Tagarchief: klooster

Azeztuliet

Standaard

categorie :  Sieraden, juwelen, mineralen en edelstenen

.

.

Algemene informatie

.

Azeztuliet is een zeldzame vorm van bergkristal met een ongewoon en onregelmatig groeipatroon.

.

.

.

.

.

.

Vindplaats

.

Azeztuliet wordt op twee plaatsen in de wereld gevonden: Noord Carolina (VS) en in Zuid India, vlakbij het Satya Loka Klooster. Bij dit klooster zou de hoogste concentratie lichtwezens op aarde zijn. De stenen worden door de Satyaloka-monniken gedolven. Zij geloven dat het pure licht op deze manier over de aarde verspreidt kan worden.

.

.

.

.

.

.

Etymologie

.

Azeztuliet is vernoemd naar de Azez, een groep van engelen waarvan gezegd wordt dat zij dit kristal hebben geprogrammeerd om de mensheid te helpen zich spiritueel verder te ontwikkelen.

.

.

 

.

.

.

.

Chemische eigenschappen

.

Kleur : wit en andere kleuren
Vindplaats : wordt gevonden in India en de Verenigde staten
Samenstelling : SiO2
Hardheid : 7
Dichtheid : 2,6
Kristalstelsel : hexagonaal (trigonaal)

.

.

.

.

amethist azeztuliet

.

witte azeztuliet

.

rode Himalaya azeztuliet

.

zwarte azeztuliet

.

satyaloka azeztuliet

.

variantten van azeztuliet

.

.

.

.

Elisabeth van de Drie-eenheid

Standaard

categorie : religie

.

.

Biografie

.

.

.Elisabeth Catez wordt als dochter van een officier geboren op 18 juli 1880 in het militair kamp van het Franse Avord bij Bourges (Midden-Frankrijk). Zij is de eerste dochter van de drieëndertig jarige Marie Rolland en de achtenveertig jarige Jozef Catez. Wanneer hij wordt gepromoveerd tot kapitein verhuist het gezin naar Dijon. Daar wordt op 20 februari 1883 de tweede dochter geboren; Marguerite.

.
De zussen groeien op in een bourgeois milieu. Wanneer Elisabeth zeven jaar oud is, sterft haar vader onverwachts aan een hartaanval. Mevrouw Catez verhuist met haar kinderen en huishoudster naar een kleinere woning. In dat nieuwe huis waar Elisabeth de rest van haar jeugd zal wonen, kan zij vanuit haar kamerraam het dichtbij gelegen klooster van de Karmel zien. Elisabeth is een begenadigd pianist. Op 24 juli 1893 wint zij de Premier Prix voor piano aan het conservatorium te Dijon (boverstaande foto is genomen in het kasteel van Gemeaux, begin augustus 1893).
Volgens de hagiografie zou Elisabeth al jong het verlangen hebben om in te treden in het genoemde slotklooster. Haar moeder houdt dit echter lange tijd tegen. Zij zegt haar te wachten tot ze eenentwintig is. Tot die tijd werkt Elisabeth als vrijwilliger in het patronaatswerk onder de arbeiders van een sigarenfabriek, leidt een jeugdclub voor hun kinderen en geeft catechese aan kinderen die in deze fabriek werken. Ook geeft zij catechese aan eerste communicanten van de parochie, bezoekt hun ouders, doet ziekenbezoek en is lid van het zangkoor.
.
Zij laat zich voor allerlei diensten aanspreken in de parochies Saint-Michel en Saint-Pierre te Dijon. Bij haar intreden op 2 augustus 1901 ontvangt Elisabeth de naam Élisabeth de la Trinité (foto boven Elisabeths kloostercel). Het is in een tijd dat verschillende kloostergemeenschappen zich, wegens de religieuze vervolging onder eerste minister Combes in de regering Waldeck-Rousseau, genoodzaakt zien om naar het buitenland uit te wijken.
.
Ook de karmelietessen van Dijon leven in een sfeer van onzekerheid en bedreiging, en leggen contacten in België en Zwitserland voor een mogelijk toevluchtsoord. Zij sluiten de kapel van 1903 tot in de lente van 1906 bij regeringsorder voor het publiek. De beelden uit die kapel brengen zij zolang onder in privé huizen. Afgezien hiervan zal deze Karmel niet lastig gevallen worden.
.
.
.
.
.

Op zondag 11 januari 1903 doet Elisabeth haar eeuwige geloften. Die zomer vertonen zich bij haar de eerste symptomen van de toen nog ongeneeslijke en vrijwel onbekende ziekte van Addison, een chronische insufficiëntie van de bijnierschors. In de lente van 1905 wordt haar wegens haar lichamelijke conditie streng vasten verboden. In augustus wordt ze ontslagen van haar taak als tweede portierster. In de vastentijd van 1906 moet ze haar intrek nemen in de ziekenkamer.

Sinds een aantal maanden ervaart ze al een grote uitputting. Aanhoudende maagpijnen verhinderen haar om voldoende voedsel tot zich te nemen. Op Palmzondag heeft ze een eerste crisis en ontvangt de ziekenzalving. Men denkt dat ze gaat sterven, maar de crisis gaat voorbij. Daarna volgen de crises elkaar steeds sneller op. Op 30 oktober kan ze de ziekenkamer niet meer verlaten. Op 9 november overlijdt Elisabeth op zesentwintigjarige leeftijd. Haar wijze van sterven wordt in de hagiografieën vol lof en als bovennatuurlijk beschreven.

Elisabeth wordt al tijdens haar leven als een heilige beschouwd. Dit blijkt onder meer uit verschillende brieven, onder andere van haar priorin. Nadat op 10 oktober 1930 haar stoffelijk overschot op het kerkhof te Dijon is opgegraven om de bewaring ervan te verzekeren, opent Mgr. Petit de Julleville, bisschop van Dijon, op 23 mei 1931 een Kerkelijk Tribunaal om haar canonisatie in gang te zetten. Op 25 november 1984 verklaart paus Johannes Paulus II Elisabeth zalig. Het proces tot heiligverklaring is in volle gang.
.
.

Geschriften van Elisabeth Catez

.

Gedurende haar korte leven zet Elisabeth haar gedachten regelmatig op papier. Omdat haar denken anderen aanspreekt, worden haar geschriften bewaard. Ze laat na:
– een dagboek (1899-1900)
– 124 gedichten
– 346 brieven aan 59 verschillende correspondenten, waaronder 40 leken
– 17 geestelijke aantekeningen, waaronder het gebed O mon Dieu Trinité (21 november 1904)
– 4 geestelijke traktaten:
1. Le Ciel dans la foi (eerste helft augustus 1906)
2. Dernière retraite (tweede helft augustus 1906)
3. La grandeur de notre vocation (september 1906)
4. Laisse-toi aimer (eind oktober 1906)
.
.
.
.
.

Enkele uitspraken van Elisabeth

.

“Meester, moge mijn leven een aanhoudend gebed zijn. “

“ Samen met Hem kun je alles. Hoe goed is het zich te verliezen en te verdwijnen in Hem.”

“Het is een afgrond waarin ik mij verlies, God in mij. Ik in Hem : dat is mijn leven.”

“Ik zou heel en al stilte willen zijn, heel en al aanbidding om steeds dieper in Hem te treden

en zo van Hem vervuld zijn dat ik Hem door mijn bidden kan doorgeven aan hen, die

de gave Gods niet kennen.”

.

In 1904 schrijft ze haar beroemde gebed

“ O mijn God, Drie-eenheid die ik aanbid ”, waarin

ze zich helemaal prijsgeeft.

.

O mijn God,

Drie-eenheid, die ik aanbid,
help mij mezelf helemaal te vergeten
om mij in U te vestigen,
roerloos en stil,
alsof ik reeds in de eeuwigheid was.
Niets moge mijn vrede verstoren,
niets mij uit U verwijderen,
mijn Onveranderlijke.
Maar elke minuut voere mij verder binnen,
in de diepte van Uw Mysterie.
Schep vredige stilte in mijn ziel,
maak er uw hemel van,
uw geliefde thuis,
de plaats waar Gij rusten kunt.
Dat ik U daar nooit alleen late,
maar er helemaal zij:
wakker in geloof,
heel en al aanbidding,
volkomen prijsgegeven
aan Uw scheppende kracht.
O Christus, mijn Geliefde,
uit liefde gekruisigd,
ik wil een bruid zijn voor Uw Hart,
U bekleden met heerlijkheid,
U beminnen… tot ik erbij sterf !
Maar ik voel mijn onmacht
en daarom vraag ik U:
“Bekleed mij met Uzelf”,
mijn ziel geheel afgestemd op de Uwe,
doordring mij,
overrompel mij,
neem Gij in mij alle plaats in.
Dan zal mijn leven enkel nog zijn
een afstraling van Uw leven.
Kom in mij als Aanbidder,
als Verzoener, als Verlosser.
O Eeuwig Woord ,
Woord van mijn God,
ik wil mijn leven doorbrengen
luisterend naar U:
heel volgzaam worden
om alles van U te leren.
Door alle nachten,
alle leegten,
alle onmacht heen,
mijn blik voortdurend op U,
blijven in uw grote licht.
O Zon, die ik bemin,
boei mij zozeer,
dat ik nooit meer weg kan
uit Uw lichtkrans.
O verterend Vuur,
Geest van Liefde,
kom over mij
opdat het Woord in mij
als het ware
opnieuw geboren kan worden.
Laat mij voor Hem
een nieuwe mensheid zijn,
waarin Hij heel zijn Mysterie
herbeleven kan.
En Gij, Vader,
buig U over Uw arme,
kleine schepsel neer.
Overdek haar met Uw schaduw.
Zie in haar slechts
de Veelgeliefde,
in wie Gij welbehagen hebt.
O mijn Drie,
mijn Al,
mijn Zaligheid,
oneindige Eenzaamheid,
Onmetelijkheid
waarin ik mij verlies,
ik lever mij aan U uit als een prooi.
Berg U diep in mij,
opdat ook ik mij bergen kan in U,
wachtend tot ik in uw licht ga schouwen
de eindeloze diepte van Uw heerlijkheid.
Amen.
.
.
.
.
.
3d-gouden-pijl-5271528
.
.
.

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

.

..

JOHN ASTRIA

Vierde hoofdstuk van Scivias

Standaard

categorie : Hildegard von Bingen

 

 

 

hildegard

 

 

 

OVER HET DERDE DEEL VAN HET BOEK SCIVIAS

 

In het derde deel van Scivias worden twee onderwerpen behandeld. In de eerste tien visioenen wordt de bouw beschreven van de Stad Gods in de loop van heel de heilsgeschiedenis, vanaf de zondeval tot en met de wederkomst van de Heer. In de laatste drie visioenen wordt de gruwel van de antichrist verhaald, het laatste oordeel en tenslotte de gelukzaligheid in de hemel.

 

Deze dertien visioenen worden geïllustreerd met 16 miniaturen. Daarvan zijn er vier bestemd voor de laatste drie visioenen. Zo resten ons dus 12 miniaturen te bespreken die bedoeld zijn als illustratie van de bouw van de Stad Gods. Die Stad Gods heeft een enorme betekenis in de beeldspraak van onze visionaire.

Terwijl Hildegard in het tweede boek van Scivias uitvoerig gesproken heeft over het aandeel van God in onze verlossing, wil zij nu het aandeel van de mens in dit werk laten zien. Zij doet dit onder het beeld van een stadsbouw, een middeleeuwse stad. Het is een stad die vanaf een hooggelegen punt geheel te overzien is, en die volgens een eeuwenoud eenvoudig schema is uitgevoerd.

In Italië treft men nog dergelijke stadjes aan zoals bijvoorbeeld San Gimignano in de buurt van Siëna. Als men daar op de hoge stadhuistoren staat, kan men bijna de hele plattegrond in één blik vangen. Om de betekenis van een stadsbouw te begrijpen zou men zelf in het bouwvak gewerkt moeten hebben in een tijd waarin alles nog handwerk was zonder de moderne hulpmiddelen.

Toen waren samenwerking van velen en een groot geduld de voornaamste vereisten om tot resultaten te komen. Of Hildegard zelf gemetseld heeft is niet bekend maar gezien haar zwakke gestel waarschijnlijk niet. Het is zeker dat zij er wel veel bij betrokken is geweest.

De eerste betrokkenheid van Hildegards bouwwerken was op de Disiboodsberg. Daar heeft zij ongeveer dertig jaar gewoond naast een abdij van benediktijnermonniken die juist in die jaren een grote abdijkerk bouwden. Dan heeft zij de leiding gehad bij de bouw van haar nieuwe klooster op de Rupertusberg bij Bingen, en op het einde van haar leven bij de verbouwing van haar tweede klooster in Eibingen.

De sterkste ervaring welke men opdoet bij de uitvoering van een groot bouwwerk is het scheppen van ruimten door muren langzaamaan hoger op te trekken. Men neemt bezit van ruimten die aangepast zijn aan menselijke maat en die uiteindelijk te verdedigen zijn tegen vijanden en waar men zich meester voelt. Alle leven is strijd, ook het leven van de Kerk. Zelfs God vecht tegen Zijn vijand, de duivel, het kwaad.

Het derde boek van Scivias laat ons de strategie zien van deze strijd, maar dan in middeleeuwse symbolentaal. God houdt Zijn verblijf in het Oosten, de duivel legert steeds in het Noorden. Deze plaatsbepaling in windstreken is een oeroud gegeven dat we uitvoerig terugvinden in de symboliek van de Bijbel.

Dit houdt verband met de geografische ligging van het H. Land. Oostelijk lagen de woestijnen, oneindig groots. Daar ligt de Sinaï waar God woont. Noordelijk lag de weg naar Babylon en vandaar kwamen steeds de vijandige legers. In het zuiden ligt Jeruzalem, de stad van vrede. In het westelijk ligt de zee, de blauwe bron van verkoeling en vruchtbaarheid. Uit deze symbolenwereld put Hildegard haar beelden om de situatie en het grondplan van de te bouwen Stad Gods te beschrijven.

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

JOHN ASTRIA

De heilige Charbel Makhlouf 

Standaard

categorie : religie

.

.

† 1898  Charbel Makhlouf

Charbel (ook Sjarbel; gedoopt JoessefMakhloef, Annaya, Libanon;

.

monnik; † 1898. Feest 24 juli & 24 & 25december

.

.

.

.

Geografie

.

Ten noorden van Beyrouth, op 1600 m hoogte, bevindt zich Beqaa Kafra, het hoogstgelegen dorp van Libanon. Daar is het centrum van de Maronieten. Het zijn fiere, moedige en gastvrije mensen die sterk gehecht zijn aan hun christelijke overtuiging.

Sedert vele eeuwen vereren zij de H.Maagd Maria; ze bidden de Rozenkrans waar ze ook zijn: thuis, op het werk, op het veld. Ze hebben grote eerbied voor hun priesters. Als een Maroniet een priester ontmoet, kust hij zijn hand als uitdrukking van eerbied voor hem.

.

Youssef Anton Makhlouf

.

Youssef Anton Makhlouf is op 8 mei 1828 geboren, als vijfde kind van een arm gezin. Zijn ouders waren zeer vroom en godvrezend, inzonderheid zijn moeder, Brigitta. Zij vastte dikwijls. Vol genegenheid leerde zij haar kinderen de geloofswaarheden kennen en bracht ze elke avond samen voor het gezinsgebed. Ze ontbrak nooit in de dagelijkse H.Mis. Voor haar was dit het steunpunt van de dag. Ze ging ernaar toe met haar jongstgeborene in de armen.

Toen hij amper drie jaar was verloor Youssef zijn vader. Tanios, een oom aan moeders kant, deed zijn best om zijn zuster en de weeskinderen te helpen. Enkele jaren later besloot Brigitta opnieuw te huwen. Lahoud, de tweede man van Brigitta was zeer vroom. Hij nam het welzijn van het gezin ter harte. Hij droomde ervan priester te worden. Hij sprak erover met zijn vrouw. Zij stemde in. Na zijn studies werd hij priester gewijd. De orthodoxe godsdienst laat immers toe dat gehuwde mannen priester worden.

De jonge Youssef koesterde onmiddellijk genegenheid voor zijn stiefvader Lahoud. Toen deze priester werd kreeg hij de naam pater Dominicus. Hij nam het kind met zich mee overal waar hij ging om de mensen te helpen.

Als hij oud genoeg was werd hij zijn koorknaap en diende hem als hij de H.Mis opdroeg. Naast de dorpskerk werd er een school opgericht waar de jongens leerden lezen en schrijven, de H.Mis dienen en ze leerden er ook de H.Mis helemaal te zingen.

Naast zijn studies, moest de jonge Youssef de dieren hoeden en hij werkte op het veld. Zijn moeder leerde hem te bidden met het hart, maar ook bidden in de eenzaamheid. Hij nam de gewoonte zich terug te trekken in een grot, waar hij alleen was en waar hij bad voor een beeldje van O.L.Vrouw dat hij daar verborgen had. Aan de H.Maagd sprak hij zijn verlangen uit om in het voetspoor te treden van zijn twee ooms van moeders zijde, Augustin en Daniël die monniken en asceten waren. Vaak bracht hij hun een bezoek in het klooster en bad er met hen. Hij bewonderde hun leven van onthechting en volkomen overgave aan God.

Mariam, een jong meisje uit de buurt en zelfs een verre verwante van Youssef, werd verliefd op hem. Soms volgde ze hem ongemerkt tot aan de grot en sloeg hem gade terwijl hij in gebed verzonken was. In stilte leed ze eronder dat hij zo onthecht was aan het wereldse. Ze begreep dat hij zijn liefde enkel aan God zou geven. Het jonge meisje had de echte betrachting van Youssef begrepen.

Op de leeftijd van 23 jaar verliet Youssef zijn huis,’s nachts in het geheim, zich bewust dat zijn omgeving niet opgetogen zou zijn met zijn keuze. Zijn stiefvader en zijn oom rekenden op hem voor het werk op het veld en zijn moeder had twijfels in verband met zijn roeping. Mariam hield van hem en zijn broers en zussen verkozen dat hij bij hen bleef.

Om die reden nam Youssef afscheid van hen in de stilte van zijn gemoed. Zonder dat iemand het wist, ondernam hij een verre tocht naar het heiligdom van O.L.Vrouw van Mayfoug. Hij had besloten daar zijn eerste jaren noviciaat te doen.

Na enige ontreddering wegens het plotse vertrek van Youssef, gingen zijn oom Tanios en zijn moeder naar het klooster van Mayfoug om hem te overreden naar huis terug te keren. Maar dit bleek vergeefse moeite. Hij wilde monnik worden. Tenslotte zei zijn moeder:” Als je een slechte monnik wil worden, kom dan direct naar huis! Maar als je roeping van God komt, word dan een heilige.”

De jonge man was echter meer dan ooit overtuigd van zijn levenskeuze. Hij bleef in het klooster en kreeg de naam Charbel. Die naam verwijst naar een martelaar uit de tweede eeuw. Om God nog beter te dienen en Zijn Wil te doen, wijdde hij zich nog meer aan gebed en vasten, aan gehoorzaamheid en versterving.

Na dit eerste jaar noviciaat begaf de jonge Charbel zich naar het klooster van de heilige Maron (behoeder van de katholieke orthodoxie). Hij deed er zijn eeuwige geloften. Hij begon toen uitsluitend binnen de kloostermuren te leven. Het was aan vrouwen niet toegelaten er binnen te komen, zelfs niet aan familieleden. Zo kwam Brigitta, zijn moeder op zekere dag naar het klooster op bezoek bij haar zoon.

Maar ze kreeg hem niet te zien. Ze kon enkel zijn stem van achter de tralies horen en zei hem:

”Mijn jongen, wat doe je? Steek je je weg voor mij?”

“ Moeder, antwoordde Charbel, als God het wil, zullen we mekaar ontmoeten in de eeuwigheid en we zullen voor altijd verenigd zijn.”

.

.

.

.

Zijn leven als kluizenaar

.

Na zijn theologiestudies in het klooster van St Kobrianous en St Justin te Kfifan( Batroun), werd Charbel op 23 juli 1859 te Bkerkg priester gewijd.

Toen hij naar de stad Annaga werd gestuurd, kwamen alle familieleden en veel mensen uit zijn dorp daarheen.

Zij ontvingen er zijn zegen. Zo kwamen ook zijn oom Tanios en zijn oude moeder daar naartoe. Ook Mariam die intussen gehuwd was en vele anderen. Ze kusten zijn hand vol eerbied en vroegen hem naar het dorp te komen en er de H.Mis op te dragen. Maar hij weigerde. Hij was er zich van bewust dat de monnik die zijn klooster verlaat, het risico loopt de onthechting aan de voormalige levenswijze te schaden.

Onder leiding van zijn geestelijke leidsman, pater Hardini, wijdde hij zich aan de studie van de Heilige Schrift om zo te groeien in heiligheid. Hoe meer hij afstand nam van het leven, hoe meer zijn innerlijk leven groeide in eenheid met God.

Dit alles ging niet vanzelf. De duivel, de eeuwige vijand van de mens, kwelde hem voortdurend. Maar hij doorstond de pijnen, zuchtend en op de tanden bijtend. Wanneer de aanval van Satan voorbij was, herwon hij ogenblikkelijk zijn serene, onthechte ingesteldheid.

Charbel leidde een steeds ascetischer leven. Hij werd een voorbeeld van armoede, droeg de meest versleten kledij, altijd dezelfde en at geen vlees.

Op het veld deed hij het lastigste werk. Wanneer hij geld ontving om H.Missen op te dragen, gaf hij het onmiddellijk af aan zijn oversten, zonder zelfs te weten wat hij gekregen had. Hoewel hij voortdurend in de stilte leefde, in onthechting aan de wereld, kende men hem als een iemand die vol respect en liefde voor de medemens was.

Wanneer hij biecht hoorde, bleek dat hij de gave had om in de harten van de mensen te zien. Hij gaf strenge penitenties voor het herstel van de zonden, terwijl hij de biechteling met respect en liefde hielp om zijn levensstijl tegenover God en de naaste te verbeteren.

Op een zekere dag werd Charbel opgeroepen bij een zieke knaap. Hij begreep onmiddellijk dat het levenseinde van de jongen nabij was. Hij nam zijn biecht af en bereidde hem voor om sereen in Gods barmhartige Liefde te sterven. Naar verluidt heeft Charbel een andere jongeman genezen van typhus.

Bij een brutale aanval van de Turken werden 14.000 christenen samen met hun priesters gemarteld en gedood. Urenlang bleef hij geknield voor het tabernakel, bewegingloos, om God te bidden om hulp voor zijn volk. Hij smeekte de H.Maagd Maria om voorspraak bij haar Zoon om Libanon te redden.

.

Zijn toewijding aan de Moeder Gods was bekend.

Vaak zei hij : “ Als je wil dat je ziel gered wordt, bid dan tot de H.Maagd Maria opdat Zij voor jou ten beste spreekt. Zij zal je heil waarborgen.”

.

Na zestien jaar kloosterleven met de andere monniken, vroeg Pater Charbel de toelating om afgezonderd als kluizenaar te leven. Gedurende 23 jaar leefde hij in onthechting, strijdend tegen de zonde en tegen elke gedachte die niet op God was gericht. Hij at slechts éénmaal per dag en at slechts één soort voedsel tegelijk. Hij gebruikte geen vlees noch fruit.

Hij sliep ongeveer drie à vier uren per nacht op een schamele strozak op de grond; een houtblok diende als hoofdkussen. Hij kreeg toelating om in zijn cel slechts over een kan met water te beschikken. Tijdens zijn kluizenaarschap ging hij door met  eenvoudige en lastige handenarbeid. Hij bad veel. Om 11u , elke dag, droeg hij de Heilige Mis op. Die duurde drie uren. Daarna gebruikte hij zijn armoedige maaltijd. Als hij iets moest zeggen aan zijn confraters, sprak hij op gedempte toon en met weinig woorden. Hij stapte in stilte, met neergeslagen blik, terwijl hij de Rozenkrans of andere gebeden bad.

.

.

.

.

Anekdotes van zijn levensstijl

.

Op zekere dag kwam zijn broer op bezoek. Pater Charbel liet zijn broer binnenkomen, na toestemming van de overste, en stelde hem twee korte vragen: “ Hoe gaat het met de ganse familie? En beleven jullie de geboden van God?” Hiermede was het onderhoud afgelopen.

De kluizenaar gebruikte ook niet veel woorden als andere monniken hem kwamen bezoeken. Hij ontving hen met een glimlach die hun welkom betekende en zonder verder omhaal stak hij hun de biografie van een heilige in handen. Daarna wees hij hun een passage aan die ze moesten lezen als spirituele aansporing.

Verscheidene mensen kunnen getuigen dat Pater Charbel nooit een dier heeft gedood, zelfs niet als het om gevaarlijke dieren ging. In de wijngaard van het klooster vonden de monniken eens een grote giftige slang. Vol schrik riepen zij de kluizenaar te hulp. Hij kwam, stond recht tegenover de slang en terwijl hij zijn wijsvinger vooruit richtte, zei hij op kalme toon: “ Verdwijn van hier!” de slang kronkelde even en kroop weg in de richting die hij had aangewezen! Dit gebeurde volgens de manier van denken van de heilige. “Het behoort mij niet toe, maar alleen God, de Schepper, om al dan niet een slang van het leven te beroven.”

De overste van de kluizenarij, die vaststelde dat de lucht verduisterde door miljoenen dreigende sprinkhanen, vroeg aan Pater Charbel onmiddellijk water te wijden. Hij wijdde het en overal waar dit wijwater werd gebruikt waren de velden gered. Later hebben de bewoners van de nabij gelegen dorpen de gewoonte aangenomen wijwater van de Kluizenarij te gebruiken om ongedierte ( ratten, vossen) en ook muggen en andere schadelijke insecten te verdrijven.

Bij de christenen en de moslims was het vertrouwen in de macht van de wonderdoener, pater Charbel, zeer groot.

De genezing van een gevaarlijke mentaal zieke toont dit aan. Met veel moeite en met de hulp van verscheidene sterke mannen werd de zieke man tot aan de ingang van het klooster gebracht. Toen ze daar aankwamen was hij woest, hij beet, hij sloeg en schreeuwde en wou niet naar binnen. Maar toen de rijzige gestalte van de Kluizenaar aan de deur verscheen, knarsetandde de gekke man en hij snakte naar adem. Daarna werd hij rustig en liet zich naar de kapel leiden waar pater Charbel het Evangelieboek op zijn hoofd legde. Hij las er een bladzijde uit voor en de man was volkomen genezen.

.

De dood van de Kluizenaar

.

De laatste week van zijn leven lag hij vol pijn op een strozak op de grond. Ondanks het lijden en met de dood voor ogen, bad hij zonder ophouden. Hij weigerde versterkend voedsel en wilde trouw blijven aan zijn vroegere gelofte. In de heilige nacht even voor Kerstmis, na het sacrament van de zieken te hebben ontvangen, is hij gestorven om voor eeuwig in Gods Liefde opgenomen te worden.

Wenend droegen zijn medebroeders zijn lichaam op hun schouders. Stappend doorheen de tuin die met een laagje verse sneeuw was bedekt, brachten  ze hem binnen in de ijskoude kapel. Ze legden hem vóór het altaar en staken vier kaarsen aan. Bevend van de koude en helemaal verkleumd, hielden ze de hele nacht de wake bij de afgestorvene.

’s Anderendaags wikkelden zij het lichaam in een laken en begroeven het, zonder kist, in de grond van het kerkhof van Annaga, dat aan de kluizenarij paalt. Vijf maanden later werd een schitterende lichtstraal gezien tussen de begraafplaats van Pater Charbel en de kapel. De overste was hierover niet verbaasd. Hij wist dat pater Charbel reeds tijdens zijn leven een heilige was. Hij gaf opdracht het lichaam te ontgraven. Tot ieders verbazing bleek het lichaam ongeschonden.

Het laken was doordrenkt met een rooskleurig vocht dat op bloed geleek. Het leek alsof pater Charbel niet dood was, maar ingeslapen. Het lichaam was niet stijf maar soepel en beweeglijk alsof hij levend was. Ze trokken hem verse kleren aan. Kort daarna waren die kleren ook doordrenkt met hetzelfde eigenaardige vocht. Deze feiten konden niet onopgemerkt of onbesproken blijven. Weldra kwamen de mensen van overal toegelopen.

Er volgden toen tal van genezingen en duizenden bekeringen, en dit niet alleen bij de christenen.

Teneinde het lichaam te onttrekken aan de soms opdringerige mensen, legde men het in een stenen graf. Kort daarop begonnen de wanden van het graf bloederig zweet af te scheiden.

In 1927 werd een nieuwe opgraving bevolen. Opnieuw vond men een ongeschonden lichaam, soepel, dat hetzelfde mysterieus vocht afscheidde. Vanuit het klooster zond men een brief aan Paus Pius XI met verzoek tot zaligverklaring van Pater Charbel. Toen werd hij een derde maal begraven in een nieuwe graftombe.

.

.

.

.

Talrijke genezingen

.

Er werden talrijke genezingen door toedoen van de heilige uit Libanon vastgesteld. We staan even stil bij twee gevallen die met het oog op de zaligverklaring door de geneesheren nauwgezet onderzocht werden.

Het eerste geval betreft de plotse genezing van zuster Marie Abel Kamani. Door een landurige ziekte kon ze zich enkel in een rolstoel verplaatsen. Nadat ze het “ vocht” dat door de stenen wand van het graf naar buiten drong, had aangeraakt, was zij in staat uit haar rolstoel op te staan. Al 14 jaar leed zij aan de maag. Haar pancreas, blaas en nier waren aaneengekleefd en werkten bijna niet.

Ze moest dikwijls overgeven en ze was graatmager. Haar rechter arm was verlamd. Ondanks twee operaties voelde ze dat ze weldra zou sterven. Maar nadat ze het “ vocht” op de wand van het graf van Pater Charbel had aangeraakt, was ze ineens helemaal genezen. Toen de klokken luidden om dit heugelijk feit te verkondigen, was er ook een moslim naar de kerk gekomen; hij verklaarde meteen dat hij christen wilde worden. Hij zei tegen de genezen zuster:”uw genezing heeft me teruggebracht tot het christendom. Eigenlijk was ik naar hier gekomen om te genezen van mijn doofheid, maar God heeft mij geestelijk licht gegeven.”

De andere genezing betreft de heer Iskander Obeide die opnieuw kon zien nadat hij het graf van de heilige had bezocht. Nadat hij uit één oog blind was geworden, had hij vaak tot de heilige Charbel gebeden. Deze verscheen hem ‘s nachts in een droom en zegde hem zich naar zijn graf te begeven. Hij zou pijn voelen maar ook genezen. Toen hij daar aankwam, voelde die man een brandende pijn in zijn oog en toen hij zijn oog opende kon hij opnieuw zien.

Het nieuws over de buitengewone genezingen en bekeringen van vele mensen die het graf van Pater Charbel bezochten, ging tot ver over de grenzen van Libanon. Steeds meer mensen gingen er op bedevaart om meer van zijn leven te weten te komen en om zijn voorspraak te bekomen. Een jong meisje, Hosn Mohair had van toen ze nog klein was een been dat 5 à 6 centimeter korter was dan het andere. Hierdoor liep ze erg mank. Ze begaf zich naar Annaga en bracht wijwater en wat aarde, die ze nabij het graf van de heilige had genomen, mee naar huis. Met dit water en die aarde begon ze haar gebrekkig been te masseren. Haar verwanten probeerden haar daar vanaf te brengen omdat ze na verloop van enkele dagen geen enkel resultaat bespeurden. Maar het meisje was zo gedreven door een vast vertrouwen dat ze doorzette…. en stilaan werd het gebrekkige been langer tot het even lang was als het andere. De overheidspersonen van het dorp die tot de Druzen behoorden, kende haar persoonlijk. In 1950 verstrekten zij beëdigde verklaringen om dit wonderbare feit te bevestigen.

In de jaren 1950 werd het graf meerdere malen geopend. Eminente specialisten onderzochten het lichaam. Na meer dan een halve eeuw bleek het nog onaangetast. Er was geen enkel spoor van ontbinding en het was bedekt met een rooskleurig vocht, wat medisch onverklaarbaar was. Veel mensen die naar het graf kwamen werden genezen, niet alleen fysisch maar ook spiritueel.

Het nieuws over de talrijke mirakelen verspreidde zich als een lopend vuurtje. Er bestaat ook een miraculeuze foto. Deze kwam er tijdens één van de verschijningen van de heilige Charbel. Op die wijze kregen de komende generaties een duurzaam portret van de heilige.

.

Scapulier

.

.

Het scapulier van Sint Charbel (heeft de macht duivels te verdrijven)

.

.

.

.

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

.

.

De Benedictusmedaille 

Standaard

     categorie : religie

.

.

.

Sint Benedictus was de vader van het Westelijke kloosterwezen. Hij was geboren in Nursia, Italië, in 480. Vanaf 520 richtte hij twaalf kloosters op in de streek van Subiaco. Het klooster in Monte Cassino (529) werd de wieg van zijn Orde. Benedictus stierf op 21 maart 542. St. Benedictus had diepgaande bewondering voor het Heilige Kruis en voor Jezus Christus. Men gelooft dat hij een aantal mirakels zou hebben teweeggebracht, vooral in de strijd tegen de duivel. In het teken van deze verregaande verering werd een medaillon vervaardigd die bijzondere krachten had bij het afweren van het kwade. De macht van de medaille worden gevormd door Christus, door de doeltreffende gebeden van St.Benedictus, door de zegen van de Kerk en in het bijzonder door het geloof en devotie van de persoon die het medaillon gebruikt.

.

De Benedictusmedaille

.

De medaille van Benedictus is een aandenken waarop de geestelijke boodschap van Sint-Benedictus staat samengevat. Zowel zijn leven als de Regel getuigen van zijn aanhoudend gevecht met de machten van het kwaad. Daarbij stelt hij steeds zijn vertrouwen op het kruis van Christus, het teken van de definitieve overwinning op die machten. Zij die met geloof deze medaille dragen, mogen vertrouwen op een krachtige, geestelijke bescherming.

.

Afbeelding medaille kant Benedictus

.

Aan deze kant zien we Sint-Benedictus. Hij houdt het kruis, waarop hij zijn vertrouwen stelt in zijn rechterhand omhoog geheven. In zijn linkerhand toont hij de Regel, die allen die hem volgen door het kruis naar het licht zal voeren. Aan de ene zijde van Benedictus ziet u een gebroken beker, aan de andere zijde een raaf die vergiftigd brood wegneemt.

Deze afbeeldingen herinneren aan gebeurtenissen uit het leven van Benedictus. Toen hij abt was in het klooster van Vicovaro heeft men geprobeerd hem te vergiftigen, door hem een beker met vergiftigde wijn aan te reiken. Als hij een kruisteken maakt over deze beker, breekt hij.

Het vergiftigd stuk brood wordt door een vijandig priester aan Benedictus aangeboden. Deze laat het door een raaf wegbrengen naar een plaats waar niemand zal komen, opdat het geen schade kan doen.

Rondom de beeltenis van Benedictus staat de tekst:

“EJUS IN OBITU NOSTRO PRE­SEN­TIA MUNIAMUR”  :  dat wij bij onze dood door zijn aanwezigheid gesterkt mogen worden.

.

.

.

.

.

Afbeelding medaille kant Benedictuskruis

.

Op deze zijde zien we het zogenaamde Benedictuskruis. Hierop staan verschillende afkortingen:

.

.

In de vier hoeken van het kruis:
C.S.P.B.: Crux Sancti Patris Benedicti:
Kruis van de heilige vader Benedictus

Boven het kruis:
PAX: Vrede

Op het kruis, verticaal:
C.S.S.M.L.: Crux Sacra Sit Mihi Lux:
Dat het heilig kruis mijn licht zij

Op het kruis, horizontaal:
N.D.S.M.D.: Non Draco Sit Mihi Dux:
Dat de draak mij niet tot gids zij

.

De overige letters langs de rand betekenen:

V.R.S.: Vade Retro Satana: Ga weg, Satan
N.S.M.V.: Numquam Suade Mihi Vana: Verleid mij nooit tot ijdel gedrag
S.M.Q.L.: Sunt Mala Quae Libas: Wat je wil is vergif
I.V.B.: Ipse Venena Bibas: Drink zelf je gif

Deze afkortingen zijn zinnen die Sint-Benedictus gezegd heeft in ogenblikken van aanvechting en bekoring. De laatste twee zijn een herinnering aan de gebeurtenis met de gifbeker, die op de andere zijde staat afgebeeld.

.

.

.

.