Tagarchief: lintbloemen

Oosterse morgenster : Tragopogon pratensis subsp. orientalis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

949d6707d6f44e64a9cfdf555991e210-om

 

 

Goed te herkennen aan
– de gele lintbloemen, die langer zijn dan de omwindselbladen
– de gele helmknoppen met bruinpaarse streep en
– het grasachtige blad

 

 

d-oosterse-morgenster-a2615

 

 

 

Algemeen

 

Oosterse morgenster is een overblijvende plant van 20 tot 90 cm hoog, die groeit op vochtige, voedselrijke grond in hooilanden en op rivierdijken. Ze is zeldzaam voorkomend in het rivierengebied. Ze wordt ook uitgezaaid, vooral in stedelijke gebieden. Elders komt ze niet voor. Ze staat op de rode lijst als zeldzaam en sterk afgenomen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Oosterse morgenster bloeit vanaf mei tot en met juli met goud- of oranjegele bloemhoofdjes, die enkel bestaan uit 5-tandige lintbloemen. Buisbloemen ontbreken. De binnenste lintbloemen zijn wel wat kleiner dan de buitenste. De helmknoppen van Oosterse morgenster zijn geel en hebben een bruin-paarse streep. Net als de bloemhoofdjes van gele morgenster zijn ook de bloemenhoofdjes van Oosterse morgenster alleen in de ochtend geopend, vroeg in de middags sluiten ze zich weer tot de volgende morgen vroeg.

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeldzaam in het rivierengebied
– 20 tot 90 cm

Bloem
– goud- of oranjegeel
– vanaf mei t/m juli
– hoofdje, alleenstaand
– alleen lintbloemen
– 4 tot 5 cm

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lijn- tot lintvormig
– top spits
– rand gaaf
– parallelnervig
– voet (half) stengelomvattend

Stengel
– rechtop
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Advertentie

Muizenoor : Hieracium pilosella

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

2237

 

 

 

Goed te herkennen aan

– de kleine paardenbloem-achtige bloemen, waarvan de buitenste lintbloemen aan de onderkant een brede rode streep hebben en
– de langwerpige tot spatelvormige rozetbladeren met lange, witte, afstaande haren aan de bovenkant en wit viltige onderkant

 

 

hieracium-pulsillum-schiermonnikoog-010

 

 

 

Algemeen

 

Muizenoor is een lage, grijsgroene, overblijvende plant van 5 tot 30 cm hoog. Ze groeit op open plaatsen in droge tot vrij vochtige, grazige grond.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Muizenoor bloeit vanaf mei tot de herfst met bleekgele tot gele bloemhoofdjes, die aan het einde van een bladerloze stengel staan. De hoofdjes bestaan uitsluitend uit lintbloemen. De onderkant van de buitenste lintbloemen heeft in het midden een brede rode streep. De omwindselbladen zijn maximaal 1,5 mm breed en zijn, evenals de stengels, behaard met lange witte haren en/of kortere zwarte klierharen.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren staan in een rozet, meestal vrij vlak uitgespreid. Ze zijn langwerpig tot spatelvormig, boven het midden het breedst. Aan de bovenkant en langs de rand zijn ze verspreid behaard met lange, witte, afstaande haren. De onderkant is dichter behaard, wit en viltig. Om bij grote droogte verdamping te beperken krullen de bladeren om en wordt de witte onderkant zichtbaar.

Muizenoor vormt bovengrondse, bebladerde uitlopers, die nieuwe rozetten vormen. Op die manier kan ze hele stukken grond bedekken. Voor muizenoor is het wel van belang dat op de plaatsen waar ze groeit het gras laag blijft. Begrazing zal de groei van muizenoor daarom bevorderen.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Muizenoor bevat flavonoïden, looi- en bitterstoffen. In de kruidengeneeskunde wordt muizenoor nauwelijk nog gebruikt. In de volksgeneeskunde wordt ze nog wel toegepast bij lever-, maag- en darmaandoeningen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– algemeen
– 5 tot 30 cm

Bloem
– bleekgeel tot geel
– vanaf mei tot de herfst
– hoofdje alleenstaand
– alleen lintbloemen
– 2 tot 3 cm

Blad
– rozet
– enkelvoudig
– langwerpig tot spatelvormig
– top spits
– rand gaaf
– voet aflopend (in steel)
– veernervig
– bovenkant lang zacht behaard
– onderkant wit viltig

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Groot streepzaad : Crepis biennis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

0aaabb0ab69c4085abf1308f03ae2ad0

 

 

Goed te herkennen aan
– de paardenbloemachtige bloemhoofdjes, waarvan
– de onderste omwindselblaadjes uitstaan en
– de ruw behaarde, veerdelige, onderste bladeren

 

 

streepzaadgroot-110430-079

 

 

 

Algemeen

 

Groot streepzaad is een overblijvende plant van 40 tot 120 cm hoog, die groeit op vochtige, voedselrijke grond in graslanden, op dijken en in bermen. Ze is vrij algemeen voorkomend in de Lage landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Groot streepzaad bloeit vanaf mei tot en met augustus met paardenbloemachtige bloemhoofdjes, die uitsluitend bestaan uit gele lintbloemen. De onderkant van de buitenste lintbloemen is geel, in tegenstelling tot paardenbloemstreepzaad, klein streepzaad, gekroesde- en gewone melkdistel. De omwindselblaadjes zijn behaard en hebben gelige of zwarte klierborstels. De onderste omwindselblaadjes staan van het hoofdje af.

 

 

groot streepzaad

 

 

 

 

 

 

 

paardenbloem

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels zijn verspreid ruw behaard, vaak rood aangelopen en in de bovenste helft vertakt, waardoor de bloemhoofdjes gerangschikt staan in een tuil. De bladeren zijn zeer variabel van vorm en eveneens ruw behaard vooral aan de onderkant. De onderste bladeren zijn veerdelig met slippen die richting de bladvoet wijzen. De bovenste zijn langwerpig, soms bochtig getand en met pijlvormige voet min of meer stengelomvattend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot zeer zeldzaam
– 40 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf mei t/m augustus
– hoofdjes in een tuil
– alleen lintbloemen
– 2 tot 3,5 cm
– stijlen geel

Blad
– verspreid en rozet
– enkelvoudig
– langwerpig tot veervormig
– top spits
– rand gaaf
– voet (half)stengelomvattend of
gevleugeld
– veernervig
– verspreid ruw behaard

Stengel
– rechtop
– verspreid ruw behaard
– gegroefd
– vaak rood aangelopen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

John Astria

Wilde cichorei : Cichorium intybus

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

.

 

Goed te herkennen aan
de prachtig lichtblauwe bloemhoofdjes, die in de bladoksels staan en die bestaan uit in een vlakke cirkel gespreide lintbloemen

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Wilde cichorei komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied. In de Lage Landen is ze vrij algemeen voor komend. Ze groeit op vochtige, voedselrijke, kalkhoudende grazige grond.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Wilde cichorei bloeit in juli en augustus, soms tot de herfst, met lichtblauwe bloemen, die meestal alleen in de ochtend geopend zijn. Afhankelijk van de omstandigheden wordt de plant wordt 0,3 tot 2 m hoog. De plant is erg kwetsbaar, de stengel breekt snel, de bloemen verdragen geen regen, kou of aanraking en bij teveel warmte vallen ze af.

 

.

 

.

 

Toepassingen

Als medicinale plant geneest ze maagklachten en bevordert ze de galwerking. Tot in de Tweede Wereldoorlog werd van de wortel surrogaat koffie gemaakt. Tegenwoordig vind je cichorei samen met andere ingrediënten in koffie-vervangers. Een gekweekte vorm van cichorei kennen wij als witlof.

 

 

.

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– vrij algemeen in het rivierengebied,

– 0,3 tot 2 meter

Bloem
– lichtblauw, zelden roze of wit
– hoofdje
– juli en augustus, soms tot de herfst
– 5-tandige lintbloemen
– 2,5 tot 4,5 cm
– omwindselblaadjes met klierharen

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– onderste :
– langwerpig
– bochtig veervormig gespleten
– grote spitse eindlob
– bovenste :
– lancetvormig
– half stengelomvattend
– top spits
– rand gaaf of getand
– netnervig
– onderkant ruw behaard

Stengel
– rechtop
– houtig
– sterk vertakt
– verspreid ruw behaard of nagenoeg
kaal
– gegroefd
– bevat bitter melksap

zie wildebloemen

.

 

 

 

.

 

 

 

 

Vertakte leeuwentand : Leontodon autumnalis

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

.

 

 

Goed te herkennen aan
– de paardenbloem-achtige bloemhoofdjes, waarvan de buitenste lintbloemen aan de onderkant een brede rode streep hebben en
– de smalle eindslip van de bladeren en
– de vertakte, bladerloze bloeistengels, die onder het hoofdje iets verdikt zijn

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Vertakte leeuwentand is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende plant van 7 tot 45 cm hoog. Ze groeit op open plaatsen op vochtige, voedselrijke, soms brakke grond in graslanden en bermen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeiperiode loopt vanaf juli tot en met oktober. Ze bloeit met paardenbloem-achtige bloemhoofdjes van 2 tot 3,5 cm, waarvan de buitenste lintbloemen aan de onderkant een brede rode streep hebben. De bloem- hoofdjes zijn geel,  staan aan het einde van de kale of weinig behaarde stengel en zijstengels, en vormen samen een losse pluim. Onder het hoofdje is de bloeistengel iets verdikt. De overgang tussen stengel en omwindsel is geleidelijk.

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren staan in een rozet aan de voet van de stengel. Ze blijven ’s winters groen, zijn langwerpig tot lancetvormig, kaal tot weinig behaard en bochtig getand tot veervormig gedeeld met lange smalle eindslip. De overige slippen zijn eveneens smal en staan ver uit elkaar. De bladeren hoger aan de stengel (niet de bloei-stengel) zijn lijnvormig met gave rand. De bloeistengel heeft geen bladeren; wel vrij veel schubvormige bladeren vooral aan het bovenste gedeelte.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Vertakte leeuwentand lijkt veel op gewoon biggenkruid. Het duidelijkste verschil is de bladtop; bij gewoon biggenkruid is de top breed driehoekig, bij vertakte leeuwentand smal langwerpig. Daarnaast verschilt de kleur van de onderkant van de buitenste lintbloemen; bij gewoon biggenkruid zijn ze blauwachtig grijs, bij vertakte leeuwentand rood. Ruige en kleine leeuwentand hebben allebei knikkende knoppen en een onvertakte stengel. Vertakte leeuwentand behoort tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.

 

 

 

gewoon biggenkruid

 

 

 

kleine leeuwentand

 

 

 

ruige leeuwentand

 

 

.

In totaal bestaat de groep uit 39 soorten. Ze zijn te verdelen in twee groepen :

 

– de groep met minimaal 2 volwaardige bladeren aan de bloeistengel; zie de pagina “Sleutel gele composieten met blad“.

– de groep met een kale bloeistengel of met hooguit 1 blad of een aantal schubvormige bladeren. Hiertoe behoort vertakte leeuwentand. Zie de pagina “Sleutel gele composieten zonder blad

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen
– 7 tot 45 cm

Bloem
– gele lintbloemen
– vanaf juli t/m oktober
– hoofdjes in een pluim
– 2 tot 3,5 cm

Blad
– rozet
– enkelvoudig
– langwerpig tot lancetvormig
– veervormig gedeeld
– top stomp
– rand gaaf of bochtig getand
– voet steelachtig versmald
– veernervig

Stengel
– rechtop
– kaal of weinig behaard
– rolrond en gegroefd
– vertakt

zie wilde bloemen

 

.

 

 

 

 

 

 

 

 

Schermhavikskruid : Hieracium umbellatum

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

.

 

Goed te herkennen aan
– de paardenbloem-achtige bloemenhoofdjes, die
– vaak schermvormig gegroepeerd staan en
– de stengels met veel, zeer smalle, weinig getande bladeren en
– de aan de top naar buiten gebogen omwindselblaadjes

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Schermhavikskruid is overblijvende plant van 10 tot 120 cm hoog, die groeit op min of meer voedselrijke zandgrond in lichte bossen, (licht beschaduwde) bermen en in de duinen. Ze komt algemeen voor in de Lage Landen en in de duinen langs de gehele kust. Elders is ze aangevoerd met duinzand.

 

 

 

 

Bloem

 

Schermhavikskruid bloeit vanaf juli tot in de herfst. Ze bloeit met paardenbloem-achtige bloemhoofdjes, die vaak schermvormig of in 2 boven elkaar staande kransen aan het einde van de stengel gegroepeerd staan. Ken- merkend voor schermhavikskruid zijn de naar buiten omgebogen toppen van de onderste en middelste omwindselblaadjes.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De kort behaarde stengels zijn rijk bebladerd met zeer smalle, weinig getande, kort behaarde bladeren. De rozetbladeren zijn in de bloeitijd verdord.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Er zijn een aantal havikskruiden, die je op het eerste gezicht zou kunnen verwarren met schermhavikskruid. De uitstaande top van de onderste en middelste omwindselblaadjes is kenmerkend voor schermhavikskruid.

Schermhavikskruid behoort tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.

 

.

In totaal bestaat de groep uit 39 soorten. Ze zijn te verdelen in twee groepen :

 

– de groep met minimaal 2 volwaardige bladeren aan de bloeistengel; hiertoe behoort schermhavikskruid.
Zie de pagina “Sleutel gele composieten met blad“.

– de groep met een kale bloeistengel of met hooguit 1 blad of een aantal schubvormige bladeren.
Zie de pagina “Sleutel gele composieten zonder blad“.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– algemeen tot vrij zeldzaam
– 10 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf juli tot in de herfst
– hoofdje
– alleen lintbloemen
– 2 tot 3 cm
– schermvormige pluim of 2 kransen
– stijlen geel

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lijnlancetvormig
– top spits
– rand gaaf of verwijderd getand
– voet wigvormig
– veernervig
– zacht behaard

Stengel
– rechtop
– kort, zacht behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

.

 

 

 

 

 

Oranje havikskruid : Hieracium aurantiacum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
de oranje bloemhoofdjes op lang behaarde stelen

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Oranje havikskruid is een overblijvende plant, vrij algemeen voorkomend. Ze groeit op droge tot vrij vochtige, grazige plaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. Ze vormt onder- en bovengrondse uitlopers en op voedzame grond kan ze erg woekeren. Ze komt oorspronkelijk uit de berggebieden van Midden-, Oost- en Noord-Europa. Als sierplant ingevoerd is ze vanuit tuinen verwilderd en inmiddels ingeburgerd.

 

 

 

 

 

Bloem

 

In juni en juli bloeit oranje havikskruid met oranje bloemhoofdjes, die uitsluitend bestaan uit lintbloemen. Degene aan de rand zijn oranje, meer naar het hart toe zijn ze oranje/geel. De onderkant van de buitenste lintbloemen is rood.

De knoppen staan met 2 tot 10 dicht bij elkaar. Als de eerste gaat bloeien staan de knoppen van de andere eronder. Zodra er meerdere gaan bloeien verlengen de bloemstelen zich iets en vormen de bloemhoofdjes een schermvormige bloeiwijze.

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

Oranje havikskruid vormt rozetten van langwerpige tot lancetvormige bladeren, die aan beide kanten bezet zijn met lange witte haren. De stengel en omwindselblaadjes hebben naast lange afstaande witte haren ook korte zwarte klierharen en nog kortere witte sterharen. Aan de stengel zitten 1 of 2 stengelbladeren, die dezelfde vorm hebben als de rozetbladeren, alleen kleiner.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– vrij algemeen, ook als tuinplant
– 30 tot 60 cm

Bloem
– oranje lintbloemen
– juni en juli
– hoofdje
– 15 tot 25 mm

Blad
– rozet of verspreid
– enkelvoudig
– langwerpig tot lancetvormig
– top spits
– rand gaaf
– voet aflopend
– veernervig

Stengel
– rechtop
– behaard, ook met klieren

-rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Klein streepzaad : Crepis capillaris

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine paardenbloem-achtige hoofdjes met vuilgele stijlen en
– de smalle stengelbladeren, die met oortjes de stengel gedeeltelijk omvatten

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Klein streepzaad is een zeer algemeen voorkomende, eenjarige plant van 30 tot 90 cm hoog. Ze groeit op vochtige tot droge, voedselrijke, vaak omgewerkte, grazige grond in bermen, op braakliggende terreinen, tussen straatstenen, op dijken en langs akkers.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeiperiode loopt vanaf juni tot en met november. Ze bloeit met gele bloemhoofdjes, die uitsluitend bestaan uit lintbloemen. In het midden aan de onderkant van de buitenste lintbloemen loopt een brede streep, die eerst roodachtig is en naar het midden toe lichter wordt. De stijlen zijn vuilgeel.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn variabel van vorm. De vele rozetbladeren zijn glanzend, langwerpig en diep, bochtig getand tot veerspletig. De stengelbladeren zijn kleiner, de bovenste lijnvormig, ook diep, bochtig getand tot veerspletig of met gave rand en de middelste met twee oortjes de stengel half omvattend.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

groot streepzaad : onderkant buitenste lintbloemen geel, stijlen geel, omwindselblaadjes afstaand.

klein streepzaad : onderkant buitenste lintbloemen roodachtig, stijlen vuilgeel, omwindselblaadjes tegen het hoofdje aangedrukt en middelste stengelbladeren met (kleine) oortjes.

paardenbloemstreepzaad : onderkant buitenste lintbloemen paarsrood aangelopen.

 

 

groot streepzaad

 

 

 

paardenbloemstreepzaad

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– eenjarig
– zeer algemeen
– 30 tot 90 cm

Bloem
– geel
– vanaf juni t/m november
– hoofdje in losse pluim
– alleen lintbloemen
– 10 tot 15 mm
– stijlen vuilgeel

Blad
– verspreid en rozet
– enkelvoudig
– langwerpig tot lijnvormig
– top stomp of spits
– rand getand, gaaf of veervormig
– voet half stengelomvattend
– veernervig
– kaal of weinig behaard

Stengel
– rechtop
– weinig behaard
– gegroefd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewone melkdistel : Sonchus oleraceus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– lichtgele bloemhoofdjes, die uitsluitend bestaan uit lintbloemen en
– de slappe grijsgroene bladeren met geoorde voet en stekelige rand

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewone melkdistel is een zeer algemeen voorkomende eenjarige plant, die groeit op open, vochtige, zeer voedselrijke, vaak omgewerkte grond in akkers, (moes)tuinen, braakliggende terreinen, bermen, tussen stoeptegels en langs stoepranden.

 

 

 

Bloem

 

Ze wordt 30 tot 90 cm hoog en bloeit vanaf juni tot in de herfst. De bloemhoofdjes bestaan uit talrijke lichtgele lintbloemen. De onderkant van de buitenste lintbloemen is vaak zilverig roodpaars. De bloemhoofdjes zijn ’s morgens geopend en in de middag sluiten ze zich weer.

 

 

 

Blad

 

De slappe stengelbladeren hebben afgeronde oortjes en zijn veerdelig, waarbij de eindslip meestal groter is dan de overige bladslippen. Ze zijn dof- of grijsgroen van kleur en soms wat paars aangelopen. De bladrand is golvend en stekelig getand. De bovenste bladeren zijn vaak ongedeeld met spitse, afstaande oortjes en bijna gaafrandig.

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

akkermelkdistel : heeft gele klierharen en stengelbladeren met ronde, tegen de stengel aangedrukte oortjes.

moerasmelkdistel : heeft zwarte klierharen en alle bladeren hebben een pijlvormige voet met spitse oortjes.

gewone melkdistel : geen klierharen, gedeelde bladeren met grote driehoekige eindlob en ongedeelde bovenste bladeren met spitse, afstaande oortjes.

gekroesde melkdistel : geen klierharen, stekelige, langwerpige bladeren met ronde, tegen de stengel aangedrukte oortjes.

 

 

De 4 melkdistels behoren tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.

 

 

 

 

akkermelkdistel

 

 

 

 

moerasmelkdistel

 

 

 

 

gekroesde melkdistel

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– eenjarig
– zeer algemeen
– 30 tot 90 cm hoog

Bloem
– lichtgele lintbloemen
– vanaf juni tot in de herfst
– hoofdjes in een losse tros
– 1 tot 2 cm

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig tot veervormig   ingesneden
– top stomp
– rand (golvend) stekelig getand of   gaaf
– voet (half)stengelomvattend
– veer- of netnervig

Stengel
– rechtop
– glad of bovenaan met klierharen
– kantig tot rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewoon biggenkruid : Hypochaeris radicata

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de paardenbloem-achtige bloemhoofdjes, waarvan de buitenste lintbloemen aan de onderkant blauwachtig grijs gestreept zijn en
– de brede, driehoekige, afgeronde eindslip van de bladeren en
– de vertakte, bladerloze bloeistengels, die onder het hoofdje iets verdikt zijn

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewoon biggenkruid is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende plant, die groeit op droge tot vochtige, voedselrijke, open grond in graslanden en bermen, op dijken en langs heiden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze wordt 15 tot 60 (80) cm hoog en bloeit vanaf juni tot en met september met gele paardenbloem-achtige bloemhoofdjes. Ze zijn de hele dag geopend, in tegenstelling tot de hoofdjes van glad biggenkruid, die maar een paar uur per dag geopend zijn. De bloemhoofdjes bestaan uitsluitend uit gele lintbloemen. De buitenste lintbloemen hebben aan de onderkant een blauwachtig grijze streep. De middennerf van de omwindselblaadjes is borstelig behaard.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren staan allen in een rozet, voelen stevig aan en zijn vrij stijf behaard. Soms hebben ze ook ruwe bobbeltjes. Ze zijn ongesteeld, diep ingesneden tot bochtig getand, van boven grasgroen en van onderen blauwgroen. De eindlob is breed, driehoekig en afgerond. De vertakte, blauwgroene stengels hebben geen bladeren, maar soms wel een aantal schubvormige bladeren. Alleen onderaan zijn de stengels verspreid borstelig behaard. Onder het hoofdje is de stengel nauwelijks verdikt; er is nog een duidelijke overgang tussen stengel en omwindsel. Bij vertakte leeuwentand verloopt de overgang veel geleidelijker en is de stengel bovenaan meer verdikt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

gewoon biggenkruid : lintbloemen ver buiten het omwindsel, onderkant buitenste lintbloemen blauwachtig grijs.

glad biggenkruid : lintbloemen nauwelijks buiten het omwindsel, onderkant buitenste lintbloemen geel.

 

.

 

 

 

 

 

vertakte leeuwentand : onderkant buitenste lintbloemen rood.

 

 

 

 

 

Gewoon biggenkruid behoort tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen
– 15 tot 60 (80) cm

Bloem
– geel
– juni t/m september
– hoofdje, bestaande uit lintbloemen
– 2 tot 4 cm

Blad
– rozet
– enkelvoudig
– langwerpig tot lancetvormig
– top stomp
– rand bochtig getand
– voet steelachtig versmald
– veernervig
– stijf behaard

Stengel
– rechtop
– onderaan verspreid behaard
– rolrond

zie wilde bloemen