Category, categorie : A complete animated overview of the bible
.
.
Book of Ruth, summary
.
Boek Rechters, samenvatting
.
.








.


Om Johannes te kunnen begrijpen, moeten we weten wat hij met zijn brief wil zeggen. Hij heeft het over een opvatting die uit de Griekse filosofie dreigt in te sluipen. Volgens die opvatting zijn lichaam en geest volledig gescheiden; alleen de geest heeft dan waarde, en alleen de dingen van de geest kunnen daarom goed of slecht zijn. Wat je met je lichaam doet, zou geen ‘zonde’ zijn, want het lichaam is, volgens die opvatting, voor onze goddelijke bestemming van geen enkel belang.
Zonde bestaat dan alleen maar in de geest, en met het lichaam zouden we kunnen doen wat we maar willen. Johannes verzet zich fel tegen deze onbijbelse opvatting. De moeilijkheid zit voor ons in het feit dat hij met zondigen twee verschillende dingen bedoelt.
Aan de ene kant de zonde die de ware volgeling van Christus probeert na te laten, maar waarin hij toch telkens weer vervalt, omdat hij nu eenmaal nog niet de volmaaktheid heeft bereikt. Geen enkele gelovige is volledig vrij van zulke zonde.
Aan de andere kant zijn er de daden van deze dwaalleraars, duidelijk in strijd met de leer van Christus, waarvan zij echter betogen dat je die zonder bezwaar kunt doen, omdat dat toch geen zonde is. De ware christen onthoudt zich volledig van zulke daden (zulke zonde). Wie bewust zulke zonde doet (ook al ziet hij die zelf niet als zonde), is geen volgeling van Christus.
Pasteltekening van John Astria
“Wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat. Ik wil het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik.” (Romeinen 7:15-19)
Met zijn geest (verstand) weet hij wat hij als christen zou moeten doen, maar zijn natuurlijke neiging is anders, en dat brengt hem er toch telkens weer toe dingen te doen die verkeerd zijn. Weliswaar wil hij dat eigenlijk niet, maar – zoals Jezus zelf zei – ‘de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak’ (Matteüs 26:41).
Let op dat hij dat niet verontschuldigt, als iets dat alleen maar van het lichaam is en dat daarom dus geen zonde zou zijn. Integendeel, Paulus wijst dit volledig aan als zonde, en roept vol wanhoop uit:
“Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit dit lichaam van de dood?”
Maar in de volgende zin geeft hij zelf de oplossing:
“God zij gedankt: door Jezus Christus, onze Heer!” (vs 24-25).
Over deze zonde, begaan uit zwakheid, zegt ook Johannes:
“Als we zeggen dat we de zonde niet hebben, misleiden we onszelf en is de waarheid niet in ons. Belijden we zulke zonden, dan zal hij, die trouw en rechtvaardig is, ons die zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad.” (1 Johannes 1:8-9)
Maar over die andere gedachte, dat wij geen zonde hebben, omdat wij met ons lichaam niet zouden kunnen zondigen, zegt hij:
“Als we zeggen dat we nooit gezondigd hebben, maken we Hem [God] tot een leugenaar en is zijn woord niet in ons.” (vs 10)
En hij gaat nog een stap verder. Wie dingen doet die God heeft verboden, en die de Schrift zonde noemt, is een goddeloze. Het begrip dat hij in feite gebruikt is wetteloos. Maar met wetteloos bedoelt de Schift alles wat tegen Gods Wet in gaat, en het woord is dus synoniem met goddeloos:
“Ieder die bewust zondigt overtreedt Gods wet, want zondigen is Gods wet overtreden.” (1 Johannes 3:4)
Hij vat dat samen met:
“Ieder die in hem blijft, zondigt niet (= niet bewust)”, maar “ieder die (bewust) zondigt, heeft hem nooit gezien en kent hem niet.” (vs 6).
En vervolgens trekt hij dan de conclusie: Het kan niet zo zijn dat wie uit God is geboren, tegelijkertijd willens en wetens bezig is dingen te doen die God heeft verboden. Dat is logisch gesproken onmogelijk! Vrij vertaald schrijft hij:
“Wie werkelijk uit God is wedergeboren, doet niet willens en wetens dingen die de Schrift aanduidt als zonde; want hij heeft het zaad van het evangelie (dat in zijn hart is gezaaid) blijvend in zich en hij kan dus onmogelijk tegelijkertijd bezig zijn met zulke dingen, want hij is wedergeboren.” (vs 9)
Hij heeft het dus niet over een fysieke onmogelijkheid om zonde te doen, maar over de logische onmogelijkheid om willens en wetens dingen te doen waarvan hij kan weten dat ze zonde zijn. Wie dat toch doet is niet werkelijk wedergeboren.

Goed te herkennen aan
– de vorm van de plant, lang en dun, en
– de zeer veel kleine bloemhoofdjes met aan de rand
korte witte straalbloemen
Algemeen
Canadese fijnstraal is een zeer algemeen voorkomende eenjarige plant, oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika. In de 17e eeuw is de plant naar Europa gebracht en sindsdien over heel Europa verspreid. Het is een zeer sterk kruid, dat zelfs bestand is tegen chemische bestrijdingsmiddelen en daardoor moeilijk uit te roeien.

Bloem
Canadese fijnstraal bloeit vanaf juli tot de herfst met talrijke hele kleine bloemhoofdjes, die in een sterk vertakte lange pluim staan. Elk hoofdje produceert veel vruchtjes met pluis, die zeer licht zijn en makkelijk door de wind verspreid worden.

Blad en stengel
De rechtopstaande, stevige stengel is dun behaard en vooral in de bovenste helft vertakt. De plant groeit op open, droge, voedselrijke, omgewerkte, zandige, braakliggende grond, ook tussen plaveisel en wordt tot 75 cm hoog. Ze kan op zeer voedselrijke plaatsen hoger worden.
Toepassing
Canadese fijnstraal kent veel toepassingen. In Noord-Amerika werd de plant door de indianen gebruikt tegen slangengif, menstruatiepijnen en puisten. Door de samentrekkende werking is het ook een goed middel bij diarree, bloedend tandvlees, aambeien, inwendige bloedingen, bloedende wonden en neusbloedingen.

Algemeen
– composietenfamilie (Asteraceae)
– eenjarig
– zeer algemeen tot vrij zeldzaam
– 20 tot 75 cm
Bloem
– korte witte straalbloemen
– gele buisbloemen
– vanaf juli tot de herfst
– lange pluimen
– 3 tot 5 mm breed
– omwindselbladeren geelgroen,
lijnvormig, vliezig, kaal of weinig
behaard
Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lijn- of lancetvormig
– top spits
– rand gaaf of fijn getand
– 1-nervig
– gewimperd en verspreid behaard
Stengel
– rechtop
– bovenaan rijk vertakt
– behaard
zie wilde bloemen

Botanische familie van Burseraceae
Latijnse benaming: Canarium luzonicum
Etherische olie verkregen door distillatie van de aromatische hars (oleohars)
Deze boom maakt deel uit van de Burseraceae. De familie telt circa vijfhonderd soorten, van meest bomen maar ook struiken. Deze komen voor in de tropen en subtropen. De familie is het meest bekend als leverancier van reukstoffen, zoals mirre, olibanum en wierook. Deze etherische olie komt uit de Filipijnen. Ze bestaat uit een aanzienlijke hoeveelheid monoterpenen, sesquiterpenen, sesquiterpenolen en monoterpenolen.

Deze etherische olie is stimulerend voor het geheel van de secreties die zijn verbonden aan deze functie. Ze oefent een antiseptische en balsemachtige werking uit op het ademhalingsstelsel. Ze is helend. Men kan het op de huid aanbrengen omwille van haar herstellende eigenschappen (zweren, wonden)
Secretie is het afscheiden van lichaamsvocht.
Hieronder valt:
Het is één van de planten die door de Egyptenaren werd gebruikt voor balseming, schoonheidsverzorging en parfums. Op emotioneel vlak “verenigt” ze, door een gevoel van inwendige vrede te brengen en totale mentale helderheid. Het kan eveneens gebruikt worden om de meditatie en de visualisatie te begunstigen. Gebruik haar als een parfum (discrete zalving), in het bad, in uw douchegel, als lichte verdamping. Haar aroma, die kenmerkend is voor een oleohars, brengt een zeer originele fruitige kleuring mee.


