Category, categorie : A complete animated overview of the bible
.
.
Book of Exodus, summary : (Part 2)
.
Boek Exodus. samenvatting : (deel 2)
.
.






.
.
.
.
De Bijbel is het geschreven Woord van God. De oudste geschiedenis van de Bijbel hangt daarom samen met de geschiedenis van het schrift. Zonder schrift geen Bijbel. De Bijbel zelf spreekt voor het eerst over schrijven in het boek Exodus. De Tien Geboden werden door God zelf geschreven op stenen tafelen. En Mozes schreef de woorden van de wet op in een boek:
“Hierna schreef Mozes alles op wat de Heer had gezegd. Vervolgens nam hij het boek van het verbond en las dit aan het volk voor” (Exodus 24:4,7 ).
God gebood hem de geschiedenis met Amalek op te schrijven:
“En de Heer zei tegen Mozes: Leg deze overwinning in een oorkonde vast” (Exodus 17:14 ).
De namen van de twaalf stammen van Israël stonden gegraveerd in edelstenen op Aärons borstschild en schouderstukken; op zijn tulband zat een gouden plaat waarop stond geschreven: ‘Aan de Heer gewijd’ (Exodus 39:6,14, 30 ).
Toen God wilde tonen dat Hij Aäron tot hogepriester had gekozen, liet Hij de twaalf vorsten van Israël elk hun staf inleveren met hun naam daarop geschreven (Numeri 17:2,3,8). Ook in de wet komt het schrijven naar voren. In het voorschrift over jaloersheid moest de priester bijvoorbeeld een vervloeking opschrijven (Numeri 5:23).
.
.
.
Lange tijd werd ontkend dat men zo lang geleden kon schrijven. In de tijd van Mozes zou de schrijfkunst nog niet hebben bestaan. Intussen weten we beter. De oudste geschreven teksten die we bezitten stammen uit de tijd tussen 3500 en 3000 v.Chr. en Mozes leefde zo’n 2000 jaar later. Aanvankelijk was er sprake van een primitief beeldschrift dat zich geleidelijk ontwikkelde tot spijkerschrift.
.
.
.
Het eerste ons bekende spijkerschrift was Sumerisch, later volgden Assyrisch en Babylonisch evenals een aantal Semitische talen. In latere tijden zijn in andere delen van de antieke wereld andere schriftvormen ontstaan. Rond 3000 v. Chr. ontstond in Egypte het hiëroglyfenschrift. Deze schriftvormen zijn nauw verbonden met de materialen die men voorhanden had.
De gecompliceerde beeldschriftvormen en de daarvan afgeleide schriftvormen vereisten een langdurige schrijversopleiding. Er ontstond een aparte klasse van schrijvers. Jongens die hiervoor werden opgeleid gingen vanaf hun zesde jaar naar een schrijversschool, waar ze 10 tot 12 jaar moesten leren. Niet alleen schrijven, maar ook landmeten en andere wetenschappen waarbij schrijven of geschreven boeken te pas kwamen.
Alleen gegoede ouders konden zo’n langdurige opleiding betalen. Maar de jongen was dan ook verzekerd van een goede baan als ambtenaar of een soort notaris. De uitvallers van de opleiding werden dorpsschrijver. De goede schrijvers konden veel macht verwerven, omdat rijksbestuurders zelf vaak net zo min konden schrijven of lezen als het gewone volk.
De invoering van alfabetisch schrift heeft hierin echter grote verandering gebracht. Toen de richter Gideon een jongen uit Sukkoth in handen kreeg, schreef deze namen van vorsten en oudsten voor hem op. En dan niet met veel moeite één of enkele namen, maar een lange lijst van 77 (Richteren 8:14). De schrijver van het boek Richteren nam niet de moeite vooraf te vermelden dat de jongen kon schrijven. Dat sprak kennelijk vanzelf.
Toen Jesaja sprak over de ondergang van Assur, vergeleek hij dat met een bos waarvan zo weinige bomen overblijven dat ze “te tellen zijn, ja, een jongen zal ze kunnen opschrijven” (Jesaja 10:19). De beperkingen van het kind lagen hier niet in zijn schrijfkunst, maar in zijn vaardigheid tot tellen. Eerder had God tot Jesaja gezegd:
“Neem een groot schrijftablet en noteer daarop in leesbaar schrift…” (Jesaja 8:1 ).
De eventuele moeilijkheid om het te lezen lag in het al of niet duidelijk schrijven van Jesaja, niet in een mogelijke ongeletterdheid van het volk. De consequentie hiervan was dat de Israëliet zelf toegang had tot Gods Woord omdat hij het zelf kon lezen.
.
.
.
.
.
Volgens de traditie heeft Mozes de eerste vijf boeken van de Bijbel geschreven. Aangezien ook Jezus zich hierbij aansloot, hebben we alle reden dit te geloven. Dat ligt echter anders met de bijbehorende gedachte dat met name het materiaal van Genesis tot aan Mozes mondeling zou zijn overgeleverd. Hiertegen worden door sommigen argumenten aangevoerd van drieërlei aard:
Wiseman wijst voor de onderbouwing van zijn theorie op frappante overeenkomsten in literaire stijl tussen Genesis en de bekende kleitabletten. Genesis begint met: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde.” Hoofdstuk 2 begint met: “Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heir.” Volgens Wiseman betekent dit:
“Hiermee is het verhaal voltooid van hemel en aarde’ en alle tabletten daarvan.”
.
.
.
De overgang op een nieuw kleitablet binnen een verhaal werd vaak gemarkeerd door herhaling van woorden, die aan het eind van het ene tablet stonden, aan het begin van het volgende tablet. Dit verschijnsel vinden we ook in bijvoorbeeld Genesis 11:26 en 27. Vanaf hoofdstuk 37 verdwijnen de genoemde kenmerken.
Het verhaal wordt dan ook breedsprakiger. Dit klopt met het feit dat de geschiedenis van Jozef in Egypte te boek moet zijn gesteld. Daar gebruikte men geen kleitabletten maar papyrusrollen waarop een doorlopende, en veel uitgebreidere, tekst kon worden geschreven.
.
.
.
Alles wat Mozes dan gedaan zou hebben is de verschillende verslagen tot één verhaal samenvoegen en er hier en daar wat aantekeningen aan toe voegen. Dat Mozes zelf kon schrijven hoeven we hier niet meer te betogen. Het schrift bestond, in tegenstelling tot wat men in de negentiende eeuw nog meende, ook in Egypte al meer dan 1500 jaar.
Hooguit kan men de vraag stellen of Mozes dan tot de schrijversklasse behoorde. Stephanus geeft ons daarop een antwoord:
“En Mozes werd onderwezen in alle kennis (wijsheid) van de Egyptenaren” (Handelingen 7:22).
Deze kennis/wijsheid steunde op de kennis van het geschreven woord, welke kennis ook zelf deel uitmaakte van die wijsheid.
.
.
.
.
.
.
Voor boeren in de landen grenzend aan de Middellandse Zee, is het ergste dat hen kan overkomen – op een lang-durige droogte na – een sprinkhanenplaag. De sprinkhanen daar zijn verwant aan die in ons land. Het zijn insec-ten, die in zulke enorme aantallen optrekken, en met zo’n precisie te werk gaan, dat zij alles wat zij op hun pad tegenkomen en dat groen is, volledig kaalvreten.
Wanneer wij in het boek Exodus lezen over de achtste plaag die God over Egypte bracht, beseffen wij wat voor catastrofe dat moet zijn geweest (Exodus 10: 1-20). De vroege gewassen, het vlas en de gerst, waren al door de hagel neergeslagen; nu waren de tarwe en de spelt aan de beurt (Exodus 9: 29-33).
Omdat de Farao steeds weigerde naar God te luisteren, voerde Hij met een oostenwind een zwerm sprinkhanen aan, groter dan Egypte ooit had gezien. Nadat zij al het overige gewas kaalgevreten hadden, voerde God hen weer weg met een westenwind. Sprinkhanen werden dus door God gebruikt om mensen te straffen, onder meer de Israëlieten toen zij Hem de rug toekeerden (Deuteronomium 28: 38-42).
Exodus 10: 1-20
1 De Heer zei tegen Mozes: “Ga opnieuw naar de farao. Want Ik heb hem en zijn dienaren zó koppig gemaakt, dat ze niet zullen willen luisteren. Want Ik wil mijn wonderen bij hen doen. 2 Dan zullen jullie aan je kinderen en kleinkinderen vertellen wat Ik voor wonderen in Egypte heb gedaan. Jullie zullen weten dat Ik de Heer ben.”
3 Toen gingen Mozes en Aäron weer naar de farao. Ze zeiden tegen hem: “Dit zegt de Heer, de God van de He-breeën: hoelang zult u blijven weigeren om Mij te gehoorzamen? Laat mijn volk vertrekken, zodat ze Mij kunnen aanbidden. 4 Als u mijn volk niet laat gaan, zal Ik morgen sprinkhanen in uw land laten komen. 5 Ze zullen het hele land bedekken. Zelfs de grond zal niet meer te zien zijn. Ze zullen alles opeten wat er na de hagelbuien nog is overgebleven van de oogst en de bomen.
6 En alle huizen in Egypte zullen vol met sprinkhanen zitten. Nog nooit eerder is zoiets gebeurd in de geschie-denis van Egypte.” Toen draaide Mozes zich om en vertrok. 7 De dienaren van de farao zeiden tegen hem: “Hoelang zal deze man ons nog ellende bezorgen? Laat die mannen vertrekken om hun Heer God te aanbidden! Ziet u dan niet dat Egypte helemaal wordt vernietigd?”
8 Toen werden Mozes en Aäron bij de farao terug geroepen. De farao zei tegen hen: “Ga jullie Heer God maar aanbidden. Maar wie zullen er eigenlijk allemaal gaan?” 9 Mozes antwoordde: “We gaan met jong en oud, met onze zonen en dochters, met onze schapen, geiten en koeien. Want we hebben een feest voor de Heer.” 10 Toen zei de farao tegen hen: “Ik wens jullie nog liever de zegen van de Heer toe, dan dat ik jullie en jullie kinderen laat vertrekken! Pas maar op, want ik begrijp wel wat jullie van plan zijn!
11 Nee, alleen de mannen mogen gaan om de Heer te aanbidden, want dat was wat jullie hadden gevraagd.” En hij joeg hen zijn paleis uit. 12 Toen zei de Heer tegen Mozes: “Strek je hand uit over Egypte. Dan zullen er sprinkhanen in Egypte komen. Ze zullen alle planten opeten, alles wat er na de hagel nog is overgebleven.” 13 Toen strekte Mozes zijn staf uit over Egypte. En de Heer zorgde ervoor dat er die hele dag en die hele nacht een oostenwind over het land waaide. Toen het ochtend werd, bracht de wind sprinkhanen mee.
14 Zo kwamen er sprinkhanen in heel Egypte. In het hele land streken ze in grote zwermen neer. Nog nooit eer-der was er zó’n grote sprinkhanenplaag in Egypte geweest en zo één zal er ook nooit meer komen. 15 Ze be-dekten het hele land. Het zag er zwart van de sprinkhanen. Ze aten alle planten en vruchten op die niet door de hagel waren vernield. Zo bleef er in heel Egypte geen sprietje groen meer over.
16 Toen liet de farao snel Mozes en Aäron halen en zei: “Ik heb verkeerd gedaan tegen jullie Heer God en tegen jullie! 17 Vergeef het mij nog één keer! Bid tot jullie Heer God dat Hij ons redt! Want zo gaan we allemaal dood!” 18 Toen ging Mozes bij de farao weg en bad tot de Heer. 19 En de Heer zorgde ervoor dat er een harde westenwind ging waaien. Die nam de sprinkhanen mee en blies ze de Rietzee in. Er bleef in heel Egypte geen één sprinkhaan over. 20 Maar de Heer zorgde ervoor dat de farao koppig bleef, zodat hij de Israëlieten niet liet gaan.
Exodus 9: 29-33
29 Mozes zei tegen hem: “Zodra ik buiten de stad ben, zal ik tot de Heer bidden. Het onweer zal ophouden en het zal niet meer hagelen. Dan zult u toegeven dat de aarde van de Heer is. 30 Maar ik weet dat u en uw die-naren nog steeds geen ontzag hebben voor de Heer God.” 31 Het vlas en de gerst waren door de hagel platge-slagen, want de gerst had al aren en het vlas stond net in bloei.
32 Maar de tarwe en de spelt waren niet platgeslagen, want die groeien later. 33 Mozes ging bij de farao weg. Hij ging de stad uit, stak zijn handen op naar de Heer en bad tot Hem. Toen hield het zware onweer op en de ha-gel en de stortregen stopten.
Deuteronomium 28: 38-42
38 Jullie zullen veel zaad in de akkers zaaien, maar weinig oogsten. Want de sprinkhanen zullen de oogst opvreten.
39 Jullie zullen wijngaarden planten en bewerken, maar geen wijn drinken of druiven plukken. Want de wormen zullen alles kaalvreten.
40 Jullie zullen in het hele land olijfbomen hebben, maar jullie zullen je niet met olie zalven. Want de olijven zullen afvallen.
41 Jullie zullen zonen en dochters krijgen, maar niet van hen genieten. Want ze zullen als buit meegenomen worden.
42 Alle bomen en akkers zullen door ongedierte worden kaalgevreten.
“De sprinkhanen – een koning hebben zij niet, maar ze rukken in slagorde op” (Spreuken 30: 27) zei Salomo. De profeet Joël voorspelde zo’n sprinkhanenplaag, zowel letterlijk als figuurlijk, als een sterke invallende macht (Joël 1: 1-7). In vers 4 worden vier verschillende woorden voor de sprinkhanen gebruikt; ze worden vertaald als knager, sprinkhaan, verslinder en kaalvreter.
Spreuken 30: 27
27 De sprinkhanen – ze hebben geen koning, maar toch trekken ze als één groot leger op.
Joël 1: 1-7
1 Dit is wat de Heer zei tegen de profeet Joël, de zoon van Petuël. 2 Luister, leiders van het volk! Luister goed, bewoners van het land! Luister naar wat Ik nu ga zeggen. Is dit ooit eerder gebeurd in de geschiedenis van dit land? 3 Vertel het aan je kinderen. En laten zij het weer aan hún kinderen vertellen, en ook zij weer aan hún kin-deren.
4 De sprinkhanen eten alles op: wat de knager overlaat, eet de sprinkhaan op. Wat de sprinkhaan overlaat, wordt opgevreten door de verslinder. En wat de verslinder overlaat, eet de kaalvreter op.
5 Dronkenlappen, word wakker! Huil en klaag, zuipers, want jullie zullen geen nieuwe wijn hebben! 6 Want een groot volk valt dit land aan. Een machtig, ontelbaar leger. Als een leeuw verslindt het alles met zijn tanden. 7 Israël, mijn wijnstruik, wordt helemaal verwoest. Mijn vijgenboom Israël ziet wit als schuim. Het leger schilt mijn vijgenboom helemaal kaal en werpt hem weg. De takken zijn kaal en wit geworden.
Wij weten niet wanneer Joël profeteerde, maar het feit dat de bazuin op Sion geblazen moest worden (Joël 2: 1), betekent dat een aanval op Juda ophanden was. Dit zou wellicht de aanval van de Assyrische koning Sanherib in de dagen van koning Hizkia geweest kunnen zijn. Interessant is dat er in 2 Koningen 15 t/m 18 over vier invallen van Assur wordt geschreven, drie op het noordelijke rijk en één op Juda.
Joël 2: 1
1 Blaas op de ramshoorn in Jeruzalem! Sla alarm op mijn heilige berg Sion! Laten de bewoners van het land beven van angst, want de dag van Gods straf komt eraan!
In Arabische landen gebruikt men nog steeds sprinkhanen als voedsel. Dus is het niet zo vreemd dat Johannes de Doper, toen hij in de woestijn was, leefde van deze insecten en wilde honing (Matteüs 3: 4). En de wet van Mozes stond hem dat toe (Leviticus 11: 20-22).
Matteüs 3: 4
4 Johannes droeg een mantel die van kameelhaar was gemaakt, met een leren gordel om zijn middel. Hij leefde van sprinkhanen en honing van wilde bijen.
Leviticus 11: 20-22
20 Alle insecten moeten jullie walgelijk vinden. 21 Maar alle insecten die springpootjes hebben, mogen jullie wél eten. 22 Dat zijn dus alle soorten sprinkhanen. 23 Maar alle andere insecten moeten jullie walgelijk vinden.
.
.
.
Toen de farao het volk had laten vertrekken, leidde God hen niet langs de weg die door het gebied van de Filistijnen loopt (langs de Middellandse Zee), ook al was dat de kortste route. God dacht namelijk: Als ze strijd zouden moeten leveren, konden ze wel eens spijt krijgen en terug willen gaan naar Egypte. Daarom liet hij het volk een omweg maken en door de woestijn naar de Rietzee trekken.
.
.
Hier is een grote open woestijn (Wildernis van de Rode Zee). Dan zegt God in Exodus 14:1,2:
‘Zeg tegen de Israëlieten dat ze omkeren en hun kamp opslaan voor Pi-Hachirot, tussen Migdol en de zee; jullie moeten je kamp recht tegenover Baäl-Sefon opslaan, vlak bij de zee.
.
.
Ron vond deze weg die naar een kloof leidde die nu Wadi Watir heet. De Bijbel vertelt de reactie van de farao toen hij hoorde van de afslag die de Israëlieten hadden genomen, in Exodus 14:3
.
.
De farao zal denken dat jullie de weg kwijt zijn geraakt en de woestijn niet meer uit kunnen komen. Ik zal ervoor zorgen dat hij onverzettelijk blijft, zodat hij jullie achtervolgt, en dan zal ik mijn majesteit tonen door de farao en zijn hele leger ten val te brengen. Dan zullen de Egyptenaren beseffen dat ik de Heer ben.’ De Israëlieten gehoorzaamden.
.
Wadi Watir is een lange diep kloof die goed overeenkomt met de beschrijving van Exodus.
Volgens traditie vond de Doortocht plaats door de Golf van Suez. Maar daar zijn geen bergen. Het gebied is volkomen vlak, niet zoals in de Bijbelse beschrijving. Een andere reden waarom de Golf van Suez populair was in de gedachtegang, was, omdat men volgens de traditie dacht dat de berg Sinaï op het Sinaï schiereiland ligt.
De Bijbel verteld ons echter dat de berg Sinaï in Arabië ligt. (Galaten 4:25 Hagar staat voor het verbond van de berg Sinaï in Arabië, dat slaven baart.) Na enkele kilometers opent Wadi Watir in een breed strand, aan de westkust van de Golf van Akaba, het enige strand dat groot genoeg was om de ongeveer 2 miljoen mensen en hun vee te herbergen.
De Israëlieten konden niet naar het noorden omdat daar de weg verspert was door een Egyptisch fort. Nog steeds vinden we aan de noordkant van het strand een versterking. Kon dit het Bijbelse Migdol zijn? (Exodus 14:2) Aan de zuidkant is geen strand, maar lopen de bergen tot aan zee, zodat daar niemand langs kan. Zij konden ook niet terug, omdat het Egyptische leger hen achtervolgden. God had ze bij een punt gebracht waar alleen Hij ze kon brengen. Exodus 14: 13, 21, 22:
.
Maar Mozes antwoordde het volk: ‘Wees niet bang, wacht rustig af. Dan zult u zien hoe de Heer vandaag voor u de overwinning behaalt. De Egyptenaren die u daar nu ziet, zult u hierna nooit meer terugzien.
En:
Toen hield Mozes zijn arm boven de zee, en de Heer liet de zee terugwijken door gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land. Het water spleet, en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land; rechts en links van hen rees het water op als een muur.
De Egyptenaren achtervolgden hen, alle paarden en wagens van de farao en al zijn ruiters gingen achter hen aan de zee in. Maar in de morgenwake keek de Heer vanuit de vuurzuil en de wolk kolom neer op het Egyptische leger en zaaide paniek onder hen. Hij liet de wielen van de wagens vastlopen, zodat de Egyptenaren de grootste moeite hadden om vooruit te komen. ‘Laten we vluchten!’ riepen ze. ‘De Heer steunt de Israëlieten, hij strijdt tegen ons!
Ron vond een stenen pilaar op het strand. Aan de Saudische zijde vond hij precies zo één met een oud hebreeuwse inscriptie: “MIZRAIM (Egypte), SOLOMON, EDOM, DEATH, PHARAOH, MOSES, YAHWEH.” Hij leidde hieruit af, dat zij door Salomo waren opgericht om de doortocht te herdenken.
.
De inscripties op de kolom die op het strand lag waren weg geërodeerd. De kolom werd door de autoriteiten in beton vastgezet. In 1978 doken Ron en twee van zijn zonen naar de bodem van de Rode Zee en vonden daar – en fotografeerden – talloze met koraal bedekt delen van strijdwagens. Hoe vaker zij doken, hoe meer bewijsmateriaal zij vonden. Een van zijn vondsten was een strijdwagen wiel met acht spaken, dat hij bij de directeur van de Egyptische Oudheidkunde bracht, Dr Nassif Mohammed Hassan.
Na onderzoek verklaarde hij het afkomstig uit de 18de dynastie en dateerde de exodus in 1446 v.Chr. Toen hem werd gevraagd hoe hij dit wist, verklaarde hij dat het wiel met 8 spaken alleen in de 18de dynastie werd gebruikt, de tijd van Ramses II en Tutmoses (Moses). Strijdwagen kisten, menselijke skelet restanten, 4, 6 en 8 spaken-wielen liggen er als stille getuigen van het wonder van het splitsen van de Rode Zee.
.
.
.
Het meest verbazingwekkende is de aanwezigheid van een onderzees pad. Langs de lengte van de Golf van Akaba zijn de diepten ongeveer 1,6 km en de Egyptische kust valt weg onder een hoek van 450. Als de Israëlieten elders hadden moeten oversteken, dat hadden zij een steile helling van 450 moeten afdalen tot 1600 m diepte en aan de andere kant weer opklimmen. Met al hun wagens, dieren en kinderen zou dat absoluut onmogelijk zijn. Alleen hier aan het strand van Nuweiba, daalt de bodem met een helling van 1:14 tot een diepte van slechts 850 m om aan de Saudische kant te stijgen met een helling van 1:10. De Bijbel beschrijft het als volgt:
.
De afstand van Nuweiba tot Saudi Arabië is ongeveer 15,6 km. De breedte van de onderwater brug is geschat op 900 m.
.
.
.
En de berg brandde met vuur tot het midden van de hemel, met duisternis, wolken, en dikke duisternis .”…… Deuteronomium 4:11
“En de Here sprak tot u vanuit het midden van het vuur: gij hoorde de stem van de woorden, maar zag geen gelijkenis, alleen hoorde gij een stem. En hij verkondigde aan u zijn verbond, dat hij u gebood om uit te voeren, als tien geboden, en hij schreef ze op twee stenen tafelen .”…… Deuteronomium 4:12-13
.
In 1978 vond Ron Wyatt strijdwagendelen in de Golf van Akaba vlak bij de Egyptische kust. Op dat moment, wist hij dat de berg Sinaï op de andere oever moest zijn. Aangezien het Bijbelse verslag vertelt hoe het volk bij de berg Sinaï aankwam nadat ze de Rode Zee overgestoken waren, en aangezien de Golf van Akaba het schiereiland Sinaï (Egypte) van en Saoedi-Arabië scheidde, was er geen twijfel over m.b.t. de locatie van de berg Sinaï in Arabië.
Maar waar in Arabië? Ron bestudeerde het Bijbelse verslag en zag op de vluchtkaarten van het gebied dat er een bergketen was in het noordwestelijke deel van Saudi dat naar zijn aanvoelen het potentieel had om de berg Sinaï te zijn.
“De Here, onze God, sprak tot ons in Horeb, zeggende: Gij hebt lang genoeg gewoond bij deze “berg ….. Deuteronomium 1:6
Deze beschrijving betekende voor Ron dat de mensen “in” een bergketen waren . Op de kaart was Jebel el Lawz de hoogste piek in de hele NW Saoedi-Arabische regio, en het lag in een gebergte met daarbinnen talrijke brede wadi’s, of canyons, die voldoende ruimte zouden hebben geboden voor een enorm aantal mensen, samen met hun kudden, om “in” het gebied te kamperen en de bescherming van de bergen rondom hen te hebben.
.
.
.
Als we naar de Bijbel gaan is de locatie van de berg Sinaï niet zo moeilijk te achterhalen. Toen God voor het eerste tot Mozes sprak met betrekking tot het grote werk van het volk uit hun Egyptische slavernij te leiden, zei Hij tot Mozes:
“Zeker zal Ik met u zijn, en dit zal een teken voor u zijn, dat Ik u gezonden heb: Wanneer gij het volk uit Egypte hebt gebracht, zult gij God op deze berg dienen. “……. Exodus 3:12 2
“Nu hoede Mozes de kudde van Jethro zijn schoonvader, de priester van Midian, en hij leidde de kudde naar de achterkant van de woestijn, en kwam bij de berg van God, (zelfs) bij Horeb. En de engel van de HEER verscheen hem in een vlam van vuur vanuit het midden van een struik, en hij zag, en zie, de struik brande met vuur, en de struik werd niet verbrand. “…. Exodus 3:1-2
Mozes werd zelfs gezegd zijn schoenen te verwijderen, omdat hij op “heilige grond” stond. Dus weten we nu dat Mozes in Midian was, in de “achterzijde van de woestijn”, dat ons het gebied lijkt te impliceren tegenover het grootste deel van de woestijn of de andere kant van de berg die de grens van de woestijn afbakende. Er was maar één kandidaat naar zijn mening, en dit was Jebel el Lawz.
.
.
“Twaalf Zuilen Volgens de twaalf stammen van Israël” En Mozes schreef al de woorden van de HEER, en stond vroeg in de ochtend op, en bouwde een altaar onderaan de heuvel, en twaalf pilaren, volgens de twaalf stammen van Israël …… Exodus 24:4
De volgende morgen bouwde hij aan de voet van de berg een altaar en richtte hij twaalf gedenkstenen op, voor elk van de twaalf stammen van Israël één.
.
.
Ron geloofde dat deze stukken van een ‘heiligdom’ waren die nabij het altaar gezeten hadden. Er waren ten minste 10 stukken gebroken, ronde kolommen, bijna 59 centimeter in diameter. Ze varieerden in hoogte van 20 tot 66 cm. Daarnaast waren er een groot aantal rechthoekige marmeren stenen 21 bij 42 cm, 25-66 cm lang. Deze stukken zijn gevonden rond het altaar, terwijl anderen op grotere afstand verspreid lagen en in onze telling niet zijn opgenomen.
Hij geloofde dat dit de site van de berg Sinaï moest zijn en hij zag de hele top van de berg geblakerd als verkoold. Hij merkte verschillende kenmerken van de site op die het gebied identificeerden. Als Ron de streek rond de berg overzag, zag hij dat hier een ruimte was die perfect bij de beschrijving van de berg Sinaï (Horeb) paste.
.
.
Vanaf de berg zag Ron de resten van een wit marmeren structuur die was opgericht in de buurt van de altaar aan de voet van de berg. Dit waren de witte zuilen die Ron op zijn eerste reis in 1984 gezien had. De structuur was vernietigd, maar restanten van de kolommen lagen er nog verspreid in het gebied. Aan Ron werd door Bedoeïenen in het gebied verteld dat het stenen “heiligdom” ontmanteld is en gebruikt werd in een moskee te Hagl.
.
Zicht op het “Heilige gebied” aan de voet van de berg Sinai
.
.
A= Saoedi-bewakershuis
B = Altaar met rotstekeningen
C = Overblijfsels van 12 pilaren
D = Groot altaar aan de voet van de berg Sinaï
e = Rode Lijnen merken bronnen
e = Aqua Lijnen merken stenen omheiningen
.
.
-Een altaar van aarde, zult gij t.b.v. mij maken, en zult daarop uw brandoffer, en uw vrede offer offeren, uw schapen, en uw ossen: op alle plaatsen waar Ik mijn naam aan verbind zal Ik tot u komen, en Ik zal u zegenen. 25 En indien gij mij een altaar van steen maakt, zult gij het niet bouwen van gehouwen steen: want als gij uw gereedschap er op heft, hebt gij het verontreinigd. 26 Noch zult gij met trappen tot mijn altaar omhoog gaan, opdat uw naaktheid daarop niet ontdekt worde…. Exodus 20:24
En Mozes schreef al de woorden van de HEER, en stond vroeg in de ochtend op, en bouwde een altaar onder aan de heuvel, en twaalf pilaren, volgens de twaalf stammen van Israël … Exodus 24:4
.
.
.
De archeologische ontdekking van het altaar was erg belangrijk. Men vond rotstekeningen op het altaar. Het altaar ligt, naar beneden kijkend naar het heilige gebied, bijna meteen rechtdoor. Maar het is zowat 1,5 km of meer van de voet van de berg.
.
.
Exodus 32:5 vertelt het verhaal van Aaron hoe hij het altaar voor het gouden kalf bouwt, en Ron vond een altaar met 12 kalf tekeningen naar Egyptische stijl:
Een archeoloog van de Universiteit van Riadh raakte opgewonden toen hij de kalveren zag, hij vertelde dat de tekeningen van Egyptische stijl waren, men trof ze nergens anders in Saoedi Arabië aan.
.
.
Mozes trekt alleen de berg op. Hij blijft een lange tijd weg. Het volk denkt daarom dat hij gestorven is en vraagt aan Aäron of hij van hun sieraden een gouden stierkalf kan maken. Dan hebben ze een nieuwe God om te aanbidden. Aäron geeft toe aan de druk en doet dit. Net op het moment dat er een feest gaande is voor het gouden stierkalf keert Mozes terug met de stenen tafelen. Hij gooit de stenen tafelen kapot en vernietigt ook het beeld.
Daarna keert Mozes terug de berg op. Hij vraagt aan God of hij hem mag zien. God geeft hier gehoor aan, maar laat alleen zijn achterkant zien. Als Mozes God van aangezicht tot aangezicht zou zien zou hij sterven. Ook maakt God nieuwe stenen tafelen voor hem met de tien geboden erop.
Ook ontvangt Mozes de opdracht om een heiligdom, de tabernakel, te bouwen. Hij ontvangt aanwijzingen voor de inrichting van deze tabernakel. Zo moet hij onder andere een gouden ark en een brandoffer altaar maken.
pasteltekening van John Astria
.
.
Na hun tocht door de Sinaï woestijn komen de Israëlieten zonder water te zitten water en begonnen tegen Mozes te morren, hij was zelfs bang dat ze hem zouden stenigen (Exodus 17:4). God gaf dan aan Mozes de opdracht om met zijn staf op een rots te slaan om een bron te laten ontspringen. Mozes deed dit en er vloeide het water uit de rots.
In Numeri 20:2-13 wordt het verhaal enigszins anders verteld. Daar moet Mozes tot de rots spreken nadat hij eerst het volk heeft bijeengeroepen. Maar in plaats van tot de rots te spreken sloeg Mozes er twee keer op met zijn staf, wat de bron deed ontspringen. En omdat Mozes niet gehoorzaamd had aan God kreeg hij de boodschap dat hij het Beloofde Land niet zou bereiken.
.
Zie, Ik zal daar voor u op de rots in Horeb staan, en gij zult de rots slaan, en er zal daar water uitkomen, opdat het volk kan drinken. En Mozes deed zo voor de ogen van de oudsten van Israël. …. Exodus 17:6
.
Net over de westzijde van de bergketen, tegenover het Heilige Gebied, is een gebied dat over een ongelooflijke, vijf tot zes verdiepingen hoge rots beschikt hoog op een heuvel die ongeveer 60 meter hoog is. Deze rots is doormidden gesplitst en vertoont het patroon van water-erosie en het bewijs dat vele beken van daaruit vertrokken, in verschillende richtingen.
De splitsing in de rots waar water uitkwam
.
.
.
Hierna kwamen ze in Elim, een plaats met twaalf waterbronnen en zeventig dadelpalmen. Daar sloegen ze bij het water hun tenten op. Exodus 15: 27
.
Tijdens het verkennen van de site in 1985 met Samran en zijn werkvolk, vonden ze zeer grote putten, die maar een paar centimeter boven de grond uitkwamen. Ze vormden een lijn die zich langs het meer uitstrekte, het “heilige gebied” begrenzend.
.
Mozes terug keert roept hij het volk bijeen en legt hij hun de regels uit die hij van God ontvangen heeft. Deze gaan onder andere over de sabbatsrust. Ook bevatten deze hoofdstukken een uitleg van de bouw en inkleding van de tabernakel en de manier waarop de priesters zich moesten kleden.
Toen de tabernakel af was werd deze gevuld door de majesteit van God. Dit was zichtbaar door een wolk. Als de wolk stilstond, dan sloegen de Israëlieten daar hun kamp op. Als de wolk verder trok, dan ging het volk daar achteraan. Alzo ging de Exodus verder noordwaarts naar het Beloofde Land Kanaän te Israël.
.
.
Manna, ook genoemd man, is het voedsel waarmee God zijn volk spijsde tijdens de veertigjarige reis door de woestijn, op weg van Egypte naar het Beloofde Land. Het woord manna betekent letterlijk “Wat is dat?”, omdat de Israëlieten dat vroegen toen ze de spijs voor het eerst zagen.
.
Ex 16:4 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zie, Ik zal voor u brood uit de hemel laten regenen. Het volk moet eropuit gaan en de per dag benodigde [hoeveelheid] verzamelen, zodat Ik het op de proef kan stellen of het naar Mijn wet wandelt of niet.
Ex 16:15 Toen de Israëlieten dat zagen, zeiden zij tegen elkaar: Wat is dat? Want zij wisten niet wat het was. Mozes zei tegen hen: Dit is het brood dat de HEERE u te eten gegeven heeft.
.
.
.
Wanneer wij dan in het boek Exodus lezen dat de tabernakel grotendeels uit acaciahout gemaakt moest worden, is dat te begrijpen. De Israëlieten legerden zich toen aan de voet van de berg Sinaï, en God riep hen op acaciahout te brengen, wat zij deden (Exodus 25:5; 35:24). De door God aangestelde vaklieden, Besaleël en Oholiab, hebben daarmee de ark van het Verbond, de tafel voor de toonbroden, het reukofferaltaar en het brandofferaltaar, alle met hun draagstokken, gemaakt (Exodus 25-27:30).
Het hout moest duurzaam maar niet te zwaar zijn. Daarom denkt men dat de wanden van de tabernakel niet van massieve planken werden gemaakt, zoals in de NBV staat, maar van een soort raamwerk, waar slanke staanders door dwarslatten met elkaar verbonden werden. Het Hebreeuwse woord in Exodus 26:15 qeresh is anders dan b.v. in Exodus 27:8, waar het woord luach iets massiefs beschrijft.
.
Pasteltekening van John Astria
.
De tabernakel was de ontmoetingsplaats tussen God en Zijn volk. Van tussen de cherubs op het verzoendeksel van de ark sprak Hij met Mozes (Exodus 25:21-22). Het woord tabernakel betekent tent of woonplaats en in de tabernakel zou God onder Zijn volk wonen. In de proloog van zijn evangelie schreef Johannes: “Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond (lett. getabernakeld)” – Johannes 1:14. God heeft met ons gesproken door Zijn Zoon, zodat wij met Hem verzoend mogen worden.
Een tweede beeld van de Here Jezus zien wij in de acaciaboom zelf, want Jesaja schreef over Hem: “Als een loot schoot Hij op onder Gods ogen, als een wortel die uitloopt in dorre grond” (Jesaja 53:2). Jezus groeide op als een levende, en levengevende, boom in een geestelijke woestenij. Doordat Hij diep geworteld was in Gods Woord, kon Hij de hitte van vijandschap en nijd weerstaan. De schaduwrijke acacia is dus een passend symbool van onze Verlosser.
.
.
.
.
.
.
.
.


En toegegeven, voor iemand die zijn vertrouwen en geloof niet op onze Vader heeft gesteld kan deze geschiedenis, met zijn plagen en wonderen, ongeloofwaardig overkomen. Water verandert in bloed, immense plagen van allerlei dieren en ongedierte. Mensen en vee krijgen massaal steken van vliegen, zweren op hun lichaam te verduren en of dat niet erg genoeg is sterven ze massaal aan de pest, hagelbuien, leven ze in volledige zonsverduistering en tot slot sterven alle eerstgeboren zonen in alle gezinnen door heel Egypte heen. En dit alles volgde zich in een rap tempo op, en we spreken dan niet over jaren, maar over weken en maanden.
Dat zou dan toch zeker ook opgetekend zijn op oude Egyptische papyrus’ en tabletten? Misschien moeilijk te geloven, maar dat is ook gedaan. We weten dat de Egyptenaren een geschiedenis hadden van het herschrijven van de geschiedenis en succesverhaal na succesverhaal optekenden of zo herschreven. Het rauwe gevolg hiervan was dat zo echter ook de minder succesvolle gebeurtenissen “verfraaid” werden of zelfs volledig weggelaten werden uit de annalen der geschiedenis.
Voorbeeld is de, door farao’s, regelmatig toegepaste handeling om alle hïerogliefen van zijn/haar voorganger rigoreus te verwijderen en daarvoor zichzelf en eigen “heldendaden” in de plaats te laten beitelen, of door uitkomsten van veldslagen te verdraaien voor eigen eer. Maar ondanks hun neiging historische “onwelgevalligheden” weg te poetsen in hun annalen, mogen we toch wel verwachten dat er Egyptische bronnen zouden zijn die ook maar iets zouden spreken over deze verschrikkelijke (maar tevens vernederende) plagen die Egypte en zijn inwoners hebben getroffen? Mogen we inderdaad en het Ipuwer Papyrus is nu exact zo’n bron.
Het Ipuwer Papyrus is een schrift die in handen is van het Nationaal archeologisch museum in Leiden. Het manuscript is gevonden in Memphis, Egypte en is gedateerd rond de 13e-14e eeuw v. Chr., exact overeenkomend met de periode van de Exodus van het Joodse volk uit Egypte. Dit kunnen we nagaan aan de hand van de Joodse jaartelling. Joden gaan uit van het moment van de schepping en zij leven momenteel in het jaar 5770 (uitgezonderd de jaren in ballingschap). Joden dateren de Exodus uit Egypte in het jaar 2313. 5770 – 2313 = 3457 jaar. 2014 (ons huidige jaar) – 3457 (de jaren die verlopen zijn vanaf het joodse jaar van de Exodus) = 1443 v. Chr.

.
In dit papyrus beschrijft een zekere Ipuwer de gebieden Beneden- en Opper-Egypte in een staat van complete chaos, waar ziekten, plagen en de dood het straatbeeld beheersen. Een ander aspect van deze chaos is een ware anarchie waar slaven hun taken verder weigeren uit te voeren en rebelleren tegen hun meesters en de staat.
Catastrofale natuurrampen treffen het land en mensen zoeken wanhopig naar manieren om te overleven. Bij dit beschrijven zullen sommige mensen al gelijk denken aan het verhaal van de uittocht in het Bijbelboek Exodus, maar het wordt ons nog duidelijker als Ipuwer verder gaat en schrijft dat in heel Egypte het water niet meer drinkbaar is omdat dit in bloed veranderd is, het vee massaal door ziekte en dood getroffen wordt, de volledige oogst in één nacht vernietigd is, broers hun broers moeten begraven en de straten letterlijk bezaaid liggen met hun lichamen.
Het land is voor een periode in complete duisternis gehuld en niemand kan in deze duisternis nog iets ondernemen. De gebeurtenissen die Ipuwer beschrijft komen dus wel erg duidelijk overeen met het verslag in Exodus. Aan de hand van enkele voorbeelden kunnen we zien dat de beide verhalen inderdaad verbijsterend veel overeenkomsten met elkaar hebben., Aan de linkerzijde ziet u de beschrijvingen in het Ipuwer Papyrus en aan de rechterzijde die van het Bijbelboek Exodus.
Zoals we hieronder kunnen zien beschrijft Ipuwer gebeurtenissen van ongekende omvang. Gezien de periode waarin dit papyrus geschreven is, is het aannemelijk dat Ipuwer een getuige is geweest van wat er geschreven staat over de uittocht in Exodus. De opvallende gelijkenis is meer dan zomaar opmerkelijk. In onze (bescheiden) ogen dient dit papyrus dan ook gezien te worden als een Egyptische versie of samenvatting van de traumatische gebeurtenissen, zoals die beschreven staan in Exodus 7 tot en met 12.
Ipuwer Papyrus Thora / Exodus
|
2:5-6
|
Pest en plagen verspreid in het hele land. Bloed is overal.
|
7:20-21
8:6
8:17
8:24
|
In een oogwenk veranderde het water in bloed. Overal in Egypte was het water in bloed veranderd.
Kikkers kwamen van alle kanten opzetten en overstroomden het hele land.
Opeens verschenen in heel Egypte grote hoeveelheden luizen.
In alle huizen en in heel Egypte wemelde het van de steekvliegen.
|
|
2:9
|
De rivier (Nijl) is vol met bloed. Mensen drogen uit, verzwakken en snakken naar water.
|
7:25
|
En alle Egyptenaren moesten in de omgeving van de Nijl naar water graven, omdat ze uit de rivier niet meer drinken konden.
|
|
2:4
4:1
2:13
|
Veel doden zijn begraven in de rivier.
Elk dood persoon is een goed-geboren (Egyptisch) persoon.
Overal mannen die hun broers in de grond stoppen.
|
12:29
12:30
|
De eerstgeborene in elk Egyptisch gezin stierf.
Er was niet één huis waar geen doden waren. Er was een groot huilen in Egypte.
|
|
3:10-13
|
Dat is ons water! Dat is onze blijdschap. Wat kunnen wij hieraan doen? Alles is ten gronde gericht.
|
7:21
|
En de rivier was volledig bedekt met en stonk naar rottend vis.
|
|
5:5
|
Alle dieren, hun harten huilen. Het vee schreeuwt het uit.
|
9:1-7
|
De machtige hand van YHWH zal een dodelijke plaag sturen die al uw vee zal doden.
|
|
2:10
|
Poorten, zuilen, pilaren en muren worden verteerd door vuur.
|
9:23-25
|
En de bliksemschichten doorkliefden de hemel. En er was hagel, en er was vuur vermengd met de hagel.
|
|
6:3
5:12
3:3
4:11
5:2
|
Graan is overal vernietigd.
Alles is vernietigd wat er gisteren nog was. Het land is volledig aan zijn lot overgelaten. Huisvrouwen klagen: hadden we maar iets te eten!
Bomen zijn geveld en struiken zijn kaal.
Magnaten zijn hongerig en gaan ten onder.
|
9:25
10:15
|
En de hagel doorploegde het veld en vernietigde alle oogst.
Er bleef geen enkel groen over, in de bomen, kruiden, specerijen noch in het veld, in heel Egypte.
|
|
9:11
|
Het land is zonder licht.
|
10: 21-29
|
Het werd aardedonker in het land, drie dagen lang. Gedurende die tijd kon niemand een hand voor ogen zien en zelfs niet opstaan om iets te doen.
|
.




