur

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_3975-gr-drienerfmuur

 

 

Goed te herkennen aan
– de onopvallende, kleine, witte, stervormige bloemetjes, waarvan
– de spitse kelkbladen duidelijk groter zijn dan de kroonbladen en
– de smal eironde, spitse bladeren met 3 nerven, soms 5

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Drienerfmuur is een eenjarige plant van 15 tot 30 cm. Ze is algemeen voorkomend in Europa en Azië. Drienerfmuur groeit op droge, matig voedselarme grond in loofbossen en onder struikgewas. Ze groeit in pollen.

 

 

578281752

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf mei tot in de herfst met onopvallende, kleine, witte bloemetjes. De ronde kroonbladen zijn duidelijk kleiner dan de spitse kelkbladen, die een vliezige, behaarde rand hebben.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn smal eirond met spitse punt en gewimperde, gave rand. Ze hebben 3 (soms 5) duidelijke, parallel lopende nerven, waaraan de plant haar naam dankt. De behaarde, sterk vertakte stengels zijn slap, liggend en aan de top opstijgend.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

anjerfamilie (Caryophyllaceae)
– eenjarig
– algemeen tot zeldzaam
– 15 tot 30 cm

Bloem
– wit
– vanaf mei tot in de herfst
– alleenstaand
– 4 tot 7 mm
– stervormig
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 3 stijlen

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– smal eirond
– top spits
– rand gaaf
– voet wigvormig
– parallelnervig
– onderste gesteeld
– bovenste zittend

Stengel
– liggend en opstijgend
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

266px-illustration_moehringia_trinervia0

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

De 2de negentien van Bachbloesem : Holly

Standaard

categorie : Gezondheid en gezondheidsproducten

 

 

 

hulst

 

 

Holly (Hulst)

Ilex aquifolium

Een van Bach’s tweede 19 remedies.
Bereid volgens de koken-methode.

 

 

Indicatie

 

Voor degenen die soms overvallen worden door gedachten zoals jaloezie, afgunst, wraak, argwaan.

 

 

 

Affirmatie

 

De uiteindelijke verovering van alles zal plaatshebben door liefde en zachtaardigheid. Wanneer we deze twee kwaliteiten voldoende ontwikkeld hebben zal niets ons nog van ons stuk kunnen brengen, omdat we dan altijd mededogen hebben en geen weerstand zullen bieden.

 

 

 

la_drome_bio_bachbloesems_holly_nr21

 

 

 

Habitat

 

Hulst groeit in kreupelhout en bosland,  het zaad wordt door vogels verspreid. Het wordt gevonden in bossen, struikgewas, heggen en rotsige ravijnen tot 550 m hoog in de bergen.

 

 

Emotionele toestand

 

Voor alle sterk negatieve stemmingen: boosheid, jaloezie, verbittering, woede, afgunst, argwaan, wraak, haat, geweld, humeurigheid, minachting, pesterij, egoïsme, frustratie – iedere stemming die tegengesteld is aan liefde.

 

 

.

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

John Astria

De 2de negentien van Bachbloesem : Crab Apple

Standaard

categorie : Gezondheid en gezondheidsproducten

 

 

 

wilde-appel

.

 

Crab Apple (Wilde Appel)

Malus sylvestris

Een van Bach’s tweede 19 remedies.
Bereid volgens de koken-methode.

.

 

.

Indicatie

 

Dit is de remedie van reiniging. Voor degenen die het gevoel hebben alsof iets aan henzelf niet helemaal zuiver is. Vaak is dat iets dat helemaal niet zo belangrijk lijkt. Bij anderen kunnen er ernstigere ziektes zijn die vrijwel hele-maal genegeerd worden vergeleken bij dat ene ding waar ze zich op concentreren.

Beide types zijn erop gebrand om bevrijd te worden van dat ene speciale ding dat in hun gedachten het grootst is. Ze willen geholpen worden van wat in hun ogen zo belangrijk lijkt. Ze worden wanhopig wanneer de behande-ling faalt. Omdat het een reiniger is zuivert deze remedie ook verwondingen, wanneer de patiënt reden heeft om aan te nemen dat er gifstoffen binnengedrongen zijn die eruit getrokken dienen te worden.

 

 

bach-bloemen-wilde-appel-crab-apple-original-20ml

 

 

 

Affirmatie

 

We zouden nooit enig moment opgeëist dienen te worden door onze lichamen en daarover overbezorgd te zijn. We moeten leren om ons zo weinig mogelijk bewust te zijn van hun bestaan, waarbij we ze enkel gebruiken als voertuig voor onze Ziel en geest en als dienaren die doen wat wij willen.

 

 

 

Habitat

 

Algemeen: Wilde Appel groeit in bossen, heggen en struikgewas, op alle soorten bodem behalve zure.

 

 

 

Emotionele toestand

 

De remedie voor reiniging. Voor degenen die zich op enigerlei wijze onrein en bevuild voelen. Vaak hebben ze een onbelangrijk kwaaltje dat in de gedachten grote vormen aanneemt, wat wanhoop en afschuw van zichzelf veroorzaakt. Het is van toepassing bij lichamelijke en psychologische omstandigheden waarbij er steeds sprake is van iets wat de persoon zelf afstotelijk vindt. Door de remedie kunnen de zaken weer in de juiste verhoudingen gebracht worden. Symptomen kunnen zijn: huidafwijkingen, gif in het lichaam of in een wond, ongezonde ge-woontes.

 

 

.

3d-gouden-pijl-5271528

 

.

John Astria

De 2de negentien van Bachbloesem : Aspen

Standaard

categorie :  Gezondheid en gezondheidsproducten

 

 

 

ratelpopulier-met-vrouwelijke-katjes-en-uitlopend-blad

 

 

Aspen (Esp, Ratelpopulier)

Populus tremula

Een van Bach’s tweede 19 remedies.
Bereid volgens de koken-methode.

 

.

Indicatie

 

Vage onbekende angsten waar geen verklaring voor gegeven kan worden. Toch kan de patiënt doodsbang zijn dat er iets vreselijks gaat gebeuren, hij weet niet wat. Deze vage, onverklaarbare angsten kunnen ’s nachts of o-verdag rondspoken. Wie hieraan lijdt is vaak bang om met anderen over dit probleem te praten.

 

 

Affirmatie

 

Het ontwikkelen van liefde brengt ons bij het verwezenlijken van éénheid, van de waarheid dat eenieder van ons onderdeel is van de Ene Grootse Schepping. De oorzaak van al onze problemen is ons zelf en ons afgescheiden zijn. Dit verdwijnt zodra liefde en de kennis van de grote éénheid deel van onze natuur worden.

.

.

dr-bach-original-bio-n2-aspen-ratelpopulier-20ml-lemon-pharma-3180536-e1442494800897

 

 

 

Habitat

 

Op arme gronden en in vochtig bosgebied. De soort is een pionier, en omdat hij aanleg heeft om uit te lopen zorgt hij voor klein struikgewas.

 

Emotionele toestand

 

Voor psychologische angst met onbekende oorsprong, vaag onberedeneerbaar en onverklaarbaar, plotselinge bezorgdheid, angst voor een onbekende macht of kracht, angst om te gaan slapen omdat niet duidelijk is wat de slaap zal brengen, angst voor dromen, angst in verband met dood en religie meestal geheim gehouden. Sympto-men kunnen o.a. zijn: hoofdpijnen, gespannen ogen, opgejaagde blik, zweten, trillen, kippenvel, plotselinge zwak-te, slaapwandelen, praten in de slaap, vermoeid en nerveus.

 

 

 

.

3d-gouden-pijl-5271528

 

.

JOHN ASTRIA

Wilde kamperfoelie : Lonicera periclymenum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de trossen lange, smalle bloemen met ver uitstekende meeldraden,
– roze, (room)wit en geel gekleurd (of een combinatie hiervan),
– aan een klimmende plant

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Wilde kamperfoelie is een overblijvende plant, die algemeen voorkomt in de Lage Landen. Ze groeit op natte tot droge, vrij zure, matig voedselrijke grond in bossen, struikgewas, moerassen en aan slootwallen, in de duinen vaak op de grond liggend. Ze is ook te koop als tuinplant.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Wilde kamperfoelie bloeit vanaf juni tot en met oktober. De bloemen vormen een gesteelde, hoofdjes-achtige bloeiwijze; het zijn een aantal kransen dicht op elkaar, gescheiden door kleine schutbladen. Vooral in de avond verspreiden de bloemen een heerlijke, zoete geur. Jonge bloemen zijn (room)wit, oudere bloemen worden geel. Bloemen en knoppen in de zon lopen vaak rozerood aan.

De bloemen hebben een lange kroonbuis, waarin zich de nectar bevindt. De ongedeelde onderlip en de bredere, 4-spletige bovenlip krommen zich ver achterwaarts, waardoor de bloemen een landingsplaats voor insecten missen. Ze worden daarom voornamelijk bezocht door nachtvlinders, die voor de bloem in de lucht blijven hangen en met hun lange tong de nectar uit de kroonbuis opzuigen.,De kelkbladen, de schutbladen, de jonge takken en de buitenkant van de bloemen zijn met klierharen behaard.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn eirond en kortgesteeld, bovenzijde groen, onderzijde grijs-groen. De stengel windt zich om de takken van struiken als meidoorn en duinroosje of draaien om elkaar. Bij gebrek aan steun liggen de stengels op de grond. Ze kunnen tot 10 meter lang worden. Vaak zijn ze rood-paars verkleurd. Jonge bladeren en takken hebben een lichte beharing, die na verloop van tijd verdwijnt.

 

 

 

 

 

Vrucht

 

De bessen verkleuren van groen naar prachtig, mat glanzend rood. Ze dragen de resten van de kelk als een donker kroontje.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

 

Tartaarse kamperfoelie : 2 bloemen op 1 steel in de bladoksels, bloemen roze, rood of wit, buitenkant bloemkroon kaal.

 

 

 

 

 

 

Rode kamperfoelie : 2 bloemen op 1 steel in de bladoksels, bloemen geelwit, buitenkant bloemkroon viltig behaard.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tuinkamperfoelie : ongesteelde bloeiwijze, bladeren van bloeiende takken aan de voet tot een schoteltje vergroeid, geurend, zelden verwilderd.

 

 

 

 

 

 

Wilde kamperfoelie : gesteelde bloeiwijze, bladeren van bloeiende takken aan de voet niet vergroeid, geurend.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen tot zeldzaam
– tot 3,00 meter

Bloem
– wit, geel, roze, rood
– vanaf juni t/m oktober
– gesteeld hoofdje
– 4 tot 5 cm
– buisvormig
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– tegenoverstaand
– enkelvoudig
– eirond
– top spits
– rand gaaf
– voet wigvormig
– veernervig

Stengel
– neer- of overhangend, windend
– glad en kaal

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

Hondsroos : Rosa canina

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de zachtroze rozen; de oudere bloemen zijn witter en
– de gladde takken met alleen haakvormige gebogen doorns en
– de blaadjes die bij kneuzing niet geuren

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Hondsroos is een dichte, struikvormige plant met overhangende takken, die groeit op vochtige tot droge, voedselrijke grond in heggen, struikgewas, loofbossen en uiterwaarden. Ze komt zeer algemeen voor en wordt ook aangeplant. Ze kan tot 3 meter hoog worden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Hondsroos bloeit in juni en juli met zachtroze bloemen. Alleen het buitenste gedeelte van de hartvormige kroonbladen is zachtroze, de basis is wit. Bij oudere bloemen verdwijnt de roze kleur nagenoeg, die lijken bijna helemaal wit.

 

 

 

 

 

Bladeren en takken

 

De bladeren bestaat uit 5 tot 7 deelblaadjes. Ze kunnen kaal of behaard zijn, maar geuren bij wrijving niet, in tegenstelling tot de bladeren van egelantier. De takken zijn groen, soms roodachtig aangelopen en hebben verspreid staande grote, haakvormig gebogen doorns. Verder zijn ze kaal.

 

 

 

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Hondsroos kent vele toepassingen. De bloemblaadjes, rozebottelschillen en zaden worden voor medicinale doeleinden gebruikt. De schil van de bottels, die veel vitamine C bevat, wordt ook gebruikt voor het maken van jam en sap en vanwege de smaak vaak toegevoegd aan kruidenthee. De overige delen van hondsroos worden in de volksgeneeskunde gebruikt als urinedrijvend middel bij blaas- en nierproblemen en als mild laxeermiddel.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

:
:
:
:
:
:
:

kaneelroos : 2 rechtafstaande stekels aan de voet van de bladsteel.

 

 

kaneelroos

 

 

rimpelroos : oranje-rode bottels breder dan hoog (kleine “tomaatjes”).

 

 

 

 

 

 

bosroos : kaal, geen doorns of stekels.

 

 

bosroos

 

 

 

 

egelantier :appelachtige geur bij wrijving van het blad.

 

 

egelantier

 

 

 

 

hondsroos : grote haakvormige doorns op verder kale takken.

 

viltroos : aan beide zijden behaarde bladeren, onderkant viltig.

 

 

viltroos

 

 

 

 

duinroos : donkere, bruinachtig paarse tot zwartachtige bottels.

 

 

duinroos

 

 

 

Algemeen

 

rozenfamilie (Rosaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 1 tot 3 meter

Bloem
– zachtroze tot bijna wit
– juni en juli
– gesteeld alleenstaand
– stervormig
– 4,5 tot 5 cm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– meer dan 20 meeldraden
– meer dan 20 stijlen

Blad
– verspreid
– oneven veervormig samengesteld
– deelblaadjes :
– langwerpig tot eirond
– top spits
– rand enkel of dubbel gezaagd
– voet afgerond
– veernervig
– wisselende beharing
– niet geurend bij wrijving

Stengel
– overhangend of rechtop
– kaal met doorns
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewone agrimonie : Agrimonia eupatoria

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de gedeelde bladeren met afwisselend grote en kleine deelblaadjes
– en de lange, slanke, aarvormige trossen met
– talrijke 5-tallige gele bloemen tot 1 cm

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewone agrimonie is een overblijvende, 30 tot 120 cm hoge plant. Ze is vrij algemeen voorkomend in de Lage Landen. Gewone agrimonie groeit op matig droge tot vochtige, vaak kalkhoudende grond op licht beschaduwde plaatsen tussen laag struikgewas, op dijken en in bermen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf juni tot en met september met talrijke, tot 1 cm grote, gele bloemetjes, die in een lange, slanke, aarvormige bloeiwijze gerangschikt staan. De bloemetje hebben 5 uitgerande kroonbladen en ze hebben een lichte, zoete geur. Ze zien er wat gekreukeld uit. De onderste bloemen in een aar bloeien als eerst. Zodra de bloemen uitgebloeid zijn verlengt de bloeiwijze zich.

 

 

 

 

 

Blad

 

De donkergroene bladeren zijn oneven geveerd. De grotere deelblaadjes zijn eirond tot langwerpig en elk paar grotere deelblaadjes wordt afgewisseld met een aantal kleinere. De bladeren onderin zijn groter en hebben meer deelblaadjes dan de bovenste.

 

 

 

 

 

Vrucht

 

De vrucht zit in de hard geworden, dicht behaarde kelkbladen. Aan de bovenkant van de kelkbladen zitten haakvormige stekels. De onderste rijen stekels staan schuin tot recht uit. Ze zijn niet teruggebogen, zoals bij welriekende agrimonie.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Agrimonie kent vele toepassingen als geneesmiddel, onder andere uitwendig als middel tegen verstuikingen en kneuzingen, inwendig voor diverse spijsverteringsproblemen.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Naast gewone agrimonie is er ook welriekende agrimonie. Het verschil tussen beide zit in kleine details, waarvan de meest in het oog springende de haakvormige borstels op de rand van de kelkbladen zijn. Bij welriekende agrimonie zijn de onderste stekels teruggebogen; ze maken een scherpe hoek met de verharde kelkbladen. Bij gewone agrimonie staan ze hooguit haaks op de kelkbladen.

 

 

welriekende agrimonie

 

 

 

Algemeen

 

rozenfamilie (Rosaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot ontbrekend
– 30 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf juni t/m september
– lange, slanke, aarvormige tros
– 0,5 tot 1,0 cm
– stervormig
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– tot 12 meeldraden
– 2 stijlen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– veervorming oneven
– top spits
– rand gezaagd
– voet wigvormig
– veernervig
– onderzijde behaard
– soms ook met weinig klierharen

Stengel
– rechtop

zie wilde bloemen