Tagarchief: bloei

Winterpostelein: Claytonia perfoliata

Standaard

Categorie: kamerplanten en bloemen

 

 

 

Winterpostelein: Claytonia perfoliata

 

De winterpostelein of kleine winterpostelein (Claytonia perfoliatasynoniemMontia perfoliata) is een eenjarige plant uit de familie Montiaceae. Vroeger was de soort opgenomen in de posteleinfamilie (Portulacaceae). De soort groeit in Noord-Amerika. Via Cuba is de plant naar West-Europa gekomen. De soort wordt in Engeland, Frankrijk BelgiëNederland en Duitsland verbouwd als winterharde postelein, maar komt in al deze landen ook verwilderd voor. Vanwege de route waarlangs de plant in Europa arriveerde, wordt de plant in Duitsland ‘Kubaspinat’ genoemd.

 

 

Winterpostelein
Winterpostelein - overzicht
Winterpostelein – overzicht
Taxonomische indeling
Rijk: Plantae (Planten)
Stam: Embryophyta (Landplanten)
Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade: Bedektzadigen
Clade: ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen
Clade: Geavanceerde tweezaadlobbigen
Orde: Caryophyllales
Familie: Montiaceae
Geslacht: Claytonia (Winterpostelein)
Soort
Claytonia perfoliata
Donn ex Willd. (1798)
Blad en bloem
Blad en bloem

 

Kenmerken

 

De plant is 15-40 cm hoog en tijdens de bloei gemakkelijk te herkennen aan de schotelvormige bladeren, waar de stengel door heen lijkt te groeien. Het betreft hier een tweetal bladeren, die tezamen vergroeid zijn. Dit zijn geen  kelkbladeren, maar naar de bloem opgerukte gewone bladeren. De gewone blaadjes hieronder hebben een schop-vorm.

De gewone bladeren zijn 2-3 cm groot. De twee om de bloemstengel vergroeide bladeren zijn groter. De witte bloemen zijn klein met 2-3 mm lange kroonbladen. Deze meerjarige plant bloeit van april tot juni. In maart gezaaid bloeit de plant van juni tot in de herfst. De 1 – 1,5 mm grote zaden hebben een mierenbroodje.

 

 

 

 

 

Naamgeving

 

De naam Claytonia komt van John Clayton, een botanicus uit de 17e eeuw. De naam perfoliata (Latijn: per door +folium blad) is gebaseerd op het feit dat de stengel door 2 tot een schotel aaneengegroeide bladeren groeit.

 

 

Teelt

 

planten half oktober

 

 

Wie de plant wil telen kan in juni en juli zaaien, waarbij de zaadhoeveelheid 10 g/m² bedraagt. Een onderlinge afstand van 10 cm tussen de rijen is gewenst. Voor de teelt onder glas moet in de tweede helft van augustus gezaaid worden, waarbij de eerste oogst in november en de tweede in maart valt.

Reeds jonge planten kunnen in de herfst geoogst worden. Wanneer men het hart laat staan, maakt de plant weer nieuwe bladeren. De oogst dient in maart afgesloten te worden voordat de plant gaat bloeien.

Het plantje heeft een sterke voorkeur voor zandige gronden, en zal dus in tuinen met goede grond niet snel als onkruid woekeren. Wel stelt het eisen aan de vochtigheid: het heeft behoefte aan constant vochtige grond. De plant verwacht een zuurgraad tussen 6,1 en 7,8.

 

 

Zaadteelt

 

Zaden

 

 

Voor de teelt van zaad moet er half maart gezaaid worden. De bloei begint in juni tot in de herfst. De zaaddozen moeten voordat ze op de grond vallen geplukt en gedroogd worden.

 

 

 

Gebruik

 

De plant is tegen vorst bestand en daardoor in het vroege voorjaar een belangrijke bron van vitamine C en mineralen als calciummagnesium, en ijzer. In Amerika werd de plant door zowel Indianen als de goudzoekers in Californië gewaardeerd. Voor deze laatsten was het een belangrijk bestrijdingsmiddel van scheurbuik in het vroege voorjaar, wanneer zij gebrek aan vitamine C hadden. Diverse stammen waaronder de Zwartvoetindianen waardeerden overigens niet alleen de zachte blaadjes, maar ook de knollen, die ook eetbaar zijn evenals de wortels.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Advertentie

Veldhondstong : Cynoglossum officinale

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

veldhondstong-100603-014

 

 

Goed te herkennen aan
de donkerrode (later vuilpaarse) bloemen en de grijze zachte beharing

 

 

takje_van_de_zomereik_met_aardappelgallen_foto_j_bouwmans

 

 

 

Algemeen

 

Veldhondstong is overblijvende plant van 30 tot 80 cm hoog. De veldhondstong komt voor in de gematigde streken van Europa en Azië ; in Noord-Amerika is de plant ingevoerd. Je vindt haar op open, droge, kalkrijke, stikstofrijke grond op duinhellingen en in duinstruikgewas, op dijkhellingen en in ruigten op kalk.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Veldhondstong bloeit vanaf mei tot en met juli met donkerrode (zelden witte) bloemen. Later in de bloei wordt de bloem vuilpaars. In het hart van de bloem zie je 5 donkerrode, behaarde keelschubben. De knoppen zitten opgerold in een schicht. Naarmate de bloei vordert rolt de bloeiwijze zich uit. Aan de stengel zitten dan van onder naar boven vruchten, uitgebloeide bloemen, bloemen in bloei en tot slot knoppen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De dicht bebladerde stengels van veldhondstong zijn grijs behaard met korte haren. De bladeren, ook behaard aan beide kanten, zijn langwerpig tot lancetvormig, de onderste steelachtig versmald, de bovenste zittend met half stengelomvattende voet.

 

 

 

 

 

Vrucht

 

De vruchtjes, omgekeerd plat eirond, zijn bezet met stekels, waarmee ze aan kleding of vacht blijven hangen en zo verspreid worden.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

De plant verspreidt een onaangename geur en werd vroeger gebruikt om muizen en ratten te verjagen.
Veldhondstong is giftig voor paarden en vee.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

In de volksgeneeskunde wordt ze gebruikt als wondheelmiddel. Omdat de aanwezige pyrrolizidine alkaloïden ook voor mensen giftig zijn, dient de plant niet inwendig gebruikt te worden.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)
– overblijvend
– algemeen in de duingebieden,
elders zeer zeldzaam of adventief
– 30 tot 80 cm

Bloem
– donkerrood tot vuilpaars, zelden wit
– vanaf mei t/m juli
– schicht
– 5 tot 7 mm
– stervormig
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– langwerpig tot lancetvormig
– onderste steelachtig versmald
– bovenste half stengelomvattend
– top spits
– rand gaaf
– veernervig
– boven- en onderkant zacht behaard

Stengel
– rechtop
– bovenaan vertakt
– zacht behaard
– rolrond

 

 

veldhondstong

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Onkruid soorten in ons land – letter S

Standaard

Categorie: Kamerplanten en bloemen

 

 

 

Onkruid soorten

 

Hieronder vindt u alle soorten onkruid die ons land kent. Een enorm groot overzicht maar netjes op alfabetische volgorde en met omschrijving. Veel succes met het herkennen en bestrijden van deze vaak hardnekkige planten.

 

 

 

De Schermbloemigen met fijn verdeelde bladeren (Umbelliferae)

 

Deze schermbloemigen vormen een charmante groep planten, die op hun mooist uitkomen wanneer ze in de wegberm of op een dijk groeien waar ze uitsteken boven de andere begroeiing. Fluitenkruid heeft niet voor niets de bijnaam ‘Hollands kant’. Zelfs wanneer deze planten de tuin binnendringen hoeft men dat niet te betreuren. Hun diep uit de grond voedsel halende penwortels brengen namelijk waardevolle mineralen naar boven waardoor die ook voor ondiep wortelende planten ter beschikking komen. Zorg er echter wel voor dat deze onkruiden niet tot zaadvorming komen: Wilde peen bijvoorbeeld brengt per plant ongeveer 4000 zaden voort en 4000 penen is wel wat veel van het goede.

 

 

Fluitekruid

 

FLUITEKRUID (Anthriscus sylvestris) is een overblijvende plant van 0,60 tot 1,50 meter hoog, met wijd vertakte ondergrondse stengels, die binnen korte tijd een flink stuk grond in beslag kunnen nemen. De zachte, heldergroene bladeren staan afwisselend, zijn tot 30 cm lang en 2-3 maal geveerd met ruw gezaagde randen. Ze komen tevoorschijn uit gegroefde scheden op de holle, eveneens van groeven voorziene stengels, die aan de onderkant donzig behaard zijn en aan de bovenkant kaal. De bloeiwijze is een eindstandig, samengesteld scherm met kleine witte bloemen die vijf bloemblaadjes hebben. De vruchtjes zijn langwerpig, kaal en zwart, met twee snavels aan de top.

Fluitekruid is inheems in Europa, Noord-Azië en Noord-Afrika. In ons land een zeer algemene verschijning op grazige, vochtige plaatsen, langs wegen en dijken en in vochtige loofbossen. De bloeitijd is mei-juni.

 

 

 

fluitekruid

 

 

 

 

 

Hondspeterselie

 

HONDSPETERSELIE (Aethusa cynapium) is een vertakte, eenjarige plant, die een grote variatie in afmetingen vertoont: gewoonlijk is hij tussen 30 en 90 cm hoog, maar er zijn ook exemplaren bekend van 3 cm hoog en andere die wel 2 meter bereiken! De holle stengels zijn blauwachtig van kleur en voorzien van fijne ribbels; de bladeren staan afwisselend en hebben een donkergroene kleur; ze zijn niet zo fijn verdeeld als bij de voorgaande soort. Ook hier staan de bloemen in samengestelde schermen, maar deze zijn minder dicht; aan de onderkant zitten omwindseltjes met drie tot vier bladeren.

De bloemen verschijnen van juni tot in de herfst. Wanneer de vruchtjes rijp worden buigen de steeltjes zich naar beneden terwijl de vruchtjes zelf rechtop staan. Ze zijn eivormig en geribbeld, zonder snavels. Alle delen van de plant zijn giftig. Er zijn vergiftigingen bekend in gevallen dat de bladeren waren aangezien voor die van gewone peterselie en de wortels voor jonge raapjes of radijzen. Hoewel dieren de planten weigeren te eten vanwege de onaangename geur, eten zij ze wèl wanneer de planten in hooi verwerkt zijn. Door het drogen zijn de giftige eigenschappen dan verdwenen. Hondspeterselie komt voor in de meeste delen van Europa en is in ons land algemeen langs wegen, op bouwland, in moestuinen en dergelijke.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Peen

 

PEEN (Daucus carota) is een tweejarige plant die 30 tot 90 cm hoog wordt. De slanke stengels staan rechtop en zijn vertakt; ze zijn hol, geribbeld, en borstelig behaard. De fijne verdeling van de afwisselend staande bladeren doet de plant eruit zien alsof hij gemaakt is van kant. De kleine witte bloempjes zitten in dichte, samengestelde schermen, die aan de voet een groot aantal schutblaadjes bezitten. Het middelste bloemetjes in het scherm is vaak rood of paars.

Na de bloei krommen de stelen van het scherm zich naar boven, waardoor als het ware een vogelnestje ontstaat. De vruchtjes zijn langwerpig, met en afgeplatte en een geribbelde, borstelige zijde. De bloeitijd loopt van juni tot in de herfst en het verspreidingsgebied omvat geheel Europa en een groot deel van Noord-Amerika. In ons land algemeen op grazige plaatsen, langs dijken en wegen. Dit is de stamvorm van de gekweekte peen.

 

 

 

 

 

 

 

Spurrie (Caryophyllaceae)

 

GEWONE SPURRIE (Spergula arvensis) lijkt wel wat op Kleefkruid. Hij heeft dezelfde manier van groeien en dezelfde kleverige stengels met de bladeren in kransen. Maar terwijl bij Kleefkruid de bladeren lancetvormig zijn, zijn die van Gewone spurrie lijnvormig. De rangschikking van de bloemen is ook anders, ze staan eindstandig in open groepjes; de vijf bloemblaadje zijn wit. De bloeiperiode loopt van april tot in de herfst. Deze eenjarige plant wordt 15 tot 30 cm hoog. Het verspreidingsgebied omvat geheel Europa. In ons land algemeen op zandgrond; wordt ook gekweekt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewone vogelmelk : Ornithogalum umbellatum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

gewone-vogelmelk-bloem

 

 

Goed te herkennen aan
– de schermvormige tros grote, witte bloemen en
– de zeer smalle bladeren met witte middenstreep

 

 

vogelmelk_01

 

 

 

Algemeen

 

Gewone vogelmelk is een overblijvende plant van 10 tot 30 cm hoog en groeit op vrij open, vochtige, matig voedselrijke grond in graslanden, bermen en loofbossen. Ze is wettelijk beschermd en wordt ook als tuinplant aangeboden.

De meeste soorten komen van nature voor in Zuid-Europa en Klein-Azië, al zijn er ook een aantal soorten die van nature voorkomen in Zuid-Afrika. In de Lage landen komen vier soorten voor:

  • Bosvogelmelk : (Ornithogalum pyrenaicum), ook wel Pruisische asperge of Pyrenese vogelmelk genoemd. De bloemstengel wordt 1 m hoog, de bloemtrossen worden 30-50 cm groot. Na de bloei blijven de bloemen geopend.
  • Gewone vogelmelk : (Ornithogalum umbellatum)
  • Knikkende vogelmelk : (Ornithogalum nutans)
  • Piramidevogelmelk : (Ornithogalum piramidale) (in Noordwest-Europa voorkomend) is 40-80 cm hoog en afkomstig uit Zuid-Europa en Klein-Azië. De witte bloemen verschijnen in juni-juli in rijke trossen, die in het begin van de bloei piramidevormig zijn. De bloemblaadjes draaien na de bloei ineen.

 

 

bosvogelmelk

bosvogelmelk

 

 

 

knikkende vogelmelk

knikkende vogelmelk

 

 

 

piramidevogelmelk

piramidevogelmelk

 

 

 

Bloem

 

Gewone vogelmelk bloeit in mei en juni met opvallend grote (3 tot 5 cm) witte bloemen, die bij bewolkt weer sluiten. Ook bij mooi weer gaan ze meestal ’s middags dicht. De bloeiwijze is een schermvormige tros van 3 tot 20 bloemen. De onderste bloemstelen in een tros zijn sterk verlengd. De bloemdekbladen zijn aan de binnenkant wit, aan de buitenkant groen met een witte rand.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn erg smal (2 – 8 mm) en hebben in het midden een witte streep.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Alle delen van gewone vogelmelk zijn giftig.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

aspergefamilie (Asparagaceae)
– overblijvend
– algemeen tot vrij zeldzaam
– 10 tot 30 cm
– wettelijk beschermd

Bloem
– wit
– mei en juni
– schermvormige tros
– 3 tot 5 cm
– stervormig
– 6 bloemdekbladen, niet vergroeid
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– wortelstandig
– enkelvoudig
– lijn- tot lintvormig
– top stomp
– rand gaaf
– voet gevleugeld
– parallelnervig
– witte middenstreep

Stengel
– rechtop
– glad en kaal

zie wilde bloemen

 

 

gewone-vogelmelk1

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

mijne kop a4

De Aechmea

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen 

 

 

 

De Aechmea is een bloeiende kamerplant verkrijgbaar in een groot scala aan kleuren. Deze kamerplant heeft als bijnaam de ‘’Kokerbromelia’’. Deze kamerplant behoort tot de Bromeliaeae familie. Het broertje van de Achmea plant is de Ananasplant. Aechmea stamt af van het Griekse woord ‘’Aichme’’ dat lanspunt of spits betekend. Dit heeft met de vorm van de bloem te maken. Het is een gemakkelijke kamerplant die weinig eisen stelt aan het onderhoud. Deze kamerplant komt van oorsprong uit het tropische en subtropische Midden- en Zuid-Amerika.

 

 

bromelia_1-2

 

 

 

 

Aechmea onderhoud

 

 

De Aechmea verbruikt weinig water. Zorg ervoor dat de grond altijd licht vochtig blijft, zonder dat er een laag water vormt in de pot. Geef bij warme weeromstandigheden meer water. Eén keer per week water geven is voldoende. De Aechmea is een plant die water opslaat in zijn stengel, geef hierom ook af en toe water in de kelk (bloem). Pas hierbij wel op dat je het water er rustig ingiet anders beschadigd de bloem.

 

 

 

 

 

Watersysteem

 

Indien je de kamerplant opmaakt met vulcastrat en een watermeter veranderd de watergift. Hierbij geef je eenmaal per week water, totdat de watermeter begint te bewegen. Des te kleiner de uitslag, des te beter. De watermeter geeft namelijk aan dat er te veel water in de pot staat. Je kunt dan ook het beste de watergift stoppen vlak voordat de watermeter uitslaat. In de winter kun je eenmaal per twee weken water geven.

 

 

 

 

 

Sproeien

 

De Aechmea vraagt om een gemiddeld tot hoge luchtvochtigheid. Sproeien zal de gezondheid daarom versterken. Vooral in de winter wanneer de kachel aangaat zorgt dit voor een lagere luchtvochtigheid in de woonkamer. Sproeien helpt de Aechmea gezond te houden waardoor de plant zijn langer zijn sierwaarde behoudt.

 

 

 

 

 

Licht en Warmte

 

Plaats de Aechmea op een zonnige standplaats, zonder direct zonlicht. De Aechmea vertoeft graag op de warme plekken in de woonkamer. Te veel zonlicht zal leiden tot bruine randen op de bloem en bladeren.

 

 

 

 

 

Minimale temperatuur

 

overdag : 17°C

’s nachts : 14°C
.
Aechmea standplaats
.
.
.
.
.

Verpotten

 

De Aechmea is een plant die slechts één keer tot bloei komt. Deze kamerplant staat vervolgens wel 2 tot 5 maanden in bloei. Na deze periode vervaagd de kleur van de bloem. Deze zal afsterven en niet meer terug komen. Doordat de Aechmea een relatief korte levensduur heeft is het verpotten van deze plant niet nodig.

Wel is het mogelijk de Aechmea direct na aanschaf te verpotten. De nieuwe bak hoeft niet veel groter te zijn dan de oude. De Aechmea heeft namelijk een erg kleine wortelkluit.

.

 

Aechmea verpotten

 

.

 

Voeding

 

Bemesten kan het beste in de lente en zomer, gebruik voor deze kamerplant voeding voor bloeiende kamerplanten. Lees voor de aanbevolen dosering op de gebruiksaanwijzing. Geef nooit meer dan aangeraden, dit zal de plant schaden.

 

 

.
.
.
.

Verkleurde bladeren

 

Bruine randen op de bladeren duiden vaak op een te veel aan direct licht. Wanneer de bladeren van de Aechmea gaan hangen is het verstandig de watergift te verhogen.

 

 

 

 

 

Snoeien

 

Het snoeien van een Aechmea is niet nodig. De bladeren die niet meer mooi ogen kan je simpelweg wegknippen.

 

 

Aechmea onderhoud

 

 

 

Vermeerderen

 

Het vermeerderen van een Achmea kamerplant gaat alvorens een stappenplan. Allereerst zal de plant kleine stekjes aan de basis van de plant aanmaken wanneer deze is uitgebloeid. Laat deze doorgroeien tot de hoogte van ongeveer 10cm.

Hierbij is het belang dat deze stekken voldoende water krijgen, ook in de kelk. Vervolgens kunnen deze stekken verwijderd worden. Pas hierbij op dat je de wortels voorzichtig behandeld.

Plaats deze stekken in een aparte pot en mest eventueel bij met bloeiende planten voeding. Laat de Aechmea gedurende één jaar staan, hierna is de Aechmea bloeirijp.

Wanneer de plant bloeirijp is neem dan een schil van een appel en plaats deze in het hart van de plant. Dek de plant vervolgens met een plastic zak af en laat de appelschip ongeveer 3 weken bij de plant liggen. Het afdekken van de plant is bedoelt om de luchtvochtigheid van zijn land van oorsprong na te bootsen. kaat de plant in deze staat zo’n 7 tot 17 staan en dan is de nieuwe Aechmea bloem gegroeid.

 

 

 

 

 

Bloemen

 

Aechmeas zijn geliefd vanwege hun bloemen die in vele kleuren voorkomen. De Aechmea komt echter maar éénmalig tot bloei en zal hierna afsterven. De plant bloeit gemiddeld 2 tot 5 maanden en zal hierna geleidelijk zijn kleur verliezen.

 

 

 

 

 

Giftig

 

Aechmeas zijn niet giftig.

 

 

 

 

 

Ziektes

 

De Aechmea is gevoelig voor spint. Regelmatig sproeien werkt preventief tegen spint. Ter bestrijding van spint raden wij een chemisch bestrijdingsmiddel.

 

 

 

 

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

 JOHN ASTRIA

JOHN ASTRIA

Bleke klaproos

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

_dsc4610bleke_klaproosweb

 

 

 

Goed te herkennen aan

– de welbekende klaproosbloem, vaak bleker van kleur dan die van de grote klaproos en
– de aanliggend behaarde stengel en
– de kegelvormige doosvrucht met 5-9 stempelstralen

 

 

27

 

 

 

Algemeen

 

Bleke klaproos is een jarige tere plant van open, omgewerkte, vochtige tot droge, matig voedselrijke grond in akkers en bermen, op braakliggende- en bouwterreinen, en langs spoorwegen. Ze wordt 20 tot 60 cm hoog en is algemeen voorkomend.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Bleke klaproos bloeit vanaf mei tot en met augustus met oranje tot scharlakenrode bloemen, vaak bleker van kleur dan de grote klaproos. De kroonbladen zijn vliesdun en soms aan de voet zwart gevlekt.

 

 

 

 

 

Blad en vrucht

 

Het blad van bleke klaproos heeft in tegenstelling tot het blad van de grote klaproos geen duidelijke eindlob.
De doosvruchten hebben 5-9 stempelstralen. Vooral na de bloei is de bleke klaproos goed te onderscheiden van de grote klaproos. De doosvrucht van de bleke klaproos is lang kegelvormig met versmalde voet, terwijl die van de grote klaproos eirond is.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

papaverfamilie (Papaveraceae)
– eenjarig
– algemeen
– 20 tot 60 cm

Bloem
– oranje tot scharlakenrood
– vanaf mei t/m augustus
– gesteeld alleenstaand
– 3 tot 7 cm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– meer dan 20 meeldraden
– 5-9 stempelstralen

Blad
– verspreid
– veerdelig zonder duidelijke eindlob
– top spits
– rand gaaf of iets gekarteld
– veernervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– aanliggend behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

botanische-tekening-gr-bleke-klaproos

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

John Astria

Blauwe waterereprijs

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_2184-gr-blauwe-waterereprijs

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de lila tot bleekblauwe “ereprijs” bloemetjes in trossen en
– de plaats waar de plant groeit (in ondiep water)

 

 

img_2273-gr-blauwe-waterereprijs

 

 

 

Algemeen

 

Blauwe waterereprijs is een eenjarig of overblijvende plant van 15 tot 60 cm. Ze groeit in ondiep, stromend water en open, natte, voedselrijke grond aan waterkanten. In het rivierengebied is ze plaatselijk vrij algemeen. Elders is ze zeldzaam.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf mei tot in de herfst. De bloemen vormen lang gesteelde trossen in de bladoksels en zijn lila tot bleekblauw met paarse lijntjes. Na de bloei maken de bloemstelen een scherpe hoek met de as van de bloeiwijze. Dat onderscheidt blauwe waterereprijs van rode waterereprijs, waarvan de bloemstelen een rechte hoek maken na de bloei.

 

 

 

 

img_2294-gr-blauwe-waterereprijs

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De al of niet vertakte, kale stengels zijn groen, soms rood aangelopen en vierkantig. De bladeren zijn licht groen, de bovenste langwerpig en half stengelomvattend, de onderste ei-rond en gesteeld.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

weegbreefamilie (Plantaginaceae)
– eenjarig of overblijvend
– vrij algemeen in het rivierengebied,   elders zeldzaam
– 15 tot 60 cm hoog

Bloem
– lila tot bleekblauw
– vanaf mei tot in de herfst
– tros
– stervormig
– 5 tot 10 mm
– 4 kroonbladen, vergroeid
– 4 kelkbladen
– 2 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– (kruisgewijs) tegenoverstaand
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top spits
– rand gezaagd tot bijna gaaf
– voet (half) stengelomvattend
– veernervig
– zittend (soms kort gesteeld)
– beide kanten zacht behaard

Stengel
– rechtop of opstijgend
– vierkantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

 

JOHN ASTRIA

Beekpunge : Veronica beccabunga

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

 

goed te herkennen aan

– hemelsblauwe “ereprijs” bloemetjes in trossen in de bladoksels en
– de ovale, iets vlezige, gesteelde, glanzende bladeren en
– de groeiplaats; ondiep, stromend water of open, natte grond aan waterkanten

 

 

beekpunge_1

 

 

 

Algemeen

 

Beekpunge is een overblijvende, kale oeverplant van 15 tot 60 cm hoog. Ze groeit in ondiep, stromend water van kleine beken en sloten en op open, natte voedselrijke grond aan waterkanten.

Het verspreidingsgebied bestaat uit vrijwel geheel Europa, het westen en noorden van Azië en ook in Noord-Afrika wordt de plant aangetroffen. De soort is in de Lage Landen vrij algemeen, maar zeldzaam in voedselarme zandstreken en in zeeklei- en brakwatergebieden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Beekpunge bloeit vanaf mei tot en met september met hemelsblauwe, donker geaderde, kleine bloemetjes, die in rijkbloemige, tot 10 cm lange trossen in de oksels van de bladeren staan. Vooral in snel stromend water kan de plant onder water blijven en komt dan niet tot bloei.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn glanzend, ovaal, iets vlezig en allemaal kort gesteeld. De stengel is vrij fors, kaal, bleekgroen en vaak enigszins rood gekleurd. In niet te strenge winters behoudt ze haar blad.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

De wat scherp en ietwat bitter smakende bladeren werden vroeger wel gegeten, net als waterkers. Ook werden ze aangewend tegen scheurbuik en opgeblazenheid. In het noorden van Europa verwerkt men het blad nog steeds in salades. Overdaad schaadt echter: de bladeren en jonge scheuten bevatten diuretisch werkende stoffen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

weegbreefamilie (Plantaginaceae)
– overblijvend
– algemeen tot zeldzaam
– 15 tot 60 cm

Bloem
– hemelsblauw, soms roze
– vanaf mei t/m september
– tros
– stervormig
– 5 tot 8 mm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen
– 2 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– tegenoverstaand
– enkelvoudig
– kort gesteeld
– ovaal
– top stomp
– rand gekarteld tot gezaagd
– voet afgerond
– veernervig
– iets vlezig
– glanzend

Stengel
– opstijgend
– kaal
– rolrond

zie wildebloemen

 

 

botanische-tekening-extragr-beekpunge

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

John Astria

Groot hoefblad ; Petasites hybridus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

groothoefblad

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de stevige, bleekroze bloeiwijzen en
– na de bloei aan de enorme bladeren

 

 

vrouwlijke-plant-groothoefblad-langs-een-vijver

 

 

 

Algemeen

 

Groot hoefblad is een plaatselijk algemeen voorkomende, overblijvende plant, die groeit op vochtige tot natte, voedselrijke, vaak kalkhoudende grond aan waterkanten.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Groot hoefblad bloeit in maart en april met talrijke bleekroze bloemhoofdjes, gerangschikt rond een dikke bloeistengel, die 20 tot 60 cm hoog kan worden. De bloeistengels dragen kleine rood- tot groenachtige schubbladen. Er zijn mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen. De mannelijke verwelken snel. De lossere bloeiwijzen van de vrouwelijke plant verlengen zich sterk na de bloei.

 

 

 

 

 

Blad

 

De wortelbladeren verschijnen na de bloeiwijzen en ontwikkelen zich na de bloei pas tot hun volle omvang. Ze hebben een hartvormige bladschijf en kunnen tot 90 cm breed en 150 cm hoog worden. Door de ondergrondse uitlopers groeit groot hoefblad vaak in grote bestanden en vormt zo een enorm bladerdak, waaronder andere planten zich nauwelijks kunnen handhaven.

Onder het bladerdak ontstaat een aangenaam milieu voor slakken en wormen, waar lijsters en merels zich weer tegoed aan doen. Het voordeel van de kruipende wortels is dat de plant de grond van niet beschoeide oevers goed vasthoudt. Een nadeel is dat het een moeilijk te verwijderen plant is. Ze wordt daarom ook wel “allemansverdriet” genoemd.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

In de Lage Landen komen 4 soorten hoefblad voor, die alle vier goed uit elkaar te houden zijn, zeker als je ze gezien hebt.

 

 

klein hoefblad

 

 

 

wit hoefblad

 

 

 

Japans hoefblad

 

 

 

groot hoefblad

 

 

Klein hoefblad is laag en heeft gele bloemen. Groot hoefblad heeft een kegelvormige, bleek-roze bloeiwijze.  Japans en wit hoefblad lijken het meest op elkaar. Ze zijn het makkelijkst van elkaar te onderscheiden aan de hand van de schutbladen aan de bloeistengel; bij Japans hoefblad zijn die bladen duidelijk langer dan de bloeiwijze, bij wit hoefblad zijn ze korter.

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– plaatselijk algemeen
– tot 150 cm

Bloem
– bleek-roze
– maart en april
– kegelvormige tros
– hoofdje met alleen buisbloemen
– mannelijk hoofdje 7 tot 12 mm
– vrouwelijk hoofdje 3 tot 6 mm
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– wortelstandig
– enkelvoudig
– top rond
– rand onregelmatig getand
– voet hartvormig
– veernervig

Bloeistengel
– rechtop tot 60 cm
– met roodachtige schubben

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

     

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

John Astria

 

Gewoon speenkruid : Ficaria verna subsp. verna

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

Ranunculus_ficaria-01_speenkruid1-I2

 

 

Goed te herkennen aan
– de glanzend gele bloemen en
– de vlezige glanzende bladeren en
– de vroege bloei

 

 

 

 

 

Algemeen 

 

Gewoon speenkruid is een zeer algemeen voorkomend overblijvend plantje. Ze groeit voornamelijk op zonnige tot licht beschaduwde, vochtige, voedselrijke grond tussen hakhout, onder heggen, aan slootkanten, in weiden, bermen, tuinen en bossen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Een van de eerste bloemen die in het voorjaar verschijnen zijn de stervormige gele bloemen van gewoon speenkruid. Bij donker weer blijven de bloemen gesloten, maar zodra de zon schijnt spreiden de kroonblaadjes zich uit.

 

 

 

 

 

 

Blad

 

De iets vlezige, lang gesteelde blaadjes zijn glanzend groen en liggen dakpansgewijs over elkaar heen om zoveel mogelijk te profiteren van het zonlicht. Eind mei is gewoon speenkruid weer geheel verdwenen. Vermeerdering vindt voornamelijk plaats door middel van knolletjes, die door de mens, dier of de regen worden verspreid. Die knolletjes bevinden zich in de oksels van de onderste bladeren en zijn vooral na de bloei goed zichtbaar.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Ze bevatten veel vitamine C en kunnen gebruikt worden in salades. Neem dan wel de bladeren voor de bloei, want tijdens de bloei vormen zich giftige stoffen in de bladeren.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soort

 

Vreemd speenkruid lijkt op gewoon speenkruid. Ze mist echter de knolletjes in de bladoksels en heeft bredere, meestal meer kroonblaadjes, die elkaar bedekken met de randjes. Vreemd speenkruid kun je op verscheidene buitenplaatsen tegenkomen. Ze is daar gekomen met ingevoerde bolplanten.

 

 

vreemd speenkruid

 

 

 

vreemd speenkruid

 

 

 

Algemeen

 

ranonkelfamilie (Ranunculaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 5 tot 30 cm hoog
– zodenvormend

Bloem
– geel
– vanaf maart t/m mei
– gesteeld alleenstaand
– 2 tot 3 cm
– stervormig
– 6 tot 12 kroonbladen, niet vergroeid
– 3 soms 4 kelkbladen
– meer dan 20 meeldraden
– meer dan 20 stijlen

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– hartvormig
– top stomp
– rand gaaf tot bochtig gekarteld
– voet hartvormig
– netnervig
– glanzend

Stengel
– liggend, aan het einde opgericht
– glad en kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

gewoon speenkruid

 

 

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

JOHN ASTRIA