Dagelijks archief: november 4, 2024

2 Samuel 8,9,10 The victories of David / De overwinningen van David

Standaard

Category, categorie:  The Bible explained/De Bijbel uitgelegd: video

.

2 Samuel 8,9,10; The victories of David

2 Samuel 8,9,10; De overwinningen van David

 

 

2 Samuel 8

1 – 18

Krijgsverrichtingen van David

2 Samuel 9

1 – 13

Edelmoedigheid van David jegens Mefibóseth, zoon van Jónathan

2 Samuel 10

1 – 19

Ammonieten en Syriërs verslagen door Joab

 

.

Paul LeBoutillier

 

 

.

 

 

 

De duivel; Geestelijke strijd; De Bijbel: Gods Woord

Standaard

Categorie: video/religie

 

 

 

De duivel; Geestelijke strijd; De Bijbel: Gods Woord

 

 

 

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

 

 

 

Andalusiet

Standaard

categorie :  Sieraden, juwelen, mineralen en edelstenen

.

.

Het mineraal andalusiet is een aluminium-silicaat

 met de chemische formule Al2SiO5. Het

behoort tot de groep van de nesosilicaten

.

Eigenschappen

.

Het donkergroene, grijze, bruine of rode mineraal heeft een duidelijke splijting volgens kristalvlak [110] en een slechte splijting volgens [010], een witte streepkleur en een glasglans. Het kristalstelsel is orthorombisch, de gemiddelde dichtheid is 3,15 en de hardheid is 6,5 tot 7. Andalusiet is noch magnetisch, noch radioactief. De variëteit chiastoliet bevat gewoonlijk donkere insluitsels van koolstof of kleimineralen die een X of een kruis vormen.

.

.

480px-andalousitetyrol

.

.

.

az-andalusiet-gr

.

.

Naam

.

Andalusiet is genoemd naar het gebied waar het het eerst beschreven werd, Andalusië, Spanje in 1789. De naam van de variëteit chiastoliet is afgeleid van de Griekseletter chi, die in de vorm van een “kruis” geschreven wordt.

.

.

chgiastoliet – andalusiet

.

Voorkomen

.

Andalusiet is een zeer veelvoorkomend mineraal als onderdeel van vele gesteenten. Het komt onder andere voor in gemetamorfoseerde gesteenten. Het is ook, samen met de andere aluminiumsilicaten sillamiet en kyaniet een indicatief mineraal voor de diepte en temperatuur waarbij een gesteente metamorfose ondergaan heeft.

Andalusiet is gewoonlijk stabiel bij temperaturen beneden de 500 ° Celsius en bij drukken lager dan 0,3 GPa (gigaPascal). De druk en temperatuur zijn gerelateerd waardoor bij hoge temperatuur (800 °C) een lagere druk (0,1 GPa) nodig is om uit andalusiet sillimaniet te vormen.

Bij temperaturen beneden 600 °C en drukken hoger dan 0,3 GPa wordt juist kyaniet uit andalusiet gevormd. Andalusiet komt voor in de zandfractie van Nederlandse kwartaire rivierdedimenten. In de zware-meneraalanalyse wordt het mineraal ingedeeld bij de zogenoemde stabiele groep.

.

.

groot-stuk-van-roze-andalusietmineraal-49061562

.

.

Mineraal
Chemische formule Al2SiO5
Kleur Bruin, grijs, groen, roze, violette en rode variëteiten
Streepkleur Wit
Hardheid 6,5 – 7
Gemiddelde dichtheid 3,15 kg/dm3
Opaciteit Doorzichtig tot doorschijnend
Splijting duidelijk volgens [110], slecht volgens [010]
Kristaloptiek
Kristalstelsel Orthorombisch
Brekingsindices 1,641 – 1,648
Overige eigenschappen
Radioactiviteit geen
Magnetisme geen

.

.

.

.

chiastolietplatkn

.

.

pijl-omlaag-illustraties_430109
.
.
.
JOHN ASTRIA

Waarover gaat Psalm 78?

Standaard

categorie : religie

.

.

Psalm 78

.

Inleiding

.

Net als psalm 105 en psalm 106 is psalm 78 een historische psalm. De dichter spreekt over de wonderen in Egypte en in de woestijn tot aan Israëls verlossing. Doel van de psalm is op te wekken tot vertrouwen op God en het bewaren van zijn geboden. De dichter wil met zijn lied niet alleen een onderwijzing meegeven, maar ook hoop geven voor de toekomst, op grond van het nieuwe begin, waarmee de psalm eindigt.

.

.

.

.

Literaire kenmerken

.

De psalmdichter maakt gebruik van oude tradities binnen het volk Israël die met name in verhalende vorm bekend zijn. In de weergave van deze oude tradities lijkt de dichter de werkwoordsvormen van het proza toe te passen. Tegelijk voorziet hij deze tradities van zijn eigen commentaar, waarbij hij meer dichterlijke vormen gebruikt. Niet altijd is duidelijk wanneer de dichter tradities doorgeeft en wanneer hij zijn eigen commentaar naar voren brengt.

De psalm bestaat uit een korte inleiding ( deel 1) gevolgd door zes delen, waarvan er drie ( deel 2,3 en 7) inzetten met een ‘positief’ handelen van de Here God ten opzichte van Israël en drie met een ‘ negatieve’ reactie van de mensen die daarbij betrokken zijn (deel 4, 5 en 6). Vanwege de lengte van deze psalm zal hij per deel worden besproken in plaats van per vers.

.

Datering

.

De psalm kan worden gedateerd na de bouw van de tempel, op grond van vers 69. Over de precieze datering van deze psalm wordt verschillend gedacht. Sommige uitleggers gaan ervan uit dat de psalm inderdaad door Asaf is geschreven. In dat geval is de psalm kort na de tempelbouw ontstaan. Anderen menen dat de psalm van later datum is, uit de tijd na de ballingschap.

.

Commentaar

.

[1-4] 

De dichter richt zich tot een breed publiek, hij spreekt tot het hele volk. Men moet de berichten over het handelen van de Here God doorgeven aan het nageslacht, zodat de kennis daarover blijft bestaan. Dit doet denken aan de opdracht die God geeft in Exodus 10:2 en Exodus 13:14. De dichter noemt zijn psalm een ‘spreuk’, een ‘leerdicht’. Het belangrijkste onderwerp zijn de wonderen die de Heer verricht heeft. De dichter bezingt zijn grootheid.

[ 5-11]

De dichter verwijst naar het initiatief van God om een relatie aan te gaan met het volk waaraan de namen ‘Jakob’ en ‘Israël’ verbonden zijn. Het is belangrijk dat Gods betrokkenheid met het volk wordt doorgegeven aan de volgende generatie, zodat zij niet worden zoals hun vaders: opstandig, weerspannig, onbetrouwbaar. In vers 9-11 noemt de dichter hier een voorbeeld van: de Efraïmieten bleven in gebreke ten dage van de strijd. Dit is ontrouw jegens de Here en Zijn verbond. De verwerping van Efraïm komt later in deze psalm nog ter sprake (vs. 60,67).

[12-29]

De dichter onderstreept dat de ‘ vaderen’ Gods wonderen wel moesten zien, het kon ze niet ontgaan. De plaats Soan ligt in Egypte, in het uiterste Noordoosten van de delta van de Nijl. Opvallend is dat de Here God enerzijds het water in bedwang hield (vers 13) en anderzijds het water juist deed stromen, in de woestijn. (vers 15-16). Vervolgens beschrijft de dichter de reactie van de Israëlieten: ze vragen om nog meer voedsel: brood en vlees. Ze vertrouwen God niet en stellen Hem op de proef. Ze vragen zich af of God wel in staat zou zijn om hen ‘brood en vlees te kunnen geven’. (vs. 20) Deze vragen roepen Gods boosheid op. Eerst komt Hij aan hun wensen tegemoet, maar daarna straft Hij hen. Duidelijk is dat de dichter zich in deze psalm niet houdt aan de chronologische volgorde. Het zenden van de kwakkels en het manna (Exodus 16) gaat vooraf aan het waterwonder van Exodus 17. Het manna wordt ‘engelenbrood’ genoemd. Met deze uitdrukking wil de dichter het wonderlijke karakter van het manna accentueren. Het is brood dat bedoeld is voor hemelbewoners.

[30-41]

In dit deel van de psalm staat de relatie tussen God en Zijn volk centraal. In vers 30 en 31 wordt verteld dat de Here een slachting onder het volk aanrichtte. De meeste uitleggers denken dat de dichter hier verwijst naar Numeri 11:33-35. Het volk bekeert zich, maar valt opnieuw in zonde. Hun bekering is niet echt: hun hart was niet aan God gehecht. (vs. 37) Tegenover de ontrouw van het volk, staat de barmhartigheid en vergevingsgezindheid van God.

[42-55]

De dichter geeft een opsomming van de tekenen die God in Egypte deed. In tegenstelling tot wat in vers 38 staat, brengt God nu Zijn toorn tot uitdrukking, wat leidt tot dood en vernietiging. Zijn volk blijft Hij echter leiden en brengt hen tot Zijn ‘heilig gebied’, het land rondom de tempel te Jeruzalem. De dichter veroorlooft zich een grote mate van vrijheid: van de tien plagen uit Egypte laat hij er vier weg. Bij de door hem genoemde zes volgt hij een eigen orde. Met de ‘tenten van Cham’ worden de Egyptenaren bedoeld, die van Cham afstammen. (zie Gen. 10:6)

[56-64]

Het volk volhardt echter in de ontrouw van hun vaders. Ze dienen andere goden en vergeten de Here God. De ‘hoogten’ zijn de in het land verspreide offerplaatsen, vaak van Kanäanitische oorsprong. Daarom straft God hen, het heiligdom te Silo gaat ten onder. In 1 Samuel 5 wordt dit heiligdom uitgebreid beschreven. Het lijkt erop dat er een einde is gekomen aan de relatie tussen God en Zijn volk. (vs. 62 e.v.) Over de verwerping van Silo wordt ook gesproken in Jeremia 7: 12, 14.

[65-72]

In dit laatste deel beschrijft de dichter dat dit niet het geval is. God komt opnieuw in actie en verslaat zijn tegenstanders. God verwerpt de stammen Jozef en Efraïm. Waarschijnlijk speelt hier op de achtergrond de spanning tussen het Zuiden (Juda) en het Noorden van Israël (waarvan de stam Efraïm de belangrijkste is) een rol.
De dichter beschouwt het optreden van David als een nieuw initiatief van de kant van de Here God, dat perspectieven opent voor de toekomst van heel het volk Israël.

.

.

.

.

Psalm 78

.

1 Een lied van Asaf, om iets van te leren.

Luister, mijn volk, naar wat ik jullie leer.
Luister naar mijn woorden.
2 Ik wil jullie vertellen over het verleden.
Ik wil jullie laten weten welke wijsheid daarin verborgen is.
3 We hebben de verhalen gehoord van onze vaders.
Zij hebben ons alles verteld.
4 Nu moeten wij het ook aan onze kinderen vertellen.
We moeten hun laten weten
welke geweldige dingen de Heer heeft gedaan.
We zullen hun vertellen over zijn kracht en zijn wonderen.

5 Hij sloot een verbond met het volk van Jakob.
Hij gaf het volk Israël een wet.
Onze voorvaders moesten die wet aan hun kinderen leren
en hun vertellen wat God had gedaan.
6 Zo zouden ook zij zijn wet kennen
en weten wat Hij heeft gedaan.
En ook zij moesten het weer vertellen aan hún kinderen.
7 Zo zouden ze leren om op de Heer te vertrouwen.
Zo zouden ze niet vergeten wat God had gedaan
en ze zouden zich aan zijn wetten houden.
8 Zo zouden ze niet hetzelfde doen als hun voorouders,
die aldoor koppig en ongehoorzaam waren.
Zij waren nooit lang trouw aan God.
9 Want toen er oorlog kwam,
kwam Israël niet opdagen,
ook al waren ze goed bewapend.
10 Ze hielden zich niet aan Gods verbond.
Ze weigerden zich aan zijn wetten te houden.
11 Ze vergaten wat Hij had gedaan,
vergaten de wonderen die Hij hun had laten zien.

12 Want Hij had wonderen gedaan
voor hun voorouders in Egypte.
13 Hij spleet de zee in tweeën en leidde hen er doorheen.
Hij hield het water tegen zodat het als een muur bleef staan.
14 Overdag leidde Hij hen met een wolk,
’s nachts met grote vuurvlam.
15 Hij spleet rotsen in de woestijn
zodat er water uit stroomde en ze konden drinken.
16 Hij liet een beek ontstaan uit de rots:
water stroomde als een rivier.

17 Toch werden ze Hem weer ongehoorzaam.
Daar in de woestijn waren ze koppig tegen de Allerhoogste God.
Ze maakten Hem boos.
18 Ze daagden Hem uit
door om eten te vragen.
19 Ze zeiden:
“Kan God soms eten geven in de woestijn?
20 Toen Hij op de rots sloeg, stroomde er water uit.
Maar kan Hij ook zorgen voor brood en vlees voor zijn volk?”
21 Toen de Heer dat hoorde, werd Hij vreselijk boos.
Hij werd woedend op het volk van Jakob.
22 Want ze geloofden Hem niet.
Ze vertrouwden er niet op dat Hij hen wilde redden.
23 Toch gaf Hij de wolken een bevel.
Hij opende de deuren van de hemel.
24 Toen regende het manna! ‘Manna’ betekent: ‘Wat is dat nou toch?’ Lees Exodus 16.
Hij gaf hun hemels graan.
25 Zo aten ze engelenbrood.
Ze konden eten zoveel als ze wilden.
26 Hij zorgde ervoor dat er een oostenwind ging waaien.
Ook zorgde Hij voor een sterke zuidenwind.
27 De wind bracht vogels mee,
zo ontelbaar als het zand langs de zee.
28 Het regende vogels in het kamp,
rondom hun tenten.
29 Ze aten zoveel ze wilden.
Hij gaf hun waar ze om hadden gevraagd.
30 Nog tijdens het eten
– ze hadden het eten nog in hun mond –
31 werd God vreselijke boos op hen
omdat ze zich vol zaten te schrokken.
Hij doodde veel van de jonge mannen.

32 Toch bleven ze Hem ongehoorzaam.
Ze vertrouwden niet op zijn wonderen.
33 Toen maakte Hij hun leven zinloos.
Hun leven werd één en al ellende, jarenlang.
34 Steeds als Hij een aantal van hen doodde,
kwam het volk weer bij Hem terug
en wilden ze God weer dienen.
35 Dan wisten ze weer
dat God de rots onder hun voeten was,
dat Hij de Allerhoogste God was,
de enige die hen kon redden.
36 Maar ze bedrogen Hem.
Ze beloofden Hem dingen die ze niet meenden.
37 Ze hielden niet echt van Hem.
Ze waren niet trouw aan zijn verbond.
38 Maar omdat Hij medelijden met hen had,
vergaf Hij hun steeds hun ongehoorzaamheid
en vernietigde Hij hen niet.
Elke keer hield Hij zich in.
39 Hij dacht er aan dat ze maar mensen waren,
een zuchtje wind dat langswaait en nooit meer terugkomt.

40 Wat waren ze Hem toch vaak ongehoorzaam!
Steeds weer deden ze Hem verdriet daar in de woestijn.
41 Steeds weer daagden ze God uit.
Steeds weer dachten ze dat Hij hen niet zou kunnen redden.
42 Ze vergaten zijn macht.
Ze vergaten hoe Hij hen had gered van hun vijand Egypte.
43 Ze vergaten de wonderen
die Hij in Egypte had gedaan.
44 Daar had Hij het Nijlwater veranderd in bloed.
En niet alleen de Nijl, maar ook de andere rivieren.
Niemand kon het water nog drinken.
45 Hij had allerlei ongedierte laten komen dat hen verslond.
Daarna kikkers die hun het leven onmogelijk maakten.
46 Hij liet sprinkhanen komen
die de planten en de oogst op-aten.
47 Met hagel en ijzel
vernielde Hij de wijnstruiken en vijgenbomen.
48 Hij doodde hun vee door de hagel,
hun kudden door de bliksem.
49 Woedend was Hij.
Hij strafte Egypte met een leger doods-engelen.
50 Hij strafte hen zwaar. Hij ontzag niets en niemand.
Hij liet hun dieren door de pest doden.
51 Ook doodde Hij alle oudste zonen in Egypte,
alle eerstgeboren mannen in de huizen van Cham. Cham was één van de zonen van Noach. Hij was de voorvader van het volk van Egypte.
52 Maar zijn eigen volk nam Hij mee,
zoals een herder zijn schapen meeneemt.
Hij leidde zijn kudde door de woestijn.
53 Bij Hem waren ze veilig.
Ze hoefden nergens bang voor te zijn.
Want hun vijanden waren verdronken in de zee.
54 Hij bracht hen naar zijn eigen gebied,
naar de berg die zijn eigendom was.
55 Hij joeg de volken voor hen weg.
Hij gaf het gebied van die volken aan zijn eigen volk.
Het werd hun eigendom, hun eigen land.

56 Maar ze daagden God weer uit.
Ze waren koppig tegen de Allerhoogste God.
Ze hielden zich niet aan zijn bevelen.
57 Net als hun voorouders waren ze ontrouw aan Hem.
Ze gingen de verkeerde kant op,
zoals kromme pijlen uit een slechte boog.
58 Ze maakten Hem kwaad met hun altaren voor de afgoden.
Ze maakten Hem jaloers met hun godenbeelden.
59 God zag hoe ontrouw ze waren.
In zijn woede liet Hij Israël in de steek.
60 Hij verliet zijn heiligdom in Silo, De kist van het verbond van God was als buit meegenomen door de Filistijnen. Lees 1 Samuel 4.
de plaats waar Hij bij de mensen woonde.
61 Hij liet de kist van zijn verbond
– de plaats waar Hij woonde –
door de vijanden meenemen als buit.
62 Hij liet zijn volk door de vijand doden,
omdat Hij vreselijk boos op hen was.
63 De jonge mannen werden gedood.
De meisjes hadden niemand meer om mee te trouwen.
64 De priesters werden vermoord.
De weduwen hadden geen tranen meer over.

65 Toen werd de Heer wakker,
zoals iemand die diep heeft geslapen,
zoals een held die overmoedig roept door de wijn.
66 En Hij doodde zijn vijanden terwijl ze vluchtten.
Hij versloeg hen volkomen.

67 Hij koos niet voor de stam van Jozef.
Hij wilde niet meer wonen bij de stam van Efraïm. Vóórdat de kist van het verbond door de Filistijnen werd veroverd, stond hij in Silo, in het gebied van de stam van Efraïm.
68 Maar Hij koos de berg Sion uit
in het gebied van de stam van Juda,
de berg Sion waar Hij zoveel van houdt.
69 Daar bouwde Hij zijn heiligdom,
indrukwekkend als de hoogste bergen,
stevig en vast als de aarde.
70 En Hij koos zijn dienaar David uit.
Hij haalde hem weg bij de schapen.
71 David zou niet langer voor de schapen zorgen,
maar voor Gods eigen volk, het volk van Jakob.
72 David was een goede herder.
Hij leidde het volk rechtvaardig en wijs.

.

.

.

.

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

.

.

Zonen van Belial en een juk van dienen

Standaard

categorie : religie

 

 

 

Zonen van Belial

.

Opgroeien zonder Gods juk

 

We lezen in 1 Samuël 2:12 dat de zonen van Eli de Eeuwige niet kenden en dat zij zonen van Belial (nietswaardige lieden) waren. Het woord ‘kennen’ kan ook betekenen ‘erkennen’ of ‘rekening houden met’. Deze mannen hadden geen relatie met God en leefden alsof Hij niet bestond. Het Hebreeuwse woord Belial betekent letterlijk ‘zonder juk’ of ‘zonder iets boven je’. Het is een uitdrukking die wordt gebruikt om iets te benoemen dat volkomen slecht, nutteloos of waardeloos is. ‘Zonen van Belial’ kan ook worden vertaald met ‘de zonen van een wetteloze’. Dit slaat dan op hun vader Eli, die zijn zonen had opgevoed zonder (het ‘juk’ van) Gods wet.

 

 

 

Kenmerken van zonen van Belial

 

Een ‘zoon van Belial’ is een tegenhanger van een ‘koningskind’. Paulus zegt in 2 Corinthe 6:15 dat Christus niets gemeen heeft met Belial. De Bijbel leert ons dat we niet naar dingen van Belial moeten luisteren of kijken, maar dat we deze dingen moeten haten.

Psalmen 101:3 Ik zal geen Belialsstuk ( schandelijke dingen) voor mijn ogen stellen; ik haat het doen der afvalligen, het zal mij niet aankleven.

Iemand die bederiegelijke taal spreekt, onheil sticht of kwaad opgraaft, wordt een Belialsman genoemd.

Spreuken 6:12 Een Belialsman (nietsnut), een onheilstichter is hij, die met bedrieglijke mond rondgaat,

Spreuken 16:27 Een Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als brandend vuur.

 

We moeten ons heel ver van deze mensen houden:

2 Thessalonica 3:6 “Maar wij bevelen u, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan elke broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overlevering, die gij van ons ontvangen hebt.”

 

 

Zonen van Belial

 

 

 

Een juk van dienen

 

Een juk is in de Bijbel een metafoor voor dienen. Dat dienen kan in negatieve zin zijn, wanneer iemand arbeid verricht als een slaaf. In positieve zin betekent het meewerken door te helpen en te dienen. In Klaagliederen 3:27 staat dat het goed is wanneer iemand in zijn jeugd een juk draagt. Een kind hoort namelijk in zijn jeugd te leren om anderen te dienen en te helpen. Op dezelfde wijze mogen ze leren wat het betekent om God te dienen.

Wanneer ze dat jong leren, hebben ze daar later veel aan. In Spreuken 22:6 staat: Oefen de knaap in het begin van zijn levensweg, dan zal hij, ook wanneer hij oud wordt, er niet van afwijken. De zonen van Eli hadden dit blijkbaar niet geleerd. Zij dachten alleen maar aan zichzelf en stalen het vlees dat mensen kwamen offeren. Zij waren ‘zonen zonder juk’, oftewel ‘zonen van Belial’.

 

.

Een juk van de Tora

 

Joden beschouwen de Tora, het Woord van God, als een juk. Daarbij moeten we niet meteen aan iets negatiefs denken. Zoals twee ossen door middel van een juk aan elkaar werden verbonden om samen een ploeg te kunnen trekken, verbindt de Tora ons aan God, zodat wij samen met Hem in Zijn koninkrijk kunnen regeren.
In de tijd van Jezus was het heel normaal dat een rabbijn een leerling riep om Hem te volgen. De rabbijn vroeg dan: “wil je mijn juk op je nemen”? Het was een grote eer in die tijd wanneer je door een rabbijn werd gevraagd om Hem te volgen.

En het opnemen van zijn juk betekende dat je precies ging doen wat de rabbijn zelf ook deed. Op dezelfde wijze was het een grote eer voor de discipelen toen zij door Rabbi Jesjoea (Jezus) werden gevraagd om van Hem te leren en Zijn juk daarbij op te nemen. Bovendien voegde de Here Jezus daaraan toe dat zijn juk zacht was en Zijn last licht (Mattheüs 11:28-30). Veel rabbijnen legden de mensen namelijk een zwaar juk op van allerlei menselijke wetten en regeltjes. Iets soortgelijks gebeurde in de gemeente van de Galaten (Galaten 5:1).

 

 

Proeven van Gods dingen

 

De Bijbel leert ons dat kinderen met Gods Woord vertrouwd moeten raken. Dat is voor een jong iemand niet altijd eenvoudig. Maar we moeten daarbij goed begrijpen dat een juk dragen betekent dat je iets samen met een ander doet. Een last kan misschien wel eens zwaar zijn, maar je draagt een juk met iemand anders. Iemand die jou meeneemt en die jou dingen leert. Volgens de Bijbel is dat de taak van de vader. Een vader hoort zijn kinderen mee te nemen en in te wijden in de dingen van God. Hierdoor ontstaat er een diepe band.

Van nature hebben kinderen al een band met de moeder. Ze hebben niet alleen negen maanden lang aan de navelstreng vastgezeten, maar er is ook een sterke geestelijke navelstreng tussen moeder en kind. Deze band heeft een kind niet van nature met de vader. Volgens de Bijbel en het Joodse denken is het rolmodel van een vader dan ook van zeer groot belang. Hij moet zijn kinderen meenemen en hen leren onderscheiden wat goed en fout is. Hij moet hen vooral de goede dingen laten proeven.

Het Hebreeuwse woord voor onderwijs is ‘chinoech’. Chinoech komt van een werkwoord dat onder andere wijden, zalven en inwijden betekent, maar ook proeven of smaken. Wanneer Joodse kinderen een eigen Bijbel krijgen, dan wordt boven op het kaft wat honing gesmeerd. De kinderen moeten daaraan likken om zo te ontdekken dat Gods woord als honing is, zoals er in Psalm 19:7-11 staat:

7  De Tora(instructie) des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige.
8 De bevelen des Heren zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des Heren is louter, het verlicht de ogen (laat de ogen stralen).
9 De vreze des Heren is rein, voor immer bestendig; de verordeningen des Heren zijn waarheid, altegader rechtvaardig.
10 Kostelijker zijn zij dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig, ja dan honigzeem uit de raat.
11 Ook laat uw knecht zich daardoor ernstig vermanen; in het houden ervan ligt rijke beloning.

In Spreuken 24:13 staat:

“Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte”. Dit is geen voedingsvoorschrift, zoals vaak wordt gedacht, maar een oproep om Gods wijsheid te leren kennen (zie vers 14).

Doordat kinderen het Woord van God leren te associëren met honing, worden zij zich bewust van het goede van Gods Woord en Zijn geboden.

 

 

 

 

 

 

Het Sjema

 

Joden belijden dagelijks het Sjema Jisraeel (= Hoor Israël). Dat is het Bijbelgedeelte Deuteronomium 6:4-9;

4 Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is een!
5 Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.
6 Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn,
7 gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij neder ligt en wanneer gij opstaat.
8 Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn,
9 en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten.

Door dit gedeelte dagelijks hardop uit te spreken worden Joden er voortdurend aan herinnerd welke opdracht God hen heeft gegeven. In dit gedeelte staat de opdracht om voortdurend met je kinderen te spreken over het dienen van God. Het moet hen worden ingeprent, door erover te spreken terwijl je onderweg bent, wanneer je gaat slapen en wanneer je opstaat.

Het Hebreeuws gebruikt hier niet het gangbare woord voor kinderen, ‘jeladiem’, maar het woord ‘baniem’ (het meervoud van ‘ben’) dat de zonen betekent. Het Hebreeuwse woord zoon (ben) en dochter (bat) komen van het Hebreeuwse werkwoord bouwen. Een zoon is iemand die uit jou wordt gebouwd. Dat hoeft niet per se een fysiek kind te zijn.

De opdracht in Deuteronomium 6 is namelijk niet alleen voor iemands fysieke kinderen, maar ook voor iemands leerlingen of volgelingen. Dat houdt in dat deze boodschap evenzeer voor alleengaanden en kinderloze paren is, als voor mensen met eigen kinderen en adoptie- of pleegouders.

 

 

 

Groepsdenken

 

Het is bovendien belangrijk om te begrijpen dat de Bijbel mensen niet alleen als een individu ziet, maar ook als een onderdeel van een groep, een familie of een stam. In veel delen van Afrika is dit nog steeds zo. Wanneer iemand daar over ‘zijn kinderen’ spreekt, dan hoeven dat niet per se zijn eigen kinderen te zijn, maar het kunnen net zo goed de kinderen van zijn broer of zuster zijn of andere kinderen binnen de stam. Het is geen uitzondering wanneer kinderen hun oom of tante vader of moeder noemen.

In de westerse beschaving zijn we deze manier van denken vrijwel geheel kwijtgeraakt. We zijn zeer individu- alistisch en beseffen vaak veel te weinig dat we ergens een onderdeel van zijn. Ook als gemeente zijn we dat denken kwijtgeraakt. Jezus leerde om ‘onze Vader’ te bidden om met dat woordje ‘onze’ tot uitdrukking te brengen dat we niet solitair leven, maar dat we een onderdeel zijn van een groter geheel.

Bijbels gezien zijn wij daarom als volwassenen verantwoordelijk voor de kinderen in onze familie en onze gemeente. Het zijn allemaal ‘onze’ kinderen. En we hebben allemaal de verantwoording om hen het goede en het zoete van Gods Woord en Zijn instellingen te laten proeven.

Wanneer we de kinderen in onze gemeenten laten proeven van het goede en hen Gods instellingen onderwijzen en hen leren om te dienen, dan zullen ze niet snel verworden tot nietswaardige Belialszonen. Als ouders en opvoeders mogen we ze naar de Here Jezus brengen. Zijn juk is zacht en Zijn last is licht en Hij geeft waarlijke rust voor de ziel.

 

 

Torah

 

.

 

Wat is de Tora?

 

Tora / Torah / Thora

 

(תורה)Aanduiding voor de 5 boeken (of de wet) van Mozes. Letterlijk betekent Tora instructie. Tora is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘jarah’ dat o.a. betekent: een doel raken, onderwijzen, maar ook regenen (Hosea 6:3). Het is een antoniem (tegenstelling) van het Hebreeuwse werkwoord ‘doel missen’ oftewel ‘zondigen’.

 

 

Het woord Tora heeft een aantal verschillende betekenissen:

  1. Instructie, onderwijzing (spreuken 3:1).
  2. Een aanduiding voor de 5 boeken van Mozes, de Pentateuch. (Meestal vertaald met ‘Wet’ of ‘de Wet van Mozes’, zoals in Mattheüs 11:13: “al de Profeten en de Wet (= de Pentateuch) hebben geprofeteerd tot Johannes toe”.
  3. Soms een aanduiding voor het boek Deuteronomium (het boek der wet).
  4. Een boekrol met de 5 boeken van Mozes (sefer Tora).
  5. Het hele Eerste/Oude Testament (door Joden Tenach genoemd).
  6. De wet van Christus (1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, Joh. 13:34,35)

Naast de geschreven Tora kennen Joden de mondelinge Tora. Dat zijn de lessen en instructies die van vader op zoon zijn doorgegeven en die na de verwoesting van de tempel op schrift zijn gesteld in o.a. de Misjna.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

De Aechmea

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen 

 

 

 

De Aechmea is een bloeiende kamerplant verkrijgbaar in een groot scala aan kleuren. Deze kamerplant heeft als bijnaam de ‘’Kokerbromelia’’. Deze kamerplant behoort tot de Bromeliaeae familie. Het broertje van de Achmea plant is de Ananasplant. Aechmea stamt af van het Griekse woord ‘’Aichme’’ dat lanspunt of spits betekend. Dit heeft met de vorm van de bloem te maken. Het is een gemakkelijke kamerplant die weinig eisen stelt aan het onderhoud. Deze kamerplant komt van oorsprong uit het tropische en subtropische Midden- en Zuid-Amerika.

 

 

bromelia_1-2

 

 

 

 

Aechmea onderhoud

 

 

De Aechmea verbruikt weinig water. Zorg ervoor dat de grond altijd licht vochtig blijft, zonder dat er een laag water vormt in de pot. Geef bij warme weeromstandigheden meer water. Eén keer per week water geven is voldoende. De Aechmea is een plant die water opslaat in zijn stengel, geef hierom ook af en toe water in de kelk (bloem). Pas hierbij wel op dat je het water er rustig ingiet anders beschadigd de bloem.

 

 

 

 

 

Watersysteem

 

Indien je de kamerplant opmaakt met vulcastrat en een watermeter veranderd de watergift. Hierbij geef je eenmaal per week water, totdat de watermeter begint te bewegen. Des te kleiner de uitslag, des te beter. De watermeter geeft namelijk aan dat er te veel water in de pot staat. Je kunt dan ook het beste de watergift stoppen vlak voordat de watermeter uitslaat. In de winter kun je eenmaal per twee weken water geven.

 

 

 

 

 

Sproeien

 

De Aechmea vraagt om een gemiddeld tot hoge luchtvochtigheid. Sproeien zal de gezondheid daarom versterken. Vooral in de winter wanneer de kachel aangaat zorgt dit voor een lagere luchtvochtigheid in de woonkamer. Sproeien helpt de Aechmea gezond te houden waardoor de plant zijn langer zijn sierwaarde behoudt.

 

 

 

 

 

Licht en Warmte

 

Plaats de Aechmea op een zonnige standplaats, zonder direct zonlicht. De Aechmea vertoeft graag op de warme plekken in de woonkamer. Te veel zonlicht zal leiden tot bruine randen op de bloem en bladeren.

 

 

 

 

 

Minimale temperatuur

 

overdag : 17°C

’s nachts : 14°C
.
Aechmea standplaats
.
.
.
.
.

Verpotten

 

De Aechmea is een plant die slechts één keer tot bloei komt. Deze kamerplant staat vervolgens wel 2 tot 5 maanden in bloei. Na deze periode vervaagd de kleur van de bloem. Deze zal afsterven en niet meer terug komen. Doordat de Aechmea een relatief korte levensduur heeft is het verpotten van deze plant niet nodig.

Wel is het mogelijk de Aechmea direct na aanschaf te verpotten. De nieuwe bak hoeft niet veel groter te zijn dan de oude. De Aechmea heeft namelijk een erg kleine wortelkluit.

.

 

Aechmea verpotten

 

.

 

Voeding

 

Bemesten kan het beste in de lente en zomer, gebruik voor deze kamerplant voeding voor bloeiende kamerplanten. Lees voor de aanbevolen dosering op de gebruiksaanwijzing. Geef nooit meer dan aangeraden, dit zal de plant schaden.

 

 

.
.
.
.

Verkleurde bladeren

 

Bruine randen op de bladeren duiden vaak op een te veel aan direct licht. Wanneer de bladeren van de Aechmea gaan hangen is het verstandig de watergift te verhogen.

 

 

 

 

 

Snoeien

 

Het snoeien van een Aechmea is niet nodig. De bladeren die niet meer mooi ogen kan je simpelweg wegknippen.

 

 

Aechmea onderhoud

 

 

 

Vermeerderen

 

Het vermeerderen van een Achmea kamerplant gaat alvorens een stappenplan. Allereerst zal de plant kleine stekjes aan de basis van de plant aanmaken wanneer deze is uitgebloeid. Laat deze doorgroeien tot de hoogte van ongeveer 10cm.

Hierbij is het belang dat deze stekken voldoende water krijgen, ook in de kelk. Vervolgens kunnen deze stekken verwijderd worden. Pas hierbij op dat je de wortels voorzichtig behandeld.

Plaats deze stekken in een aparte pot en mest eventueel bij met bloeiende planten voeding. Laat de Aechmea gedurende één jaar staan, hierna is de Aechmea bloeirijp.

Wanneer de plant bloeirijp is neem dan een schil van een appel en plaats deze in het hart van de plant. Dek de plant vervolgens met een plastic zak af en laat de appelschip ongeveer 3 weken bij de plant liggen. Het afdekken van de plant is bedoelt om de luchtvochtigheid van zijn land van oorsprong na te bootsen. kaat de plant in deze staat zo’n 7 tot 17 staan en dan is de nieuwe Aechmea bloem gegroeid.

 

 

 

 

 

Bloemen

 

Aechmeas zijn geliefd vanwege hun bloemen die in vele kleuren voorkomen. De Aechmea komt echter maar éénmalig tot bloei en zal hierna afsterven. De plant bloeit gemiddeld 2 tot 5 maanden en zal hierna geleidelijk zijn kleur verliezen.

 

 

 

 

 

Giftig

 

Aechmeas zijn niet giftig.

 

 

 

 

 

Ziektes

 

De Aechmea is gevoelig voor spint. Regelmatig sproeien werkt preventief tegen spint. Ter bestrijding van spint raden wij een chemisch bestrijdingsmiddel.

 

 

 

 

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

 JOHN ASTRIA

JOHN ASTRIA