Category, categorie: The Bible explained/De Bijbel uitgelegd: video
Exodus 26 : de tabernakel en de tent
Exodus 27 : 1-8 > het koperen altaar
9-19 > de voorhof
20-21 > olie voor de kandelaar
Exodus 26-27 / De tabernakel en de tent








.
.
.
.
.
Het feit dat Hildegard een nieuw boek begint wijst erop, dat de openbaring van haar mystieke belevenis, aan belangrijkheid gaat winnen. Inderdaad, de vijf volgende visioenen en miniaturen vormen samen het middenluik van de triptiek waaruit Scivias bestaat.
De woorden van de hemelse stem:
“De levende God schiep alles door zijn woord. Door ditzelfde Woord, dat vlees aannam, heeft Hij ook zijn schepsel de mens, ongelukkig geworden door de zondeval in de duisternis, de vurig verhoopte verlossing teruggebracht.”
.
.
Op een groot veld van zilver zien we twee cirkels, een gouden en een donkerblauwe. Het zilver wijst op de Eerste Persoon van de H. Drievuldigheid. In de vorige miniaturen werd met zilver het geloofslicht aangeduid. Abraham houdt in miniatuur acht een mes vast van zilver en sommige engelen in miniatuur negen dragen zilveren helmen.
De kleuren hebben bij Hildegard een wisselende betekenis in al de 35 miniaturen. Iedere keer verschuift de betekenis van de kleuren, die echter wel associatief met elkaar verbonden blijven. Zo staat zilver op de eerste plaats voor wit licht, dus niet het zonlicht maar het soort daglicht dat er is vóór zonsopgang of na zonsondergang.
We hebben in het visioen van de engelen reeds gezien dat God werd aangeduid door een kern van zuiver wit. Meer dan eens echter wordt in de miniaturen de heraldische kleur wit gebruikt voorgesteld door het metaal zilver. Verder wordt zilver gebruikt als er sprake is van een spiegel en haar weerspiegeling.
Omdat spiegels in die tijd gemaakt werden van gepolijst ijzer, is het ook te begrijpen dat de glanzende wapenrusting en zwaarden en lansen, waarover in de visioenen wordt gesproken, bij voorkeur worden aangegeven door zilver. Langs die weg ontstaat een associatie met macht, rechtvaardigheid en sterkte. En zo wordt het duidelijk dat Hildegard God, in het bijzonder de Vader, aanduidt met zilver.
In deze levenssfeer van de Vader zien we in de miniatuur twee cirkels, die als polen op elkaar inwerken. Er is een gouden cirkel die een blauwe circel omvat. Het goud staat hier voor de H. Geest en de liefdegloed waarmee deze alles tot ontwikkeling brengt. Deze gloed van de Geest omgeeft het Goddelijk Woord, de tweede Persoon van de H. Drievuldigheid. Deze is hier aangegeven door een discus van blauwe kleur, verlevendigd met golvende witte lijnen.
Met dit blauw wil Hildegard de diepste wezensopenbaring van God uitbeelden. De tweede Persoon is mens geworden in Christus en Deze heeft zich tot doel gemaakt van ons geestelijk leven en vormt tevens de overkoepeling van heel de schepping. Bij de volgende miniatuur wordt betekenis van de kleur blauw in de mystieke ervaringen van Hildegard met betrekking tot dit goddelijk geheim verduidelijkt.
De donkere schijf in het middenveld van deze miniatuur stelt de oerchaos voor waarover de H. Schrift in haar aanvang spreekt. De aarde was nog ongeordend en leeg en over de wereldzee heerste de duisternis. Dan begint de geschiedenis van Gods Geest die broedde over de wateren en de aarde bevruchtte. In de tekst van Scivias staat:
“De Vlam Gods werd witgloeiend en zie, er ontstond plotseling een donkere luchtkogel van enorme omvang, waarop de Vlam verschillende keren sloeg en iedere keer sprong er een vonk naar voren. Zo werd die kogel tot voltooiing gebracht en hemel en aarde kwamen ten volle in het licht.”
.
Op dit beeld van de Vlam die enkele keren op de luchtkogel sloeg, dienen we even dieper in te gaan. De Latijnse tekst spreekt van een faber, een werkman, die enkele slagen geeft en daardoor uit de donkere luchtkogel vonken deed springen. Hier wordt evenwel van geen gereedschap gesproken.
Zr. Böckeler vertaalt dit zo, dat de vlam op de kogel sloeg als een smid op een aambeeld, waardoor er bij iedere slag een vonk uitspatte. Dom Baillet zegt in zijn beschrijving van deze miniatuur, dat de zwarte cirkel aangeraakt wordt door een zilveren vinger en dat zo de wezens ontstaan. Hij verbaast zich wel erover dat de vinger niet blauw is, want door het Woord van de tweede Persoon is toch alles geschapen.
Hiltgart Keller spreekt van een zilveren tong, die uit een klomp leem een mens te voorschijn roept. Inderdaad zien we beelden van de zes scheppingsdagen, waarover in de tekst niet gesproken wordt, rondom deze tong geschikt.
We zien dat de miniaturist hier van de tekst afgeweken is, hetgeen hij nooit heeft kunnen doen buiten Hildegard om. We hebben nu als het ware twee verschillende lezingen van de visioenervaring: de eerste is de tekst in de Scivias met de uitleg ervan, de tweede is de weergave in de miniatuur.
Het gaat om de schepping van de mens en zijn verlossing. De schepping geschiedt door de drie goddelijke Personen. Deze Drieëenheid is voorgesteld door drie elementen, namelijk een gouden cirkel met rode lijnen verlevendigd, daar binnen een blauwe schijf verlevendigd met witte lijnen, en op de derde plaats een zilveren roede die doordringt in de ronde kogel van de oerchaos.
Vuur, hier uitgebeeld door het goud, is steeds het beeld van Gods Geest. De blauwe schijf noemt Hildegard een vlam van hemelkleur, die schittert als een saffier. Zo wordt deze vlam ook in het volgende visioen aangegeven, waar uitvoerig wordt uitgelegd, hoe deze saffier, het binnenste van God zelf, de tweede Persoon betekent.
De roede heeft de kleur van het metaal zilver, het heraldisch gegeven voor wit. Zoals wij in het visioen van de engelen in het middelpunt de witte kleur aantroffen als beeld van de volmaaktheid van God, zo wil de zilveren roede ons de almacht van God tonen.
Dom Baillet spreekt van een vinger, Hiltgart Keller van een tong en Zr. Böckeler van een smidshamer. Iedere godsdienstgeschiedkundige zal bij de eerste blik op deze miniatuur, zonder iets van het onderwerp af te weten, denken aan het fallisch symbool dat in alle godsdiensten voorkomt om de vruchtbare liefde van de Godheid voor de schepping aan te duiden.
Voor Hildegard zijn alle vormen van leven, van plantaardig -, dierlijk – tot geestelijk leven toe, allemaal openbaringen van Gods vruchtbaarheid. Het is niet moeilijk in de zes medaillons een uitbeelding te zien van de zes scheppingsdagen. Op de eerste dag, toen God sprak: “Het worde licht” zijn de engelen geschapen. Onder in de donkere luchtkogel zien we uit rode leem een mensenhoofd te voorschijn komen om de schepping van de mens uit te beelden.
Voor Hildegard is scheppen niet alleen iets smeden, iets maken, maar vooral de dingen het leven schenken, zoals een vader dat doet. De eerste mens zien wij – bovenaan rechts – ruiken aan een bloem die hangt aan de gouden schijf als een dauwdruppel aan een grashalm. Het is een prachtig beeld van het goddelijk aanbod van het zoete gebod der gehoorzaamheid. Zo kostbaar als de wonderbare dauw is voor de groei van de halm, zo waardevol is dit gebod van God voor de groei van het geestelijk leven.
Dom Baillet uitte zijn verbazing er over, dat de bloem zonder enige steun in de lucht hangt. Als men echter bij het opkomen van de zon voor een grasveld staat en men ziet hoe de dauwdruppels daar hangen, is men verbaasd over het wonder van de adhesi-capaciteit van een druppel. Hij hangt los aan de grashalm, maar valt niet naar beneden. Iets dergelijks bedoelde Hildegard, toen zij de stengel van Gods wet met drie bloempjes liet uitbeelden, als het ware klevend aan de goddelijke cirkel.
Helaas, Adam aanvaardde deze wet niet, hij rook er slechts aan en keerde zich er van af. Sedert dit moment breidde de chaos zich uit over het ganse heelal en heeft de duisternis de betekenis gekregen van zonde en dood. Immers, toen viel de mens ten prooi aan lijden en sterven.
Maar es kwam nieuwe hoop. God is machtig genoeg om zijn schepping te redden. Om deze overwinning van het licht op de duisternis voor te bereiden en aan te kondigen zendt God de aartsvaders en de profeten van wie St. Jan de Doper de laatste en de grootste is. Zij worden hier voorgesteld door gouden sterren.
Links zien we twaalf sterren waarvan er negen zeven punten hebben, en drie grotere met acht of negen punten: de drie aartsvaders. Rechts bevinden zich zeven sterren waarvan er één grotere met negen punten de voorloper St. Jan moet aanduiden. Verder zijn deze grote sterren omringd door kleine witte met zes punten, de rechtvaardigen die leefden vóór de komst van Christus.
Zij zijn vierentachtig in getal, zeven maal twaalf. Zeven is een heilig getal in de Bijbel dat verwijst naar een nieuw gevolg en 12 is in de Bijbel het symbool voor perfect bestuur. Plotseling verschijnt op de aarde, vervolgt de uitleg, een licht als de dageraad en de Vlam verenigt zich op wonderbare wijze met die dageraad zonder zich van haar gouden oorsprong los te maken.
Hier komen we bij een van de voornaamste kernpunten van de mystieke openbaring voor Hildegard. In dit kerngegeven ontmoeten we het trefwoord ‘Aurora’ of de dageraad. Als men de acht teksten uit de H. Schrift, waarin sprake is van aurora naslaat, kunnen waarschijnlijk twee daarvan bij Hildegard voor dit beeld een rol spelen. De eerste zou dan de vraag van God aan Job zijn:
“Hebt ge ooit in uw leven de morgen ontboden en de dageraad zijn plaats gewezen?” (Job 38-12).
.
Hier laat God Job en ieder mens duidelijk voelen, dat Hij de schepper is en dat Hij alle dingen hun plaats aanwijst naar Zijn inzicht.
De tweede tekst is uit het Hooglied:
“Wie rijst daar op als het morgenrood?” (Hooglied 6-10).
.
Hier wordt het morgenrood als iets buitengewoons gezien en de aanstaande bruidegom spreekt zijn bewondering voor zijn bruid uit door haar daarmee te vergelijken.
In de duisternis van de chaos na de zonde komt er volgens Hildegard toch een nieuwe dageraad. Zonder de aarde met zijn vurige roede opnieuw te bevruchten, kiest God een andere weg. Hij zaait in maagdelijke grond. Alles wat door God is aangeraakt, is ongeschonden als een maagd. Uit deze maagdelijke grond neemt het Woord het vlees aan en wordt Hij de nieuwe bron van licht en leven.
Dit is het raadsbesluit van God, dat noch door engelen noch door heiligen of profeten kan worden begrepen. Daarom is hier de dageraad voorgesteld als een gloed oprijzende van achter de omlijsting. Hij is volledig gescheiden van de zwarte band die het middenveld van de miniatuur bedekt. God begint iets nieuws, en vanuit dit nieuwe valt het mensgeworden Woord de verduisterde chaos aan.
We zien, hoe een geheel vergulde Christusfiguur met zijn stralenkrans tot in de duisternis doorstoot, om de gevallen mens te verlichten en te verlossen. Het is merkwaardig, dat het morgenrood dat in feite op Maria slaat, met dezelfde kleuren wordt uitgebeeld als de grote zonnecirkel van de Godheid. In de kern zien we blauw en daar omheen een gouden gloed verlevendigd door rode lijnen.
Op deze kleuren komen we bij de bespreking van het volgende visioen nog uitvoerig terug. Nu reeds kunnen we zeggen, dat in het mysterie van de maagdelijkheid van Maria, van wie de Tweede Persoon zijn lichaam ontving, de drievoudige goddelijke activiteit zich als het ware opnieuw openbaart.
Hildegard zegt hiervan, dat in dit morgenrood de diepste wilsuiting van de Drieëne God zich geopenbaard heeft, om kost wat kost de gevallen mens toch op te nemen in Zijn goddelijk leven. Als Hildegard evenwel poogt nog dieper door te dringen in dit raadsbesluit, dan schrijft zij:
“Er werd mij een geheimnisvol zegel opgedrukt.” Want, zegt de hemelse Stem, je moet de geheimen Gods niet dieper willen doorvorsen, dan tot waar de goddelijke majesteit het in zijn liefde gunt aan hen, die Hem in diep geloof aanhangen”.
.
Hier naderen we het hoogtepunt van de mystieke ervaring, de vereniging van God met de ziel van de zieneres. Het is immers geen verwijt aan de geliefde, dat God haar niet toestaat dieper door te dringen in Zijn mysterie. Het is de bruidegom die zijn bruid verklaart dat zij op dit moment nog niet alles kan vatten van het overgrote geheim van het goddelijke trinitaire leven en van de Menswording.
Het is niet de mens die God begrijpen kan, nee het is andersom. Ondanks de eerste afwijzing gaat God toch de geliefde mensheid achterna. Het is het oerspel van elke liefdesbeleving: als de bruid wegloopt, vlamt de liefde hoger op met alle consequenties van dien. Maar de goddelijke greep en vereniging kunnen pijnlijk zijn. Hildegard dicteerde hier:
“In dit visioen is mij een geheim zegel opgedrukt.”
.
Als we de Bijbelteksten naslaan, zijn er maar twee te vinden in het Oude Testament en één enkele in het Boek der Openbaring van Johannes, wanneer hij spreekt over de zeven zegels, die eenmaal door het Lam verbroken worden. De eerste uit het O.T, is uit Job, waar de zon bevel krijgt niet te stralen en de sterren onder een zegel worden geplaatst. (Job. 9,7)
De andere tekst uit het Oude Testament is uit het Hooglied: “Leg mij op uw hart als een zegel en om uw arm als een band. Want sterk is de liefde.” (Hoogl. 8,6) Deze staat in de epiloog van het Hooglied, waar gezongen wordt over het altijd verenigd zijn van bruid en bruidegom.
Terwijl de bruidegom van het Hooglied vraagt als een zegel op het hart van de bruid gelegd te worden, zegt hier Hildegard, dat God zich als een geheim zegel op haar hart gedrukt heeft. Hier is in Bijbelse beeldspraak de hoogste mystieke vereniging aangeduid.
We kunnen nagaan wat in de Bijbelse tijden de uitdrukking van een zegel leggen op het hart betekend heeft. De zegelstempel en ook de zegel afdruk betekenen een persoonlijk en kostbaar bezit “Ik draag U (Zorobabel zoon van Salatiël) als een zegelring want Ik heb U uitverkoren” (Aggeus 2,23); zie verder Jer. 32 10-14. Neh. 10-1. Esth. 3-10 en 8-8 alsook Tob. 9-5. In al deze teksten is bezegeling tevens persoonlijke toe-eigening en bescherming (zie Deut. 6-18, Tob. 9-5, Mat. 27-66).
Het geheimnisvolle zegel drukt de bekroning uit van de liefdesvereniging van God met Hildegard. Dat hier geen afschermen van het mysterie is bedoeld, bewijst het volgende visioen, dat juist een dieper doordringen in het mysterie behelst. Het blijft merkwaardig, dat in deze miniatuur het verloop van het mysterie van de Menswording als een korte episode wordt weergegeven.
Slechts een felle aanval op de burcht van de duisternis. Misschien is dit wel de juiste benadering, zoals alleen een mystica die kan vatten. Dom Baillet, die zich liever houdt aan de geschreven tekst waar gesproken wordt over de levensloop van de Verlosser en de stichting van de Kerk, heeft een beetje moeite met deze vereenvoudiging, maar hij geeft er toch een spitsvondige verklaring voor.
Hij schrijft: “De miniaturist heeft het niet nodig gevonden om de Verrijzenis, de verschijningen van Pasen, Hemelvaart en Pinksteren weer te geven, al had hij in de traditionele iconografie voldoende modellen om na te tekenen. Een minder persoonlijk genie zou deze kans hebben aangegrepen om het perkament zonder veel moeite vol te maken. Onze kunstenaar had daar maling aan!”
In feite is het zo, dat het de bedoeling van Hildegard is geweest het leven van Christus in het verloop van het scheppings- en verlossingsverhaal te zien als een snelle meteoor, die flitst langs het donker hemelgewelf van tijd en eeuwigheid.
Even dienen we nog aandacht te schenken aan het figuurtje in de donkere chaos dat, overdekt met bloedrode wonden, aangeraakt wordt door de gulden vlam van de Christusfiguur, die oprijst uit de dageraad. Deze zwaar gewonde mens met witte haren kan zowel Christus zelf betekenen als de gevallen Adam, de vertegenwoordiger van de hele mensheid.
De uitleg van Hildegard is dat de Mensenzoon, die voortkomt uit de dageraad, zich hevig laat verwonden aan de duisternis, om daarna de gevallen mens op te richten. Dom Baillet vindt deze miniatuur de minst verantwoorde ten opzichte van de tekst van Scivias. Toch leert deze miniatuur ons het meeste over de spiritualiteit van Hildegard.
Zij leert ons de nieuwe wegen welke God gegaan is om, ondanks de val der engelen en van Adam in het paradijs, toch de voltooiing van Zijn glorie te bereiken. Het is de triomf van de Wijsheid en de Justitia van God, waarop in miniatuur 30 dieper wordt ingegaan.
.
.
.
.

Pasteltekening van John Astria


.
.
Pasteltekening van John Astria
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
pasteltekening van John Astria
Het is interessant om te ontdekken dat er meer Bijbelverzen over de hel gaan dan over de hemel. Hier zijn een paar verzen uit het Oude Testament die over de hel gaan.
Daniël 12:2 : “Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd.”
De hel wordt hier als eeuwig beschreven.
Jesaja 66:24 : “Bij het verlaten van de stad zien ze de lijken van hen die tegen mij in opstand kwamen: de worm die aan hen knaagt zal niet sterven, en het vuur waarin ze branden zal niet doven; ze worden verafschuwd door alles wat leeft.”
In deze passage wordt de hel beschreven als een plaats waar het vuur niet zal worden gedoofd.
Deuteronomium 32:22: “Als het vuur van mijn toorn is ontstoken zal het branden tot in het diepste dodenrijk; het zal de aarde verschroeien en alles wat daar groeit, het zal de grondvesten van de bergen verteren.”
Hier is de hel een plaats waar God zijn toorn zal uitgieten
Psalmen 55:16 : “Laat de dood hen onverhoeds treffen, laat hen levend neerdalen in het dodenrijk, want bij hen huist het kwaad, het heerst in hun hart.”
De hel is het rijk van de zondaars
Bestaat de hel? Als de duidelijke taal van het Oude Testament nog niet genoeg is, dan heeft ook het Nieuwe Testament hier genoeg over te zeggen.
2 Tessalonicenzen 1:9 : “Ze zullen voor eeuwig worden verstoten, ver van de Heer en van zijn kracht en majesteit.”
Openbaring 14:11 : “De rook van die pijniging zal opstijgen tot in eeuwigheid. Wie het beest en zijn beeld aanbidden, of wie het merkteken van zijn naam draagt, ze krijgen geen rust, overdag niet en ’s nachts niet.”
Openbaring 20:14-15 : “Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel. Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid.”
pasteltekening van John Astria
Sommige mensen die beweren dat de hel niet bestaat, doen dit op basis van hun geloof dat Jezus liefde, vrede, en vergeving predikte en dat Hij ons niet onderwees over een eeuwige, vurige plaats waar ongelovigen gestraft zouden worden. Het tegenovergestelde is juist waar. In Gods Woord onderwees niemand méér over de hel dan Jezus.
Hij beschreef de hel als een plaats van
eeuwig vuur, (Matteüs 25:41)
eeuwige bestraffing (Matteüs 25:46)
en een plaats van kwelling, vlammen, en lijden (Lucas 16:23-24).
Jezus onderwees tijdens Zijn leven vele malen uitdrukkelijk over de hel (Matteüs 5:22, 29-30; 10:28; 18:9; 23:15,33; Marcus 9:43-47; Lucas 12:6; 16:23).
Als de hel bestaat, hoe kan die dan rechtvaardig zijn? Waarom zou een liefdevolle God een mens eeuwig straffen, als zijn zonde slechts over een periode van zo’n 70-80 jaar plaatsvond? Het antwoord is dat uiteindelijk alle zonden tegen God zijn gekeerd. God is oneindig (Psalmen 51:4). Omdat God een eeuwig en oneindig Wezen is, is dus elke zonde een oneindige bestraffing waard.
God houdt van ons (Johannes 3:16) en Hij wil dat alle mensen gered worden (2 Petrus 3:9). Maar God is ook rechtvaardig en oprecht; Hij zal niet toestaan dat zonde onbestraft wordt gelaten. Dit is de reden dat God Jezus stuurde om de prijs voor onze zonden te betalen. De dood van Jezus Christus was een eeuwige dood. Het was de betaling van onze schuld die het gevolg was van onze oneindige zonde, zodat wij hier niet tot in de eeuwigheid in de hel voor zouden hoeven te boeten (2 Korintiërs 5:21).
Het enige dat wij hoeven te doen is ons vertrouwen op Hem te stellen. Onze zonden zijn daarmee vergeven en ons wordt daarvoor een eeuwig thuis in de hemel beloofd. God hield zo veel van ons dat Hij voorzag in onze redding.
Als jij vandaag zou sterven, zou je dan met 100% zekerheid weten dat je naar de hemel gaat? Zorg er vandaag voor dat je het zeker weet!
Pasteltekening van John Astria
De Bijbel spreekt als geen ander boek op aarde over gebedsgenezing. Van begin tot eind verhaalt de Bijbel over de grote God van wonderen, die vol liefde is voor de gebroken mens, en die van harte bereid is onze ziekten te genezen en ons het leven in overvloed te geven. Zowel de profeten in het Oude Testament als de apostelen in het Nieuwe Testament zagen steeds weer dat God mensen volkomen herstelde door gebedsgenezing.
In het bijzonder in de bediening van Jezus Christus, die ons op volmaakte wijze liet zien wie God is, gebeurde vele duizenden wonderen van genezing.
Zo’n 25 procent van de evangeliën bestaat uit de geschiedschrijving van de talloze wonderen die Jezus deed. Door zoveel zieken te genezen, liet Hij enerzijds zien dat hij inderdaad de Zoon van God is. Het bevestigde zijn goddelijke gezag, zodat mensen luisteren naar zijn boodschap. Bovendien toonde Hij op deze manier hoeveel liefde en bewogenheid God heeft voor de lijdende mens en dat het niet Gods wil is dat zijn dierbare, geliefde kinderen ondraaglijk lijden door gruwelijke ziekte en pijn.
Jezus Christus genas echter niet alleen zelf vele duizenden zieken, Hij gaf ook zijn volgelingen nadrukkelijk opdracht hetzelfde te doen. Dit is wat Jezus Christus zei tegen zijn volgelingen:
“Genees de zieken en zeg tegen de mensen: Het koninkrijk van God is dicht bij u.” (Lukas 10:9)
“Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader.” (Johannes 14:12)

Dat God vroeger grote wonderen deed, begrijpen veel mensen wel. Maar de vraag is of dit ook nog vandaag de dag gebeurt. Om antwoord op deze vraag te krijgen moeten we eerlijk durven lezen wat er in de Bijbel staat. Een centraal thema in de Bijbel is Gods verlangen om zijn geliefde kinderen te bevrijden van elk juk in hun leven en ze het leven in overvloed te geven. Dit zijn enkele citaten uit de Bijbel:
“Geliefde, ik bid, dat het u in alles wèl ga en gij gezond zijt.” (3 Johannes 1:2)
“Smaakt en ziet, dat de HERE goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt.” (Psalm 34:9)
“Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.” (Johannes 10:10)
“Hij geneest al uw kwalen, hij redt uw leven van het graf, hij kroont u met trouw en liefde, hij overlaadt u met schoonheid en geluk, uw jeugd vernieuwt zich als een adelaar.” (Psalm 103:3-5)
Nergens kun je in de Bijbel lezen dat God er vreugde in heeft om zijn geliefde kinderen ziek te maken, hun leven te vernietigen en ze ondraaglijk lijden mee te geven. Integendeel, God benadrukt doorheen de Bijbel dat Hij ons leven wil geven, vreugde, rust, geluk, enz. Hij is een goede Vader, die voor ons zorgt.
Naast de algemene openbaring over het karakter van God, laat de Bijbel ons zien dat we God op volmaakte wijze kunnen leren kennen als we kijken naar Jezus Christus. Jezus Christus zei dat Hij alleen deed wat de Vader Hem toonde en dat Hij en de Vader een volmaakte eenheid zijn.
“Als je mij kent, zul je ook mijn Vader kennen.” (Johannes 14:7)
‘Ik verzeker u,’ zei Jezus tegen hen, ‘de Zoon kan niets doen uit zichzelf; hij doet alleen wat hij de Vader ziet doen. Wat hij doet, doet de Zoon ook.’ (Johannes 5:19)
De volmaakte wil van God is door niemand anders zo volkomen tot uiting gekomen als in zijn Zoon Jezus Christus. In de woorden en daden van Jezus zien we wie God is.
“Hij genas hen van alle ziekten en kwalen. Ze brachten hem ALLEN die er slecht aan toe waren, mensen met allerlei ziekten en pijnen, bezetenen, lijders aan vallende ziekte en verlamden, en hij maakte hen beter.” (Mattheus 4:23,24)
“Ze brachten verlamden, blinden, kreupelen en doofstommen mee en nog veel andere zieken en legden die aan zijn voeten neer. En hij genas hen.” (Mattheus 15:30)
“Blinden en verlamden kwamen daar bij hem en hij genas hen.” (Mattheus 21:14)

“Als een weldoener ging hij rond: hij genas allen die in de macht van de duivel waren.” (Handelingen 10:38)
Nergens in de Bijbel zie je dat Jezus Christus iemand niet wilde genezen. Eigenlijk kon Jezus slechts op een enkele plek niet velen genezen, en dat was in de stad van zijn jeugd, waar ze geen geloof in Hem hadden. Dat lag dus niet aan Jezus, maar aan de mensen die Hem niet erkenden als een gezondene van God.
Dat is wat de Bijbel ons klaar en duidelijk laat zien. Is gebedsgenezing echter ook nog voor vandaag? Geneest Jezus ook nu de zieken? Doet God nog steeds wonderen? Het antwoord is eenvoudiger dan je misschien denkt. Jezus gaf namelijk een duidelijke opdracht aan zijn volgelingen:
“Genees de zieken en zeg tegen de mensen: Het koninkrijk van God is dicht bij u.” (Lukas 10:9)
“Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader.” (Johannes 14:12)
“Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.” (Johannes 20:21)
Jezus geeft zijn volgelingen de duidelijke opdracht om zieken te genezen. Nergens in de Bijbel staat dat God deze opdracht heeft teruggetrokken. De bewering dat deze opdracht niet voor vandaag geldt, kan op geen enkele wijze vanuit de Bijbel gestaafd worden. Integendeel, dan ga je radicaal in tegen het duidelijke geschreven Woord van God dat ons de nadrukkelijke opdracht geeft: Genees de zieken.
Gebedsgenezing is voor volgelingen van Jezus Christus een opdracht. Niet alleen lang geleden, maar ook vandaag. Omdat gebedsgenezing zo belangrijk is, geeft God bovennatuurlijke gaven van de Geest aan zijn kinderen om zieken te genezen:
“Door die ene Geest krijgen anderen de gave om zieken te genezen of de kracht om wonderen te doen.” (1 Korinthe 12:9)
Er is een leugen in veel kerken binnengeslopen dat gebedsgenezing en wonderen niet meer voor deze tijd zijn en enkel was weggelegd voor de tijd van de apostelen uit de eerste eeuw. Die leer staat in schril contrast met wat de Bijbel leert. Niet alleen spreekt het Nieuwe Testament over Gods wil en opdracht om te genezen, ook in het Oude Testament is het duidelijk wie God is:
“Ik, de HERE, ben uw Heelmeester.” (Exodus 15:26)

God heeft altijd mensen gebruikt om zijn genezing door te geven. In het Oude Testament gebruikte Hij zijn profeten, daarna kwam Gods wil tot uiting in Jezus Christus die vele duizenden (zelfs uit de landen rond Israël) genas. En Jezus gaf de opdracht aan hen die Hem dienen:
doe hetzelfde wat Ik gedaan heb. De Vader zond Mij, nu zend Ik jullie. Ga, verkondig het koninkrijk en genees de zieken.
Dat is een hele uitdaging, die ons heel diep naar God zelf toe trekt. Het maakt ons hongerig om niet alleen woorden over God te kennen, maar om Hem zelf te kennen en zijn kracht te ontdekken in ons leven. Religie brengt geen genezing, maar bestrijdt juist de kracht van God. Religie wil enkel woorden. Maar als we Jezus Christus gehoorzamen, worden we heel diep afhankelijk van God en weten we: het is tijd dat we ons losmaken van alles wat Jezus Christus belemmert en dat we gehoor geven aan zijn roep.
Toen God bijvoorbeeld beschreef hoe hij Jeruzalem gezegend had, sprak hij over de stad als een vrouw en zei:
„Voorts tooide ik u met sieraden en gij werdt zeer, zeer schoon” (Ezechiël 16:11-13).
Tot die sieraden, die weliswaar symbolisch waren, behoorden armbanden, een halsketting en oorringen.
De Bijbel vergelijkt ook „een wijze terechtwijzer”, wiens woorden door een bereidwillige luisteraar ter harte worden genomen, op een positieve manier met persoonlijke gouden sieraden (Spreuken 25:1, 12).
Door deze positieve uitingen in de Bijbel mag men besluiten dat God er niets op tegen heeft dat vrouwen zich met mooie voorwerpen tooien om er beter uit te zien.
Sommige gedeelten uit de Bijbel gaan rechtstreeks over dit onderwerp. De apostel Paulus schreef:
„Ik wens dat de vrouwen zich in welverzorgde kleding sieren.”
Als dat met „bescheidenheid en gezond verstand” wordt gedaan, kan het een weerspiegeling zijn van haar eerbied voor God (1 Timotheüs 2:9, 10).
Wanneer christelijke vrouwen zich op zo’n bescheiden manier mooi maken, kan dat een gunstig licht werpen op Gods leringen en op de gemeente.
Sommigen brengen hiertegen in dat dezelfde verzen zeggen dat een vrouw zich niet mag sieren met :„bijzondere haarvlechtingen en goud of parels of zeer kostbare kleding, maar zoals het vrouwen die belijden God te vereren, past, namelijk door middel van goede werken” ( 1 Timotheüs 2:9 en 10).
Dit betekent niet dat vrouwen niets ter verfraaiing van hun haar mogen doen en geen sieraden mogen dragen, want de bijbel spreekt positief over uiterlijke verzorging.
Dus in plaats van bepaalde sieraden te verbieden, moedigde Paulus vrouwen aan zich er vooral op te concentreren zich met christelijke eigenschappen en goede werken te sieren.
De apostel Paulus schreef:
„Laten wij elkaar niet langer oordelen, maar neemt liever deze beslissing, een broeder geen struikelblok in de weg te leggen noch iets waarover hij kan vallen” (Romeinen 14:13).
Hoe is dit van toepassing op onze keuze op het gebied van kleding en uiterlijke verzorging?
Ten eerste zegt Paulus ons dat we elkaar niet moeten oordelen. We moeten oppassen dat we ’een broeder geen struikelblok in de weg leggen’. De normen voor wat aanvaardbaar is, verschillen per land en per cultuur. Wat in een bepaalde tijd of streek aanvaardbaar is, is misschien ongepast in een andere tijd of streek.
We mogen anderen geen aanstoot geven of hen niet tot struikelen brengen door ons mooi te maken op een manier die in onze cultuur geassocieerd wordt met een verwerpelijke leefstijl. Godvrezende vrouwen zouden zich moeten afvragen hoe de mensen in de omgeving hun uiterlijke verschijning bezien en hoe de leden van de gemeente in verlegenheid kunnen gebracht worden door wat ze dragen.
Zelfs als een christelijke vrouw het recht heeft zich op een bepaalde manier te kleden of op te maken, zal ze van dat recht afzien als haar stijl aanstootgevend is. — 1 Korinthiërs 10:23, 24.
Ook kan te veel aandacht voor het uiterlijk een ongezonde houding tot gevolg hebben. Tegenwoordig maken vrouwen in veel landen zich mooi om te flirten en op een onbescheiden manier de aandacht op zichzelf te vestigen. Maar christelijke vrouwen zullen zo’n verkeerde houding vermijden en zullen proberen in hun doen en laten gezond van verstand en eerbaar te zijn.
„zodat er niet schimpend over het woord van God wordt gesproken”. — Titus 2:4, 5.
Godvrezende vrouwen beseffen dat hoewel ze misschien aandacht aan hun uiterlijk besteden, hun echte schoonheid in „de verborgen persoon van het hart” ligt en dus tot uiting komt in hun houding en gedrag (1 Petrus 3:3, 4). De vrouw die qua kledingstijl, gebruik van cosmetica en sieraden verstandige keuzes maakt, wint het respect van anderen en eert haar Schepper.