Tagarchief: geelgroen

Beril

Standaard

categorie :  Sieraden, juwelen, mineralen en edelstenen

 

 

 

Algemeen

 

Beril is een mineraal. Het is een kleurloos, wit, gelig wit, geelgroen tot groen, roze, blauwig tot groenblauw, rood of goudgeel aluminium-beryllium silicaat. De chemische formule is Al2Be3Si6O18. Het behoort tot de cyclosilicaten.

 

 

 

 

 

Eigenschappen

 

De hardheid van het mineraal is 7,5 tot 8 (bros) op de schaal van Mohs en de streepkleur is wit. Het mineraal, dat in kristallen, korrelige, compacte of radiale aggregaten of keitjes voorkomt, is doorzichtig tot doorschijnend en heeft een glasachtige, matte glans. De dichtheid van beril is 2,63-2,80 en het heeft hexagonale kristalstructuur.

 

 

 

 

 

Naamgeving

 

Plinius vernoemde beril naar het Griekse woord berullos (= “edelsteen met zeegroene kleur”).

 

 

 

 

 

Voorkomen

 

Beril komt voor in pegmatieten en in hydrothermaalpneumatolische en metamorfe gesteenten en is vrij zeldzaam. De typelocatie is niet nader gedefinieerd, maar per variëteit verschillend. Het mineraal wordt onder andere gevonden in de Verenigde Staten (South Dakota, Connecticut), Brazilië, Duitsland en Australië. Het grootste berilkristal had een lengte van 18 meter en was 3,5 meter breed.

 

 

 

 

 

Variëteiten

 

Beril wordt naar kleur en chemische samenstelling onderscheiden in een aantal variëteiten:

 

Gewoon beril – meest verbreide variëteit

Smaragd – groene edelsteen

Aquamarijn – groenblauwe tot lichtblauwe edelsteen

Morganiet – roze edelsteen

Goudberil – goudgele edelsteen

Heliodoor – gele tot geelgroene edelsteen

Gosheniet – kleurloze edelsteen

Bixbiet – rode edelsteen

 

 

 

 

 

Mineraal
Chemische formule Al2Be3Si6O18
Kleur Kleurloos, wit, gelig wit, geelgroen tot groen, roze, blauwig tot groenblauw, rood of goudgeel
Streepkleur Wit
Hardheid 7,5 – 8
dichtheid  2,76 kg/dm3
Opaciteit Doorzichtig tot doorschijnend
Splijting Imperfect, [0001]
Kristaloptiek
Kristalstelsel Hexagonaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Advertentie

Liggende asperge : Asparagus officinalis subsp. prostratus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

liggende-asperge-15521987

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine, licht geelgroene, klokvormige, hangende bloemetjes en
– de lijnvormige “bladeren” aan
– een sterk vertakte, struikvormige plant

 

 

asparagus_postratus_cantabria_berry_ph2004_i_legarra

 

 

 

Algemeen

 

In de Lage Landen komen twee soorten asperge voor : asperge en liggende asperge. De eerste soort wordt ook als groente gekweekt. Asperge en liggende asperge behoren tot de oorspronkelijke flora van de Lage Landen. Omdat asperge al eeuwen lang verbouwd wordt als groente is het niet altijd vast te stellen of een in de natuur voorkomende aspergeplant oorspronkelijk wild dan wel een ontsnapte cultuurplant is. Men neemt aan dat de exemplaren langs de rivieren en in de duinen wilde planten zijn.

Asperge is algemeen voorkomend en groeit op droge tot vochtige, vaak geroerde zandgrond in duinstruikgewas, rivier begeleidende ruigten, grindbanken en aan oevers. Liggende asperge groeit op open plaatsen met droge, kalkrijke, grazige zandgrond in de duinen, vooral nabij bebouwing.

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

Bloem

 

Beide asperge-soorten zijn overblijvende, sterk vertakte, struikvormige planten, die tot 2 meter hoog kunnen worden en bloeien van mei tot en met juli met kleine, klokvormige, licht geelgroene, hangende bloemetjes.
Asperge is tweehuizig. Dat betekent dat een bloem mannelijk of vrouwelijk is en er aan een plant maar 1 soort bloem zit; er zijn mannelijke en vrouwelijke aspergeplanten.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De naaldvormige “blaadjes” zijn geen blaadjes maar takjes. De eigenlijke bladeren zijn de kleine, schubvormige, driehoekige vliezen, die onderaan de stengel wat groter zijn en daar duidelijker zichtbaar. In de herfst wordt de plant strokleurig en kleuren de bessen mooi oranjerood.

 

 

 

 

 

Insecten

 

De kleurrijke aspergehaantjes of aspergekevertjes (Crioceris asparagi) kunnen grote schade aanrichten. Zowel de volwassen kevers als de larven eten de groene delen van asperge en kunnen zo een hele plant kaal eten. Aspergetelers zijn daar uiteraard niet blij mee en bestrijden de kevers direct. De kevers zetten zwarte eitjes af loodrecht op de verschillende delen van de plant. Binnen een week komen de eitjes uit en zit de plant vol met grijze larven.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

aspergefamilie (Asparagaceae)
– overblijvend
– algemeen tot zeer  zeldzaam
– 0,2 tot 2 meter

Bloem
– licht geelgroen
– vanaf mei t/m juli
– alleenstaand
– klokvormig
– 4 tot 6,5 mm
– 6 bloemdekbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– schubvormig
– top spits
– rand gaaf
– vliezig

Stengel
– rechtop of liggend
– kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

asperge1liggende

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

JOHN ASTRIA

Wilde reseda : Reseda lutea

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_1527-gr-wilde-reseda

 

 

Goed te herkennen aan
– de aarvormige volle bloeiwijze met licht geelgroene 6
(soms 7)-tallige bloemetjes en
– de gedeelde bladeren

 

 

32f5bcb7dcc74c75a5eb58b19ed308f2

 

 

 

Algemeen

 

Wilde reseda is een overblijvende plant van 20 tot 60 cm hoog. De soort komt in België en Nederland vrij algemeen voor op open, zonnige, droge plaatsen met omgewerkte grond, in bermen, duinen en graslanden, maar vooral langs spoorlijnen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeitijd is vanaf mei tot en met september. Ze bloeit met aarvormige bloemtrossen, die tijdens de bloei langer worden. De niet geurende licht geelgroene bloemetjes komen wat rommelig over. Ze zijn duidelijk gesteeld en hebben meestal 6 (soms 7) gedeelde kroonbladen, waarvan de bovenste twee langer zijn.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn diep veervormig ingesneden, vlak maar ook vaak gekroesd. De stengel is rechtop en vanaf de grond vertakt, waardoor wilde reseda vaak breed uitgroeit.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

resedafamilie (Resedaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot zeldzaam
– 20 tot 60 cm

Bloem
– licht geelgroen
– vanaf mei t/m september
– aarvormige tros
– stervormig
– 6 mm
– 6 (soms 7) kroonbladen, niet   vergroeid
– 6 (soms 7) kelkbladen
– meer dan 12 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– veervormig ingesneden
– top spits
– rand gaaf of gegolfd
– voet gevleugeld
– veernervig

Stengel
– rechtop
– kaal
– geribd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

mijne kop a4

Moeraswolfsmelk : Euphorbia palustris

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de geelgroene, eindelingse, schermvormige bloeiwijzen en
– de vochtige standplaats en
– het formaat van de plant

 

 

 

770099-1

 

 

 

Algemeen

 

Moeraswolfsmelk is een overblijvende plant van 0,6 tot 1,5 meter hoog en groeit bij voorkeur in rietlanden en langs waterkanten. De plant komt van nature voor in Eurazië. Ze staat op de rode lijst als matig afgenomen. Ze wordt ook aangeboden als tuinplant.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Moeraswolfsmelk bloeit in mei en juni met geelgroene schermvormige bloeiwijzen. De kleur krijgen de bloeiwijzen niet van de bloemen, maar van de bovenste verkleurde stengelbladeren. Boven die verkleurde stengelbladeren zitten per straal 4 schijnbloemen (cyathia), die weer bestaan 1 vrouwelijke bloem, een aantal tot 1 meeldraad gereduceerde mannelijke bloemen en een aantal nectarklieren.

Deze klieren zijn eerst geel en worden later oranjeachtig. Ze zijn bij de meeste wolfsmelksoorten sikkelvormig; bij moeraswolfsmelk zijn ze eirond tot langwerpig. De vrouwelijke bloem is een bolletje op een gebogen steel.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels en bladeren van moeraswolfsmelk verkleuren in de herfst naar diep donkerrood. De bladeren vallen op een gegeven moment af, maar tot ver in de winter blijven de stengels prachtig van kleur.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Het melksap uit de stengels irriteert huid en ogen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

wolfsmelkfamilie (Euphorbiaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot zeer zeldzaam
– 0,6 tot 1,5 meter

Bloem
– geelgroen
– mei en juni
– schermvormige tros
– 1,5 tot 2 cm
– 4 of 5 bloemdekbladen, vergroeid
– 1 tot 8 meeldraden
– 3 stijlen

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top stomp
– rand gaaf
– voet afgerond
– veernervig

Stengel
– rechtop
– kaal

zie wilde bloemen

 

 

moeraswolfsmelk1

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

JOHN ASTRIA