categorie : Kamerplanten en bloemen
.

.
Goed te herkennen aan
– de op madeliefjes lijkende, witte of zacht lila bloemhoofdjes
– in een pluim-vormige bloeiwijze
– aan struik-vormige, grote bestanden vormende plant
.

.
Algemeen
Smalle aster is een uit Noord-Amerika afkomstige aster, die als sierplant in Europa is ingevoerd. Tegenwoordig zie je haar meer in het wild dan in siertuinen en daarom wordt ze als ingeburgerd beschouwd. Ze is plaatselijk al-gemeen voor komend in de Lage landen. Door ondergrondse uitlopers kan smalle aster zich in korte tijd sterk uitbreiden en groeit daardoor vaak in grote bestanden. Ze wordt 50 tot 120 cm hoog en groeit op natte tot vochtige, voedselrijke grond aan rivier- en kanaaloevers, en langs spoorwegen.
.

Bloem
Ze bloeit vanaf augustus tot en met oktober. De hoofdjes staan in een pluim-vormige bloeiwijze. Ze hebben witte of licht lila gekleurde straalbloemen en in het hart gele buisbloemen. Van oudere bloemhoofdjes worden de buisbloemen rozerood.

Blad
De bladeren zijn langwerpig, verwijderd scherp gezaagd en hebben een aflopende, soms iets geoorde voet. Ze zijn niet half stengelomvattend, zoals de bladeren van gladde aster en Nieuw-Nederlandse aster. De rand van de bovenste bladeren is nagenoeg gaaf. De blaadjes in de bloeiwijze zijn lijnvormig en aanzienlijk kleiner.

Vergelijkbare soorten
Naast smalle aster wordt er in flora’s en op internet ook gesproken over kleine aster (Aster tradescantii). Beide planten lijken zo sterk op elkaar dat volgens Heukels ze niet duidelijk in 2 groepen te splitsen zijn. Volgens de Flora van Weeda is kleine aster in alles wat kleiner (en dan hebben we het over millimeters) en heeft ze geen geoorde bladeren.
Twee andere asters, gladde aster (Aster laevis) en Nieuw-Nederlandse aster (Aster novi-belgii) zijn ook afkomstig uit Noord-Amerika en worden als sierplant in tuinen gekweekt. De eerste verwildert zelden, de tweede vaker.
En tot slot zijn er nog de speciaal voor de tuin gekweekte herfstasters (Aster x versicolor). Ze lijken het meest op gladde aster, maar missen de blauwgroene kleur. Ook de herfstasters verwilderen vaak vanuit tuinafval.
De verwilderde asters vormen onderling kruisingen. Omdat ze veel op elkaar lijken en door de vorming van kruisingen blijft het lastig om asters juist te determineren.
.

kleine aster
.
.
|
|
smalle aster : geen stengelomvattende bladeren, soms wel iets geoord
 smalle aster
.
gladde aster : middelste en bovenste bladeren duidelijk half stengelomvattend, blauwgroen, tuinplant, zelden verwilderd
 gladde aster
Nieuw-Nederlandse aster : middelste en bovenste bladeren duidelijk half stengelomvattend, niet blauwgroen, tuinplant, vaak verwilderd
 Nieuw-Nederlandse aster
zomerfijnstraal : straalbloemen zijn talrijker en smaller dan bij de asters, staan in meerder rijen. Ook zijn de omwindselblaadjes nauwelijks wisselend in lengte en vallen daarom ook niet dakpansgewijs over elkaar heen.
 zomerfijnstraal
|
Algemeen
– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– plaatselijk algemeen tot zeldzaam
– meestal verwilderd
– 50 tot 120 cm
Bloem
– wit of zeer licht gekleurd
– vanaf augustus t/m oktober
– hoofdje
– 12 tot 20 mm
– witte straalbloemen
– gele buisbloemen
Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– langwerpig of lancetvormig
– top spits
– rand verwijderd gezaagd
– voet aflopend, soms geoord
– veernervig
Stengel
– rechtop
– verspreid kort behaard
– soms paarsrood aangelopen
– rolrond
zie wilde bloemen

.

