Tagarchief: stengel

Winterpostelein: Claytonia perfoliata

Standaard

Categorie: kamerplanten en bloemen

 

 

 

Winterpostelein: Claytonia perfoliata

 

De winterpostelein of kleine winterpostelein (Claytonia perfoliatasynoniemMontia perfoliata) is een eenjarige plant uit de familie Montiaceae. Vroeger was de soort opgenomen in de posteleinfamilie (Portulacaceae). De soort groeit in Noord-Amerika. Via Cuba is de plant naar West-Europa gekomen. De soort wordt in Engeland, Frankrijk BelgiëNederland en Duitsland verbouwd als winterharde postelein, maar komt in al deze landen ook verwilderd voor. Vanwege de route waarlangs de plant in Europa arriveerde, wordt de plant in Duitsland ‘Kubaspinat’ genoemd.

 

 

Winterpostelein
Winterpostelein - overzicht
Winterpostelein – overzicht
Taxonomische indeling
Rijk: Plantae (Planten)
Stam: Embryophyta (Landplanten)
Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade: Bedektzadigen
Clade: ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen
Clade: Geavanceerde tweezaadlobbigen
Orde: Caryophyllales
Familie: Montiaceae
Geslacht: Claytonia (Winterpostelein)
Soort
Claytonia perfoliata
Donn ex Willd. (1798)
Blad en bloem
Blad en bloem

 

Kenmerken

 

De plant is 15-40 cm hoog en tijdens de bloei gemakkelijk te herkennen aan de schotelvormige bladeren, waar de stengel door heen lijkt te groeien. Het betreft hier een tweetal bladeren, die tezamen vergroeid zijn. Dit zijn geen  kelkbladeren, maar naar de bloem opgerukte gewone bladeren. De gewone blaadjes hieronder hebben een schop-vorm.

De gewone bladeren zijn 2-3 cm groot. De twee om de bloemstengel vergroeide bladeren zijn groter. De witte bloemen zijn klein met 2-3 mm lange kroonbladen. Deze meerjarige plant bloeit van april tot juni. In maart gezaaid bloeit de plant van juni tot in de herfst. De 1 – 1,5 mm grote zaden hebben een mierenbroodje.

 

 

 

 

 

Naamgeving

 

De naam Claytonia komt van John Clayton, een botanicus uit de 17e eeuw. De naam perfoliata (Latijn: per door +folium blad) is gebaseerd op het feit dat de stengel door 2 tot een schotel aaneengegroeide bladeren groeit.

 

 

Teelt

 

planten half oktober

 

 

Wie de plant wil telen kan in juni en juli zaaien, waarbij de zaadhoeveelheid 10 g/m² bedraagt. Een onderlinge afstand van 10 cm tussen de rijen is gewenst. Voor de teelt onder glas moet in de tweede helft van augustus gezaaid worden, waarbij de eerste oogst in november en de tweede in maart valt.

Reeds jonge planten kunnen in de herfst geoogst worden. Wanneer men het hart laat staan, maakt de plant weer nieuwe bladeren. De oogst dient in maart afgesloten te worden voordat de plant gaat bloeien.

Het plantje heeft een sterke voorkeur voor zandige gronden, en zal dus in tuinen met goede grond niet snel als onkruid woekeren. Wel stelt het eisen aan de vochtigheid: het heeft behoefte aan constant vochtige grond. De plant verwacht een zuurgraad tussen 6,1 en 7,8.

 

 

Zaadteelt

 

Zaden

 

 

Voor de teelt van zaad moet er half maart gezaaid worden. De bloei begint in juni tot in de herfst. De zaaddozen moeten voordat ze op de grond vallen geplukt en gedroogd worden.

 

 

 

Gebruik

 

De plant is tegen vorst bestand en daardoor in het vroege voorjaar een belangrijke bron van vitamine C en mineralen als calciummagnesium, en ijzer. In Amerika werd de plant door zowel Indianen als de goudzoekers in Californië gewaardeerd. Voor deze laatsten was het een belangrijk bestrijdingsmiddel van scheurbuik in het vroege voorjaar, wanneer zij gebrek aan vitamine C hadden. Diverse stammen waaronder de Zwartvoetindianen waardeerden overigens niet alleen de zachte blaadjes, maar ook de knollen, die ook eetbaar zijn evenals de wortels.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Advertentie

Onkruid soorten in ons land – letter Z

Standaard

Categorie: Kamerplanten en bloemen

 

 

Onkruid soorten

 

Hieronder vindt u alle soorten onkruid die ons land kent. Een enorm groot overzicht maar netjes op alfabetische volgorde en met omschrijving. Veel succes met het herkennen en bestrijden van deze vaak hardnekkige planten.

 

 

Zevenblad (Umbelliferae)

 

Van alle onkruiden is ZEVENBLAD (Aegopodium podagria) wel een van de lastigste en moeilijkst te bestrijden soorten. Door diep te spitten en ieder afgebroken stukje wortel of ondergrondse stengel op te sporen kan men de plant uitroeien. Dat lukt evenwel uitsluitend wanneer men constant op zijn hoede blijft. De plant komt in de meeste delen van Europa voor en werd vroeger gebruikt als geneeskrachtig kruid; de soortaanduiding podagraria is afgeleid van het Latijnse podagra = jicht. Men neemt dan ook aan dat monniken een belangrijk aandeel hebben gehad in de verspreiding van de plant. Tegenwoordig komt Zevenblad ook voor in het oostelijk deel van Noord-Amerika.

De plant wordt 60-90 cm hoog en heeft een holle, gegroefde stengel. Kenmerkend zijn de glanzend groene bladeren, waarvan de bovenste in drieën verdeeld zijn en de onderste dubbel drietallig zijn. Alle bladeren hebben een onregelmatig gezaagde rand. De bladeren aan de stengel staan met tweeën tegenover elkaar; uit hun oksels verheffen zich de schermvormige bloeiwijzen, die 15-20 groepjes kleine, witte, stervormige bloempjes dragen. De bloemen hebben vijf bloemblaadjes en groeien uit tot vruchtjes die slechts twee zaden bevatten. De bloei valt in juni en juli. Hoewel het plezierig is te weten dat het vóórkomen van Zevenblad op goede grond wijst, moet men niet uit het oog verliezen dat de kruipende wortelstokken in één groeiseizoen een oppervlak van 3 m2 in beslag kunnen nemen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zuringsoorten (Polygonaceae)

 

De grote Amerikaanse plantkundige Asa Gray omschreef de leden van het geslacht Zuring als ‘grove onkruidachtige planten, met kleine en onooglijke (meestal groene) bloemen’. (Overigens zijn er ook kleine, allerminst grofgebouwde Zuringsoorten.) De bloemetjes staan dicht opeen, meestal in kransen rond de bloeistengels in – al dan niet vertakte – bloeiwijzen. Deze planten komen vooral voor in de gematigde en koude delen van het noordelijk halfrond, maar sommige soorten hebben zich over de hele wereld verspreid. Het zijn meesters in de kunst van het overleven.

De meeste soorten zijn overblijvende planten en hun zaden (ze kunnen er per jaar tot 50.000 per plant voortbrengen) worden door de wind verspreid. De verspreiding kan ook door vogels plaatsvinden en zelfs – ondergronds – door mieren die de zaden als nestmateriaal gebruiken. Deze onder de grond terechtgekomen zaden kunnen wel 80 jaar hun kiemkracht bewaren. De vertakkingen van de dikke gele penwortels gaan soms tot 1,5 meter of nog dieper de grond in. Ieder afgebroken stuk vormt gemakkelijk nieuwe wortels en levert dan weer een nieuwe plant. Er zijn vijf soorten die een plaag kunnen vormen in de tuin. Hoewel alle soorten altijd gemakkelijk als een zuring te herkennen zijn is het onderscheid tussen de soorten onderling vaak moeilijk te zien.

 

 

Krulzuring

 

KRULZURING (Rumex crispus) is wel een van de meest algemene en lastige leden van het geslacht. De plant heeft gegolfde, meestal lancetvormige bladeren, die tot 30 cm lang worden en afwisselend langs de stengel staan. De hoogte varieert van 0,5 tot 1,5 meter. De bloeitijd is van mei tot oktober; de vertakte bloeistengels dragen de bloemen in kransen die worden afgewisseld met weinige tot vele lintvormige bladeren die ook weer een gegolfde rand hebben. Een grote plant kan 30.000 zaden per jaar voortbrengen, waarvan 88% kiemkrachtig is. Zelfs zaden die 50 jaar onder de grond hadden gelegen bleken nog voor 52% kiemkrachtig te zijn. Dit is een lastig onkruid, niet alleen in de tuin maar ook voor de boer. (In Groot-Brittannië zijn de boeren zelfs verplicht deze plant op hun grond uit te roeien, zoals bij ons in sommige provincies met de distel het geval is.) Het optreden van Krulzuring in uw tuin betekent in ieder geval wel dat de grond rijk aan voedingsstoffen is. Krulzuring komt voor in Europa en Azië en is door toedoen van de mens ook in Amerika terechtgekomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Ridderzuring

 

RIDDERZURING (Rumex obtusifolius) is in ons land ongeveer even algemeen als de vorige soort en heeft ook zo’n beetje hetzelfde verspreidingsgebied. Hier zijn de bladeren – die eveneens afwisselend staan – ± 25 cm lang en breed ovaal met een hartvormige basis. De bloemen staan eveneens in kransen rond de stengels, die vertakt zijn en nogal uitstaan. Vooral onderaan zijn de bloeistengels bebladerd. Het bloemdek dat de vrucht omgeeft draagt aan ieder van de drie zijden 3-5 lange tanden. De bloeitijd is van juni tot oktober.

 

 

 

 

 

 

 

 

Kluwenzuring

 

KLUWENZURING (Rumex conglomeratus) heeft lange ovale bladeren, die veel op die van Krulzuring lijken, maar smaller zijn. Te herkennen doordat de bloemen kortgesteeld zijn en in een kluwenvormige bloeiwijze zitten die tot dicht bij de top bebladerd is. Ook het uiterlijk van de vruchtjes met hun lange ongetande slippen is kenmerkend. De plant wordt 0,5 tot 1 meter hoog. Komt voor in Europa en Midden- en Noord-Azië.

 

 

 

 

 

 

 

 

Schapenzuring

 

Ook SCHAPENZURING (Rumex acetosella) heeft een taaie penwortel en de horizontale vertakkingen daarvan lopen gemakkelijk uit, waardoor hele kolonies ontstaan. Gemakkelijk te onderscheiden van zijn verwanten door zijn geringe hoogte (meestal minder dan 30 cm), de meestal spiesvormige bladeren en de gele tot rode bloempjes. Deze zitten in losse bloeiwijzen en verschijnen van mei tot in de herfst. Schapenzuring komt van nature voor op voedselarme, droge zure (zand- en veen) grond. Doordat Schapenzuring vaak in zeer grote aantallen tegelijk voorkomt kan hij ’s zomers, wanneer de zaden rijp zijn, hele oppervlakten kleur geven met zijn roestbruin-rode  vruchtpluimen en scharlaken blaadjes.

 

 

 

 

 

 

 

 

Veldzuring

 

VELDZURING (Rumex acetosa) heeft gladde, ovale, afwisselend staande bladeren met twee naar beneden gerichte, soms in tweeën gespleten slippen aan de voet. De in mei-juni verschijnende bloemen worden gevolgd door vruchten die een eigenaardige glans vertonen. Veldzuring, die 0,5 tot 1 meter hoog wordt, komt voor over de hele wereld in de gematigde delen. In ons land algemeen op voedzame, grazige plaatsen. Ook gekweekt als groente.

 

 

 

 

 

 

 

 

Zwarte nachtschade (Solanaceae)

 

De ZWARTE NACHTSCHADE (Solanum nigrum) roept u toe: ‘Ik kan gevaarlijk zijn.’ Alle delen van deze plant bevatten giftige alkaloïden, maar in wisselende hoeveelheden. Bladeren en bessen zijn dan ook door dieren gegeten zonder schade – of met dodelijk gevolg. De glanzend gele of zwarte bessen (ter grootte van een erwt) zien er voor kinderen aantrekkelijk uit; het eten ervan leidt soms tot weinig meer dan wat misselijkheid, soms echter tot hevige pijn, uitputting en zelfs de dood.

Zwarte nachtschade is een bossige, een- of tweejarige plant die 50 tot 60 cm hoog wordt. De bladeren staan afwisselend en zijn eirond tot bijna driehoekig, met bochtige randen; tegen het licht zijn ze soms doorschijnend. Deze soort behoort tot dezelfde familie als de aardappel en heeft ook dezelfde stervormige bloemen, met vijf vergroeide bloembladeren en vijf gele meeldraden in een zuiltje. De witte, in een soort tros staande, bloemen verschijnen van juni tot in de herfst. Dit onkruid komt over de hele wereld voor op akkers, in tuinen en langs wegen. In ons land een zeer algemene verschijning.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

Signatuur van Planten

Standaard

Categorie: Gezondheid en gezondheidsproducten

 

Signatuur van Planten

 

Kennis van de geneeskundige krachten van kruiden en planten is duizenden jaren oud. Een van de oudste kruidenboeken is de Shennong Bencao Jing uit China en dateert uit de derde eeuw voor onze jaartelling. Naast een uitgebreide en systematische beschrijving van honderden kruiden, planten en mineralen, bevat het ook gedetailleerde beschrijvingen van hun geneeskrachtige eigenschappen en nauwgezette voorschriften voor hun gebruik en toepassingen.

 

 

 

 

Een vergelijkbaar systeem bestond in India: de Ayurvedische kennis van de natuurlijke wereld stond op eenzelfde niveau qua detail, beschrijving, receptuur en systematiek.

 

 

 

In de Klassieke Oudheid genoten vooral Imhotep in Egypte en Hippocrates in Griekenland bekendheid om hun geneeskundige inzichten. Voorschriften voor behandeling werden gebaseerd op nauwkeurig omschreven diagnostieke methoden en op de toenmalige kennis van kruiden, planten en mineralen.

 

 

 

In de elfde eeuw van onze jaartelling werd in Arabië het Unani systeem van geneeskunde ontwikkeld. Avicenna  bouwde voort op de traditionele kennis uit Griekenland, Iran en India. Zijn methodische experimenten met geneesmiddelen in diverse stadia van een ziekte proces vormen de grondslag voor de hedendaagse klinische pharmacologie. Hij legde zijn bevindingen neer in het 14-delige ‘Canon Der Geneeskunde’.

 

 

 

Avicenna

 

In het Avondland zien we in de Middeleeuwen en in de Renaissance de verschijning van de ‘Cruydenboecken’ van Hildegard Von Bingen, Hondius, Culpeper – om er maar enkelen te noemen.

 

 

 

Modern laboratorium onderzoek naar de chemische bestanddelen van deze natuurlijke geneesmiddelen bevestigt in vele gevallen wat honderden en duizenden jaren geleden al bekend was. Hoe kwamen ze vroeger aan deze kennis, die nu pas ‘bewezen’ kan worden? Door een combinatie van observeren, proeven, voelen, ruiken, intuïtie en natuurlijk zorgvuldig doordacht experimenteren. Hieruit is de leer van de Signatuur der Planten ontstaan.

 

 

De signatuurleer

 

De signatuurleer is een niet-wetenschappelijke theorie die inhoudt dat uiterlijke kenmerken van (met name) planten die overeenkomsten vertonen met delen van het menselijk lichaam, aanwijzingen geven over de delen van het menselijk lichaam waarvoor deze gebruikt kunnen worden. Deze doctrine stelt dat de overeenkomst met opzet is aangebracht door de Schepper dan wel de natuur. De moderne wetenschap stelt dat het hier gaat om een bijgeloof, en dat eventuele gevallen waarin het klopt op louter toeval berusten: dat wil zeggen dat tegenover elk geval waarin de signatuurleer opgaat, een veelvoud van gevallen is aan te geven waarin ze niet opgaat.

 

 

Signaturen

 

Diverse uiterlijke kenmerken worden genoemd. Zo wijzen ronde stengels op vrouwelijke eigenschappen, dus een verzachtende en harmoniserende werking, terwijl hoekige en vierkante stengel mannelijk zouden zijn, en dus goed zijn voor weerstand en stevigheid. Een holle stengel komt in deze visie overeen met de slokdarm en de luchtpijp. Nog een aantal signaturen:

Bloemkleur

  • Geel: voor lever en spijsvertering
  • Rood: voor bloed en hart
  • Blauw: geeft verkoeling en werkt op de luchtwegen
  • Paars: werkt stimulerend én kalmerend op het zenuwstelsel
  • Groen: kalmerend op inwendige organen
  • Wit: verzachtend en harmoniserend

Bloeiwijze

  • naar boven gericht: stimulerend voor de levenskracht
  • naar beneden gericht: harmoniserend op de bovenpool
  • horizontaal gericht: werken op de bloed en zuurstofcirculatie

Blad

  • Kleine, fijngevormde blaadjes: werken ontkrampend
  • Grote bladeren: werken samentrekkend
  • Bladvorm: niervormig voor de nier; hartvormig voor het hart enz.
  • Beharing: werkzaam op huid, haren en slijmvliezen

Doornen

  • weerstand verhogend, prikkelend en koortsopwekkend

Stengel

  • Behaarde stengel: het kruid is werkzaam op huid, haren en slijmvliezen.
  • Ronde stengel: de werking is verzachtend en harmoniserend.
  • Hoekige en vierkante stengel: het kruid geeft weerstand en stevigheid.
  • Holle stengel: komt overeen met de slokdarm en de luchtpijp.

 

 

 

Plantennamen

 

Van veel planten verwijst de naam naar hun toepassing. Als er sprake is van een uiterlijke gelijkenis met een orgaan kan de naam wijzen op toepassing van de signatuurleer. Het enige voorbeeld in het Nederlandse taalgebied is longkruid (afgebeeld).

 

 

longkruid

 

 

Interactie met christendom

 

De Europese christelijke metafysica legde een verband met de theologie: de Schepper is verantwoordelijk voor de vorm van alle levende wezens en laat daarin zien wat hun kwaliteiten zijn. Voor de late middeleeuwer was de wereld vol van dergelijke Godsbewijzen. De wet van Correspondentie van het Hermetisme “As above, so below; as below so above” wordt uitgedrukt als de relatie tussen de macrokosmos en de microkosmos.

De filosoof Michel Foucault gaf aan dat deze doctrine breder werd toegepast, zoals bij de exegese van de Bijbel en andere teksten, in de symboliek en de kennis van het zichtbare en het onzichtbare. In die tijd werd het als heel werkelijk en samenhangend beschouwd.

 

 

Michel Foucault

 

 

Betrouwbaarheid van de signatuurleer

 

Ter verdediging van de signatuurleer worden diverse gevallen genoemd waarbij een verband aangewezen kan worden tussen de vorm van een plant en de werking ervan. Zo bevat de door Coles genoemde walnoot, waarvan de vorm doet denken aan hersenen in een hersenpan, werkelijk vetzuren die belangrijk zijn voor het functioneren van de hersenen.

 

walnoot

 

Critici wijzen erop dat dit soort verbanden louter toeval zijn, en dat er net zo goed voorbeelden zijn waarbij een schijnbare overeenkomst geen aanwijzing is voor een medicinale werking. Zo is geen van de aan vrouwenmantel toegeschreven medische werkingen bij vrouwenkwalen wetenschappelijk aantoonbaar, en ook het longkruid is volgens onderzoek niet werkzaam tegen longkwalen. De vetzuren die maken dat de walnoot goed is voor de hersenen kunnen ook gevonden worden in andere noten, die helemaal geen gelijkenis met hersenen vertonen.

 

vrouwenmantel

 

Geneeswijzen zoals de door Nicolas Lemery in een uit 1697 daterend boek aangeraden toepassing van een gedroogde en tot poeder vermalen schedel van een door geweld om het leven gekomen mens, tegen hersenziekten zijn niet op empirisch onderzoek gebaseerd, maar op analogie-denken. Voor wetenschappers geldt de signatuurleer nu dan ook als een pseudowetenschap.

 

 

Nicolas Lemery

 

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

Gewone hoornbloem : Cerastium fontanum subsp. vulgare

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

zijkant-bloem-gewone-hoornbloem

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine witte bloemetjes met 5 tot ongeveer de helft ingesneden kroonbladen en
– de 5 stijlen per bloem en
– de behaarde, maar niet kleverige stengels

 

 

11608

 

 

.

Algemeen

 

Gewone hoornbloem is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende (soms eenjarige), geheel behaarde plant van vochtige, voedselrijke, grazige grond.

 

 

 

 

.

Bloem

 

Ze wordt 4 tot 45 cm hoog en bloeit vanaf april tot in de herfst met kleine witte bloemetjes, die in een losse tros staan en 5 tot de helft ingesneden kroonbladen hebben. De kroonbladen zijn iets korter tot iets langer dan de kelkbladen.

 

 

 

 

 

Blad

 

Het blad is donkergroen, langwerpig en aan beide zijden behaard. Ook de vaak paarsachtige stengel is behaard, maar niet met klierharen, zoals de stengel van een aantal andere soorten hoornbloemen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

anjerfamilie (Caryophyllaceae)
– overblijvend, soms eenjarig
– zeer algemeen
– 4 tot 45 cm

Bloem
– wit
– vanaf april tot in de herfst
– losse tros
– stervormig
– 4 tot 10 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– (kruisgewijs) tegenoverstaand
– enkelvoudig
– langwerpig
– top stomp
– rand gaaf
– voet vergroeid
– 1-nervig
– aan beide zijden zacht behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond
– vaak paarsachtig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria

De gerbera, een kleurrijke bloem

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

De gerbera

 

Whatever a man’s age, he can reduce it several years
by putting a bright-colored flower in his button-hole.

Mark Twain

 

 

 

Algemeen

 

De gerbera zou een goede keus geweest zijn voor de suggestie die Mark Twain doet. De gerbera is namelijk een bloem met zeer intense, felle en heldere kleuren. Het is dan ook een bloem met een hoge decoratieve waarde die zich ook prima staande houdt als enkele bloem in een vaas.

 

 

Oranje en gele gerbera's

 

 

De gerbera heeft zijn oorsprong in Azië, Zuid-Amerika en Tasmanië. De Leidse botanicus Gronovius heeft de plant in 1737 ontdekt en deze vernoemd naar zijn collega, Traugott Gerber, een Duitse arts die op het Deense Jutland bloemen verzamelde. De huidige Gerbera-rassen stammen af van de Gerbera Jamesonii die werd ontdekt en vernoemd naar Jameson, een plantenverzamelaar. Gerbera’s spreken met hun kleuren. Ze stralen vrolijkheid en levendigheid uit.

 

 

Soorten

 

De gerbera behoort tot het plantengeslacht Asteraceae. Er bestaan grootbloemige en kleinbloemige soorten. Voorbeelden van bekende Gerberasoorten zijn:

 

 

Grootbloemig

 

 

Optima (oranje)

 

 

GERB019 optima

 

 

 

 

 

Serena (roze)

 

suzie-fall-2 serena

 

 

 

 

 

Ruby Red (rood)

 

rubyred

 

 

 

 

 

Ferrari (rood)

 

red-gerbera-daisies_015754 ferrari

 

 

 

 

 

Tamara (geel)

 

tamara

 

 

 

Kleinbloemig

 

 

Flolili (oranje)

 

gerbera-flolili

 

 

 

 

 

Salsa (rood)

 

salsa

 

 

 

 

 

Illusion (geel)

 

illusion 1

 

 

 

 

 

Kaliki (geel)

 

Kaliki

 

 

 

 

 

Jaimy (rood)

 

jaimy

 

 

 

Gezien de decoratieve kracht en veelzijdigheid van de toepassing van de gerbera in zowel boeketten als in een compositie van alleenstaande bloemen, worden ook regelmatig nieuwe variëteiten ontwikkeld. Zo zijn onder andere de volgende soorten ontstaan:

 

 

 

Extreme (oranje met gele punten)

 

orange-yellow-gerbera-flower-extreme-close-up-24980916

 

 

 

 

Trianimo (geel met een oranjerood hart)

 

Cornice trianimo

 

 

 

 

 

Pincky Eye (lichtroze)

 

GERB020 pinkey eye

 

 

 

 

Dalma (wit met een zwart hart)

 

gerbera-floraco-dalma

 

 

 

 

Evergreen (lichtgroen)

 

Gerbera-Evergreen-Head-350_a7ff1c4a

 

 

 

 

 

Combat (roodbruin)

 

gerbera combat

 

 

 

 

 

Bentley (roodbruinpaars)

 

895250e1ca3e4b106b0d7586b76c1fe1 bentyley

 

 

 

 

Spetter (geel met een oranjerood hart)

 

Kaliki

 

 

 

 

 

Tri-Exotica (oranje met gele punten)

 

gemitriexotica

 

 

 

 

 

Thunder (oranje met gele punten)

 

potted-gerbera-daisy-plant_365 thunder

 

 

Kenmerken

 

De kleurenvariatie is heel groot, maar de meest geliefde zijn oranje, geel, rood, paars, zalm, wit, roze en tweekleurig. De lange stengels van de gerbera zijn behaard, waardoor ze er wollig uitzien en zacht aanvoelen. De bloemen bloeien aan het einde van de bladloze stengel en hebben een doorsnee van 12 – 16 centimeter.

 

 

Bijzonderheden

 

De oranje gerbera is het symbool van de Wereld Niet Roken Dag op 31 mei, ooit begonnen in Scandinavië. Op deze dag wordt de Gerbera Award uitgereikt aan een organisatie of persoon die zich sterk heeft gemaakt voor niet-roken bevorderende maatregelen.

 

 

Verzorgingstips

 

Gerbera’s in gemengde boeketten of alleen in een vaas vragen dezelfde verzorging, op het voedsel na.

Alleen gerbera’s in de vaas:

  • Zet gerbera’s in een goed schoongemaakte vaas
  • Snijd de stelen schuin af (voorzichtig wegens de tere steel)
  • Voeg een paar chloordruppels toe aan het water
  • Houd tijdens het schikken rekening met het omhoog groeien van gerbera’s in de vaas
  • Zorg voor een niet te hoog waterniveau in verband met gevoeligheid voor rot in de stengel
  • Houd de bloem verwijderd van tocht, warmte, zon en rijpend fruit
  • Ververs zo nodig het water en snijd dan opnieuw de stelen aan

Gemengde boeketten:

  • In plaats van chloordruppels snijbloemenvoedsel toevoegen

 

 

 

voorpagina openbaring a4

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

                                           

JOHN ASTRIA

JOHN ASTRIA

 

 

 

 Echte koekoeksbloem : Silene flos-cuculi

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

koekoekechte-100516-348

 

 

 

Goed te herkennen aan
de helder roze, beetje rommelige bloemen met 5 kroonbladen, die in 4 slippen verdeeld zijn

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Echte koekoeksbloem is een overblijvende plant van 30 tot 90 cm hoog. Ze is zeer algemeen voorkomend.
Je vindt echte koekoeksbloem in natte, matig voedselrijke grond in graslanden, duinvalleien en lichte loofbossen. Ook op veengrond.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Echte koekoeksbloem bloeit vanaf mei tot met juli met helder roze (soms witte) bloemen, waarvan de vijf kroonbladen verdeeld zijn in vier onregelmatige slippen met twee gevorkte witte schubben aan de basis.
Door verdeling van de kroonbladen in slippen hebben de bloemen een teer, maar beetje rommelig uiterlijk.

De bloemen vormen een schermachtige bloeiwijze aan de top van de stengels. De kroonbladen worden omgeven door een roodbruine kelkbuis met 5 toegespitste, driehoekige, korte tanden en 10 uitstekende nerven.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De vertakte stengels zijn groen van kleur en ruw behaard. Onder schrale en droge omstandigheden kunnen de stengels opvallend bruin kleuren. Ze dragen smalle lancetvormige ongesteelde bladeren. Onderaan de stengel staan een aantal gesteelde, langwerpige tot spatelvormige rozetbladeren.

 

 

 

 

 

lychnis-flos-cuculi-echte-koekoeksbloem-04

 

 

 

Algemeen

 

anjerfamilie (Caryophyllaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen tot zeer zeldzaam
– 30 tot 90 cm hoog

Bloem
– helder roze (soms wit)
– vanaf mei t/m juli
– gevorkt bijscherm
– 3 tot 4 cm
– stervormig
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– top spits
– rand gaaf
– enigszins ruw
– stengelblad :
– lancetvormig
– niet gesteeld
– 1 nervig
– rozetblad :
– langwerpig tot spatelvormig
– gesteeld

Stengel
– rechtop en vertakt
– behaard
– kantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

John Astria

De Aechmea

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen 

 

 

 

De Aechmea is een bloeiende kamerplant verkrijgbaar in een groot scala aan kleuren. Deze kamerplant heeft als bijnaam de ‘’Kokerbromelia’’. Deze kamerplant behoort tot de Bromeliaeae familie. Het broertje van de Achmea plant is de Ananasplant. Aechmea stamt af van het Griekse woord ‘’Aichme’’ dat lanspunt of spits betekend. Dit heeft met de vorm van de bloem te maken. Het is een gemakkelijke kamerplant die weinig eisen stelt aan het onderhoud. Deze kamerplant komt van oorsprong uit het tropische en subtropische Midden- en Zuid-Amerika.

 

 

bromelia_1-2

 

 

 

 

Aechmea onderhoud

 

 

De Aechmea verbruikt weinig water. Zorg ervoor dat de grond altijd licht vochtig blijft, zonder dat er een laag water vormt in de pot. Geef bij warme weeromstandigheden meer water. Eén keer per week water geven is voldoende. De Aechmea is een plant die water opslaat in zijn stengel, geef hierom ook af en toe water in de kelk (bloem). Pas hierbij wel op dat je het water er rustig ingiet anders beschadigd de bloem.

 

 

 

 

 

Watersysteem

 

Indien je de kamerplant opmaakt met vulcastrat en een watermeter veranderd de watergift. Hierbij geef je eenmaal per week water, totdat de watermeter begint te bewegen. Des te kleiner de uitslag, des te beter. De watermeter geeft namelijk aan dat er te veel water in de pot staat. Je kunt dan ook het beste de watergift stoppen vlak voordat de watermeter uitslaat. In de winter kun je eenmaal per twee weken water geven.

 

 

 

 

 

Sproeien

 

De Aechmea vraagt om een gemiddeld tot hoge luchtvochtigheid. Sproeien zal de gezondheid daarom versterken. Vooral in de winter wanneer de kachel aangaat zorgt dit voor een lagere luchtvochtigheid in de woonkamer. Sproeien helpt de Aechmea gezond te houden waardoor de plant zijn langer zijn sierwaarde behoudt.

 

 

 

 

 

Licht en Warmte

 

Plaats de Aechmea op een zonnige standplaats, zonder direct zonlicht. De Aechmea vertoeft graag op de warme plekken in de woonkamer. Te veel zonlicht zal leiden tot bruine randen op de bloem en bladeren.

 

 

 

 

 

Minimale temperatuur

 

overdag : 17°C

’s nachts : 14°C
.
Aechmea standplaats
.
.
.
.
.

Verpotten

 

De Aechmea is een plant die slechts één keer tot bloei komt. Deze kamerplant staat vervolgens wel 2 tot 5 maanden in bloei. Na deze periode vervaagd de kleur van de bloem. Deze zal afsterven en niet meer terug komen. Doordat de Aechmea een relatief korte levensduur heeft is het verpotten van deze plant niet nodig.

Wel is het mogelijk de Aechmea direct na aanschaf te verpotten. De nieuwe bak hoeft niet veel groter te zijn dan de oude. De Aechmea heeft namelijk een erg kleine wortelkluit.

.

 

Aechmea verpotten

 

.

 

Voeding

 

Bemesten kan het beste in de lente en zomer, gebruik voor deze kamerplant voeding voor bloeiende kamerplanten. Lees voor de aanbevolen dosering op de gebruiksaanwijzing. Geef nooit meer dan aangeraden, dit zal de plant schaden.

 

 

.
.
.
.

Verkleurde bladeren

 

Bruine randen op de bladeren duiden vaak op een te veel aan direct licht. Wanneer de bladeren van de Aechmea gaan hangen is het verstandig de watergift te verhogen.

 

 

 

 

 

Snoeien

 

Het snoeien van een Aechmea is niet nodig. De bladeren die niet meer mooi ogen kan je simpelweg wegknippen.

 

 

Aechmea onderhoud

 

 

 

Vermeerderen

 

Het vermeerderen van een Achmea kamerplant gaat alvorens een stappenplan. Allereerst zal de plant kleine stekjes aan de basis van de plant aanmaken wanneer deze is uitgebloeid. Laat deze doorgroeien tot de hoogte van ongeveer 10cm.

Hierbij is het belang dat deze stekken voldoende water krijgen, ook in de kelk. Vervolgens kunnen deze stekken verwijderd worden. Pas hierbij op dat je de wortels voorzichtig behandeld.

Plaats deze stekken in een aparte pot en mest eventueel bij met bloeiende planten voeding. Laat de Aechmea gedurende één jaar staan, hierna is de Aechmea bloeirijp.

Wanneer de plant bloeirijp is neem dan een schil van een appel en plaats deze in het hart van de plant. Dek de plant vervolgens met een plastic zak af en laat de appelschip ongeveer 3 weken bij de plant liggen. Het afdekken van de plant is bedoelt om de luchtvochtigheid van zijn land van oorsprong na te bootsen. kaat de plant in deze staat zo’n 7 tot 17 staan en dan is de nieuwe Aechmea bloem gegroeid.

 

 

 

 

 

Bloemen

 

Aechmeas zijn geliefd vanwege hun bloemen die in vele kleuren voorkomen. De Aechmea komt echter maar éénmalig tot bloei en zal hierna afsterven. De plant bloeit gemiddeld 2 tot 5 maanden en zal hierna geleidelijk zijn kleur verliezen.

 

 

 

 

 

Giftig

 

Aechmeas zijn niet giftig.

 

 

 

 

 

Ziektes

 

De Aechmea is gevoelig voor spint. Regelmatig sproeien werkt preventief tegen spint. Ter bestrijding van spint raden wij een chemisch bestrijdingsmiddel.

 

 

 

 

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

 JOHN ASTRIA

JOHN ASTRIA

Drienerfmuur

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_3975-gr-drienerfmuur

 

 

Goed te herkennen aan
– de onopvallende, kleine, witte, stervormige bloemetjes, waarvan
– de spitse kelkbladen duidelijk groter zijn dan de kroonbladen en
– de smal eironde, spitse bladeren met 3 nerven, soms 5

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Drienerfmuur is een eenjarige plant van 15 tot 30 cm. Ze is algemeen voorkomend in Europa en Azië. Drienerfmuur groeit op droge, matig voedselarme grond in loofbossen en onder struikgewas. Ze groeit in pollen.

 

 

578281752

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf mei tot in de herfst met onopvallende, kleine, witte bloemetjes. De ronde kroonbladen zijn duidelijk kleiner dan de spitse kelkbladen, die een vliezige, behaarde rand hebben.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn smal eirond met spitse punt en gewimperde, gave rand. Ze hebben 3 (soms 5) duidelijke, parallel lopende nerven, waaraan de plant haar naam dankt. De behaarde, sterk vertakte stengels zijn slap, liggend en aan de top opstijgend.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

anjerfamilie (Caryophyllaceae)
– eenjarig
– algemeen tot zeldzaam
– 15 tot 30 cm

Bloem
– wit
– vanaf mei tot in de herfst
– alleenstaand
– 4 tot 7 mm
– stervormig
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 3 stijlen

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– smal eirond
– top spits
– rand gaaf
– voet wigvormig
– parallelnervig
– onderste gesteeld
– bovenste zittend

Stengel
– liggend en opstijgend
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

266px-illustration_moehringia_trinervia0

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Herderstasje ; Capsella bursa-pastoris

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

capsella-bursa-pastoris09-gewoon_herderstasje11-wl

 

 

 

Goed te herkennen aan

de kleine, 4-tallige, witte bloemetjes en de hartvormige vruchtjes

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Herderstasje is zeer algemeen voorkomende eenjarige plant, die bloeit van maart tot en met december met onopvallende losse trosjes witte bloemetjes. Ze wordt 5 tot 60 cm hoog. Herderstasje is een echte pioniersplant en groeit overal en nergens, als het maar zonnig is. Ze verdwijnt zodra de grond in cultuur is gebracht.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

De naam heeft de plant gekregen dankzij de vorm van de vruchten, hartvormige hauwtjes die lijken een ouderwets leren tasje, dat herders vroeger bij zich droegen.

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

Vanuit een bladrozet groeien 1 of meerdere stevige, licht behaarde stengels. Tijdens de bloei groeit de stengel door. Net als de stengel zijn ook de stengel- en rozetbladeren behaard. Je hebt er wel een loep voor nodig om ze te zien.

 

 

 

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

In de volksgeneeskunde heeft herderstasje een goede reputatie. Ook in de traditionele Chinese geneeskunde en de Ayurveda wordt herderstasje gebruikt. Het heeft onder andere een regulerende werking op de bloeddruk en is bloedstelpend.

 

 

herderstasje

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

herderstasje : driehoekige vruchten.

vroegeling : gespleten kroonbladen en brede, platte vruchten, rozetbladeren gaaf of getand.

 

 

 

 

 

 

zandraket : lange, smalle, schuin afstaande vruchten, rozetbladeren gaaf of getand.

 

 

 

 

 

 

kleine veldkers : lange, smalle, rechtop staande vruchten, die boven de bloemen uitkomen, rozetbladeren veervormig.

 

 

 

 

 

 

bosveldkers : lange, smalle, rechtop staande vruchten, die niet of nauwelijks boven de bloemen uitkomen, rozetbladeren veervormig.

 

 

 

 

 

klein tasjeskruid : ongelijke kroonbladen, eironde, platte, haaks afstaande vruchten, rozetbladeren veervormig.

 

 

 

 

Algemeen

 

– kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen voorkomend
– 5 tot 60 cm hoog

Bloem
– wit
– vanaf maart t/m december
– tros
– stervormig
– circa 5 mm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen, vaak wat rood   aangelopen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– rozet en verspreid aan de stengel
– enkelvoudig
– gaafrandig tot veerdelig
– rozetbladeren lancetvormig
– stengelbladeren langwerpig,   stengelomvattend
– top spits
– voet stengelblad pijlvormig
– veernervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– licht behaard
– nauwelijks vertakt
– rond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

John Astria

 

 

 

Gele anemoon ; Anemone ranunculoides

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen 

 

 

 

anemone-ranunculoides-gele-anemoon-02

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de gele, “anemoonachtige” bloemen met 5 aan de buitenkant behaarde bloemdekbladen en
– de drie, in slippen verdeelde, kort gesteelde, kransstandige stengelbladeren en
– de vroege bloeiperiode

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gele anemoon is een overblijvende plant van 15 tot 25 cm hoog, die groeit op vochtige, voedselrijke, vaak kalkhoudende grond in loofbossen, bermen en op dijken, na kap lang standhoudend. Ze is zeer zeldzaam in de Lage Landen. Ze wordt aangeplant als stinsenplant.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Gele anemoon bloeit vanaf maart tot en met mei. De bloemen zijn alleenstaand of staan met 2 of 3 bij elkaar en hebben 5 (soms tot 8) gele, eironde bloemdekbladen, die aan de buitenkant behaard zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad

 

De drie, in een krans staande, kort gesteelde stengelbladeren zijn elk bijna tot aan de voet gedeeld in drie slippen met grof gezaagde rand. Gele anemoon heeft een kruipende wortelstok, waardoor ze in groepen groeit.

 

 

 

 

 

 

veenendaal-044

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Gele anemoon is van de andere anemoon-soorten, zoals bosanemoon, blauwe anemoon en Oosterse anemoon, te onderscheiden door haar kleur.

Andere planten met gelijksoortige bloemen (qua kleur en vorm) zijn :

gewone dotterbloem > grotere bloemen, 6 (of meer) bloemdekbladen, groeit (meestal) aan het water.

boterbloemsoorten > bloemen met kelkbladen en rondere kroonbladen.

 

 

gewone dotterbloem

 

 

 

gewone boterbloem

 

 

 

Algemeen

 

– ranonkelfamilie (Ranunculaceae)
– overblijvend
– zeer zeldzaam of als stinsenplant
– 15 tot 25 cm

Bloem
– geel
– vanaf maart t/m mei
– gesteeld alleenstaand
– stervormig
– 1,5 tot 2 cm
– 5 (soms tot 8) bloemdekbladen
– meer dan 20 meeldraden
– meer dan 20 stijlen

Blad
– kransstandig
– enkelvoudig
– kort gesteeld
– handvormig ingesneden
– top spits
– rand grof gezaagd
– behaard

Stengel
– rechtop
– bloemsteel behaard
– steel wortelbladeren kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

John Astria

John Astria