Tagarchief: bloemhoofdjes

Vertakte leeuwentand : Leontodon autumnalis

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

.

 

 

Goed te herkennen aan
– de paardenbloem-achtige bloemhoofdjes, waarvan de buitenste lintbloemen aan de onderkant een brede rode streep hebben en
– de smalle eindslip van de bladeren en
– de vertakte, bladerloze bloeistengels, die onder het hoofdje iets verdikt zijn

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Vertakte leeuwentand is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende plant van 7 tot 45 cm hoog. Ze groeit op open plaatsen op vochtige, voedselrijke, soms brakke grond in graslanden en bermen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeiperiode loopt vanaf juli tot en met oktober. Ze bloeit met paardenbloem-achtige bloemhoofdjes van 2 tot 3,5 cm, waarvan de buitenste lintbloemen aan de onderkant een brede rode streep hebben. De bloem- hoofdjes zijn geel,  staan aan het einde van de kale of weinig behaarde stengel en zijstengels, en vormen samen een losse pluim. Onder het hoofdje is de bloeistengel iets verdikt. De overgang tussen stengel en omwindsel is geleidelijk.

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren staan in een rozet aan de voet van de stengel. Ze blijven ’s winters groen, zijn langwerpig tot lancetvormig, kaal tot weinig behaard en bochtig getand tot veervormig gedeeld met lange smalle eindslip. De overige slippen zijn eveneens smal en staan ver uit elkaar. De bladeren hoger aan de stengel (niet de bloei-stengel) zijn lijnvormig met gave rand. De bloeistengel heeft geen bladeren; wel vrij veel schubvormige bladeren vooral aan het bovenste gedeelte.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Vertakte leeuwentand lijkt veel op gewoon biggenkruid. Het duidelijkste verschil is de bladtop; bij gewoon biggenkruid is de top breed driehoekig, bij vertakte leeuwentand smal langwerpig. Daarnaast verschilt de kleur van de onderkant van de buitenste lintbloemen; bij gewoon biggenkruid zijn ze blauwachtig grijs, bij vertakte leeuwentand rood. Ruige en kleine leeuwentand hebben allebei knikkende knoppen en een onvertakte stengel. Vertakte leeuwentand behoort tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.

 

 

 

gewoon biggenkruid

 

 

 

kleine leeuwentand

 

 

 

ruige leeuwentand

 

 

.

In totaal bestaat de groep uit 39 soorten. Ze zijn te verdelen in twee groepen :

 

– de groep met minimaal 2 volwaardige bladeren aan de bloeistengel; zie de pagina “Sleutel gele composieten met blad“.

– de groep met een kale bloeistengel of met hooguit 1 blad of een aantal schubvormige bladeren. Hiertoe behoort vertakte leeuwentand. Zie de pagina “Sleutel gele composieten zonder blad

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen
– 7 tot 45 cm

Bloem
– gele lintbloemen
– vanaf juli t/m oktober
– hoofdjes in een pluim
– 2 tot 3,5 cm

Blad
– rozet
– enkelvoudig
– langwerpig tot lancetvormig
– veervormig gedeeld
– top stomp
– rand gaaf of bochtig getand
– voet steelachtig versmald
– veernervig

Stengel
– rechtop
– kaal of weinig behaard
– rolrond en gegroefd
– vertakt

zie wilde bloemen

 

.

 

 

 

 

 

 

 

 

Wilde bertram : Achillea ptarmica

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

.

Goed te herkennen aan
– de losse bloemschermen met witte bloemhoofdjes en
– de smalle, lancetvormige bladeren met fijn gezaagde rand

 

 

 

.

 

Algemeen

 

Wilde bertram is een algemeen voorkomende overblijvende plant van 30 tot 90 cm hoog. Ze groeit op natte, meer of minder voedselrijke grond aan waterkanten, in graslanden, uiterwaarden, greppels en bermen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf juli tot en met september met witte schermachtige bloeiwijzen. De bloemhoofdjes bestaan uit 8 tot 13 witte straalbloemen en in het hart talrijke 5-tandige geelachtig witte buisbloemen.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

De wortel bevat een scherpe, maar lekker smakende stof en werd daarom vroeger gekauwd.

 

.

 

 

 

 

Vergelijkbare soort

 

Wilde bertram is het makkelijkst te onderscheiden van duizendblad door de bladvorm. Duizendblad heeft dubbel geveerde bladeren, terwijl wilde bertram ongedeelde bladeren (met gezaagde rand) heeft.
Daarnaast zijn de bloemhoofdjes van wilde bertram groter en hebben ze meer witte straalbloemen dan de bloemhoofdjes van duizendblad. Verder bestaan de bloemschermen van wilde bertram uit minder bloemhoofdjes, de schermen zijn minder compact.

 

 

duizendblad

 

 

 

duizendblad

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– algemeen voorkomend
– 30 tot 90 cm

Bloem
– witte straalbloemen
– geelachtig witte buisbloemen
– vanaf juli t/m september
– hoofdjes in losse schermen
– 12 tot 18 mm
– omwindselblaadjes viltig behaard

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top spits
– rand gezaagd
– voet gevleugeld
– veernervig
– meestal kaal
– glanzend

Stengel
– rechtop
– bovenaan behaard en vertakt
– meerkantig

zie wildebloemen

 

 

 

.

 

 

 

 

Speerdistel : Cirsium vulgare

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de forse, helder roze tot lichtpaarse bloemhoofdjes met stekelig omwindsel en
– de vorm van de bladeren; ze lijken op een speer

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Een zeer algemeen voorkomende grote distel is speerdistel die wel 1,2 meter hoog kan worden. Het is een tweejarige plant. Het eerste jaar vormt zich een groot rozet van bladeren (zie laatste foto), die gelijk een spinnen- web behaard zijn. Het tweede jaar gaat ze de hoogte in en vormt bloemen en vruchten. De bladeren van het tweede jaar zijn ruw behaard. Speerdistel groeit op zonnige open plaatsen, zoals ruige bermen, weilanden en dijken. Ze wordt ook als sierplant gebruikt.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit in juli en augustus. De bloemhoofdjes zijn helder roze tot lichtpaars, zelden wit. Ze zijn 3 tot 5 cm lang. De hoofdjes zijn net onder de buisbloemen iets ingesnoerd. Onder het hoofdje met buisbloemen zit het omwind- sel. De omwindselbladeren zijn stekelig en afstaand. De stuifmeelrijke bloemhoofdjes worden druk bezocht door insecten.

 

 

Speerdistel

 

 

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren lopen uit in lange puntige gele stekels, hebben een iets omgekrulde rand en lijken op een speer.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Speerdistel onderscheidt zich van de andere distels het meest door haar bladeren. Ook heeft de plant van alle distels de scherpste en grootste stekels. Zie “Sleutel distels” voor een compleet overzicht.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– tweejarig
– zeer algemeen voorkomend
– tot 120 cm hoog

Bloem
– helder roze tot lichtpaarse
buisbloemen
– juli en augustus
– hoofdje
– alleenstaand
– 3 tot 5 cm
– omwindselbladen stekelig, afstaand
en licht spinnenwebachtig behaard

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– veervormig ingesneden
– top stekelpuntig
– rand iets omgekruld en met stekels
van 0,5 cm lang
– voet aflopend
– veernervig
– bladeren tweede jaar bovenkant
ruw behaard
– rozetbladeren spinnenwebachtig
behaard

Stengel
– rechtop
– behaard en/of gestekeld
– rolrond of gevleugeld

zie wilde bloemen

 

 

 

.

 

 

 

Viltig kruiskruid : Jacobaea erucifolia

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

.

.

.

.

Goed te herkennen aan

.
– de gele “kruiskruid” bloemen en
– de tot dubbel geveerde vlakke bladeren met omgerolde randen en
– de viltige beharing, die later op de bovenkant verdwijnt

.

.

.

.

Algemeen

.

Viltig kruiskruid is een overblijvende plant van 30 tot 120 cm hoog. Ze komt algemeen voor op in de Lage Landen. Ze groeit op vochtige, kalkhoudende, grazige grond, vooral op beplante dijken en aan slootkanten.

.

.

.

.

Bloem

.

De bloeiperiode is vanaf eind juli tot en met september. Ze begint later te bloeien dan jakobskruiskruid. De gele bloemhoofdjes bestaan uit buisbloemen (in het hart) en 12 tot 15 straalbloemen. Een enkele keer ontbreken de straalbloemen. De hoofdjes staan in schermvormige pluimen. De omwindselbladen hebben meestal geen zwarte top, die van de bloemhoofdjes van jakobskruiskruid wel.

.

.

.

.

Blad en stengel

.

De bladeren zijn tot dubbel geveerd en spinnenwebachtig behaard. De beharing aan de bovenkant verdwijnt later. De bladslippen staan in 1 vlak en de bladrand is iets omgerold. De bladeren van jakobskruiskruid zijn ook tot dubbel geveerd, maar vaak gekroesd, niet behaard en hebben geen omgerolde rand. De stengels zijn groen, soms rood, boven het midden vertakt en evenals de bladeren spinnenwebachtig behaard. Ook die beharing verdwijnt.

.

.

.

.

.

.

Herkennen vergelijkbare kruiskruiden
bezemkruiskruid : blad vlezig en zeer smal

jacobskruiskruid : omwindselbladen met zwarte punt / blad (dubbel) geveerd

viltig kruiskruid : omwindselbladen zonder zwarte punt / blad (dubbel) geveerd

duinkruiskruid : zonder straalbloemen / blad (dubbel) geveerd

waterkruiskruid : blad met grote eindslip (ongeveer de helft van het blad) / blad (dubbel) geveerd

schaduwkruiskruid : tanden bladrand opzij gericht / blad langwerpig

rivierkruiskruid : tanden bladrand naar de top gericht / blad langwerpig

moeraskuiskruid : onderkant grijs viltig behaard, bladeren staan ook vaak omhoog gericht / blad langwerpig

.

.

.

bezemkruiskruid

.

.

jacobskruiskruid

.

.

duinkruiskruid

.

.

waterkruiskruid

.

.

schaduwkruiskruid

.

.

rivierkruiskruid

.

.

moeraskruiskruid

.

.

Algemeen

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– algemeen tot zeer zeldzaam
– 30 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf eind juli t/m september
– hoofdjes in schermvormige pluimen
– lint- en straalbloemen
– 12 tot 15 mm
– omwindselblaadjes meestal zonder   zwarte punt

Blad
– vespreid
– tot dubbel geveerd
– top spits
– rand gaaf en omgerold
– veernervig

Stengel
– rechtop
– behaard, later kaal
– gesteept
– gegroefd

zie wilde bloemen

.

.

.

.

.

.

Koninginnekruid : Eupatorium cannabinum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de wollige uitziende roze (zelden witte) bloemschermen en
– de 3-of 5-delige bladeren, die aan een hennepblad doen denken en
– het grote formaat van de plant

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Koninginnekruid, ook wel leverkruid genoemd, is een overblijvende plant van 50 tot 150 cm hoog, die zich het best thuis voelt op plaatsen waar veel organisch materiaal snel tot ontbinding overgaat, zoals natte tot vochtige grond aan waterkanten, in rietlanden, duinvalleien, moerasbossen en op kapvlakten. Ze is een zeer algemeen voorkomende plant.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Koninginnekruid bloeit vanaf juli tot en met september met roze (zelden witte) bloemhoofdjes, die zeer talrijk zijn en bij elkaar staan in dicht vertakte schermen. Elke bloemhoofdje bestaat uit 4 tot 6 (meestal 5) aan de top klokvormige buisbloemen. De bloemschermen hebben een wollig uiterlijk en geuren scherp en aromatisch.

 

 

 

 

 

Bladeren

 

De forse, behaarde, vaak rood aangelopen stengels zijn bebladerd met 3- tot 5-delige bladeren, die aan een hennepblad doen denken, vandaar de soortnaam cannabinum. De bovenste bladeren zijn niet gedeeld.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Koninginnekruid is een bekende plant in de volksgeneeskunde. Ze bevordert de spijsvertering en verhoogt de activiteit van de galblaas. In grote dosis is de plant echter giftig.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend,
in het noorden zeldzaam
– 50 tot 150 cm hoog

Bloem
– roze (zelden witte) buisbloemen
– vanaf juli t/m september
– hoofdjes in schermvormige pluimen
– tot 5 mm

Blad
– tegenoverstaand
– enkelvoudig
– handvormig 3 – 5 delig
– bovenste bladeren niet gedeeld
– top spits
– rand gezaagd
– netnervig

Stengel
– rechtop
– alleen bovenaan kort vertakt
– vaak rood aangelopen
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Knikkende distel : Carduus nutans

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
de grote, helder roze, knikkende distelhoofdjes met fors, stekelig omwindsel

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Knikkende distel een overblijvende of tweejarige distel van 0,3 tot 2 meter hoog, die groeit op droge tot matig vochtige, kalkrijke, vaak omgewerkte grond. Ze brengt minstens één winter door als rozet en zodra ze vruchtjes gevormd heeft, sterft ze af. Ze is vrij algemeen voor komend in de Lage Landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloemhoofdjes van knikkende distel zijn tamelijk groot. Onder het hoofdje met buisbloemen zit het omwindsel, dat gelijk een spinnenweb behaard is en vaak rood-bruine kleur heeft. De omwindselbladen zijn voorzien van scherpe stekels, in het midden iets ingesnoerd en dan naar buiten gebogen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De smalle, glanzende, donkergroene, stekelige bladeren zijn veervormig ingesneden en lopen in gestekelde vleugels af langs de stengel. De onderkant van de bladeren is behaard, de bovenkant is kaal. De lange stengels zijn gelijk een spinnenweb behaard, onderaan gevleugeld, bovenaan kaal en gebogen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot ontbrekend
– 0,3 tot 2 m hoog

Bloem
– helder roze  buisbloemen
– juli en augustus
– hoofdje
– alleenstaand
– 2 tot 8 cm
– omwindselbladen stekelig, afstaand
en licht spinnenwebachtig behaard

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– veervormig ingesneden
– top stekelpuntig
– rand gestekeld
– voet aflopend
– veernervig

Stengel
– rechtop
– wit spinnenwebachtig behaard
– rolrond en onderaan gevleugeld

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

Klein vlooienkruid : Pulicaria vulgaris

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan 
de kleine, half bolronde, gele bloemhoofdjes met korte straalbloemen

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Klein vlooienkruid is een eenjarig plantje, dat je kan vinden langs de rivieren op voedselrijke en stikstofrijke zand- en kleigronden, die ’s winter onder water staan en ’s zomers droogvallen. Ze is vrij algemeen voorkomend in de Lage Landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloemen van klein vlooienkruid zijn geel, plat van boven en bolrond van onderen. De omwindselblaadjes zijn lijnvormig, ongelijk van lengte en wollig behaard. De straalbloemen zijn kort en 3-tandig. Klein vlooienkruid heeft een scherpe geur, waardoor insecten de bloemhoofdjes mijden.

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De wollig behaarde stengels zijn wijd vertakt, waardoor klein vlooienkruid een struikachtig uiterlijk krijgt. De zijtakjes zijn langer dan de hoofdtak. Ook de bladeren zijn wollig behaard.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Vroeger werden gedroogde planten onder het matras gelegd om vlooien uit het bed te weren.

 

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Klein vlooienkruid kan goed tegen beweiding. Het vee eet haar niet vanwege de geur en het stuk trappen van het gras stimuleert de kieming van haar zaden.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

goudknopje : heeft geen straalbloemen en is niet wollig behaard.

 

 

 

 

 

 

heelblaadjes : is in alles veel groter en heeft langere straalbloemen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteracea)
– eenjarig
– vrij zeldzaam
– 10 to 40 cm

Bloem
– gele straalbloemen
– vuilgele buisbloemen
– sterk geurend
– vanaf juli t/m september
– kort gesteeld hoofdje
– 1 cm

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig tot langwerpig
– top spits
– rand gaaf tot iets getand en zacht   golvend
– voet (half) stengelomvattend
– veernervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– wollig behaard
– rolrond
– meestal rood gekleurd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Heelblaadjes : Pulicaria dysenterica

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan 
– aan de talrijke gele compacte bloemhoofdjes en
– de viltig behaarde stengels en bladeren

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Heelblaadjes is een overblijvende plant van 60 tot 90 cm hoog. Ze komt algemeen voor in de Lage Landen. Ze groeit op zonnige tot licht beschaduwde, vochtige tot natte (brakke) plaatsen, zoals duinvalleien, bermen, dijken, oevers en graslanden. Ze breidt zich uit via ondergrondse uitlopers van de wortel en kan zo grote bestanden vormen. De plant is, op de gele bloemenhoofdjes na, geheel viltig behaard.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Heelblaadjes die bloeit vanaf juli tot en met september met gele bloemenhoofdjes van 1,5 tot 2 cm breed.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn viltig behaard. Later worden ze aan de bovenkant kaal. De hoofdstengel vertakt zich boven het midden. De bloeiende zijstengels zijn vaak hoger dan de hoofdstengel.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Heelblaadjes werd vroeger als geneeskruid gebruikt om wonden te helen en buikloop te stoppen (vandaar de soortnaam “dysenterica”). Bovendien zou ze vlooien op een afstand houden. Pulicaria betekent “vlooienkruid”.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Het blad en de wortel hebben een citroenachtige geur. Doet ook wel denken aan zeep.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Engelse alant : heeft grotere hoofdjes en langere straalbloemen.

 

 

 

 

 

 

Klein vlooienkruid : is veel kleiner en heeft veel kortere straalbloemen.

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– plaatselijk algemeen voorkomend,   elders zeldzaam
– 60 tot 90 cm

Bloem
– geel
– hoofdje
– vanaf juli t/m september
– buis- en straalbloemen
– 1,5 tot 2 cm
– omwindselblaadjes met klierharen

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– onderste zittend
– bovenste (half)stengelomvattend met   oortjes
– langwerpig
– top spits
– rand verwijderd gezaagd en gegolfd
– voet hartvormig
– netnervig, aan de bovenkant verdiept, aan de onderkant duidelijk zichtbaar
– wit viltig behaard, later bovenkant   kaal
– geurend

Stengel
– rechtop
– boven het midden vertakt
– viltig behaard
– rolrond

zie wildebloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Onkruid soorten in ons land – letter C

Standaard

Categorie : Kamerplanten en bloemen

Soorten onkruid – letter C

 

Hieronder vindt u alle soorten onkruid die ons land kent. Een enorm groot overzicht maar netjes op alfabetische volgorde en met omschrijving. Veel succes met het herkennen en bestrijden van deze vaak hardnekkige planten.

 

Chrysanthemums (Compositae)

 

Veel mensen zijn verbaasd wanneer ze horen dat behalve de bekende Chrysanten ook nog andere soorten tot dit geslacht behoren:

 

MARGRIET (CXhrysanthemum leucanthemum)

 

De officiële naam van deze soort doet wel wat eigenaardig aan als we weten dat Chrysanthemum ‘gouden bloem’ betekent en leucanthemum ‘witte bloem’.

Margriet is een overblijvende plant die 30 tot 60 cm hoog wordt en bloeit in de periode mei-augustus. De bloemhoofdjes bestaan uit witte straalbloemen met een hart van gele buisbloempjes en zijn 3-6 cm in doorsnee. De bladeren zijn donkergroen en staan afwisselend langs de stengel. De laagste zijn omgekeerd eirond tot langwerpig, getand en langgesteeld; de bovenste bladeren aan de stengel zijn langwerpig-lancetvormig tot bijna spatelvormig, stomp, getand of dieper ingesneden en stengelomvattend.

 

De plant komt voor in geheel Europa, West-Azië en Noord-Amerika. In ons land algemeen langs wegen en dijken en in grasland.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BOERENWORMKRUID (Chrysanthemum vulgare )

 

Boerenwormkruid is een sterk geurende, overblijvende plant met kruipende ondergrondse stengels (stolonen) waaruit nieuwe scheuten ontspringen. De fraaie rechtopstaande, bebladerde stengels worden 60-120 cm lang en zijn hoekig en meestal roodachtig aan de basis. De donkergroene, geveerde bladeren hebben tot 12 paar scherp getande blaadjes. Hierdoor en door de goudgele knopvormige bloemhoofdjes, die verschijnen van juli tot in de herfst, onderscheidt de plant zich van de overige Chrysanthemums.

Tegenwoordig wordt Boerenwormkruid meestal Tanacetum vulgare genoemd, ofschoon ook de naam Chrysanthemum vulgare nog wel gebruikt wordt. Boerenwormkruid werd vroeger gekweekt als geneeskrachtige plant en als groente. Ze komt voor in geheel Europa en in Siberië. In ons land algemeen, vooral op zandgronden.

 

Gebruik

Uitwendig kan het gebruikt worden als lotion bij schurft. Wat boerenwormkruid in de schoenen geplaatst zou helpen tegen chronische koorts. In de fytotherapie wordt het gebruikt tegen onder andere artritis en verkoudheid. In de plant komt het giftige thujon voor dat wormafdrijvend, vooral van spoel- en lintwormen, is. Ook was het kruid veelvuldig in gebruik om een abortus op te wekken. Hoge doses veroorzaken duizeligheid, krampen, buikpijn en kunnen dodelijk zijn.

 

Verdelgingsmiddel

De etherische oliën uit de plant, zoals triticineirisine en graminine, worden gebruikt in de receptuur voor insectenverdrijvende middelen. Om het huis vlo- en motvrij te houden werd het veel in huis gestrooid.

 

Voedsel

In kleine hoeveelheden wordt boerenwormkruid vermengd in groenkoeken of ovenkoeken en gebruikt om de smaak van eieren te verbeteren.

 

Afweerkruid

De plant wordt gerekend tot de zogenaamde afweerkruiden. Het zou afweer bieden tegen hekserij, spoken en onweer.

 

 

 

 

 

 

 

 

MOEDERKRUID ((Chrysanthemum parthenium)

 

De officiële naam van het laatste onkruid uit deze groep is Moederkruid. Dit kruid werd gebruikt als middel ‘om de koude koorts te verdrijven’. Het is een overblijvende plant met vezelige wortels die een sterke kamillegeur verspreidt. Hij wordt 25-60 cm hoog, met rechtopstaande en enigszins donzig behaarde stengels, die van boven zijn vertakt tot schermen, zodat de bloemhoofdjes allemaal op dezelfde hoogte staan.

De bloemhoofdjes verschijnen van juni tot september; ze hebben korte brede straalbloemen en gele buisbloemen in het midden. De bladeren zijn 2,5-8 cm lang, geelachtig groen en staan afwisselend langs de stengel. De onderste zijn langgesteeld en verdeeld in getande of gelobde blaadjes; de omtrek van het geheel is enigszins hartvormig. De bovenste bladeren zijn korter gesteeld en minder diep ingesneden.

Moederkruid is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-oost-Europa en Klein-Azië en komt zowel in Europa als in Amerika plaatselijk verwilderd voor. Er is een variëteit met goudkleurige bladeren (var. Aureum); deze wordt nogal eens gebruikt als bladplant in kleurperken, maar kan net zo lastig worden als de gewone uitvoering.

 

Gebruik

De plant vond al in de Oudheid heelkundige toepassingen. Ze werd gebruikt om weeën op te wekken en tegen kraamvrouwenkoorts. In kruidentuinen wordt ze nog gekweekt als koortswerend middel en als middel tegen migraine.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

Bleekgele droogbloem : Gnaphalium luteo-album

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de witte viltige beharing van bladeren en stengels en
– de gele tot oranje bloemhoofdjes, die in dichte kluwens staan

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Bleekgele droogbloem is een een- of tweejarige plant van 5 tot 30 (50) cm hoog die vrij algemeen voorkomend is.  Ze groeit op open, vochtige tot natte, kalk- en/of voedselrijke zandgrond, vooral in duinvalleien, op zandplaten en in afgravingen, ook op stenige plaatsen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Bleekgele droogbloem bloeit vanaf juli tot en met oktober met bloemhoofdjes, die in dichte kluwens staan aan het einde van de hoofd- en zijstengels. De hoofdjes bestaan enkel uit gele tot oranje buisbloemen, ze hebben geen straalbloemen. Het omwindsel bestaat uit witte of gelige, droogvliezige, glanzende omwindselbladen. Dat maakt de plant aantrekkelijk in gedroogde vorm.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

Bladeren en stengels zijn wit viltig behaard, wat de plant beschermd tegen uitdroging door de zon. De onderste bladeren staan dicht op elkaar (het lijkt daardoor een rozet), zijn spatelvormig en hebben een stompe top. De bovenste bladeren staan verder uit elkaar, zijn lancetvormig en hebben een spitse top. Ze hebben allemaal een iets omgerolde rand.

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

bosdroogbloem : kluwens in alle bladoksels, stengel en onderkant bladeren wit viltig.

 

 

 

 

 

moerasdroogbloem : minder viltig dan bleekgele droogbloem, omwindsel bruin of geelachtig, kluwens omgeven door bladeren, die minstens 4x langer zijn dan de kluwens.

 

 

 

 

 

 

bleekgele droogbloem : dicht witte viltige beharing, ook bovenkant van de bladeren, omwindsel wit tot gelig, kluwens van volledig uitgegroeide bloeistengels omgeven door hooguit 2 kleine blaadjes.

 

dwergviltkruid : en andere viltkruiden zijn evenals de droogbloemen viltig behaard, alleen hebben ze veel kleinere bladeren.

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– eenjarig of tweejarig
– vrij algemeen tot ontbrekend
– 5 tot 30 (50) cm

Bloem
– geel, oranjeachtig
– juli t/m oktober
– hoofdjes in kluwens
– buisvormig
– 5 mm
– omwindsel droogvliezig

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– onderste :
– spatelvormig
– top stomp
– bovenste :
– lancetvormigvormig
– top spits
– rand gaaf of gegolfd
– voet half stengelomvattend
– 1 nervig
– viltig behaard

Stengel
– liggend of opstijgend
– viltig behaard
– rolrond

zie wildebloemen