Category / categorie : video
Deel 12 over gebed: Mompelende en fluisterende gebeden
die tot grote zegen worden
preview en aankoop boek “De Openbaring “:
http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget
.
.
.
.
.
.
.
.
In het Bijbelboek Genesis wordt het lot van dieren meerdere malen gekoppeld aan dat van mensen en dragen dieren mede de gevolgen van de relatie tussen God en de mens. Namelijk bij de zondeval, tijdens de zondvloed en op het moment dat God het Noachitisch verbond sluit met Noach. Het zou vreemd zijn als de dieren op aarde de gevolgen merken van deze zaken, maar in de hemel ineens niet meer.
.
.
Met de zondeval, beschreven in Genesis 3, kwamen dood en vervloeking de wereld in. Voor de mensen hield dit in dat zij vanaf dat moment onvermijdelijk zouden sterven, dat het leven veel zwaarder zou worden en dat alle mensen in zonde geboren zouden worden (Ps. 51:7). Voor de dieren betekende dit echter ook een einde aan het goede leven. Dieren zouden jagers en prooien worden, ook van de mens. Dit alles was het gevolg van de zonde van de mens.
.
.
Wanneer God vanwege de slechtheid van de mensen besloot tot de zondvloed had dit vanzelfsprekend niet alleen impact op de mens, maar ook op de dieren. God besloot echter dat Noach, zijn gezin en zijn schoondochters een uitzondering moesten vormen (Gen. 6:18). Naast deze uitzondering zouden er echter ook onder de dieren uitzonderingen zijn.
Van elke diersoort een mannetje en een vrouwtje, van de reine dieren zeven paar (Gen. 7:2). Door de zonde van de mens werden de dieren ook hier het slachtoffer, maar door de rechtvaardigheid van Noach waren er ook dieren die gespaard werden.
.
.
In Genesis 9:8-17 sluit God een verbond met Noach, waarin Hij, onder andere, belooft dat er nooit meer een zondvloed zal zijn. In dit verbond wordt echter niet alleen de mens als verbondspartner genoemd, maar ook de dieren. God sluit het verbond met Noach en met “alle levende wezens die bij u zijn: het gevogelte, het vee en het wild gedierte” (Gen. 9:10).
Het bijzondere aan het verbond is dat er veel nadruk op de dieren wordt gelegd. Tot vijf maal toe spreekt God over Noach én al wat op aarde leeft (Gen. 9:10; 12; 15; 16; 17). Het verbond dat God met de mens sloot gold dus ook voor de dieren.
.
.
.
.
Onder christenen is het algemeen bekend dat de Bijbel verlossing voorzegt voor mensen, maar het lijkt erop dat niet alleen mensen verlost zullen worden. Als het gaat over de vraag wie er verlost en vernieuwd zullen worden wordt er namelijk gesproken over ‘alle vlees’, ‘de hele schepping’ en ‘alle dingen’.
.
.
In Lucas 3:4-6 citeert Jezus een profetie van Jesaja (Jes. 40:3-5) waarin hij voorzegde dat alle vlees het heil van God zou zien. Dit roept de vraag op wat Jesaja, en later Jezus, bedoelde met ‘alle vlees’. Doorgaans wordt dit geïnterpreteerd als ‘alle mensen’, maar het is niet duidelijk waarom het zo wordt geïnterpreteerd, omdat theologen doorgaans niet aangeven waarom zij het zo interpreteren.
Als het alleen over mensen had moeten gaan dan had er ook kunnen staan ‘alle mensen’, maar zowel in Jesaja als in Lucas wordt gesproken over ‘alle vlees’. Daardoor lijkt het ook dieren te omvatten, omdat die ook van vlees gemaakt zijn.
.
.
Volgens de apostel Paulus zouden niet alleen de mensen bevrijd worden, maar zou de schepping worden bevrijd van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid (Rom. 8:21-23). Als dieren ook bevrijd worden van vergankelijkheid dan moet er een link zijn tussen dieren in het hiernamaals en dieren in dit leven. Is die link er niet (als dieren hier sterven en als er in de hemel andere dieren zullen zijn, of geen dieren), dan zijn de dieren (en daarmee een deel van de schepping) niet bevrijd.
.
.
In Openbaringen 21:5 zegt Jezus dat Hij alle dingen nieuw zal maken. Ook hier lijken dieren deel te zijn van de vernieuwde schepping, omdat het vreemd zou zijn als dieren niet onder ‘alle dingen’ zouden vallen.
.
.
.
.
.
Onder christenen leeft het idee dat dieren geen ziel hebben. Een reden hiervoor is dat dieren in de Bijbel redeloos genoemd worden (Ps. 32:9; 73:22 – bron 2). De vraag is echter of ‘redeloos’ ook zielloos betekent. Dit lijkt niet het geval.
In het Genesis 1 en 2 staat dat niet alleen de mens levensadem ingeblazen kreeg en een levend wezen (nephesh) werd (Gen. 2:7), maar dat ook dieren de ‘adem van de levensgeest’ in hun neus hadden en daardoor levend (nephesh) zijn (Gen. 1:20; 30; 7:22).
Als mensen die nephesh zijn dus een ziel hebben, dan hebben dieren er ook één.
.
.
De Hebreeuwse term ‘nephesh’ kan worden vertaald als ‘adem’ of ‘leven’, maar ook als ‘ziel’. Daardoor wordt het inblazen van de levensadem in de neus van Adam door christenen gezien als het moment dat hij een ziel kreeg. Als dit zo is dan moet men stellen dat ook dieren een ziel hebben.
Men zou kunnen stellen dat ‘nephesh’ zijn betekent dat je daadwerkelijk leeft, omdat je adem haalt en dat het in het scheppingsverhaal niets zegt over het al of niet hebben van een ziel. Het lastige hieraan is dat toen de mens nephesh was geworden hij volledig af was. Hij moet op dat moment dus een ziel gehad hebben, want nadat de mens nephesh werd zien we niet meer dat God hem verder vormde.
.
.
Er staan in de Bijbel in ieder geval twee teksten over de manier waarop dieren in de hemel zich gedragen. Volgens die teksten zullen ze vredig zijn en zullen ze God aanbidden.
.
.
“Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich neder leggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen neder leggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken.” (Jesaja 11:6-8 )
In de hemel zullen dieren die voorheen elkaar aanvielen en zelfs opaten vredig naast elkaar leven. Ook mensen zullen volledig veilig zijn en hoeven zich geen zorgen te maken over hoe dieren zich gedragen. Een wonderlijke situatie, helemaal omdat die dieren in hun vorige leven elkaars vijand waren.
.
.
“En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden.” (Openbaring 5:13 )
In een deel van zijn Openbaring hoort Johannes dat alle schepselen, inclusief dieren, de Vader (die op de troon zit) en de Zoon (het Lam) aanbidden. Het meest bijzondere in deze openbaring is niet eens dat de dieren God aanbidden, maar dat Johannes hen kan verstaan. De vraag die dit oproept luidt of mensen en verschillende soorten dieren in de hemel met elkaar kunnen praten.
.
.
Pasteltekening van John Astria
.
.
Wij houden van onze huisdieren en we willen weten wat er met hen zal gebeuren. Wat Gods Woord zegt over de dood van de dieren is te vinden in Prediker 3 vers 1:
“Wie bemerkt, dat de adem der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de adem der dieren neerdaalt naar beneden in de aarde ?”
Bemerk, dat dit werd geschreven door Salomo, de wijste mens die ooit had geleefd, maar die deze uitspraak afsloot met een vraagteken. Zelfs Salomo wist het antwoord op deze vraag niet. Daarom is het fout te concluderen uit deze tekst dat de dieren na hun dood geen bestemming zullen krijgen, ze hebben een ziel. Het vraagteken is uitermate belangrijk.
Laten we daarom eens kijken naar een heel andere tekst:
“Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bereid voor wie Hem liefhebben.” 1 Korintiërs 2 vers 9
en
“Hij heeft ons samen met Hem laten opstaan en laten zetelen in de hemelse regionen, in Christus Jezus, om in de toekomstige eeuwen de overgrote rijkdom van zijn genade te tonen, door zijn goedheid jegens ons in Christus Jezus.” Efeziërs 2 vers 7
.
.
De Here God houdt van ons. Hij wil ons zegenen. “verlustig u in de Here; dan zal Hij u geven de wensen van uw hart.” Psalm 37 vers 4 Hoe veel betekent de Here voor jou? Verlustig jij jezelf in de Here? Is Hij de ‘nummer Een’ van jouw leven? Houdt met je hele hart van de Heer; Hij houdt van jou. Hij kent de wensen van ons hart. Misschien dat de wens van jouw hart, dat je je geliefde dier zult terugzien, ook door Hem wordt gezien?
.
.
Een meisje van ongeveer drie jaar werd ernstig ziek en naar het ziekenhuis gebracht, waar haar hart stopte. Gedurende zeven minuten werd zij gereanimeerd voordat haar hart weer ging kloppen. Gelukkig herstelde zij. Enkele maanden daarna zat het kind aan tafel, toen het plotseling tegen haar moeder zei: ‘ik wilde dat ik de Heer Jezus weer kon zien’.
De moeder’s adem stokte, ‘wanneer heb jij de Heer Jezus dan gezien?’ vroeg ze. ‘Toen ik zo ziek was, in het ziekenhuis’ antwoordde het meisje. De moeder vroeg door en vroeg wat ze dan gedaan had. ‘We hebben gewandeld en ik hield Zijn hand vast’ zei het meisje. ‘en we hebben gespeeld met de jonge hondjes. Daarna zei de Heer Jezus dat ik terug moest gaan en toen werd ik wakker in het ziekenhuisbed’.
.
.
Ik geloof voor geen moment dat de Here God Zijn kinderen de simpele en blijde genoegens zal onthouden (zoals liefde voor en van onze dieren) die tijdens ons leven zo’n zegen waren. Maar trek je eigen conclusies. Hoe dan ook: een ieder die de Heer Jezus niet kent als zijn/haar Verlosser, en die sterft in de zonden, zal de onuitsprekelijke zegeningen missen die God aan Zijn kinderen heeft beloofd! De tijd, waarin verlorenen alsnog gered kunnen worden, loopt ten einde. Maak er ernst mee!
.
.
.
.
.
.
.
.
Een dame uit Bologne vertelde: op een dag bracht mijn moeder een bezoekje aan pater Pio met vrienden. Wanneer ze aankwam in San Giovanni Rotonda, ontmoette ze in de sacristie van het klooster de aanbeden priester die haar zei: “Wat doe jij hier? Ga onmiddellijk naar huis: je man is ziek.” Bij die woorden was mijn moeder stomverbaasd: immers, toen ze haar huis verlaten had was de toestand van haar man stabiel. Ze verliet San Giovanni Rotondo met de eerste trein. Wanneer ze helemaal ongerust thuis kwam vernam ze het nieuws omtrent haar man. Men vertelde haar dat er geen verandering was maar dat hij gedurende de nacht zware ademhalingsmoeilijkheden had gekend, net alsof iets de keel blokkeerde. Mijn moeder wou zeker zijn en telefoneerde onmiddellijk de dokter. Rond elf uur ’s avonds werd mijn vader binnengebracht in het ziekenhuis om daar met spoed geopereerd te worden De chirurg die de interventie leidde, haalde uit de keel van mijn vader een grote hoeveelheid etter. Pater Pio had het voorgevoel gehad dat een gevaar mijn man bedreigde en zijn gebeden en zijn raad hadden een zeer positieve invloed op zijn gezondheidstoestand.
|
Een van de spirituele zonen van Pater Pio leefde in Rome. Op een dag bevond hij zich onder vrienden en verzuimde door een schaamtegevoel, het Heilig Sacrament te eren door zijn hoed af te nemen. Dit deed hij nochtans telkens hij een kerk passeerde. Hij hoorde een stemmetje in zijn oor, dat van Pater Pio, die hem toefluisterde: “Laf!” Enkele dagen later ging hij naar San Giovanni Rotondo en Pater Pio zei tegen hem: “Opgepast, deze keer heb ik je maar een waarschuwing gegeven maar in de toekomst zal ik je een stevig pak slaag geven.”
|
Bij zonsondergang, in de tuin van het klooster was Pater Pio aangenaam aan het keuvelen met enkele gelovigen en met zijn spirituele zonen wanneer hij opmerkte dat hij geen zakdoek meer had. Hij vertrouwde zijn sleutel toe aan één van de aanwezigen en vroeg hem naar zijn kamer te gaan en daar een zakdoek te halen. De man begaf zich dus naar de kamer van Pater Pio waar hij een zakdoek nam. Hij zag ook de handschoenen liggen en kon niet weerstaan aan de drang om een relikwie te ontvreemden. Hij nam een van de handschoenen en stak ze in zijn zak. Hij keerde terug naar de tuin en gaf de zakdoek aan Pater Pio die hem zei: “En nu ga je terug naar mijn kamer en leg je de handschoen terug die je weggenomen hebt.
|
Elke avond voor het slapen gaan knielde een dame voor de beeltenis van Pater Pio om hem zijn zegen te vragen. Haar man, alhoewel hij katholiek was en geloofde in Pater Pio veroordeelde dat overdreven gedrag en lachte iedere keer met haar. Op een dag zei hij tegen Pater Pio: “Weet u dat mijn echtgenote elke avond knielt voor uw foto en u om uw zegen vraagt? ” En Pater Pio zei:” Ja, ik weet het, en jij , jij lacht er elke avond mee. ”
|
Op een dag ging een gebrekkig katholiek die desondanks veel waardering genoot in kerkelijke middens, te biecht bij Pater Pio. De man verwaarloosde zijn vrouw en had een minnares. Trachtend zijn gedrag te verantwoorden beweerde hij in een geestelijke crisis te zitten. Hij had niet gerekend op de gave van Pater Pio die met luide stem zei tegen de man die voor hem geknield zat: ” Wat, een geestelijke crisis! Je bedriegt je echtgenote en God is kwaad op jou. Ga weg!”
|
Een man vertelde eens: ik had beslist te stoppen met roken en dat offer op te dragen aan Pater Pio. De eerste avond, pakje sigaretten in de hand, bekeek ik de beeltenis van Pater Pio en zei tegen hem:” Pater, het is nu reeds een dag” De tweede avond deed ik hetzelfde:” Pater Pio, het is nu al twee dagen” En zo ging dat voort gedurende drie maanden. Op een dag ging ik Pater Pio opzoeken en ik zei hem:” Pater het is nu al 81 dagen geleden dat ik gestopt ben met roken, 81 pakjes…” Pater Pio antwoordde:” Ik weet het net zo goed als jij , omdat je me ze alle avonden hebt doen tellen. ”
|
Een begeleider van een autobus met toeristen op excursie in Gargano zag Pater Pio in de sacristie binnen komen, precies op het ogenblik dat hij wou vertrekken. De man was vergezeld van een tiental personen die wilden biechten. Pater Pio vroeg aan de begeleider “En gij, mijn zoon, wil u zich ook laten zegenen?” Verrast, schoof de begeleider naar voor en knielde neer om de zegen te ontvangen, maar alvorens de zegen te geven, vroeg de pater nog: “En wat hebt u gedaan?” De man antwoordde: “Niets, vader, een paar uur geleden heb ik gebiecht op de berg San Angelo en nadien heb ik samen met mijn toeristen de H. Communie ontvangen”. Pater Pio vervolgde: “En daarna?” De man antwoordde: “Ik heb piëteitsvolle voorwerpen gekocht”. Pater Pio hernam: “Het zijn niet de devotiestukken die u geërgerd hebben, maar deze zoete dingen”. Verbaasd herinnerde de begeleider zich dat hij, na de eucharistieviering, gevloekt had omdat de krokante zoetigheden die hij gekocht had minder geschikt waren dan die bedoeld door de toeristen. Te neer geslagen trachtte hij iets te zeggen, maar pater Pio vervolgde: “Het is niet alles. Op de weg nabij San Giovanni Rotondo hebt u de voerder van een voertuig beledigd omdat hij niet rechts hield”. De begeleider, die aanvankelijk gezegd had dat hij niets gedaan had, zegde verward zijn schuldbelijdenis op.
|
Een Anglo-Italiaanse dame uit Engeland begaf zich onmiddellijk in de biechtstoel van pater Pio. Maar pater Pio luisterde niet naar haar belijdenis, hij sloot het raampje. Waarom wilde pater Pio de belijdenis van deze dame niet aanhoren? Deze dame kwam gedurende twee weken praktisch alle dagen, waarna pater Pio uiteindelijk haar biecht afnam. Deze dame vroeg waarom zij zo lang moest wachten. Pater Pio antwoordde: “En jij, hoe lang heb jij de Heer laten wachten?” Gij moet u afvragen hoe Jezus en ik zelf u zouden kunnen ontvangen na al uw heiligschennende communies. Immers gedurende jaren heb jij in staat van doodzonde gecommuniceerd aan de zijde van uw moeder en uw man”. De dame, ondersteboven en vol spijt, ontving al wenend de absolutie. Enkele dagen later vertrok zij vredevol terug naar Engeland.
|
Een man vertelt. Op een avond at ik enkele vijgen meer dan naar gewoonte. Scrupuleus als ik was omwille van die gulzigheid besloot ik ’s anderendaags te biechten bij pater Pio. Op weg naar het klooster deed ik mijn gewetensonderzoek. Ongelukkig herinnerde ik mij niet meer die zonde van gulzigheid. Maar alvorens aan pater Pio de absolutie te vragen zei ik: “ik geloof dat ik een zonde vergeten heb, maar voor ’t ogenblik herinner ik ze mij niet”. Pater Pio zei al lachend: “Eh wel, zijn het de twee vijgen!?”
|
God ziet alles en Hij zal onze daden beoordelen. Het volgende verhaal toont duidelijk aan dat God onze intiemste gedachten kent. In 1920 meldde een man zich aan in het klooster van de Kapucijnen. Zonder spijt in zijn hart dacht hij er aan zijn vrouw te vermoorden om met een andere te kunnen trouwen. Het lag dus uitsluitend in zijn bedoeling om zijn bezoek als alibi te gebruiken. Daar hij wist dat zijn vrouw een monnik kende in een nabijgelegen dorp van de Gargano, waar hij, noch zij gekend waren, kon hij er gemakkelijk zijn misdaad voorbereiden. Enige tijd later kon hij er zijn vrouw van overtuigen om die reis te doen. Na rijp beraad stelde hij zijn vrouw voor een bezoek te brengen aan die pater waarover iedereen sprak. De vrouw reserveerde een plaats voor een retraite en de man begaf zich alleen naar het klooster om een biechtgelegenheid te reserveren. Terwijl zijn vrouw op de biechtafspraak zou zijn, zou hij zich in het dorp laten zien met de bedoeling te zorgen voor een alibi. Hij bezocht een bistro en benaderde er enkele habitués. Hij zou hen dan een pint betalen, met hen een klapje doen en daarna vertrekken om zijn vrouw te vermoorden nadat zij het bezoek bij de pater had afgelegd. In volle natuur, in de avondschemering, zou niemand iets merken, ook geen lijk vinden. Daarna zou hij zijn kameraden in het bistro opnieuw opzoeken en vertrekken zoals hij gekomen was. Een perfect plan, met uitzondering van een klein detail: terwijl hij zijn misdaad voorbereidde, las iemand zijn gedachten. In het klooster zag hij pater Pio die reeds de schuld van enkele dorpsbewoners geraden had. Onder een onweerstaanbare dwang wierp de man zich op de knieën in de biechtstoel. Hij had nog maar pas een kruisteken gemaakt of hij hoorde roepen: “ga weg! ga weg, onmiddellijk ga weg zeg ik. Weet u dan niet dat het verboden is u te drenken in het bloed van een moord? Ga weg! Ga weg!”. Daarna nam de pater de man bij de arm en joeg hem uit de kerk. Bewust van zijn ongure intenties, vluchtte de man naar buiten, viel neer op een steenblok, zijn gezicht in de modder en werd zich bewust van zijn ontelbare zonden. In een oogwenk kwam zijn leven voor de geest en in een ommezwaai zag hij zijn boosaardigheid in. Met pijn in het hart keerde hij terug naar de kerk en vroeg pater Pio om te biechten, met een oprecht hart deze keer. Pater Pio sprak vol tederheid, alsof hij hem altijd gekend had. Om niet te vergeten beleed hij al zijn zonden, één na één, misdrijf na misdrijf, met alle details. De man kon zijn gruwelijke misdaad toegeven, misdaad die hij alleen kende. Uitgeput maar verlost wierp hij zich voor de pater neer en vroeg nederig vergiffenis. Het is niet alles. Toen de penitent zich klaar maakte om te vertrekken, zei pater Pio tot hem: “hebt ge nooit verlangd naar een zoon?”. De man dacht: “maar nee toch, weet pater Pio dat ook al?!” En pater Pio voegde er aan toe: “stop met God te mishagen en ge zult een zoon krijgen”. Een jaar later, dag op dag, kwam de man pater Pio terug opzoeken, overtuigd en vader van een zoon, geboren uit zijn vrouw die hij wilde doden.
|
De pater Gardiaan van het klooster van San Giovanni Rotondo vertelde: ”Eens kwam hier een zakenman toe uit Pisa met de vraag aan pater Pio om de genezing van zijn dochter. Maar pater Pio bekeek hem en zei: “gij zijt zieker dan uw dochter, gij schijnt bijna dood te zijn.” De man antwoordde daarop: “Bijlange niet, ik voel me prima.” Pater Pio ging verder: “Sukkelaar, hoe kunt ge zeggen dat je je goed voelt met al die zware fouten op je geweten? Minstens 32!” Onmiddellijk daarop beleed de man zijn fouten. En na zijn biecht vertelde hij aan iedereen dat pater Pio hem al zijn zonden die hij had bedreven op voorhand reeds kende.
|
Een priester vertelde een voorval dat een confrater had meegemaakt toen hij van tamelijk ver naar pater Pio was gekomen om te biechten. Hij had van trein moeten overstappen en had uren moeten wachten in Bologna. Toen hij gedaan had met biechten, vroeg pater Pio hem:”Mijn zoon, hebt u me niets vergeten te vertellen?” Toen hij negatief antwoordde, dacht hij goed na en vond niets. Dan zei pater Pio hem met veel begrip: Mijn zoon, gij zijt in Bologna om 5 uur ’s morgens aangekomen. De kerken waren toe. In plaats van te wachten ben je naar het hotel geweest om wat te rusten voor de H. Mis. Ge hebt u op bed gelegd en hebt zo diep geslapen dat je pas om 15 uur wakker bent geworden, zodanig dat je de Eucharistie niet kon celebreren. Ik weet dat je het niet uit kwade wil hebt gedaan …. Maar het getuigt van wat tekort aan waakzaamheid tegenover ons Heer.
|
Toen er nogal wat volk afkwam om pater Pio te zien waren er twee gewapende bewakers belast met de veiligheid van de pater. Toen dan eens na de eucharistieviering pater Pio zich terugtrok naar de sacristie om zijn gewaden uit te doen zei hij tot één van de bewakers vriendelijk: ”wanneer ge hier gedaan hebt, en ik mijn dankzegging heb beëindigd, kom dan eens naar mijn kamer, ik moet u iets zeggen.” De bewaker was erg gelukkig, en wachtte tot pater Pio zijn dankzegging had gedaan. Hij ging hem opzoeken naar zijn kamer. Pater Pio zei hem: “Ge moet eens naar je ouders gaan, want binnen de acht dagen ga je sterven.” De man antwoordde “Ik voel me opperbest, pater.” Pater Pio zei daarop:”wees niet ongerust, over 8 dagen ga je je nog beter voelen. Dit leven is toch maar een pelgrimstocht. Ga verlof vragen en regel je zaken met je familie; morgen zou het al te laat kunnen zijn. Nogal onthutst vroeg de bewaker hem: “Mag ik vertellen wat u mij gezegd hebt?” Pater Pio zei: “Niet direct, maar wel als je thuis bent.” De jonge man ging het dorp in en vroeg aan zijn overste om naar huis te mogen gaan. De verantwoordelijke weigerde aanvankelijk, omdat hij het een onvoldoende motief vond, maar toen pater Pio tussenbeide kwam mocht hij eindelijk vertrekken. Eenmaal thuis vertelde de man wat pater Pio hem gezegd had en dat hij nu gekomen was om zijn familie te groeten voor zijn dood. En op het einde van 8 dagen is hij overleden.
|
De religieuzen van het klooster van Venafro, die pater Pio gedurende een tijd hadden opgevangen waren getuigen van de visioenen maar ook nog van andere onverklaarbare verschijnselen. Onder andere, zelf zwaar ziek kon pater Pio de gedachten, van andere mensen lezen. Op een keer kwam eerwaarde Heer Augustin hem opzoeken. Pater Pio vroeg hem: “Bid vanmorgen eens speciaal voor mij”. Toen hij van de kerk wegging was hij van plan tijdens de eucharistie speciaal voor hem te bidden. Maar hij vergat het. Wanneer hij pater Pio terug ontmoette vroeg deze:”Hebt ge voor mij gebeden?” Abbé Augustin gaf zijn vergetelheid toe en pater Pio zei daarop:”’t Is goed, Ons Heer heeft uw intenties aanvaard toen je van de kerk wegging.”
|
Op een keer toen pater Pio in het heiligdom aan het bidden was kwamen zijn confraters hem vragen om van iemand een particuliere biecht te horen. Pater Pio keek op en zei op strenge toon: “Denkt ge dat, nadat Ons Heer 25 jaar heeft gewacht, hij geen 5 minuten geduld moet hebben? En iedereen begreep dat pater Pio de waarheid had gesproken!
|
Pater Carmelo Durante, die de overste was van pater Pio in het klooster van San Giovanni Rotondo gaf dit getuigenis naar aanleiding van de gave van profetie van pater Pio. “Gedurende de Tweede Wereldoorlog hoorden we bijna dagelijks spreken over de oorlog, over schitterende militaire overwinningen die de Duitsers op het front behaalden. Op zekere morgen, toen de gemeenschap in de kleine zaal samen zat, hoorde ze het recente nieuws dat de Duitsers zich naar Moscou begaven. Ik stond aan de grond genageld met de gedachte dat dit het einde van de oorlog zou kunnen betekenen en ook de uiteindelijke overwinning van de Duitsers. Ik kwam in de gang de eerwaarde pater Pio tegen, en ik vertelde hem erg gelukkig en vol enthousiasme: “De oorlog is gedaan.” “Wie heeft u dit verteld?”, vroeg pater Pio. En ik toonde hem de krant. Pater Pio zei daarop: “Heeft Duitsland gezegevierd? Denk eraan: Duitsland zal deze keer verliezen. Het zal niet zijn zoals de andere oorlog, vergeet dat niet.” Maar ik repliceerde:” De Duitsers trekken al op naar Moscou.” Pater Pio zei:”Vergeet niet wat ik u gezegd heb, …” en toen ik nog insisteerde: ”Maar als Duitsland de oorlog verliest, verliest Italië ook!” En toen zei hij me nog op een besliste toon:”Kijk goed uit je twee ogen of ze wel samen de oorlog beëindigen.” Op dat moment leken die woorden nogal mysterieus, want er bestond een verbond tussen Duitsland en Italië. Maar het jaar daarna, na de wapenstilstand met de geallieerden op 8 september 1943 en na de daaropvolgende oorlogsverklaring van Italië aan Duitsland begreep ik het wel allemaal!
|
Een vrouw vertelde: “Ook ik wilde deelnemen aan een georganiseerde reis naar San Giovanni Rotondo om pater Pio te leren kennen en en hem te ontmoeten. Dat was in 1961. In de bus was er een man die opeens luid riep: “Mijn vrouw wilde dat ik met haar meeging naar deze ‘bedrieger’”. Dit was natuurlijk een verwijzing naar de dierbare pater. Deze beschuldiging ging dwars door mijn hart. Toen we in San Giovanni Rotondo aankwamen gingen we onmiddellijk naar de kerk om er de heilige mis bij te wonen. Na de mis begaf pater Pio zich onder de pelgrims. Toen hij dichtbij ons kwam bleef hij staan vlak vóór de man die zich in de bus negatief over hem had uitgelaten en zei: “Kom hier, kom bij die bedrieger!” De man werd bleek, knielde neer en kon enkel stamelend zeggen: “Vergeef me pater! Vergeef me!” Pater Pio legde een hand op zijn hoofd en zegenend vervolgde hij: “Sta op, ik vergeef je.” De man was meteen bekeerd en allen waren vol bewondering en ontroering.”
|
Een vrouw vertelde: “In 1945 bracht mijn moeder me naar San Giovanni Rotondo om pater Pio te leren kennen en om bij hem te biechten. Er was veel volk. In afwachting van mijn beurt dacht ik na over alles wat ik aan de pater moest zeggen maar toen ik dan bij hem was klapte ik volledig dicht. De dierbare pater bemerkte meteen mijn bedeesdheid en zei met een glimlach: “Wil je dat ik het in jouw plaats zeg?” Ik knikte instemmend en meteen stond ik stomverbaasd. Dat kon niet waar zijn! Pater Pio zegde woord voor woord alles wat ik hem had willen zeggen. Ik werd rustig en kalm en ik dankte in gedachten de geëerde pater dat hij mij een van zijn uitzonderlijke bovennatuurlijke gaven had laten ervaren. Ik vertrouwde hem de gezondheid toe van mijn ziel en mijn lichaam. Hij antwoordde: “Ik zal altijd je geestelijke vader zijn!” Ik nam afscheid van hem met een immense vreugde in mijn hart. Terwijl ik in de trein op terugweg naar huis was, nam ik een intense geur waar die ik nooit zal vergeten!”
|
.
.
.
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare.
De zichtbare wereld is ontstaan of voortgekomen uit de onzichtbare wereld. Alles om u heen heeft zijn oorsprong in de onzichtbare wereld. Alles wat u kunt waarnemen met uw zintuigen, is ontstaan uit de onzichtbare wereld. De onzichtbare wereld was er eerst en daarna pas de zichtbare wereld.
Eerst komen dingen tot stand in de geestelijke wereld, alvorens ze zichtbaar zijn in de natuurlijke wereld. De onzichtbare wereld is reëler, meer werkelijkheid dan de zichtbare wereld. Als de zichtbare wereld voortgekomen is uit de onzichtbare wereld, dan is de onzichtbare wereld belangrijker en van een hogere orde dan de zichtbare wereld.
Wat we vandaag in de natuurlijke of zichtbare wereld zien, is een reflectie van wat er zich afspeelt in de geestelijke of onzichtbare wereld. De dingen die men ziet, zijn oorspronkelijk voortgekomen uit de onzichtbare wereld. Het wil niet zeggen omdat we dingen niet kunnen zien of waarnemen met onze zintuigen, dat ze niet bestaan.
Radiogolven kunnen niet met onze zintuigen waargenomen worden, alhoewel we omringd zijn met radiogolven. Met de juiste instrumenten kan men deze onzichtbare golven wel zichtbaar en hoorbaar maken. Zo zijn er in de onzichtbare wereld dingen aanwezig, die alhoewel ze er zijn, niet zichtbaar of waarneembaar zijn met onze natuurlijke zintuigen.
.
.
.
.
.
In de eerste plaats spreekt de Bijbel erover, zodat we er weet van hebben. Daarnaast hebben we de openbaring van Gods Geest. Door uw geestelijke wedergeboorte, ontvangt u het geloof waardoor u de dingen, die zich in Gods hemels, onzichtbare rijk bevinden, kunt zien.
U zou geloof het zesde zintuig kunnen noemen waarmee u in de geestelijke wereld dingen of personen, kunt bemerken, bespeuren, voorstellen of geestelijk inzicht krijgt.
.
Jezus antwoordde en zei tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. (Johannes 3:3,5 )
.
Iemand die niet wedergeboren is kan de dingen van Gods Koninkrijk niet zien noch binnengaan. Jezus spreekt hier ook over Gods Koninkrijk Ingaan. In het Grieks betekent dit ook in bezit nemen. Eerst moeten we het Koninkrijk en al Zijn zegeningen zien en dan pas kunnen we ze in bezit nemen. Daarom is het ook zo belangrijk kennis te hebben van Gods wil. Gods wil vinden in Zijn Woord, de Bijbel. Maak dit gebed van Paulus voor de Kolossenzen tot een persoonlijk gebed.
Hemelse Vader ik bid dat ik vervuld mag worden met de juiste en nauwkeurige kennis van Uw wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat ik waardig mag wandelen en U in alles mag behagen, in elk goed werk vrucht draag en groei in de juiste en nauwkeurige kennis van U, terwijl ik met alle kracht bekrachtigd wordt, overeenkomstig de sterkte van Uw heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen.
Daarbij dank ik U Vader, U heeft mij bekwaam gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht. U heeft mij getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon Uwer liefde. (naar Kolossenzen 1:9-13 )
Zoals in de Bijbel staat geschreven is genezing Gods wil voor u. Krijg hierover de juiste en nauwkeurige kennis, zodat u hiervan doordrongen bent. In het licht van Gods Woord ontdekt u uw erfenis, wat Jezus voor u gedaan heeft. God heeft u bekwaam gemaakt om er deel aan hebben. Denk niet dat het niet voor u weggelegd is. God heeft u bekwaam gemaakt!
.
Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, DIE ONS GEZEGEND HEEFT MET ALLE GEESTELIJKE ZEGEN IN DE HEMELSE GEWESTEN IN CHRISTUS. (Efeziers 1:3 )
.
God heeft u gezegend met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus. In uw geest, waar Christus woont, bent u gezegend met alle geestelijke zegen. Het Goede Nieuws is dat God ook Zijn geloof aan u heeft gegeven, om al Zijn zegeningen, inclusief uw genezing, in bezit te kunnen nemen en Hij openbaart u in Zijn Woord, hoe u dat kunt doen. Hoe u de genezing die in uw geest reeds aanwezig is, kunt laten manifesteren in uw lichaam.
.
.
.
.
.
De ongeestelijke, niet wedergeboren mens of de natuurlijke mens, gaat alleen maar af en leeft alleen naar wat zijn 5 zintuigen hem vertellen. Daardoor is hij geestelijk gehandicapt, schiet hij tekort en begrijpt hij niets van de geestelijke wereld. Hij kan dat ook niet omdat hij geestelijk blind en dood is(Efeziërs 2:1).
.
Iemand die geloof heeft, heeft geen uitleg nodig.
Voor iemand die geen geloof heeft, is geen uitleg mogelijk.
St. Thomas Aquinas
.
Een natuurlijk denkend, ongeestelijk mens, begrijpt niets van de geestelijke waarheden, het is dwaasheid voor hem (1 Korintiërs 2:14). Een niet geestelijk wedergeboren mens kan Gods Koninkrijk niet zien. Sommige dingen lijken hem dwaas. Geestelijke dingen kunnen niet door het natuurlijke verstand gevat worden.
Voor iemand die wedergeboren is, is dit compleet anders. In zijn geest is iets gebeurd. Zijn geest die voorheen geestelijk dood was, afgesneden was van God, is wedergeboren door de inwoning van Gods Geest. Hij is geestelijk, een totaal nieuwe schepping. God plaatste hem geestelijk in Christus.
.
.
.
.
.
In Christus bent u een nieuwe schepping! Geestelijk bent u opnieuw geschapen. In het Grieks worden hier woorden gebruikt die ernaar verwijzen dat u de eigendom bent geworden van uw Maker. Toen God uw geest herschiep, bent u Zijn eigendom geworden, u bent deel geworden van Hem! Klaargemaakt voor de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en voor Zijn Koninkrijk!
Zie, het nieuwe is gekomen ! Het woord “zie” staat hier in de gebiedende wijze, er op duidend dat we het extra aandacht moeten geven. En alhoewel Jezus zei dat het Koninkrijk van God niet waarneembaar is met de natuurlijke zintuigen, is het wel waarneembaar met onze geestelijke zintuigen. Het nieuwe IS gekomen, uw genezing inclusief !
Nu hebben we niet de geest die tot de wereld hoort ontvangen, maar de Heilige Geest die uit God is , opdat wij zouden realiseren en bevatten en waarderen de gaven van Gods gunst en zegen die God zo vrij en rijkelijk aan ons geschonken heeft. (1 Korintiërs 2:12 )
Gods Geest openbaart wat God in genade rijkelijk aan u geschonken heeft. Gods Geest verbergt geen dingen voor u, maar toont Gods gaven van gunst en zegen aan u. Het is aan elk wedergeboren christen om zich dit te realiseren (te beseffen wat er in zijn geest gebeurd is), te bevatten (geestelijk te pakken) en te waarderen (God er voor te danken).
Het is goed om hier even bij stil te staan en tijd te maken, te mediteren over de geweldige dingen die God voor u en in u gedaan heeft. Toen u geestelijk wedergeboren werd, is er iets groots in u gebeurd, iets wat niet met woorden te omschrijven is, maar geestelijk moet gepakt worden.
.
.
.
.
.
“Hemelse Vader, help mij te beseffen wat er bij mijn geestelijke wedergeboorte in mijn geest gebeurd is. Help mij dit te vatten en te waarderen. Open mijn geestelijke ogen en oren voor Uw Koninkrijk, zodat ik het kan binnengaan en kan genieten van het overvloedige leven in Christus”.
Wij realiseren ons eerst wat er in de geestelijke wereld gebeurd is, om het later realiteit zien te worden in de natuurlijke wereld! Hoeveel wedergeboren christenen nemen de zegeningen en gunsten van Gods Koninkrijk in bezit? Hoeveel christenen zijn zich geestelijk bewust dat ze tot een ander Koninkrijk behoren en zijn dit Koninkrijk binnengegaan om te genieten van al Gods gaven van gunst en zegen?
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Het getal 1 wijst ons op de volmaaktheid en éénheid van God:
.
een enig Here, Deut. 6:4; 1 Kor. 8:6.
Wij hebben één God, Gal. 3:20.
1 Tim. 2:5 zegt: Er is één God en één Middelaar.
Ef. 4:4-6 zegt: één Heer, één geloof, één doop, en één God en Vader.
Matt. 23:8, één Meester.
Hebr. 10:14, één offer.
Kol. 1:18 en Openb. 1:5: de eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alles de Eerste zou zijn.
1 Kor. 15:23, Christus als Eersteling.
.
.
Het getal 2 spreekt van gemeenschap en getuigenis:
.
Gen. 1:27; 2:24; Ps. 85:11-12; Pred. 4:9-12; Matt. 18:16, 20; Marc. 6:7; Joh. 8:17.
Verder 2 cherubim, 2 zuilen, 2 Kron. 3:15.
het reukofferaltaar 2 ellen hoog; 2 grote lichten, Gen. 1:16 enz.
.
God = Vader , Zoon , Heilige Geest. Drie-eenheid!
.
Noach had drie zonen: Sem, Cham en Jafet.
Er zijn drie aartsvaders: Abraham, Izak en Jakob.
En er zijn drie grote feesten: Paasfeest, Pinksterfeest en Loofhuttenfeest.
Het getal 3 is dat van de goddelijke Drie-eenheid: Matt. 28:16; 1 Kor. 12:4-6; 1 Petr. 1:2; 1 Joh. 5:6-10; Hebr. 13:8; Openb. 1:8.
Driemaal heilig, Jes. 6:3; Rom. 11:36.
Drievoudige zegen, Neh. 6:24-26; 2 Kor. 13:13; Openb. 1:5.
De tabernakel was 3-delig, Ex. 26-27.
1 Kon. 6. Drie verzoekingen, Matt. 4.
Drie gebeden, Marc. 14; Matt. 26:44.
Drie gelijkenissen, Luc. 15.
Drie gaven in Ef. 4: evangelisten, herders en leraars.
Het derde deel: Openb. 8:9; 12:4.
Het derde uur: begin van de kruisiging, Marc. 15:25;
het uur van het gebed, Hand. 2:15.
.
.
Het getal van de aarde: vier einden of de vier hoeken. Je zou ook kunnen zeggen de vier windstreken: oost, west, noord en zuid.
.
Het getal 4 duidt op de volheid in de schepping van deze wereld: de vier einden der aarde en de vier hoeken des hemels, Jes. 11:12; Jer. 49:36; Openb. 20:8.
Vier windstreken, Matt. 24:31; Ezech. 37:9; Zach. 6:5.
Vier hemelrichtingen, Ps. 107:3.
Vier evangeliën.
Vier levende wezens, Openb. 4.
Vier wereldrijken, Dan. 7; Zach. 1:18.
Oordeel over het vierde deel van de aarde, Openb. 6:8.
.
pasteltekening van John Astria
.
.
Het getal 5 ziet op de behoeften en de verantwoordelijkheid van de mens: 5 vingers en 5 tenen.
.
Het brandofferaltaar was 5 maal 5 ellen groot, Ex. 27:1.
Het gordijn voor de ingang van de tabernakel hing aan 5 pilaren op 5 koperen voetstukken, Ex. 26:37.
Er waren 5 wijze en 5 dwaze maagden, Matt. 25:2.
Vijf broden, Marc. 6:38.
Vijf woorden, 1 Kor. 14:19 enz.
.
.
Het getal 6 is het getal van de mens in zijn onvolmaaktheid, moeite en arbeid.
.
zes dagen het land bewerken; zes watervaten, Joh. 2:6.
.
.
Het getal zeven duidt een afgesloten periode aan met een nieuw begin als gevolg.
.
De scheppingsweek van zeven dagen.
Om een afgesloten periode aan te duiden lezen we ook van: 7 weken, 7 maanden, 7 jaren.
Het 7e jaar is het sabbatsjaar.
Besprenkeling van 7x bij zoenoffers en reiniging.
Zeven armen aan de kandelaar.
De 7 geesten voor Gods troon.
Brieven aan 7 gemeenten in het boek Openbaringen en ook 7 lampen voor de troon van God.
Het getal 7 spreekt van de volmaaktheid in Gods wegen en handelen:
7 dagen in de week, Ex. 12:15; Lev. 23:8.
Zeven weken, Lev. 23:15.
Zeven maanden, Ezech. 39:12.
Zeven jaar, Ezech. 39:9; Dan. 4:32.
Na 7 maal 7 jaar een jubeljaar, Lev. 25:8-13.
Zeven zendbrieven, Openb. 2-3.
Kandelaar met 7 armen, Ex. 25:37.
Zeven gouden kandelaars, Openb. 1:20.
Zeven Geesten, Openb. 1:4, 5:6; Jes. 11:2.
In het boek Openbaring ook 7 engelen, 7 zegels, 7 bazuinen, 7 schalen, 7 plagen.
Verder 7 diakenen in Hand. 6:3; 7 gelijkenissen in Matt. 13; 7 hoogtijden des Heren in Lev. 23, enz.
.
pasteltekening van John Astria
.
.
Genesis
God schiep de wereld in 6 dagen, waarbij de zevende dag (de sjabbat) een heilige dag is. Gen. 2:2.
Van de reine dieren gingen er 7 paartjes in de ark van Noach. Gen 7:2
Zeven dagen later begon de zondvloed. Gen 7:4-10
Er waren in de droom van Farao twee keer zeven koeien en twee keer zeven korenaren. Die betekenden twee keer 7 jaren. Gen 41
.
Exodus
Het water van de Nijl veranderde 7 dagen in bloed. Ex. 7:25
De Israëlieten aten 7 dagen ongezuurd brood. Ex. 12-13, 34:18, Ezechiël 45:21-23
De menora heeft 7 lampen. Ex. 25:37, 37:23, Zacharia 4:2-10
.
Mattheüs
De boze geest haalt er 7 demonen bij. Mat. 12:45, Lukas 11:26
We moeten een zondaar 70 keer 7 maal vergeven. Mat. 18:22
Er waren 7 broden bij de wonderbare spijziging en er werden 7 manden met brokken opgehaald. Mat. 15:34-37, Markus 8:5-8
.
Markus
Maria Magdalena had 7 demonen. Markus 15:9, Lukas 8:2
.
Lukas
Hanna was 7 jaar getrouwd geweest. Lukas 2:36
.
Handelingen
De apostelen kozen 7 diakenen. Hand 6:3-6, Hand. 20:8
God onderwierp in Kanaän 7 volken. Hand. 13:19
.
Openbaring
Er zijn 7 gemeenten in Asia. Op. 1-3
Er staan 7 geesten voor Gods troon. Op. 1:4, Op 4:5, Op. 5:6
De boekrol had 7 zegels. Op. 5
Er waren 7 bazuinen. Op. 8-9
Er waren 7 donderslagen. Op 10:3-4
De draak had 7 koppen. Op. 12:3, Op. 17:3-7
Er waren 7 engelen met 7 fiolen. Op. 15-17, 21
.
pasteltekening van John Astria
.
.
Het getal 8 stelt het begin van een nieuw tijdperk voor.
.
Ex. 22:30; Lev. 22:27; Neh. 8:18; Joh. 7:37.
Het is de opstandingsdag, Matt. 28:1; Joh. 20:1.
de Pinksterdag, Lev. 23:16, Hand. 2. Noach, 1 Petr. 3:20.
.
.
Het getal 9 is een drievoudige drie-eenheid:
.
de negenvoudige vrucht van de Geest, Gal. 5:22;
het uur van het gebed en van het avondoffer, Dan. 9:21;
het sterfuur van de Heer, Marc. 15:34;
9 zaligsprekingen, Matt. 5:3-12.
.
.
Het getal 10 drukt de verantwoordelijkheid van de mens uit tegenover God:
.
de tien woorden van de wet, Ex. 20 en 34;
Deut. 4:13; het geven van de tienden, Gen. 14:20: 28:22; 1 Sam. 8:15;
tien dagen op de proef, Dan. 1:12;
tien slaven en tien ponden, Luc. 19:13;
tien horens, Openb. 17:3 enz.
Waar zich 10 Israëlieten bevinden kan een synagoge gevormd worden. We kennen allemaal de Tien Geboden. Zie ook de 10 maagden op weg naar een bruiloft.
.
.
.
Het getal 12 geeft aan volmaaktheid in het goddelijk bestuur.
.
Er stonden 12 toonbroden in het heiligdom. Het nieuwe Jeruzalem heeft 12 poorten. Er waren 12 discipelen.
12 uren, Joh. 11:9;
12 maanden, 1 Kon. 4:7;
12 stammen, Ex. 24:4 en Ezech. 48:31 en Openb. 21:12;
12 edelstenen, Ex. 28:10 en Openb. 21:19-20;
12 toonbroden, Lev. 24:5:
12 fonteinen, Ex. 15:27;
12 discipelen, Luc. 6:13; Openb. 21:14;
12 manden, Marc. 6:43;
12 legioenen, Matt. 26:53;
12 poorten, Openb. 21:12.
.
pasteltekening van John Astria
Er waren 2 x 12 = 24 priesterklassen. In het boek Openbaringen 2 x 12 = 24 oudsten voor Gods troon. Komt veel voor als tijds-aanduiding
.
.
Het getal 40 is de tijd van opvoeding, beproeving en regering
.
Het volk was 40 jaar in de woestijn. Mozes was 40 dagen op de berg Horeb. De profeet Elia 40 dagen/nachten in afzondering. Jezus was eveneens 40 dagen in de woestijn.
de woestijnreis duurde 40 jaar;
Elia’s 40 dagen en veertig nachten, 1 Kon. 19:8;
de verzoeking in de woestijn was 40 dagen, Matt. 4;
er waren 40 dagen tussen Christus’ opstanding en hemelvaart.
De beproeving in het leven van :
Mozes, Hand. 7:13; Deut. 2:7;
Jozua, Joz. 14:7;
David, 2 Sam. 5:4;
Salomo, 1 Kon. 11:42;
Zie verder Gen. 7:4; 8:6; 25:20; 26:34; Ex. 2:16; 24:18; Num. 14:34; 33:38; 1 Sam. 4:18; 1 Kon. 6:17; Ezech. 4:6; Jona 3:4.
.
.
Er waren 4 x 12 = 48 steden voor de Levieten.
.
.
Na 7 x 7 jaren werd het 50e jaar als Jubeljaar gevierd.
.
Het jubeljaar was een echt Israëlische instelling. Het werd gevierd in elk 50e jaar, gerekend van herfst tot herfst en greep diep in in het sociale leven. Het kende vooral twee bepalingen. De eerste was dat een Israëliet (en diens wettige erfgenamen) het erfgoed van zijn familie weer terugkreeg, indien hij gedwongen was geweest het te verkopen of het op een andere wijze verloren had. De tweede bepaling regelde dat iemand, als hij zichzelf en zijn gezin als slaaf had moeten verkopen, in het Jubeljaar de vrijheid terugkreeg.
.
.
Het getal 70 is dat van de verantwoordelijkheid gedurende het hele leven:
.
Ps. 90:10; Jes. 23:15; Jer. 25:11; 29:10; Zach. 1:12; 7:5; Dan. 9:24; Ezra 6:15; Ex. 1:5; Richt. 8:30; 2 Kon. 10:1; Ex. 24:1; Num. 11:16; Ezech. 8:11; Luc. 10:1.
.
.
Het getal 153 spreekt van oordeel en genade.
.
Het aantal grote vissen dat door de discipelen gevangen werd na de opstanding van Jezus in de zee van Tiberias.
Zoals het kruis een schaduw- en een lichtzijde heeft, en het evangelie een reuk van het leven ten leven en een reuk uit de dood ten dode is. Zie 2 Kon. 1; Joh. 21:11.
.
Dit is het getal van 3 keer de onperfekte mens, symbool van de duivel (de antichrist en de valse profeet)
.
Het beest in Openbaring 13:18 -Hier is de wijsheid: wie verstand heeft, berekene het getal van het beest, want het is een getal van een mens, en zijn getal is zeshonderd zesenzestig.
Uitgebreide studie over -Getallen – in de Bijbel
.
A) De grootste getallen in de Bijbel vinden wij in Dan. 7:10 en Opb. 5:11; 9:16.
B) Bijna alle volken ontwikkelden het tientallig stelsel door het gebruik van de tien vingers. Het tientallig stelsel was van oudsher bij de Hebreeën in gebruik, wat blijkt uit het feit dat er voor 1, 10, 100, 1000 en 10.000 afzonderlijke woorden waren. De andere getallen werden aangegeven door meervoudsvormen of door optelling en vermenigvuldiging.
Ook de Israëlieten vonden natuurlijk de optelling, deling en vermenigvuldiging met 5 en 10 het gemakkelijkst.
De rekenkunde van de oude Israëlieten ging niet verder dan het dagelijks leven: het meten van akkers, het bouwen van huizen, de vervaardiging van maten en gewichten. Zij hadden voorliefde voor symmetrische verhoudingen tussen getallen, vooral in geslachtsregisters .
Net als wij gebruikte men voor het gemak graag een rond getal zoals 10, 100, 1000 of 10.000, maar ook 40 en 70. Een onbepaald begrip werd als enige door 1 en 2 (Ex. 21:21; Deut. 32:30; Job 33:29; Am. 4:9) maar ook wel door 2 en 3 uitgedrukt (Job 33:29; Am. 4:8), of door 4 en 5 (Jes. 17:6). Voor een onbepaalde veelheid gebruikte men 3 en 4 (Ex. 20:5; Am. 1:3,6), 6 en 7 (Job 5:19), 7 en 8 (Micha 5; Pred. 11:2).
.
pasteltekening van John Astria
.
C) Om getallen weer te geven gebruikte men de letters van het alfabet; de eerste negen letters van het alfabet duidden de eenheden, de volgend letters de tientallen en de vier eerste honderdtallen aan. De overige honderdtallen ontstonden door samenstelling van 400 met andere honderdtallen en verder door de vijf eindletters. De duizendtallen werden aangeduid met de letters die de eenheden uitdrukten, met twee punten daarboven. Bij samengestelde getallen staat het grotere getal vóór (rechts van) het kleinere.
D) De symbolische betekenis van getallen was bij allerlei volken bekend. Maar de Bijbelse getallensymboliek staat helemaal op zichzelf, bepaald door Israëls godsdienst en door Israëls geschiedenis.
.
In de eredienst had het getal zeven een religieuze betekenis. Op de vraag waarom de 7e dag de heilige dag is, zou de Israëliet antwoorden dat God in 6 dagen de wereld geschapen heeft en op de 7e dag rustte. Volgens kritische uitleggers is het juist omgekeerd: de instelling van de week en van de zevende dag is op het scheppingsverhaal overgedragen.
.
.
.
.
E) Ter aanduiding van een grote menigte gebruikte men als rond getal 1000 (Ex. 20:6; 34:7) en 10.000 (Deut. 32:30; Ps. 91:7; Matt. 18:24; 1 Kor. 4:15; 14:19); een heel lange periode werd spreekwoordelijk 1000 jaar genoemd (Ps. 90:4; 2 Petr. 3:8; Opb. 20:2vv).
.
.
.
.
.
.
Zijn er manieren om erachter te komen welke beloften van God voor ons vandaag gelden? Er staan honderden beloften in de Bijbel. Hoe kunnen we weten welke algemene beloften voor ons allemaal gelden, en welke specifieke beloften voor een specifiek persoon zijn?
1 Johannes 1:9 is een geweldig voorbeeld van een algemene belofte: “Maar als we het aan God vertellen als we verkeerd hebben gedaan en Hem om vergeving vragen, dan vergeeft Hij ons. Dan wast Hij ons weer schoon van elke ongehoorzaamheid, zoals Hij heeft beloofd.”
Deze belofte is een algemene belofte aan alle gelovigen. Een voorbeeld van een meer specifieke belofte staat in 1 Koningen 9:5, waar wordt geschreven aan Koning Salomo: “… dan zal Ik ervoor zorgen dat altijd één van jouw zonen koning van Israël zal zijn.”Door de context te bestuderen is het duidelijk dat de belofte gedaan wordt aan koning Salomo.
Richtlijnen om te onthouden:
Hieronder staan enkele beloften die te maken hebben met het dagelijkse leven van een christen:
Matteüs 11:28-29 – “Kom naar Mij als je moe bent. Kom naar Mij als je gebogen gaat onder het gewicht van je problemen! Ik zal je rust geven. Doe wat Ik je zeg. Leer van Mij. Want Ik ben vriendelijk en geduldig en bescheiden. Daarom zul je bij Mij innerlijke rust vinden.”
Filippenzen 4:19 – “Mijn God zal jullie in alles overvloedig geven wat jullie nodig hebben. Want Hij geeft overvloedig omdat Hij Zelf overvloedig bezit. Hij geeft ons in Jezus Christus van zijn rijkdom.”
Romeinen 10:9 – “Want als je met je mond hardop zegt dat Jezus de Heer is, en met je hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft teruggeroepen en levend heeft gemaakt, ben je gered.”
Romeinen 6:23 – “Het kwaad brengt altijd de dood: het is je loon voor wat je hebt gedaan. Maar de liefdevolle goedheid van God geeft een geschenk: het eeuwige leven, door onze Heer Jezus Christus.”
1 Korintiërs 10:13 – “Maar als je in de verleiding komt om iets verkeerds te doen, bedenk dan dit. Geen één verleiding is zó groot, dat je er niet tegenop zou kunnen. Want God laat je nooit in de steek. Hij zal niet toestaan dat je het zó moeilijk krijgt, dat je het niet meer aankan. Want Hij zal, als er verleidingen komen, ook voor de oplossing zorgen. Daardoor zul je sterk genoeg zijn om de juiste beslissingen te nemen.”
Johannes 10:10 – “Maar een dief komt alleen maar om te stelen en te doden en te vernietigen. Ik ben gekomen om leven te geven en overvloed.”
1 Johannes 1:9 – “Maar als we het aan God vertellen als we verkeerd hebben gedaan en Hem om vergeving vragen, dan vergeeft Hij ons. Dan wast Hij ons weer schoon van elke ongehoorzaamheid, zoals Hij heeft beloofd.”
De beloften van God zijn een gesproken of geschreven toezegging. Als God zegt dat Hij iets zal doen, dan doet Hij het ook. Als God zegt dat Hij iets niet zal doen, dan houdt Hij zich ook daar aan. Jozua 21:45 zegt: “Alles wat de Heer aan het volk Israël had beloofd, heeft Hij ook gedaan. Er is niets wat Hij niet gedaan heeft.”
De onvoorwaardelijke beloften – Dit zijn beloften die gedaan worden zonder enige voorwaarde.
De voorwaardelijke beloften – Deze soort beloften houden bepaalde kwalificaties of vereisten in. Daarom is het belangrijk om de context van een belofte te begrijpen. Het is niet verstandig om er zomaar een belofte uit te pikken en die ons toe te eigenen. Misschien was dat juist een voorwaardelijke belofte en kunnen we niet aan de eisen voldoen.
14 Gods beloften voor zegeningen en voorspoed
Gen.39:3 Toen zijn heer zag, dat de Here met hem was, en dat de Here alles wat hij ondernam onder zijn hand deed gelukken.
Joz.1:7 Alleen, wees zeer sterk en moedig en handel nauwgezet overeenkomstig de gehele wet die mijn knecht Mozes u geboden heeft; wijk daarvan niet af naar rechts noch naar links, opdat gij voorspoedig zijt, overal waar gij gaat. 8 Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.
1 Kron.22:13 Dan zult gij voorspoed hebben, indien gij stipt onderhoudt de inzettingen en de verordeningen, die de Here Mozes geboden heeft Israël op te leggen. Wees sterk en moedig; vrees niet en wees niet verschrikt.
Psalm 1:3 hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt; – al wat hij onderneemt, gelukt. 12 Wie is de man die de Here vreest? .…13 Hij zelf zal in voorspoed vertoeven.
Ps.75:7 Want het verhogen komt niet van oost of van west, noch uit de woestijn – 8 maar God is rechter, Hij vernedert deze en verhoogt gene.
Ps.32:10 maar wie op de Here vertrouwt, die omringt Hij met goedertierenheid.
Ps.112:1 Halleluja. Welzalig de man, die de Here vreest, die van harte lust heeft in zijn geboden. ..3 overvloed en rijkdom zijn in zijn huis, ..5 Voorspoedig is de man die zich ontfermt en uitleent, die zijn zaken recht behartigt.
Spr.28:13 Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming. 20 Een betrouwbaar man heeft veel zegen, maar wie naar rijkdom jaagt, blijft niet ongestraft.
Mal.3:10 Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de Here der heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten.
Matt.5:7 Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.
Luc.6:36 Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is. 37 En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. En veroordeelt niet en gij zult niet veroordeeld worden; laat los en gij zult losgelaten worden. 38 Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden.
3 Joh.1:2 Geliefde, ik bid, dat het u in alles wèl ga en gij gezond zijt, gelijk het uw ziel wèl gaat.
Efeze.6:1 Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Here, want dat is recht. 2 Eer uw vader en uw moeder – dit is immers het eerste gebod, met een belofte – 3 opdat het u welga en gij lang leeft op aarde.
15 Gods beloften in tijd van vrees
gen.15:1 Vrees niet, Abram, Ik ben uw schild; uw loon zal zeer groot zijn.
Gen.21:19 Wat deert u, Hagar? Vrees niet, want God heeft naar de stem van de jongen gehoord, daar waar hij is.
Ex.14:13 Maar Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, houdt stand, dan zult gij de verlossing des Heren zien, die Hij u heden bereiden zal.
Deut.3:22 gij zult voor hen niet vrezen, want de Here, uw God, is het, die voor u strijdt.
20:3 en zeggen: Hoor, Israël! Gij staat thans vlak voor de strijd tegen uw vijanden; laat uw hart niet week worden, vreest niet, wordt niet angstig en siddert niet voor hen.
Joz.1:9 Heb Ik u niet geboden: wees sterk en moedig? Sidder niet en word niet verschrikt, want de Here, uw God, is met u, overal waar gij gaat.
Joz.10:25 Toen zeide Jozua tot hen: Vreest niet en weest niet verslagen, weest sterk en moedig, want aldus zal de Here doen aan al uw vijanden, tegen wie gij strijdt.
Kon.6:16 Maar hij zeide: Vrees niet, want zij, die bij ons zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen zijn.
1 Kron.28:20 Toen zeide David tot zijn zoon Salomo: Wees sterk en moedig, en doe het: vrees niet en wees niet verschrikt, want de Here God, mijn God, is met u. Hij zal u niet begeven en u niet verlaten, totdat al het werk voor de dienst van het huis des Heren gereed is.
Ps 23:4 Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis (schaduwen des doods), ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij.
Ps 27:1 De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De Here is mijns levens veste, voor wie zou ik vervaard zijn? 3 Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet; al verheft zich een krijg tegen mij, noch- tans blijf ik vertrouwen.
Ps.34: 5 Ik heb den Here gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered.
Jes.41:13 Want Ik, de Here, uw God, grijp uw rechterhand vast; die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u.
Ps.46:2 God is ons een toevlucht en sterkte, een zeer bevonden een hulp in benauwdheden. 3 Daarom zullen wij niet vrezen, al verplaatste zich de aarde, al wankelden de bergen in het hart van de zee. 4 Laat bruisen, laat schuimen haar wateren, laat de bergen beven door haar onstuimigheid.
Jes.51:7 Vreest niet voor de smaad van stervelingen, wordt niet verschrikt vanwege hun beschimpingen.
Ps:56:4 Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U; 5 op God, wiens woord ik prijs. Op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen? …12 op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou een mens mij aandoen?
Ps.91:5 Gij hebt niet te vrezen voor de verschrikking van de nacht.
Ps.107:19 Toen riepen zij tot de Here in hun benauwdheid, en Hij verloste hen uit hun angsten; Ps.112:7 Voor een kwaad gerucht zal hij niet vrezen, zijn hart is gerust, vol vertrouwen op de Here; 8 zijn hart is standvastig, hij vreest niet.
Ps.118:6 De Here is met mij, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?
Spr.3:24 Indien gij u nederlegt, zult gij niet opschrikken, maar gij zult u nederleggen en uw slaap zal zoet zijn. 25 Vrees niet voor plotselinge schrik.
Jes.41:10 vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand.
Ezech.3:9 Als diamant, harder dan steen, maak Ik uw voorhoofd; vrees hen dan niet en wees niet beangst voor hun blik, want zij zijn een weerspannig geslacht.
Matt.10:24 Indien men aan de heer des huizes de naam Beëlzebul heeft gegeven, hoeveel te meer aan zijn huis-genoten! 26 Vreest hen dan niet.
29 Worden niet twee mussen te koop aangeboden voor een duit? En niet één daarvan zal ter aarde vallen zonder uw Vader. 30 En de haren van uw hoofd zijn ook alle geteld. 31 Weest dan niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven.
Luc.12:4 Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen.
2 Tim.1:7 Want God heeft ons niet gegeven een geest der vreesachtigheid, maar der kracht, en der liefde, en der gematigdheid.
Hebr.13:5 Want Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. 6 Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?
1 Petr.3:14 Al moest gij lijden om de gerechtigheid, toch zijt gij zalig. Doch vreest niet voor hun dreiging, en laat u niet verschrikken.
1 Joh.4:18 Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.
.
.
.
.
.
.
.
Zowel moslims als christenen vasten, maar hun doelen voor het vasten verschillen. Een moslim is verplicht om tijdens de Ramadan te vasten, om de Vijf Zuilen te onderhouden. Veel moslims streven tijdens hun vastentijd oprecht naar de zegen en vergeving van Allah.
.
.
.
.
Voor christenen is vasten geen plicht, maar een genot. Het overslaan van maaltijden geeft hen de gelegenheid om hun voldoening in God uit te drukken, in plaats van in voedsel. Hoewel met vasten noch Gods genade noch een plaats in het paradijs kan worden verdiend, vasten veel christenen toch en wel om de volgende redenen:
• om hun tevredenheid in God alleen uit te drukken (Lucas 4:4)
• om zichzelf voor God te vernederen (Daniël 9:3; 10:12)
• om God om hulp te vragen (2 Samuël 12:16; Ester 4:16; Ezra 8:23)
• om naar Gods wil op zoek te gaan (Handelingen 13:2-3)
• om zich van de zonde af te keren (Jona 3:5-10; 1 Koningen 21:25-29)
• om God zonder afleidingen te aanbidden (Lucas 2:36-38)
.
.
.
.
.Hoewel Jezus (Isa) het vasten aanmoedigde, zei Hij niet wanneer of hoe lang gevast moest worden. De religieuze leiders uit de tijd van Isa waren er trots op dat zij twee keer per week vastten, maar Jezus twijfelde aan hun oprechtheid. Christenen volgen Zijn voorbeeld.
.
.
.
Aan het begin van Isa’s openbare bediening, vóór Zijn grote wonderen en onderricht, vastte Hij veertig dagen lang. Daarna stelde de duivel Jezus op de proef, toen Hij hongerig en zwak was:
“Nadat hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, had hij grote honger… De duivel nam hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ‘Dit alles zal ik u geven als u voor mij neervalt en mij aanbidt.’ Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.”’ Daarna liet de duivel hem met rust, en meteen kwamen er engelen om voor hem te zorgen.” (Matteüs 4:2, 8-11)
Satan probeerde Jezus tot de zonde te verleiden, maar Jezus bleef perfect – in tegenstelling tot alle andere mensen in de geschiedenis.
.
.
.
.
.
.
• Vast niet om godsdienstig te lijken in de ogen van andere mensen
.
“Wanneer jullie vasten, zet dan niet zo’n somber gezicht als de huichelaars, want zij doen dat om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.” (Matteüs 6:16-18)
.
.
• Vast niet om vergeving van je zonden te verdienen
.
(Farizeeër = iemand die bij een zekere religieuze, fundamentele Joodse sekte behoorde)
“De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf:
‘God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.’ De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: ‘God, wees mij zondaar genadig.’ Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden” (Lucas 18:11-14).
Jezus leerde ons dat we met vasten geen toegang tot de hemel kunnen verdienen. Onze zonden maken onze beste religieuze daden onwaardig.
.
.
.
.
.
Jezus onderwees dat het volgen van Gods heilige wil meer voldoening zal brengen dan eten:
“Intussen zeiden de leerlingen tegen Jezus: ‘Rabbi, u moet iets eten.’ Maar hij zei: ‘Ik heb voedsel dat jullie niet kennen.’ ‘Zou iemand hem iets te eten gebracht hebben?’ zeiden ze tegen elkaar. Maar Jezus zei: ‘Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien’.” (Johannes 4:31-34)
.
.
.
“‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’” (Johannes 6:35-40)
Net zoals we zullen sterven als we niet eten, zo zullen we ook geestelijk sterven (dat wil zeggen: eeuwig van God afgescheiden worden in de hel) als we Jezus niet ontvangen. Hij is het Brood van het Leven. Omdat Hij “uit de hemel neerdaalde” en uit een maagd geboren werd, noemde Jezus God Zijn Vader. Jezus bewees met Zijn perfecte leven, dood en opstanding dat Hij Goddelijk is; Hij is Gods Zoon. Jezus Christus voerde de wil van Zijn Vader uit: Hij redde zondaars door hun straf aan het kruis op Zich te nemen. Door Jezus uit de dood op te wekken toonde God dat de offergave van Jezus aanvaard werd.
Heb jij het Brood van het Leven ontvangen? Jij moet je van je zonden afkeren en op de dood en de opstanding van Jezus vertrouwen om je te redden – niet op je eigen goedheid en daden, zoals vasten.
Nadat Hij je van jouw zonden verlost, geeft Jezus jou het verlangen en de kracht om God door middel van goede daden te eren:
“Maar nu, bevrijd van de zonde en in dienst van God, oogst u toewijding aan hem en zelfs het eeuwige leven. Het loon van de zonde is de dood, maar het geschenk van God is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer.” (Romeinen 6:22-23)
.
.
Pasteltekening van John Astria
.
.
.
.
1. ‘De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed hebben’ (Johannes 10:10)
Dit vers wordt gebruikt om te suggereren dat God in alles het geluk voor ogen heeft voor Zijn volgelingen. Maar daarmee wordt de context rondom dit vers verwaarloosd. De overvloed waar dit vers over spreekt, heeft te maken met het kennen en gekend worden door Jezus. Dat zijn niet-materiële zaken.
2. ‘U krijgt niet, omdat u niet bidt’ (Jakobus 4:2)
Dit vers wordt binnen het welvaartsevangelie gebruikt om biddend te claimen wat je zelf niet bezit. Wanneer je niets hebt, komt dat omdat je niet genoeg gebeden hebt. Maar deze interpretatie negeert het vers dat volgt: ‘U bidt wel, maar u ontvangt niet, omdat u verkeerd bidt met het doel het in uw hartstochten door te brengen.’
Het gebed is cruciaal in het leven van een christen. Dit als middel gebruiken om eigen verlangens af te dwingen bij God gaat ook in tegen het gebed dat Jezus bad aan de vooravond van Zijn kruisiging: ‘Laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden’ (Lukas 22:42).
3. ‘Er is niemand die huis of broers of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers verlaten heeft omwille van Mij en om het Evangelie, of hij ontvangt honderdvoudig, nu in deze tijd.’
Welvaartspredikers leggen graag de nadruk op geven, zodat hun visie op het eerste gezicht in lijn lijkt met de Schrift. Maar de motivatie die erachter zit verstoort de Bijbelse boodschap. De predikers denken door financiële donaties te geven dit 100 maal terug te ontvangen.
Dit is uiteraard niet de juiste uitleg van het desbetreffende vers. Het volgende vers geeft duidelijkheid: ‘Maar veel eersten zullen de laatsten zijn, en veel laatsten de eersten.’ Hier wordt gehoorzaamheid en discipelschap aangemoedigd in plaats van persoonlijk gewin.
4. ‘De zegen van Abraham is in Christus Jezus tot de heidenen gekomen, opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof’ (Galaten 3:14)
Welvaartspredikers gebruiken dit vers om te verwijzen naar het in Genesis gesloten verbond met Abraham en concluderen daaruit dat God de nakomelingen van Abraham financiële zegeningen heeft beloofd. Opnieuw wordt een Bijbelgedeelte verwaarloosd.
In hetzelfde gedeelte staat vermeld dat Jezus is geofferd, zodat wij door het geloof de belofte van de Geest ontvangen. Paulus herinnert de Galaten hier aan de geestelijke zegeningen als gevolg van Jezus’ redding – wat niets te maken heeft met aardse rijkdom.
5. ‘Want u kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden’ (2 Korinthiërs 8:9)
Welvaartspredikers suggereren aan de hand van dit vers dat Jezus’ dood ons rijkdom geeft. De meeste christenen zijn het erover eens dat wanneer Paulus zegt dat Jezus ‘rijk’ werd, hij verwijst naar Zijn status als de Zoon van God. En Zijn armoede is een verwijzing naar Zijn vrijwillige daad om mens te worden. Paulus maakte de vroege christenen duidelijk dat Zijn doel gelijkheid was.
6. ‘Geliefde, ik wens dat het u in alles goed gaat en dat u gezond bent, zoals het uw ziel goed gaat’ (1 Johannes 3:2)
Binnen het welvaartsevangelie wordt naar aanleiding van dit vers beweerd dat lichamelijke gezondheid onlosmakelijk verbonden is met geestelijke groei. Wanneer iemand voldoende geloof bezit, zal hij of zij lichamelijke zegeningen ontvangen. Maar dit vers is ‘gewoon’ het begin van een brief aan Johannes door middel van een groet.
Dit zou je kunnen vergelijken met iemand die uit beleefdheid aan het begin van een brief de ander het goede toewenst. Het gaat hier niet om een belofte en dit mag zeker niet worden opgevat als de belofte dat Gods kinderen niet ziek kunnen worden.
7. ‘Breng al de tienden naar het voorraadhuis, zodat er voedsel in Mijn huis is. Beproef Mij toch hierin, zegt de Heer van de legermachten, of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen, en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn’ (Maleachi 3:10)
Dit vers wordt vaak als krachtig hulpmiddel gebruikt bij fondsenwerving onder welvaartspredikers. Gelovigen worden zo gemanipuleerd om tienden te geven, waarna ze er veel meer voor zullen terugkrijgen. Maar dit vers is niet van toepassing op individuele rijkdom. Integendeel, het komt voort uit de historische situatie van het volk Israël.
De Israëlieten waren ongehoorzaam aan God door onvoldoende voedsel te geven aan de nationale opslagplaats, dat werd gebruikt door de priesters. God vermaande Zijn volk en riep op tot gehoorzaamheid. Als zij zouden gehoorzamen, zou beloning volgen.
8. ‘De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen’ (Jesaja 53:5)
De meeste christelijke geleerden lezen dit vers als een profetie waarin de overwinning op onze zonden wordt vermeld, dankzij het verzoenende werk van de Heer Jezus. Maar welvaartspredikers gebruiken dit vers om duidelijk te maken dat geloof zal leiden tot lichamelijke genezing.
Eén van de oprichters van het welvaartsevangelie schreef: “Het plan van onze Vader is, dat Hij in Zijn grote liefde en barmhartigheid, geen enkele gelovige ooit nog ziek wordt. Iedere gelovige zal zijn volledige levensduur in gezondheid op aarde zijn.”
9. ‘Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de Heer. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven’ (Jeremia 29:11)
Dit is één van de meest onbegrepen Bijbelverzen onder christenen. Jeremia 29:11 wordt gebruikt om anderen goed nieuws te beloven en suggereert dat God iedere slechte situatie in ons voordeel gebruikt. Dit vers is niet bedoeld voor hedendaagse christenen die hun baan hebben verloren. Het was een door God gegeven belofte aan het volk van Israël, waaruit blijkt dat God op Zijn eigen tijd het volk zou herstellen.
10. ‘Als u iets vragen zult in Mijn Naam, Ik zal het doen’ (Johannes 14:14)
Dit is vergelijkbaar met het misbruiken van Jakobus 4:2 door welvaartspredikers. Alsof God alle gebeden van gelovigen zou beantwoorden. Christenen die bidden voor financiële rijkdom doen er verstandig aan om Mattheüs 19:24 te lezen: ‘Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat.’
In Johannes 14:14 moedigt Jezus zijn discipelen aan om het Evangelie te verspreiden. Dit vers moet dan ook worden gelezen in de context van de verzen die erop volgen: ‘Wie in Mij gelooft, zal de werken doen die Ik doe’ (vers 12) en ‘Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht’ (vers 15).
We kunnen deze vragen uit historische interesse stellen, maar het is ook duidelijk dat ‘zegen en vloek’ in
onze samenleving steeds actueler worden. In de christelijke gemeente wordt vaak een zegen uitgesproken, bijvoorbeeld aan het eind van een dienst of bij een huwelijkssluiting. Maar hoe komt het dat er bijna nooit een vervloeking klinkt?
Uit contacten met beoefenaars van occulte praktijken en aanhangers van andere godsdiensten blijkt dat er soms veel waarde gehecht wordt aan vervloekingen. Men gelooft in de werking van deze zwarte magie, en zelfs dat deze kan doorwerken in de generaties. En aan de andere kant is er ook de witte magie die mensen genezing en voorspoed moet brengen.
We geven aandacht aan dit onderwerp door met name stil te staan bij de eerste Bijbelboeken. Daarbij ligt de nadruk meer op ‘vervloeking’ dan op ‘zegening. Het is van belang te beseffen dat het woord ‘vloek’ in de Bijbel niet hetzelfde betekent als wat er in onze maatschappij meestal onder wordt verstaan: het oneerbiedig en profaan gebruiken van de naam van God.
Een vloek in de Bijbel betekent een vervloeking in de naam van God of andere goden, met de bedoeling dat Gods straf een bepaalde persoon zal treffen. Het lichtvaardig en ongeoorloofd gebruik van de naam van God valt onder het verbod van Ex.20:7, maar wordt met andere woorden omschreven dan ‘vloek’.
Uit de Bijbel wordt duidelijk dat het van groot belang is de zegen van God te ontvangen. Die is nodig voor vruchtbaarheid, voorspoed, bescherming, bevrijding, genezing, bewaring, kracht en om verhoogd en begunstigd te worden. Het ideaal is een gezegend leven; daarentegen is een leven zonder Gods zegen, of een leven onder Gods vervloeking het ergst denkbare (Ps.129:8; Jer.17:5-6; 20:14), want dat betekent hongersnood, ziekte en alle mogelijke tegenslagen, zodat het niet meer mogelijk is om te leven (Deut.28).
Mensen kunnen ook elkaar vervloeken, maar omdat in Israël het eigenlijke subject van de zegen en vloek
de Heer is (Num.6:27; 23:8,26), kan Hij in zijn vrijheid de zegen in een vloek (Mal.2:2) en de vloek in
een zegen veranderen (Deut.23:5 en Neh.13:2).
Uit diverse geschiedenissen kunnen we opmaken dat allerlei personen een zegen kunnen en mogen uitspreken. Noach, de aartsvaders, Mozes, Jozua, David en Salomo. Maar in bijzondere mate zijn het de priesters, de zonen van Aäron, die een zegen mogen uitspreken en daarmee de naam van JHWH op het volk leggen (Num.6:22-27). Volgens Deut.10:8 is het één van de hoofdfuncties van de priesters om de Israëlieten te zegenen :
‘Toen zonderde de HERE de stam van de Levieten af om de ark van het verbond des Heren te dragen, voor de Here te staan om Hem te dienen, en in zijn naam te zegenen tot op deze dag.’ De macht van de zegen is direct verbonden met de bereidheid en de macht van God om de zegen te verstrekken.
In 2Kr.30:27 staat :
‘Toen stonden de Levitische priesters op en zegenden het volk, en hun stem werd gehoord; hun gebed kwam tot in zijn heilige woning, tot in de hemel.’
Hier worden zegen en gebed parallel geplaatst en daardoor tot op zekere hoogte gelijkgeschakeld. Het is een spreken vanuit een goddelijke opdracht, waarbij verwacht wordt dat de woorden effect hebben. Daarom staat er ook in het volgende vers dat deze handeling betekent ‘mijn naam op de Israëlieten leggen’ en de belofte ‘en Ik zal hen zegenen’ (vs.27). De vervulling is echter geen automatisme, maar hangt mede af van de gehoorzaamheid van de Israëlieten.
De woorden voor zegen en zegening komen maar liefst 516 keer voor in de Bijbel, terwijl de begrippen
die verband houden met vervloeken 199 keer aangetroffen worden. De laatste categorie is 180 keer aanwezig in het OT, terwijl het NT slechts aan een aantal van 19 komt. Deze getallen vormen een belangrijke aanwijzing voor de belangrijkheid van de woorden die nu onderzocht worden.
Het boek Job gebruikt ‘zegenen’ zeven maal in het raamwerk (hfst. 1, 2 en 42), waarvan vier keer in de betekenis van ‘vervloeken’. De SV vertaalt de uitspraak van de vrouw van Job heel letterlijk met ‘Zegen God en sterf’, terwijl de NV de bedoeling weergeeft met: ‘Zeg God vaarwel en sterf!’ (2:9; vgl. 1:5).
De houding van Job, in het zegenen van God, is een aanzet tot een latere ontwikkeling dat de zegen niet gelijk is aan voorspoed; zegen behoeft het lijden niet uit te sluiten. Soms heeft de vloek de vorm van een gebed voor goddelijk ingrijpen, zoals in Jer.18:21-23. Tevensmoet er iets zijn bij het slachtoffer, waardoor de vloek geldigheid kan krijgen, want een onverdiende vervloeking werkt niet:
‘Gelijk een mus wegfladdert en een zwaluw heenvliegt, zo is een ongegronde vloek: hij treft geen doel’ (Spr.26:2). Een niet te rechtvaardigen vloek kan zelfs terugkeren op de persoon die hem heeft uitgesproken (Ps.109:17-20).
Zoals reeds aangegeven, is het van belang dat de vervloeking in naam van God uitgesproken wordt. Maar het is ook mogelijk dat God zelf een negatieve, vervloekende uitspraak over iemand doet. De eerste keer dat we dit tegenkomen in de Bijbel, is de uitspraak over de slang die Adam en Eva verleid heeft. De slang krijgt te horen:
‘Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt onder al het vee en onder al het gedierte van het veld’ (Gen.3:14). Het is opmerkelijk dat Adam en Eva wel gestraft, maar niet vervloekt worden. Ze zullen voortaan moeten zwoegen op de aarde die vervloekt wordt en doornen en distels voortbrengt (3:17; vgl. 5:29).
Het feit dat de eerste mensen niet vervloekt worden, is een teken van hoop te midden van alle donkere gebeurtenissen. In het volgende hoofdstuk staat de doodslag van Kaïn op zijn broer Abel beschreven. Als straf krijgt de moordenaar het volgende oordeel te horen:
‘Vervloekt bent u, ver van de bodem die zijn mond heeft opengesperd om het bloed van uw broeder van uw hand te ontvangen’ (4:11).
Maar als Kaïn bezwaar maakt tegen de zware straf, krijgt hij goddelijke bescherming.
‘Ieder, die Kaïn doodt, zal zevenvoudig boeten’ (4:15).
Hoewel het woord hier niet gebruikt wordt, kan deze uitspraak als een voorwaardelijke vloek opgevat worden.
Wanneer later Abram geroepen wordt om naar Kanaän te gaan, krijgt hij van Godswege mee :
‘wie u vervloekt/verwenst, zal Ik vervloeken’ .
In Lev.26 en Deut.28 staan zegeningen en vervloekingen die gekoppeld zijn aan de houding van de Israëlieten tegenover het verbond. Deze uitspraken worden door Mozes in Gods naam gedaan.
De eerste keer dat een mens een vervloeking uitspreekt over een ander, is gedocumenteerd in de geschiedenis van Noach. Hij spreekt:
‘Vervloekt zij Kanaän, een knecht der knechten zij hij voor zijn broeders’ (9:25).
De latere geschiedenis bevestigt de uitwerking ervan. Isaak zegent zijn beide zonen, en spreekt een vloek uit over wie Jakob zou vervloeken (Gen.27:29; vgl. 12:3). De Filistijn Goliat vervloekt David bij zijn goden (1Sam.17:43). Simi vervloekt David tijdens diens vlucht uit Jeruzalem (2Sam.16:5- 14). Beide verwensingen en vervloekingen blijken echter niet te werken ten opzichte van Gods verkoren koning. Dit is een belangrijke aanwijzing dat zegen en vloek niet magisch werken, maar afhankelijk zijn van goddelijke activiteit.
In het boek Richteren staat beschreven dat de moeder van de leviet Micha een vervloeking heeft uitgesproken over de dief van elfhonderd zilverstukken. Micha heeft die uitspraak gehoord en gaat naar zijn moeder toe om te erkennen dat hij het geld weggenomen heeft. Daarop verandert de moeder de vervloeking in een zegen:
‘Gezegend zij mijn zoon door de HERE’ en zij besluit om het geld voor de dienst van God te besteden, al doet ze dat op haar eigen manier (Ri.17:1-3).
Spr.26:2 geeft aan dat een vloek zonder grond geen schade zal doen (zie par. 3; vgl. ook Ez.13:18-23). Wanneer Israël leeft naar Gods wil, zal Hij beschermen tegen kwade machten en wie Hij zegent, zal gezegend zijn. Dus theoretisch was het mogelijk dat Bileam, een afgodendienaar in het Oude Testament, vervloekingen had uitgesproken die toch geen uitwerking hadden.
Het is onjuist een magische opvatting van vloeken te hebben, waardoor God wel ‘verplicht’ is geweest het uitspreken van deze negatieve woorden te verhinderen. God laat in de geschiedenis van Bileam zien dat Hij regeert, en kwade voornemens kan ombuigen, maar zelfs wanneer de vervloekingen geuit worden, kan Hij zijn volk behoeden. Problemen ontstaan uiteraard als Hij zijn bescherming terugtrekt, gewoonlijk vanwege zonden van de Israëlieten. Dan krijgen kwade machten meer mogelijkheden.
Er zijn veel overeenkomsten met zegen- en vloekbepalingen van oude verdragsteksten. De zegen en de vloek worden op mensen gelegd en de verwerkelijking van deze bepalingen is afhankelijk van hun gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid. Het is duidelijk de God van Israël die de zegen verleent of straft. Wanneer later koning Josia de profetes Chulda om raad vraagt met betrekking tot het gevonden wetboek, zegt zij:
‘Zo zegt de HERE: zie, Ik breng onheil over deze plaats en over haar inwoners: al de vervloekingen die geschreven staan in het boek dat men de koning van Juda heeft voorgelezen’
De inwoners hebben de wetten overtreden, de inzetting ontdoken en het eeuwig verbond verbroken.
Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar bewoners boeten (vgl. ook Dan.9:11 en Zach.5:3).
De uitwerking van de vloek betekent hier oordeel en onheil dat mensen treft. Overigens is het na uitvoering van de straf, die zelfs tot ballingschap kan leiden, mogelijk dat het volk tot inkeer komt en dat het weer gezegend wordt. Dit gebeurt op grond van Gods trouw aan zijn verbond met de aartsvaders (Lev.26:40-45 en Deut.30:1-10). De Here zal dan zelfs de vervloekingen op hun vijanden leggen.
.
.
Mozes geeft opdracht dat Israël in het beloofde land naar de bergen Ebal en Gerizim moet gaan voor een
speciale ceremonie, om hun verantwoordelijkheden te benadrukken. Het volk moet een keuze maken tussen de zegen en de vloek (Deut.11:26-30). Bij de plaats Sichem moeten zes stammen op de berg Gerizim gaan staan om het volk te zegenen en zes op de berg Ebal voor de vloek (Deut.27:11-26). De inhoud ervan wordt niet genoemd, maar wel staan er twaalf vervloekingen die door de Levieten uitgesproken moeten worden.
Het gehele volk moet deze uitspraken beamen. Later leidt Jozua de Israëlieten naar de Ebal en de Gerizim, en daar wordt de ceremonie uitgevoerd (Joz.8:30-35). De twee bergen zijn voor altijd het zichtbare symbool van de twee mogelijkheden die God het volk voorhoudt. Het volk neemt door het uitspreken van ‘amen’ de inhoud van het verbond op zich en spreekt zelf uit dat een vervloeking mag komen wanneer men ongehoorzaam is.
Jezus spreekt in Mat.25:31-46 over het toekomstige oordeel. Dan zal Hij ‘de gezegenden’ welkom heten en ‘de vervloekten’ van zich stoten. Hun bestemming heeft te maken met de manier waarop ze zich in dit leven opgesteld hebben ten opzichte van zijn minste broeders en daarmee ten opzichte van Hem. De Heiland roept zijn volgelingen op om hun vijanden lief te hebben, te zegenen wie hen vervloeken en te bidden voor hen die smadelijk tegen hen handelen (Luc.6:27-28). De apostelen trekken die lijn door ten
opzichte van vervolgers en kwaaddoeners (Rom. 12:14; 1Pet.3:9).
Maar tegen dwaalleraren met valse leringen en praktijken of mensen onder invloed van een kwade macht (bv. Hand.13:6-12), die het Evangelie tegenwerken en verdraaien, worden wel vervloekingen uitgesproken. In 1Kor.16:22 staat het anathema:
‘Indien iemand de Here niet liefheeft, hij zij vervloekt’.
Pasteltekening van John Astria
Mensen mogen niet zomaar een zegen en vloek uitspreken. In de eerste plaats is van belang in wiens naam (met welk gezag) deze woorden gezegd worden en in de tweede plaats zijn geloof en leven van de ontvanger belangrijk. Wat de zegen betreft: in de eenheid van spreken en aanvaardend luisteren wordt de aanwezigheid van God op de levensweg beloofd. De zegen is met Gods gebod verbonden.
In de actuele discussie over inhoud en zin van zegenhandelingen is het daarom nodig een grens te trekken, omdat eis en belofte niet van elkaar te scheiden zijn. Net zo min als er ‘goedkope genade’ is, is er een ‘goedkope zegen’. Het zegenen van ongeoorloofde oorlogen, en het zegenen van ongeoorloofde relaties is daarom een innerlijke tegenstrijdigheid. Wie een zegen wil ontvangen, zal ook rekening moeten houden met de mogelijkheid van vervloeking. De werking van de zegen en vloek hebben immers alles te maken met de houding tegenover God.
De vloek heeft in de theorie en praktijk van het protestantisme bijna geen betekenis meer, maar de interesse in zegenhandelingen neemt sterk toe. Om magisch misverstand te voorkomen, is de zegen vanaf de 17e eeuw vaak als zegenwens of zegenbede opgevat. Echter, een zegenwens is geen zegen in de eigenlijke zin van het woord, want hij richt zich niet op de medemens maar op God, en wordt niet meegedeeld.
De laatste jaren komt er wel meer belangstelling voor de doorwerking van vloeken die te maken hebben met occulte praktijken. Wanneer mensen de door God gegeven grens overschrijden en zich bezighouden met verboden praktijken (Deut.18:9-14) kan dat een occulte belasting met zich meebrengen. Ook kunnen mensen in de naam van allerlei goden ( demonen ) of van satan een vervloeking over anderen uitspreken. Ook een zelfvervloeking komt voor, bijvoorbeeld in de eden die leden van de Vrijmetselarij zweren; wanneer men uit deze beweging stapt en geheimen verraadt, rusten zelfvervloekingen op hen en hun nageslacht.
In het NT staan geen teksten die de vloek direct verbinden met de opeenvolging van de geslachten, maar het is wel zo dat de zonde van Adam doorwerkt in alle volgende generaties (Rom.5) en dat Paulus bij de heidenen een proces ziet waarin de waarheid in ongerechtigheid ten onder is gehouden, waardoor daar de meest verkeerde handelingen plaatsvinden (Rom.1).
We moeten voorzichtig zijn om de veroordeling ‘tot in het derde en vierde geslacht’ (Ex.20:5; Deut.5:9) en de uitsluiting van zelfs het tiende geslacht (Deut.23:2-3) ongewijzigd over te brengen naar onze tijd, maar de zojuist genoemde gedeelten uit de brief aan de Romeinen en de pastorale praktijk maken wel duidelijk dat er een langdurige doorwerking in de generaties kan plaatsvinden.
Bestudering van de gehele Bijbel leert ons, dat in Genesis (voor de tijd van het verbond aan de Sinaï) en ook in het NT, God zijn normen stelt die zegen met zich meebrengen, maar dat ongehoorzaamheid straf en vervloeking opleveren.
De kern van de zaak is in de gehele Schrift terug te vinden, maar het is waar dat de sterk aards gekleurde zegen en vloek in het NT een andere gedaante krijgen. Daar is het lijden om Christus’ wil, en daarmee
verdrukt worden door een vijand, een erezaak geworden (Mat.5:11). We moeten oppassen om ‘het lijden
van deze tegenwoordige tijd’ (Rom.8:18) niet uitsluitend negatief te zien. God wil voor zijn kinderen alles
laten meewerken ten goede (8:28).
Omdat in het NT het leven na de dood een veel grotere plaats inneemt dan in het OT, komen veel zaken in een ander perspectief te staan. Het NT verscherpt in zekere zin zegen en vloek. Want de onrechtvaardigen zullen niet slechts gestraft worden met honger of ballingschap, maar worden uitgesloten uit het Koninkrijk van God (1Kor.6:9-10).
Terwijl Paulus elders eerst schrijft dat zij die zich door de Geest laten leiden niet onder de wet zijn, voegt hij eraan toe, dat zij die de werken van het vlees doen, zoals onreinheid, toverij, nijd en dronkenschap, het Koninkrijk niet zullen beërven (Gal.5:18-21). Petrus roept op tot een levenswandel van liefde en barmhartigheid, en om geen kwaad met kwaad te vergelden, ‘maar zegent integendeel, omdat u hiertoe geroepen bent, dat u zegen zou beërven’ (1Pet.3:8-9). Een christen zal op deze wijze dus zeker zegen ontvangen.
Wie vertrouwt op God en de geestelijke wapenrusting aandoet (Ef.6), zal veilig zijn tegen de vele vurige pijlen die de boze op ons afvuurt. Dan geldt de belofte van 2Tes.3:3 :
‘Getrouw is de Here, die u sterken zal en u bewaren voor de boze’.
Maar wie zich met verboden zaken inlaat en zondigt, zal daar de negatieve gevolgen van ervaren. Terwijl tot de zondaren gezegd wordt ‘Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler’ klinkt tot de gelovigen:
‘wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd’.
De reden daarvoor is, dat Christus spoedig komt en zijn loon bij Hem is, om een ieder te vergelden naar dat zijn werk is (Op.22:11-12). Zegen en vloek komen zo in eeuwigheidsperspectief te staan.