categorie : kamerplanten en bloemen
Goed te herkennen aan
– de eenzijdige, aarvormige, ijle, eindelingse trossen van
– in paren staande rood- tot blauw-paarse, behaarde lipbloemen
Algemeen
Trosglidkruid is een overblijvende, zeer zeldzaam voorkomende plant van 25 tot 60 cm. Oorspronkelijk is ze afkomstig uit het oostelijk Middellandse Zeegebied. Ze is geheel behaard, naar boven toe ook met klierharen en groeit op droge, min of meer beschaduwde plaatsen.
Bloem
Ze bloeit in juni en juli. De kleur van de bloemen varieert van blauw-paars of donker rood-paars. Soms is de onderlip wit. Ze staan in paren naar 1 kant gericht in de bladoksels van de schutbladen. De bloemen vormen aan het einde van de stengels eenzijdige, zeer regelmatige, ijle trossen.
Blad
De bladeren zijn driehoekig tot langwerpig en grof gekarteld en lijken op brandnetelbladeren. Niet in bloei lijkt de plant dan ook op brandnetel, wel in bloei heeft ze op afstand wat weg van bosandoorn, als de bloemen donker rood-paars zijn.
Vergelijkbare soorten
klein glidkruid : roze, haren op de stengelribben omhoog gericht, bladrand gaaf of alleen bij de voet gekarteld.
blauw glidkruid : paarsblauw, haren op de stengelribben naar beneden gericht, gehele bladrand gekarteld.
trosglidkruid : donker rood-paars tot blauw-paars, soms met witte onderlip, bloeiwijze is een aarvormige, ijle tros.
|
Algemeen
– lipbloemenfamilie (Lamiaceae)
– overblijvend
– zeer zeldzaam
– 25 tot 60 cm
Bloem
– donker paars-rood tot paars-blauw
– juni en juli
– eenzijdige, aarvormige tros
– lipbloem
– 20 tot 30 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 2 kelkbladen, vergroeid
– 4 meeldraden
– 1 stijl
Blad
– tegenoverstaand
– enkelvoudig
– driehoekig tot langwerpig
– top spits
– rand grof gekarteld
– voet hartvormig of afgeknot
– netnervig
– behaard
Stengel
– rechtop
– behaard
– vierkant
zie wilde bloemen