Tagarchief: herfst

Liggende asperge : Asparagus officinalis subsp. prostratus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

liggende-asperge-15521987

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine, licht geelgroene, klokvormige, hangende bloemetjes en
– de lijnvormige “bladeren” aan
– een sterk vertakte, struikvormige plant

 

 

asparagus_postratus_cantabria_berry_ph2004_i_legarra

 

 

 

Algemeen

 

In de Lage Landen komen twee soorten asperge voor : asperge en liggende asperge. De eerste soort wordt ook als groente gekweekt. Asperge en liggende asperge behoren tot de oorspronkelijke flora van de Lage Landen. Omdat asperge al eeuwen lang verbouwd wordt als groente is het niet altijd vast te stellen of een in de natuur voorkomende aspergeplant oorspronkelijk wild dan wel een ontsnapte cultuurplant is. Men neemt aan dat de exemplaren langs de rivieren en in de duinen wilde planten zijn.

Asperge is algemeen voorkomend en groeit op droge tot vochtige, vaak geroerde zandgrond in duinstruikgewas, rivier begeleidende ruigten, grindbanken en aan oevers. Liggende asperge groeit op open plaatsen met droge, kalkrijke, grazige zandgrond in de duinen, vooral nabij bebouwing.

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

gewone asperge

gewone asperge

 

 

 

Bloem

 

Beide asperge-soorten zijn overblijvende, sterk vertakte, struikvormige planten, die tot 2 meter hoog kunnen worden en bloeien van mei tot en met juli met kleine, klokvormige, licht geelgroene, hangende bloemetjes.
Asperge is tweehuizig. Dat betekent dat een bloem mannelijk of vrouwelijk is en er aan een plant maar 1 soort bloem zit; er zijn mannelijke en vrouwelijke aspergeplanten.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De naaldvormige “blaadjes” zijn geen blaadjes maar takjes. De eigenlijke bladeren zijn de kleine, schubvormige, driehoekige vliezen, die onderaan de stengel wat groter zijn en daar duidelijker zichtbaar. In de herfst wordt de plant strokleurig en kleuren de bessen mooi oranjerood.

 

 

 

 

 

Insecten

 

De kleurrijke aspergehaantjes of aspergekevertjes (Crioceris asparagi) kunnen grote schade aanrichten. Zowel de volwassen kevers als de larven eten de groene delen van asperge en kunnen zo een hele plant kaal eten. Aspergetelers zijn daar uiteraard niet blij mee en bestrijden de kevers direct. De kevers zetten zwarte eitjes af loodrecht op de verschillende delen van de plant. Binnen een week komen de eitjes uit en zit de plant vol met grijze larven.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

aspergefamilie (Asparagaceae)
– overblijvend
– algemeen tot zeer  zeldzaam
– 0,2 tot 2 meter

Bloem
– licht geelgroen
– vanaf mei t/m juli
– alleenstaand
– klokvormig
– 4 tot 6,5 mm
– 6 bloemdekbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– schubvormig
– top spits
– rand gaaf
– vliezig

Stengel
– rechtop of liggend
– kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

asperge1liggende

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

JOHN ASTRIA

Advertentie

Zachte ooievaarsbek : Geranium molle

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

ooievaarzacht-100523-136

 

 

Goed te herkennen aan
– de helder roze, in paren staande bloemetjes met
– de van binnen eveneens helder roze stempels en
– de in omtrek ronde, tot de helft gespleten bladeren en
– stengels met lange en korte haren

 

 

zachte_ooievaarsbek_1

 

 

 

Algemeen

 

Zachte ooievaarsbek is een zeer algemeen voorkomende, eenjarige plant van 5 tot 40 cm hoog, die bloeit vanaf mei tot de herfst. Ze groeit op open plaatsen met vochtige tot droge, meer of minder voedselrijke, grazige grond, vooral in zandige bermen, op dijken, in gazons en in de duinen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeiwijze van zachte ooievaarsbek is 2-bloemig. De bloemen zijn helder roze. Ze hebben 5 omgekeerd hartvormige, ingesneden kroonblaadjes. De stempels hebben aan de binnenkant dezelfde kleur als de kroonbladen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels, bladstelen, bloemstelen en kelkbladen zijn behaard met lange en korte afstaande witte haren en korte klierharen. De bladeren zijn in omtrek rond en tot het midden ingesneden. In de herfst kleuren ze rood. De onderste bladeren zijn lang gesteeld en 7- tot 9-delig, de bovenste zijn korter gesteeld en 5-delig.

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen
– 5 tot 40 cm

Bloem
– helder roze
– vanaf mei tot de herfst
– gesteeld, met 2 bij elkaar
– stervormig
– tot 1 cm
– 5 ingesneden kroonbladen
– kroon niet vergroeid
– 5 kelkbladen, behaard
– 10 meeldraden
– 1 stijl met 5 stempels

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– handvormig ingesneden
– 5- tot 9-delig
– in omtrek rond
– top stomp
– rand getand
– handnervig
– behaard

Stengel
– liggend of opstijgend
– behaard, bovenin ook met klierharen
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

zachte-ooievaarsbek1

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

mijne kop a4

Smalle weegbree : Plantago lanceolata

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-plantago_lanceolata_inflorescense

 

 

Goed te herkennen aan
– het rozet van lange, smalle bladeren met duidelijk zichtbare parallel lopende nerven en
– de bloeiwijzen aan het einde van de stengel met uitstekende (room)witte meeldraden

 

 

bloeiende-plant-smalle-weegbree

 

 

 

Algemeen

 

Smalle weegbree is een 5 tot 45 cm hoge, zeer algemeen voorkomende, overblijvende plant. Ze bloeit vanaf mei tot de herfst en groeit op open en grazige, vochtige, meestal omgewerkte of betreden grond langs wegen en dijken en in graslanden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloemetjes van smalle weegbree staan in een korte, eironde tot langwerpige donkere aar op een duidelijk gegroefde stengel. Ook de vorm en grootte van de aar is afhankelijk van de kwaliteit van de grond. Korter en boller betekent minder voedselrijke omstandigheden.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren staan in een wortelstandige rozet, zijn lancetvormig (zelden breder), zacht behaard en voorzien van 3 tot 7 duidelijk zichtbare parallel lopende nerven. De bladeren versmallen zich geleidelijk in een gootvormige steel. In voedselrijke omstandigheden staan de bladeren rechtop. Zijn de omstandigheden minder gunstig dan blijft de hele plant kleiner en liggen de bladeren op de grond.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Smalle weegbree is vanouds een bekende geneeskrachtige plant. De bladeren bevatten een slijmoplossend en hoestprikkel dempend middel. Het sap van de bladeren kan tevens gebruikt worden bij jeukende insectensteken.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

weegbreefamilie (Plantaginaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 5 tot 45 cm

Bloem
– (room)wit
– vanaf mei tot de herfst
– aar
– stervormig
– 15 tot 25 mm lengte hoofdje
– 4 kroonbladen, vergroeid
– 4 kelkbladen
– 4 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– rozet
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top spits
– rand gaaf
– geleidelijk versmallend
– parallelnervig
– zacht behaard

Stengel
– rechtop
– zacht behaard
– gegroefd

zie wilde bloemen

 

 

smalleweegbree1

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

mijne kop a4

Scherpe boterbloem : Ranunculus acris

Standaard

categorie: kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-ranunculus_acris1

 

 

Goed te herkennen aan
– de 5-tallige, gele, glanzende (boter)bloemen en
– de gedeelde bladeren, de bovenste zonder steel en
– de ronde, niet gegroefde, behaarde stengel

 

 

350px-ranunculus-acris

 

 

 

Algemeen

 

Ranunculus is een geslacht met ongeveer 400 soorten planten, waartoe ook een aantal op elkaar lijkende soorten boterbloemen behoren. Scherpe boterbloem is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende plant van 30 tot 90 cm hoog.

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf april tot in de herfst (soms tot in de winter) met glanzende gele bloemen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

Bladeren en stengel zijn behaard

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Zoals de meeste boterbloemen is ook scherpe boterbloem licht giftig. Vee laat de boterbloem dan ook staan. De slak is de enige die er blijkbaar geen last van heeft. In hooi meegedroogde boterbloemen vormen geen gevaar meer voor dieren, want in gedroogde toestand zijn boterbloemen niet langer giftig.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ranonkelfamilie (Ranunculaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 30 tot 90 cm

Bloem
– geel
– vanaf april tot in de herfst (winter)
– gesteeld alleenstaand
– 2 tot 3 cm
– stervormig
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen, behaard
– meer dan 20 meeldraden
– meer dan 20 stijlen

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– handvormig ingesneden
– top spits
– rand gezaagd
– zwak hartvormig
– handnervig
– onderste gesteeld
– bovenste zittend
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard

zie wilde bloemen

 

botanische-tekening-extragr-scherpe-boterbloem

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

JOHN ASTRIA

Rood guichelheil : Anagallis arvensis subsp. arvensis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-anagallis_arvensis_2

 

 

Goed te herkennen aan
de kleine, oranje bloemetjes met 5 gewimperde kroonbladen

 

 

266px-anagallis_arvensis-01_xndr

 

 

 

Algemeen

 

Rood guichelheil is een eenjarig plantje van 5 tot 50 cm, oorspronkelijk afkomstig uit het Middellands Zeegebied. Ze groeit op open, vochtige tot droge (omgewerkte) grond in akkers en moestuinen, op zandplaten en in de duinen. De plant komt voor in alle werelddelen, in gebieden met een gematigd of warm klimaat.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Rood guichelheil bloeit vanaf mei tot in de herfst met lang gesteelde, alleenstaande, oranje bloemetjes. Zelden zijn ze vleeskleurig, lila, paars, blauw of groenachtig. De bloemen gaan open om een uur of 8 en sluiten ’s middags rond 3 uur. Is het bewolkt weer dan blijven ze gesloten.

De kroonbladen hebben aan de basis een paarse vlek. De rand is licht gekarteld en dicht bezet met klierharen, die niet met het blote oog te zien zijn. Meestal raken of overlappen de kroonbladen elkaar. De meeldraden zijn onderaan met elkaar vergroeid, paars van kleur en behaard, waardoor het hart van het bloemetje een paarse indruk geeft.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De liggende of opstijgende stengels wortelen niet, zijn vierkant en kaal. De bladeren zijn eirond en hebben aan de onderkant zwarte klierpuntjes. Meestal staan ze tegenover elkaar, soms in een krans van 3.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Rood guichelheil is giftig. Niet bloeiend lijkt ze veel op vogelmuur, dat gebruikt wordt als vogelvoer.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

sleutelbloemfamilie (Primulaceae)
– eenjarig
– algemeen tot zeldzaam
– 5 tot 50 cm

Bloem
– oranje, soms blauw
– mei tot in de herfst
– alleenstaand
– stervormig
– 1 tot 1,5 cm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– tegenoverstaand
– enkelvoudig
– eirond tot langwerpig
– top spits
– rand gaaf
– voet afgerond
– 3 tot 5 nervig

Stengel
– liggend of opstijgend
– kaal

zie wilde bloemen

 

 

rood-guichelheil

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Muizenoor : Hieracium pilosella

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

2237

 

 

 

Goed te herkennen aan

– de kleine paardenbloem-achtige bloemen, waarvan de buitenste lintbloemen aan de onderkant een brede rode streep hebben en
– de langwerpige tot spatelvormige rozetbladeren met lange, witte, afstaande haren aan de bovenkant en wit viltige onderkant

 

 

hieracium-pulsillum-schiermonnikoog-010

 

 

 

Algemeen

 

Muizenoor is een lage, grijsgroene, overblijvende plant van 5 tot 30 cm hoog. Ze groeit op open plaatsen in droge tot vrij vochtige, grazige grond.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Muizenoor bloeit vanaf mei tot de herfst met bleekgele tot gele bloemhoofdjes, die aan het einde van een bladerloze stengel staan. De hoofdjes bestaan uitsluitend uit lintbloemen. De onderkant van de buitenste lintbloemen heeft in het midden een brede rode streep. De omwindselbladen zijn maximaal 1,5 mm breed en zijn, evenals de stengels, behaard met lange witte haren en/of kortere zwarte klierharen.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren staan in een rozet, meestal vrij vlak uitgespreid. Ze zijn langwerpig tot spatelvormig, boven het midden het breedst. Aan de bovenkant en langs de rand zijn ze verspreid behaard met lange, witte, afstaande haren. De onderkant is dichter behaard, wit en viltig. Om bij grote droogte verdamping te beperken krullen de bladeren om en wordt de witte onderkant zichtbaar.

Muizenoor vormt bovengrondse, bebladerde uitlopers, die nieuwe rozetten vormen. Op die manier kan ze hele stukken grond bedekken. Voor muizenoor is het wel van belang dat op de plaatsen waar ze groeit het gras laag blijft. Begrazing zal de groei van muizenoor daarom bevorderen.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Muizenoor bevat flavonoïden, looi- en bitterstoffen. In de kruidengeneeskunde wordt muizenoor nauwelijk nog gebruikt. In de volksgeneeskunde wordt ze nog wel toegepast bij lever-, maag- en darmaandoeningen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– algemeen
– 5 tot 30 cm

Bloem
– bleekgeel tot geel
– vanaf mei tot de herfst
– hoofdje alleenstaand
– alleen lintbloemen
– 2 tot 3 cm

Blad
– rozet
– enkelvoudig
– langwerpig tot spatelvormig
– top spits
– rand gaaf
– voet aflopend (in steel)
– veernervig
– bovenkant lang zacht behaard
– onderkant wit viltig

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Kromhals : Anchusa arvensis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-kromhals_bloem_anchusa_arvensis

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine (4-10 mm), lichtblauwe bloemen en
– de ruwe beharing van de hele plant

 

 

kromhals-westkapelle-zuiderduin-pe191

 

 

 

Algemeen

 

Kromhals is een eenjarige plant van 15 tot 60 cm hoog. De plant groeit voornamelijk op droge, zonnige standplaatsen. In Nederland vinden we de plant dan ook in de duinen, in Noord-Brabant en in Gelderland op leemhoudende grond. Ze is hier redelijk algemeen.

Ook in België wordt de soort als inheems beschouwd. Het verspreidingsgebied beslaat grote delen van Europa. In Noord-Amerika is de soort geïntroduceerd. Ze groeit op open, droge, voedselrijke, omgewerkte grond; ook op zandige vloedmerken.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Kromhals bloeit vanaf mei tot de herfst met kleine, 5-tallige, lichtblauwe bloemen. Zoals bij alle soorten van de ruwbladigenfamilie staan de bloemetjes in een schicht bijeen. De vijf kroonbladen zijn trechtervormig vergroeid. De hals van de bloem heeft een s-vormige bocht. Dat is alleen te zien als je de bloem uit de kelk trekt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn lang en smal (lancetvormig) en evenals de rest van de plant ruw behaard met op knobbels staande stijve haren.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)
– eenjarig
– algemeen tot zeldzaam
– 15 tot 60 cm

Bloem
– lichtblauw
– vanaf mei tot de herfst
– schicht
– trechtervormig
– 4 tot 10 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top stomp
– rand golvend getand
– voet (half) stengelomvattend
– 1-nervig
– ruw behaard

Stengel
– rechtop
– ruw behaard

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

mijne kop a4

Gewone ossentong : Anchusa officinalis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-anchusa_officinalis_-_harilik_imikas_keila

 

 

Goed te herkennen aan
– de blauwpaarse tot donkerblauwe bloemen met wit behaarde keelschubben en
– de ruwe beharing van de hele plant

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewone ossentong is een overblijvende (meestal tweejarige), ruw behaarde (maar niet stekelige) plant van 30 tot 100 (130) cm hoog. Ze groeit op open, droge, kalkrijke, stikstofrijke, vaak omgewerkte grond, soms op open plaatsen in struikgewas.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Gewone ossentong bloeit vanaf mei tot de herfst met blauwpaarse tot donkerblauwe bloemen, die aan het begin van de bloei in een opgerolde bloeiwijze (schicht) bij elkaar staan. De schichten staan twee aan twee bij elkaar met een topbloem ertussen. Tijdens de bloei groeien de schichten sterk uit. In het midden van de bloem zie je vijf behaarde keelschubben. De meeldraden en stijl zijn korter dan de keelschubben en zijn niet zichtbaar door de beharing van de keelschubben.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bovenste bladeren zijn zittend, de onderste in een steel versmald.

 

 

 

 

 

Toepassing

 

De lange vlezige wortels leveren een rode kleurstof, waarmee textiel geverfd kan worden.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)
– overblijvend (meestal tweejarig)
– vrij tot zeer zeldzaam
– 30 tot 100 (130) cm

Bloem
– blauwpaars tot donkerblauw
– mei tot de herfst
– schicht
– trechtervormig met keelschubben
– 7 tot 15 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– smal langwerpig
– top spits
– rand gaaf
– voet afgerond
– 1-nervig
– ruw behaard

Stengel
– rechtop
– dicht afstaand ruw behaard

zie wilde bloemen

 

 

gewone-ossentong

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria

Gele helmbloem : Pseudofumaria lutea

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

pseudofumaria-lutea-gele-helmbloem-02

 

 

Goed te herkennen aan
– dicht bebladerde tere plant met
– trossen gele lipbloemen en
– dubbel geveerde bladeren met toegespitst topje

 

 

25-gele-helmbloem

 

 

 

Algemeen

 

Gele helmbloem is een dicht bebladerde, overblijvende, tere plant van 15 tot 30 cm hoog. Ze groeit in pollen op zonnige tot licht beschaduwde stenige plaatsen, zoals op oude muren (van kastelen, kaden of tuin), rotswanden, puinhellingen en tussen stoeptegels. Gele helmbloem wordt in tuinen aangeplant, waar ze zich sterk kan uitbreiden. Vanuit tuinen kan ze ook verwilderen. In het wild is ze wettelijk beschermd.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf mei tot de herfst met 1 tot 2 cm grote gele bloemen, die in trossen van 5 tot 16 bloemen bij elkaar staan. Ze staan horizontaal of schuin omhoog op rechte steeltjes, die aan de bovenkant afgeplat zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

papaverfamilie (Papaveraceae)
– overblijvend
– vrij zeldzaam in stedelijke gebieden
– wettelijk beschermd
– 15 tot 30 cm hoog

Bloem
– geel
– vanaf mei tot de herfst
– tros
– 10 tot 20 mm
– gespoord
– 4 kroonbladen, vergroeid
– 2 kelkbladen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– dubbel geveerd
– top stomp met een klein puntje
– rand gaaf
– voet wigvormig
– handnervig

Stengel
– rechtop of (over)hangend
– sterk vertakt
– glad en kaal
– bovenkant afgeplat, verder rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Gewone hoornbloem : Cerastium fontanum subsp. vulgare

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

zijkant-bloem-gewone-hoornbloem

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine witte bloemetjes met 5 tot ongeveer de helft ingesneden kroonbladen en
– de 5 stijlen per bloem en
– de behaarde, maar niet kleverige stengels

 

 

11608

 

 

.

Algemeen

 

Gewone hoornbloem is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende (soms eenjarige), geheel behaarde plant van vochtige, voedselrijke, grazige grond.

 

 

 

 

.

Bloem

 

Ze wordt 4 tot 45 cm hoog en bloeit vanaf april tot in de herfst met kleine witte bloemetjes, die in een losse tros staan en 5 tot de helft ingesneden kroonbladen hebben. De kroonbladen zijn iets korter tot iets langer dan de kelkbladen.

 

 

 

 

 

Blad

 

Het blad is donkergroen, langwerpig en aan beide zijden behaard. Ook de vaak paarsachtige stengel is behaard, maar niet met klierharen, zoals de stengel van een aantal andere soorten hoornbloemen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

anjerfamilie (Caryophyllaceae)
– overblijvend, soms eenjarig
– zeer algemeen
– 4 tot 45 cm

Bloem
– wit
– vanaf april tot in de herfst
– losse tros
– stervormig
– 4 tot 10 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– (kruisgewijs) tegenoverstaand
– enkelvoudig
– langwerpig
– top stomp
– rand gaaf
– voet vergroeid
– 1-nervig
– aan beide zijden zacht behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond
– vaak paarsachtig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria