Category, categorie: The Bible explained/De Bijbel uitgelegd: video
.
.
Matthew 5 (Part 7) : 9 Blessed are the peacemakers
.
Mattheüs 5 (deel7) : 9 Gezegend zijn de vredestichters
.
Paul LeBoutillier
.
.
.
Ravintsara etherische olie is een zeer weldadige olie voor de koude wintertijd. Tevens is het een zeer goede geur om je woonruimtes energetisch te reinigen en een frisse geur te geven.
Ravintsara, Cinnamomum camphora, wordt gewonnen door stoomdestillatie van het blad
De olie heeft een heldere frisse kruidige geur met een lichte kamfernoot. De geur doet ook iets aan eucalyptus denken.
|
.
Van de Cinnamomum camphora uit Madagaskar komt de ravintsara olie, Het is een prachtige boom met glanzende bladeren.
Deze olie wordt vaak verkocht als ravensara olie, die heeft echter een andere werking.
De werking van ravintsara olie is vergelijkbaar met die van kamfer etherische olie, echter is het kamfer aandeel in de ravintsara olie lager en daardoor milder in gebruik en zeer geschikt voor de aromatherapie.
Ravintsara olie heeft een kramp verminderende en pijnstillende werking heeft en daarom heilzaam is bij de behandeling van reumatische klachten, spierpijnen en kneuzingen.
Ravinstara olie kan onder meer gebruikt worden bij; opkomende verkoudheid, hoesten, koude rillingen, griep en infecties, koorts, onzuivere huid, jeuk, jeugdpuistjes, kneuzingen, verstuikingen, ontstekingen, reumatische pijnen, spierpijn, artritis, slechte doorbloeding van de benen, schaafwonden en zenuwpijnen.
Ravintsara heeft een rustgevende en kalmerende werking vooral bij depressies.
De olie richt de aandacht weer op het wezenlijke. Hij laat de geest weer op krachten komen en sterkt het zelfvertrouwen.
Je kan 5 tot 8 druppels verdampen in een aromadiffuser (ook om ruimtes energetisch te reinigen) of in acute gevallen en bij mentale uitputting 1-2 druppels inhaleren vanaf een tissue of een paar druppeltje in een inhalator doen.
Ravintsara kan goed gemengd worden met lavendel, jeneverbes, verschillende ceder soorten, cajeput, lavandin, citroen, limoen en wierook.
Contraïndicatie: ravintsara niet gebruiken tijdens de zwangerschap en bij kinderen onder de 2 jaar.
.
.
Het bestralen van voedsel is een interessante techniek om voedsel te bewaren en om voedselvergiftigingen te voorkomen. Elk jaar worden in ons land een paar duizend mensen ziek door een voedselvergiftiging. Aan de basis ligt meestal een gebrekkige bewaring en/of een gebrek aan hygiëne bij de bereiding van eetwaar waardoor bepaalde bacteriën, virussen of schimmels in het voedsel terechtkomen en zich daar kunnen vermenigvuldigen.
Het pekelen of inzouten, roken, steriliseren, drogen, diepvriezen,… zijn allemaal technieken om eetwaren gedurende min of meer lange tijd te kunnen bewaren en te voorkomen dat zich allerlei kiemen kunnen ontwikkelen.
Sinds een paar jaren wordt ook gebruik gemaakt van een nieuwe techniek: voedselbestraling (of irradiatie of ionisatie). Hierbij wordt de eetwaar gedurende een bepaalde tijd blootgesteld worden aan (een beperkte dosis) radioactieve of ioniserende gamma- of bètastralen.
.
.
Doorstraling of ionisatie van voedingswaren wordt om verschillende redenen toegepast:
• Vernietiging van ziekmakende micro-organismen (bv. Salmonella) ;
• Vertraagde rijping van groenten en fruit waardoor ze langer vers blijven;
• Verlengde houdbaarheid door het verminderen van het aantal bederf veroorzakende organismen ;
• Kiemremming van bol- en knolgewassen (aardappelen, uien…). Omdat het kiemen van dergelijke gewassen de voornaamste oorzaken zijn van bederf tijdens de opslag, kan zo de bewaartermijn worden verlengd ;
• Doden van insecten en parasieten in onder meer graanproducten ;
• Vermindering van de besmetting door bacteriën van kruiden en specerijen .
• Het volledig kiemvrij maken van speciale voeding voor mensen met een verminderde immuniteit (bv. Aidspatiënten, patiënten na een transplantatie).
.
Bij het horen van het woord ‘bestraling’ denkt men natuurlijk onmiddellijk aan radio-aktiviteit, wat bij veel mensen de nodige weerstand zal oproepen. Ten onrechte evenwel. De ionizatietechniek is perfect veilig en het voedsel wordt helemaal niet radioactief besmet. Dat werd onlangs nog bevestigd door een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie. Ionisatie is wellicht één van de best bestudeerde bewaartechnieken.
Bovendien mag de ionisatie in ons land alleen worden toegepast door een competent en door de overheid gecontroleerd instituut, het IRE (Institut des Radio-Elements) in Fleurus. Jaarlijks worden in ons land zowat 20.000 ton levensmiddelen bestraald, waarvan ongeveer de helft bestemd is voor de export. Van de bestraalde eetwaren komt slechts een beperkt deel rechtstreeks in de winkel. Het overgrote deel dient om verwerkt te worden in andere bereidingen.
Op het etiket van bestraalde eetwaren, ook bij bewerkte producten, moet een speciaal logo worden afgedrukt. Maar dit wordt wel eens ‘vergeten’ uit vrees dat dit het wantrouwen van de consument zou opwekken.
.
.
Niet alle voedingsmiddelen zijn even geschikt voor bestraling. Vetrijke levensmiddelen kunnen na bestraling bv. ranzig worden en een onaangename geur verspreiden. In België werd daarom bij wet vastgelegd welke voedingsmiddelen mogen bestraald worden. Het gaat o.m. om aardappelen, look, sjalotten en uien, paprika’s , pepers, sommige gedroogde groenten (zoals asperges, wortelen, selder, raap, prei), kruiden, thee, garnalen, kikkerbilletjes,… en aardbeien.
Ook zijn er maximale stralingsdoses vastgelegd naargelang het type product en het soort effect dat men wil bereiken. Die maximale doses hebben niet zozeer te maken met het eventuele risico op radio-activiteit, maar wel met smaak- en aromawijzigingen die kunnen optreden. Zo is bestraling bv. normaal niet geschikt om voedingsmiddelen te steriliseren zodat ze zonder koeling kunnen worden bewaard. Dat is technisch perfect mogelijk, maar de hoge doses die daarvoor nodig zijn, zouden tot smaakafwijkingen kunnen leiden.
.
.
Ionisatie is niet alleen perfect veilig, het heeft ook een aantal voordelen in vergelijking met meer traditionele bewaartechnieken zoals bv. sterilisatie. Ten eerste hebben tal van studies aangetoond dat de voedingswaarde van bestraalde levensmiddelen minstens evenwaardig is aan producten die met andere bewaartechnieken werd behandeld. Meer zelfs, het verlies van bv. vitamines ligt lager dan bij een gewone hittebehandeling.
Bovendien behouden bestraalde levensmiddelen meestal beter hun geur, uitzicht en smaak dan traditioneel behandelde levensmiddelen. Bestraling is ook een milieuvriendelijke bewaringstechniek: er is nl. minder energie nodig in vergelijking met bv. steriliseren of diepvriezen (en bewaren van diepvriesproducten).
.
Het doorstralen van voeding mag dan een veilige en doeltreffende bewaarmethode zijn, het is geen wondermiddel. De bestraalde voedingsmiddelen moeten ten eerste van een onberispelijke kwaliteit zijn. Bestraling kan een bedorven levensmiddel immers niet omtoveren in een vers product. Voedsel van een bedenkelijke kwaliteit mag zelfs niet worden bestraald, omdat eventuele gifstoffen (toxines gevormd door bacteriën) of virussen niet worden vernietigd door de gebruikelijke stralingsdoses.
Het doorstralen kan ook erg nuttig zijn voor levensmiddelen die, ondanks de beste en meest doorgedreven hygiëne, toch een hoge besmettingsgraad blijven behouden, zoals bv. gemalen vlees en rauwe zeevruchten. Probleem is evenwel dat de vereiste stralingsdosis vaak hoger ligt dan wat is toegelaten.
Bestraalde levensmiddelen moeten bovendien, net zoals andere producten, in goede hygiënische omstandigheden (qua temperatuur, blootstelling aan licht, enz.) worden bewaard en bereid. Het is niet omdat een bepaald product is bestraald, dat het niet meer kàn bederven of immuun zou zijn tegen besmetting wanneer de hygiëne in de keuken te wensen overlaat.
.
Johannes 17 : 3 > ‘’dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.‘’
Openbaring 1 : 3 > ‘’gelukkig is hij die deze profetische woorden van de Here voorleest; en dat geldt ook voor de mensen die ernaar luisteren en het zullen onthouden. Want de tijd dat deze dingen werkelijkheid worden, komt steeds dichterbij.‘’
Openbaring 22 : 7 > Jezus zegt: ‘’ ja, ik kom gauw. Gelukkig is hij die de profetische woorden van dit boek onthoudt.‘’
.
.
.
.
.
.
.
De kleding van de burgerlijke mannen bestond uit een voorloper van een broek, ook wel braies genaamd, een overkleed en een mantel. De braies bestond uit een tussen de benen geslagen lap stof, die met een gordel omhoog word gehouden. De latere broek kwam tot aan de enkels. De mannen droegen ook kousen die omhoog gehouden werden door kruisbanden.
In de 12e eeuw kregen de kousen meer vorm en werden ze langer, zodat men ze over de braies ging dragen. De bovenbroek werd toen een onderbroek. Het overkleed werd korter gedragen dan dat van de adellijke mannen. Op deze manier konden de mannen beter op een paard rijden en vechten.
De stoffen die voor de burgerlijke mannen waren geschikt waren: wol, linnen en bont. De motieven die in de stof werden geweven waren cirkels of vierkantjes. De kleuren die werden gebruikt waren bruin, wit en grijs. Dit kwam doordat de burgerlijke mannen hun kleren zelf moesten verven.
.
.
.
.
.
De kleding van de burgerlijke mannen bestond uit een braies, een overkleed en een mantel. Dit is hetzelfde als 200 jaar terug. De burgers konden niet veel veranderen aan hun kleding, omdat ze het zelf moesten maken en verven. De mantel in deze tijd was een wijd pelgrimskleed van bruine wol, dat over het hoofd werd getrokken.
De stoffen die geschikt waren voor de burgers waren wol, linnen, laken en bont. De kleuren van de stoffen kwamen al meer in de buurt van de adellijke kleuren zoals; rood, blauw en groen. Van de burgers waren de kleuren alleen doffer. Bruin, wit en grijs werd nog steeds door het merendeel van de burgers gedragen. De burgers hadden nu eenvoudige patronen op hun stoffen zoals: ruiten en strepen.
.
.
.
.
.
De kleding van de burgerlijke mannen bestond uit een braies, een hemd en een pourpoint (dit was een soort jasje). De poutpoint was getailleerd en afgezet met knopen. De lange mouwen van het hemd kwamen onder de poutpoint uit. De broek was bijna niet zichtbaar, net zoals het hemd wat eronder zat.
Aan het einde van de 14e eeuw kwam een nieuw type overkleed in de mode onder de burgers. Deze kwam tot net boven de knie, zodat de burgers nog gemakkelijk op hun paard konden zitten. De mantel was kort, zodat de burgers er geen last van hadden met paardrijden en had losse mouwflappen.
De stoffen die werden gebruikt voor de burgers kwamen nu ook meer in de richting van de adellijken. De stoffen waren namelijk gemaakt van: wol, linnen, katoen en tafzijde. In Frankrijk en Italië werd er door het volk ook geverfd bont en zijde gedragen. Onder de burgers zag je qua patronen vaak horizontale strepen of verticale strepen.
.
.
.
.
.
De burgerlijke mannen droegen een kort hemd en een korte braies. Ze droegen hierover een jasje dat bij de heupen strakker zat door middel van een riem. Aan deze riem konden ze hun wapens ook hangen, als ze moesten vechten voor de koning. De mannen droegen ook twee kousen, die nog steeds omhoog gehouden werden met een bandje net onder de knie.
De stoffen die nu ook gebruikt werden door de burgers waren: wol, linnen, katoen, zijde en brokaat. De burgers droegen nog steeds veel bruin, wit en grijs. De stoffen onder de burgers werden meer bedrukt, maar je zag nog steeds duidelijk verschil tussen adellijke en burgerlijke kleding.
.
.
.
.
.
De burgerlijke mannen droegen over het hemd een jasje met of zonder riem met pofmouwen. Hoe hoger je stand was hoe groter de pofmouwen waren. De burgerlijke mannen hadden dus niet zo duidelijk grote pofmouwen, maar de mouwen werden wel strak gehouden door een touwtje aan de onderkant, waardoor de mouwen gingen poffen.
Het hemd kreeg aan het einde van de 15e eeuw een lagere hals. En tussen de kousen werd een lapje stof genaaid, zodat er een voorloper van de broek ontstond. Onder de adellijken bestond dit al wat langer, maar bij de boeren kwam dit pas aan het einde van de 15e eeuw.
De stoffen die werden gebruikt door de burgerlijke mannen was nog steeds hetzelfde als 40 jaar geleden, namelijk: wol, linnen, katoen, zijde en brokaat. De gegoede burgers kregen nu ook meer oosterse kleuren zoals: blauw, rood en groen. De burgers die niet zoveel hadden bleven nog steeds bruin, wit en grijs dragen. De patronen waren ook nog steeds hetzelfde als 40 jaar geleden.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Alleen Christus kan een ziel redden van de hel
Pasteltekening van John Astria
De term shariah wordt in twee verschillende betekenissen gebruikt: enerzijds het theorethisch islamitisch wettelijk model en anderzijds een door mensen gemaakte wet waarvan er uiteenlopende versies kunnen zijn.
De Shariah (letterlijk: het pad naar leven-gevend water) is het geheel van de islamitische wetten, die over alle aspecten van het leven van een moslim handelt zoals de dagelijkse activiteiten tot spirituele zaken, strafrecht, familierecht, economie, dierenrechten enz. Ook ecologie heeft een prominente plaats in de islam: een achtste van de Koranische verzen handelen erover.
Het betreft een theoretisch, richtinggevend model. Niets in de koran verplicht moslims ertoe de shariah in te voeren. De koran bevat immers geen blauwdruk van een islamitische staat. De Koran geeft moslims de opdracht een voor iedereen (moslims en niet-moslims) rechtvaardige samenleving na te streven, maar het staat hen vrij de staat te organiseren zoals ze dat zelf verkiezen (met dien verstande dat de koran een dictatuur en theocratie uitsluit).
De shariah kan slechts ingevoerd worden wanneer een meerderheid van de bevolking dat zo wil. Wanneer men de shariah vertaalt in een concrete wet, is dat niet langer de theoretische shariah, maar een eigen plaatselijke concretisatie daarvan en dus in die zin een secularisering van de wet. Een concreet wettelijk stelsel wordt immers door mensen gemaakt en niet door God. Omdat het een door mensen opgestelde verwezenlijking is, kunnen er dus ook verschillende versies van de shariah zijn.
Er bestaan onder islamgeleerden grote meningsverschillen over het al dan niet wenselijk zijn van het invoeren van de shariah. Veel geleerden zijn de mening toegedaan dat eerst het maatschappelijk doel van de islam gerealiseerd moet zijn en dat er dan pas de shariah kan ingevoerd worden om deze rechtvaardige samenleving te beschermen. Nog anderen stellen dat de shariah gewoon niet kan ingevoerd worden, maar enkel een theoretisch richtinggevend model is.
Het is een groot misverstand te denken dat, wanneer de shariah ingevoerd wordt, alle mensen zich moeten bekeren tot de islam. Het is immers integendeel zo dat de koran aan iedereen godsdienstvrijheid garandeert. Bij het invoeren van de shariah zouden niet-moslims, bij overtredingen van de wet, mogen kiezen of zij door een islamitische rechtbank dan wel door een burgerlijke rechtbank willen gevonnist worden. Andere religies mogen dan ook hun eigen rechtbanken inrichten voor zaken die eigen zijn aan hun geloof, zoals familierecht (erfenissen, huwelijken enz).
In veruit de meeste moslimlanden geldt geen lokale versie van de shariah. In de meeste moslimlanden geldt immers een burgerlijk recht of een gemengd stelsel van burgerlijk recht, gewoonterecht, soms met een aantal aspecten van islamitisch recht.
Deze bronnen moeten in bovenstaande volgorde aangewend worden. Dit wil zeggen: een besluit over om het even welke zaak wordt eerst en vooral gebaseerd op de Koran,dan op de Sunnah. Als er geen uitspraak kan volgen op die basis, dan moeten islamitische geleerden de zaak bekijken en onderzoeken en zo tot een uitspraak komen.
De shariah is geen absolute wet. De islam schuwt immers extremen. Zo stelt de koran dat men bepaalde voedingsmiddelen niet mag eten. Men mag toch het verboden voedsel eten als er niets anders aanwezig is dan het verboden voedsel. In de islam is er een rechtsregel die zegt dat nood de wet versoepelt.
Een wisselwerking van beloning van het wenselijke of verplichte enerzijds, en bestraffing van het onwenselijke anderzijds, zorgt ervoor dat een moslim er alle belang bij heeft de wettelijke richtlijnen te volgen. Het levert hem immers een beloning op, zo niet in het huidige leven, dan in het hiernamaals.
De Islam gelooft niet in de erfzonde. Het eigen gedrag en de verantwoordelijkheid daarvoor staat in de islam centraal. Het is op basis van het eigen gedrag en de mate waarin men zich aan de goddelijke leidraad gehouden heeft dat men op de Oordeelsdag beoordeeld zal worden. De “kerk” waartoe men behoort is daarbij niet essentieel, wel of men het goede gedaan heeft. Een ‘goede’ christen of jood kan volgens de islam dus ook tot het paradijs toegelaten worden, terwijl een moslim die zich misdraagt in de hel kan terechtkomen.
Moslims geloven dat gedurende het leven van elk persoon alle daden opgeschreven worden door twee Engelen. De Engel aan de rechter kant noteert voor elke goede daad direct +10 punten, terwijl de Engel aan de linkerzijde bij het doen van slechte daden wat aarzelt en pas als we doorzetten de slechte daad noteert voor -1 punt. Het is één van de vele voorbeelden waaruit volgens de islam de genade en liefde van God blijkt. God beloont het goede vele malen meer dan Hij het slechte bestraft.
Dit systeem van positieve bekrachtiging van het goede en het wenselijke en van bestraffing van het verbodene en onwenselijke, vinden we in het hele islamitisch stelsel terug, niet alleen met het oog op het eeuwig leven in het hiernamaals, maar ook met betrekking tot economie, ecologie enz.
Volledigheidshalve voegen we hieraan toe dat wanneer moslims zich in een niet-islamitisch land bevinden, zij vanuit de islam verplicht zijn zich te houden aan de wetten van het land waarin zij zich bevinden.
Bidden en vasten kan gedefinieerd worden als een vrijwillige onthouding van voedsel met het doel om je scherp te stellen op gebed en gemeenschap met God. Bidden en vasten gaan vaak hand in hand, maar dit is niet altijd het geval. Je kunt bidden zonder te vasten, en je kunt vasten zonder te bidden. Wanneer deze twee activiteiten worden gecombineerd en aan Gods glorie worden opgedragen, bereiken zij hun maximale effectiviteit. Het reserveren van een bepaalde tijd voor bidden en vasten is niet een manier om God te manipuleren, zodat Hij zal doen wat jij verlangt. In plaats daarvan is het veel meer een kwestie van jezelf scherpstellen op God en op Hem vertrouwen voor de sterkte, de voorziening en de wijsheid die je nodig hebt.
Het Oude Testament vereiste bidden en vasten slechts bij één gelegenheid, namelijk op de Grote Verzoendag (Jom Kipoer). Dit gebruik werd de vastendag (Jeremia 36:6) of het vasten (Handelingen 27:9) genoemd. Mozes vastte 40 dagen en 40 nachten op de berg Sinaï, toen hij de wet van God ontving (Exodus 34:28). Koning Josafat riep op tot vasten in heel Israël, toen zij op het punt stonden om door de Moabieten en Ammonieten te worden aangevallen (2 Kronieken 20:3). De bevolking van Nineve reageerde op de prediking van Jona met vasten en het dragen van rouwkleden (Jona 3:5).
Bidden en vasten werd vaak gedaan in tijden van onrust of moeilijkheden. David vastte toen hij vernam dat Saul en Jonatan waren gedood (2 Samuël 1:12). Nehemia nam een periode van bidden en vasten in acht toen hij vernam dat Jeruzalem nog steeds in puin lag (Nehemia 1:4). Darius, de koning van Perzië, vastte de hele nacht nadat hij gedwongen was om Daniël in de leeuwenkuil te gooien (Daniël 6:18).
Bidden en vasten komen ook voor in het Nieuwe Testament. Anna was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden (Lucas 2:37). Johannes de Doper leerde zijn discipelen om te vasten (Marcus 2:18). Jezus vastte 40 dagen en 40 nachten, voordat Hij door Satan werd beproefd (Matteüs 4:2). De gemeente in Antiochië vastte (Handelingen 13:2) en zond Paulus en Barnabas vervolgens op hun eerst zendingsreis (Handelingen 13:3). Paulus en Barnabas namen ook de tijd om te bidden en te vasten voor de aanstelling van de oudsten in de kerken (Handelingen 14:23).
Het Woord van God gebiedt gelovigen niet specifiek om tijd te besteden aan de combinatie van bidden en vasten. Maar toch is bidden en vasten iets wat we zeker zouden moeten doen. Veel te vaak ligt de nadruk van het bidden en vasten op de onthouding van voedsel. In plaats daarvan is het Christelijk vasten bedoeld om onze ogen van de dingen van deze wereld af te wenden en onze gedachten op God te concentreren.
Vasten moet altijd beperkt worden tot een vooraf bepaalde tijdsperiode, omdat een langere vastentijd onze lichamen schade kan toebrengen. Vasten is niet een methode om onze lichamen te straffen en het moet ook niet gebruikt worden als een dieetmethode. Het is niet de bedoeling dat we onze tijd in bidden en vasten gebruiken om gewicht te verliezen, maar veeleer om een diepere gemeenschap met God te bereiken.
Door onze ogen van de dingen van deze wereld af te nemen door middel van bidden en bijbels vasten, kunnen we ons beter scherpstellen op Christus. Matteüs 6:16-18 stelt: “Wanneer jullie vasten, zet dan niet zo’n somber gezicht als de huichelaars, want zij doen dat om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.”
Het doorbrengen van tijd in bidden en vasten zal niet automatisch de wensen vervullen van de mensen die vasten. Vasten of geen vasten, God belooft dat Hij onze gebeden alleen zal verhoren, als wij iets vragen wat overeenkomt met Zijn wil. 1 Johannes 5:14-15 vertelt ons: “Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat hij naar ons luistert als we hem iets vragen dat in overeenstemming is met zijn wil. En omdat we weten dat hij naar ons luistert, wat we hem ook vragen, weten we ook dat we alles al hebben gekregen wat we hem gevraagd hebben.”
In de tijd van de profeet Jesaja klaagden de mensen dat zij moesten vasten, maar dat God niet antwoordde op de manier die zij wilden (Jesaja 58:3-4). Jesaja reageerde hierop met de boodschap dat het uiterlijke vertoon van vasten en bidden, zonder de correcte houding in het hart, vruchteloos is (Jesaja 58:5-9).
Hoe kun jij weten of je wel volgens Gods wil bidt en vast? Bidt en vast jij voor dingen die God eer en glorie brengen? Openbaart de Bijbel duidelijk dat dit Gods wil voor jou is? Als wij iets vragen dat God niet eert of iets vragen dat niet overeenkomt met Zijn wil voor onze levens, dan zal Hij ons niet geven waar we om vragen, ongeacht of we vasten. Hoe kunnen we weten wat Gods wil is? God belooft ons wijsheid te geven als we er om vragen. Jakobus 1:5 vertelt ons: “Komt een van u wijsheid tekort? Vraag God erom en hij, die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zal u wijsheid geven.”