Tagarchief: dijken

Kleine veldkers ; Cardamine hirsuta

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine witte bloemetjes met 4 (soms 5) meeldraden en
– de 15 tot 25 mm lange vruchten, die ruim boven de bloemetjes  uitsteken

 

 

 

 

Kleine veldkers is een overblijvend, zeer algemeen voorkomend, eenjarig plantje, dat groeit op open, vochtige tot droge grond aan wegen en dijken, in tuinen, plantsoenen en in de duinen.

Ze wordt 5 tot 35 cm hoog en bloeit vanaf maart tot en met juni met kleine witte bloemetjes, die aan het einde van de stengel in een trosje bij elkaar staan.

Vanuit het rozet, gevormd door de onderste bladeren, komen één of meerdere stengels. De stengels en de bladeren zijn min of meer behaard. Hoger aan de stengel zitten meestal 2 tot 4 oneven geveerde bladeren met 5 tot 9 lijnvormige of langwerpige deelblaadjes. De deelblaadjes van de rozetbladeren zijn ronder.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen
– 5 tot 35 cm

Bloem
– wit
– vanaf maart t/m juni
– tros
– stervormig
– 3 tot 4 mm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen
– 4 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– bovenste verspreid
– onderste rozet
– samengesteld
– oneven veervormig
– top stomp
– rand gaaf
– veernervig
– verspreid behaard

Stengel
– rechtop
– niet of weinig vertakt
– kaal of weinig behaard
– meerkantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

John Astria

Advertentie

Peen : Daucus carota

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– het roodpaarse bloemetje in het midden van (volgroeide)
– en de omwindselbladen met lijnvormige slippen

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Peen is een stijf behaarde, overblijvende plant van 30 tot 90 cm hoog. Ze is zeer algemeen voorkomend in de Lage Landen. Ze groeit in vrije droge graslanden, in bermen, op dijken en in de duinen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Peen bloeit vanaf juni tot de herfst met witte, soms roze, platte schermen, die bestaan uit 20 tot 40 kleinere schermen. Op de plaats van het middelste kleine scherm staan meestal 1 of meer rood-paarse bloemetjes. Hierdoor is peen makkelijk te onderscheiden van de andere witte schermbloemigen.

De schermen bestaan uit kleine witte bloemetjes met 5 uitgerande kroonbladen. De buitenste bloemetjes zijn stralend en hebben ongelijke kroonbladen. Na de bloei gaan de buitenste stralen zich buigen en ontstaat een “vogelnestje”.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

De vruchtjes blijven hangen in de vacht van dieren en kunnen daardoor over grote afstanden verspreid worden. Peen is een belangrijke waardplant voor de rupsen van de koninginnenpage. De gekweekte vorm van peen heeft een vlezige oranje wortel, is minder behaard en heeft iets anders gevormde bladeren.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten met witte bloemschermen

 

Er zijn veel planten met witte bloemschermen. Zie voor vergelijking en herkenning van de (zeer) algemeen voorkomende soorten, die groeien in graslanden, akkers, bermen, langs heggen en bosranden de pagina “Sleutel algemene witte schermbloemigen“.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

schermbloemenfamilie (Apiaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen of vrij zeldzaam
– 30 tot 90 cm hoog

Bloem
– wit (soms roze)
– vanaf juni tot de herfst
– meervoudig scherm
– stervormig
– 1,5 tot 2 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 2 stijlen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– 2- tot 3-voudig geveerd
– top spits
– rand gaaf of gezaagd
– voet wigvormig of gevleugeld
– veernervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

Gewone raket: Sisymbrium officinale

Standaard

Categorie: kamerplanten en bloemen

.

.

.

.

Gewone raket: Sisymbrium officinale

De gewone raket (Sisymbrium officinale) is een plant uit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae) die voorkomt op braakliggend terrein, langs wegen en dijken. De wetenschappelijke naam Sisymbrium komt uit het Latijn en betekent ‘waterkers’. Dit omdat tijdens de periode dat Linnaeus het plantenrijk indeelde, deze soort samen met de witte waterkers (Sisymbrium) werd ondergebracht. Later is bij een herverdeling deze soort alleen overgebleven maar heette nog steeds Sisymbrium. Dit is nooit veranderd.

.
De soortaanduiding officinalis geeft aan dat aan de plant geneeskundige werking werd toegeschreven. De Nederlandse naam zou afgeleid zijn van het Franse Roquette, een wilde koolsoort. Het is een 30-60 cm hoge, kruidachtige plant. Door de vertakkingen doet de raket aan een kandelaar denken. Het onderste gedeelte van het blad heeft een spiesvormige eindslip. De bovenste bladeren zijn ongedeeld.
.
De plant bloeit met dichte trossen die later langer worden, van mei tot september. De bloem is bleekgeel en klein (2 – 4 mm). De gewone raket draagt kortgesteelde, priemvormige, 8 – 20 mm lange hauwen die tegen de stengel zijn gedrukt. De bruine tot donkerbruine zaden zijn 1 – 1,3 lang en 0,5 – 0,6 mm breed. De soortaanduiding officinalis duidt erop dat aan de plant geneeskundige werking werd toegeschreven.
.
Zij wordt nog wel in anti-hoestmiddelen en keelpastilles verwerkt en staat vermeld in de Franse farmacopee. Verder vindt het geneeskundig gebruik geen toepassing meer. Als slijmoplossend middel kan men een aftreksel van twee theelepels per kop water gebruiken tegen hoest en slijm. De gewone raket wordt ook wel heeskruid genoemd, wegens zijn smerende werking op de stembanden.
.
.
.
.
.

Standplaats

.

Matig vochtige tot droge, voedselrijke bodem in halfschaduw of zon. Gedijt op alle grondsoorten. Plant van ruigten.

.

.

.

.

Eigenschappen

.

2-slachtig

tredplant

medicinaal

ingeburgerd

.

.

.

.

.

Taxonomische indeling
Rijk: Plantae (Planten)
Stam: Embryophyta (Landplanten)
Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade: Bedektzadigen
Clade: ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen
Clade: Malviden
Orde: Brassicales
Familie: Brassicaceae (Kruisbloemen)
Geslacht: Sisymbrium (Raket)

 

.

.

.

.

.

.

.

Hokjespeul : Astragalus glycyphyllos

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de lange, liggende, zigzag knikkende stengels
– met samengestelde oneven geveerde bladeren en de
– trossen bleek groengele vlinderbloemen

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Hokjespeul is een giftige, overblijvende plant met liggende, zigzag knikkende stengels, die 30 tot 120 cm lang kunnen worden. Ze groeit op vochtige, kalkrijke grond aan bosranden, tussen kreupelhout, aan dijken en spoorwegen, en in leemkuilen. Ze is zeldzaam voorkomend in de Lage Landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Hokjespeul bloeit vanaf juni tot en met september met eironde, vrij dichte trossen bleek groengele, geurende vlinderbloemen. De trossen staan in de bladoksels en bestaan uit 8 tot 30, kort gesteelde bloemen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren bestaan uit 9 tot 15 elliptische of eironde deelblaadjes. Elk samengesteld blad heeft twee, vrij grote, driehoekige steunblaadjes.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
– overblijvend
– zeldzaam tot zeer zeldzaam
– 30 tot 120 cm

Bloem
– bleek groengeel
– vanaf juni t/m september
– tros
– vlinderbloem
– 1 tot 1,5 cm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– oneven veervormig
– eirond
– top stomp met klein spitsje
– rand gaaf
– voet afgerond
– veernervig
– onderzijde behaard

Stengel
– liggend
– vrijwel kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewoon biggenkruid : Hypochaeris radicata

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de paardenbloem-achtige bloemhoofdjes, waarvan de buitenste lintbloemen aan de onderkant blauwachtig grijs gestreept zijn en
– de brede, driehoekige, afgeronde eindslip van de bladeren en
– de vertakte, bladerloze bloeistengels, die onder het hoofdje iets verdikt zijn

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewoon biggenkruid is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende plant, die groeit op droge tot vochtige, voedselrijke, open grond in graslanden en bermen, op dijken en langs heiden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze wordt 15 tot 60 (80) cm hoog en bloeit vanaf juni tot en met september met gele paardenbloem-achtige bloemhoofdjes. Ze zijn de hele dag geopend, in tegenstelling tot de hoofdjes van glad biggenkruid, die maar een paar uur per dag geopend zijn. De bloemhoofdjes bestaan uitsluitend uit gele lintbloemen. De buitenste lintbloemen hebben aan de onderkant een blauwachtig grijze streep. De middennerf van de omwindselblaadjes is borstelig behaard.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren staan allen in een rozet, voelen stevig aan en zijn vrij stijf behaard. Soms hebben ze ook ruwe bobbeltjes. Ze zijn ongesteeld, diep ingesneden tot bochtig getand, van boven grasgroen en van onderen blauwgroen. De eindlob is breed, driehoekig en afgerond. De vertakte, blauwgroene stengels hebben geen bladeren, maar soms wel een aantal schubvormige bladeren. Alleen onderaan zijn de stengels verspreid borstelig behaard. Onder het hoofdje is de stengel nauwelijks verdikt; er is nog een duidelijke overgang tussen stengel en omwindsel. Bij vertakte leeuwentand verloopt de overgang veel geleidelijker en is de stengel bovenaan meer verdikt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

gewoon biggenkruid : lintbloemen ver buiten het omwindsel, onderkant buitenste lintbloemen blauwachtig grijs.

glad biggenkruid : lintbloemen nauwelijks buiten het omwindsel, onderkant buitenste lintbloemen geel.

 

.

 

 

 

 

 

vertakte leeuwentand : onderkant buitenste lintbloemen rood.

 

 

 

 

 

Gewoon biggenkruid behoort tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen
– 15 tot 60 (80) cm

Bloem
– geel
– juni t/m september
– hoofdje, bestaande uit lintbloemen
– 2 tot 4 cm

Blad
– rozet
– enkelvoudig
– langwerpig tot lancetvormig
– top stomp
– rand bochtig getand
– voet steelachtig versmald
– veernervig
– stijf behaard

Stengel
– rechtop
– onderaan verspreid behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewone agrimonie : Agrimonia eupatoria

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de gedeelde bladeren met afwisselend grote en kleine deelblaadjes
– en de lange, slanke, aarvormige trossen met
– talrijke 5-tallige gele bloemen tot 1 cm

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewone agrimonie is een overblijvende, 30 tot 120 cm hoge plant. Ze is vrij algemeen voorkomend in de Lage Landen. Gewone agrimonie groeit op matig droge tot vochtige, vaak kalkhoudende grond op licht beschaduwde plaatsen tussen laag struikgewas, op dijken en in bermen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf juni tot en met september met talrijke, tot 1 cm grote, gele bloemetjes, die in een lange, slanke, aarvormige bloeiwijze gerangschikt staan. De bloemetje hebben 5 uitgerande kroonbladen en ze hebben een lichte, zoete geur. Ze zien er wat gekreukeld uit. De onderste bloemen in een aar bloeien als eerst. Zodra de bloemen uitgebloeid zijn verlengt de bloeiwijze zich.

 

 

 

 

 

Blad

 

De donkergroene bladeren zijn oneven geveerd. De grotere deelblaadjes zijn eirond tot langwerpig en elk paar grotere deelblaadjes wordt afgewisseld met een aantal kleinere. De bladeren onderin zijn groter en hebben meer deelblaadjes dan de bovenste.

 

 

 

 

 

Vrucht

 

De vrucht zit in de hard geworden, dicht behaarde kelkbladen. Aan de bovenkant van de kelkbladen zitten haakvormige stekels. De onderste rijen stekels staan schuin tot recht uit. Ze zijn niet teruggebogen, zoals bij welriekende agrimonie.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Agrimonie kent vele toepassingen als geneesmiddel, onder andere uitwendig als middel tegen verstuikingen en kneuzingen, inwendig voor diverse spijsverteringsproblemen.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Naast gewone agrimonie is er ook welriekende agrimonie. Het verschil tussen beide zit in kleine details, waarvan de meest in het oog springende de haakvormige borstels op de rand van de kelkbladen zijn. Bij welriekende agrimonie zijn de onderste stekels teruggebogen; ze maken een scherpe hoek met de verharde kelkbladen. Bij gewone agrimonie staan ze hooguit haaks op de kelkbladen.

 

 

welriekende agrimonie

 

 

 

Algemeen

 

rozenfamilie (Rosaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot ontbrekend
– 30 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf juni t/m september
– lange, slanke, aarvormige tros
– 0,5 tot 1,0 cm
– stervormig
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– tot 12 meeldraden
– 2 stijlen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– veervorming oneven
– top spits
– rand gezaagd
– voet wigvormig
– veernervig
– onderzijde behaard
– soms ook met weinig klierharen

Stengel
– rechtop

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Beemdkroon : Knautia arvensis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

beemdkroon

 

 

Goed te herkennen aan
– het afgeplatte lila bloemhoofdje met 4-slippige bloemen en
– de sterk stralende randbloemen en
– de talrijke behaarde omwindselblaadjes en
– de door witte beharing grijsgroene stengels en bladeren

 

 

bloemen-beemdkroon

 

 

 

Algemeen

 

Beemdkroon is een overblijvende plant van 15 tot 60 cm hoog. Ze groeit op vochtige, kalkhoudende grond in grazige, vaak zandige bermen en op dijken, ook aan struikgewasranden en in de binnenduinen. Beemdkroon staat op de rode lijst als algemeen voorkomend, maar sterk afgenomen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Beemdkroon bloeit vanaf juni tot en met september met afgeplatte lila (zelden witte, zeer zelden gele) bloemhoofdjes. De hoofdjes bestaan uit talrijke trechtervormige bloemetjes, elk met vier kroonslippen. De buitenste bloemen zijn vergroot en asymmetrisch. Door tabaksrook verkleuren de bloemetjes in het hoofdje van lila naar gifgroen. Daarom wordt ze ook wel het tabaksbloempje genoemd.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels en bladeren lijken grijsgroen door de witte beharing. Hoe hoger de bladeren aan de stengel staan, hoe sterker ze in bladslippen zijn verdeeld. De onderste bladeren zijn meestal ongedeeld.

 

 

 

 

 

Toepassing

 

De plant heeft sappige bladeren die voor de liefhebber door de sla kunnen worden gemengd.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

beemdkroon : afgeplatte bloemhoofdjes met 4-slippige bloemen en vergrote randbloemen, onderste bladeren ongedeeld.

duifkruid : afgeplatte bloemhoofdjes met 5-slippige bloemen en vergrote randbloemen, onderste bladeren veerdelig.

blauwe knoop : half-bolvormige, later bolvormige bloemhoofdjes met 4-slippige bloemen en zonder vergrote randbloemen.

 

 

Duifkruid

Duifkruid

 

 

 

Blauwe knoop

Blauwe knoop

 

 

 

 

Algemeen

 

kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen in Zuid-Limburg,
elders vrij tot zeer zeldzaam
– 15 tot 60 cm

Bloem
– lila (zelden wit, zeer zelden geel)
– vanaf juni t/m september
– hoofdje
– 2 tot 4 cm
– klok- of buisvormige bloemen
– 4 kroonbladen, vergroeid
– 4 meeldraden
– 1 stijl
– een aantal rijen bladachtige   omwindselblaadjes

Blad
– zeer variabel van vorm
– enkelvoudig
– bovenste bladeren :
– tegenoverstaand
– zittend
– veervormig ingesneden
– onderste bladeren :
– rozet
– gesteeld
– langwerpig tot lancetvormig
– top spits
– rand gaaf, grof gezaagd tot gekarteld
– veernervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

botanische-tekening-gr-beemdkroon

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

JOHN ASTRIA

Vierzadige wikke : Vicia tetrasperma subsp. tetrasperma

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

vicia-tetrasperma-vierzadige-wikke-04

 

 

Goed te herkennen aan
– 1 tot 3 bloemige trosjes van kleine licht lila of blauwachtig witte vlinderbloemen en
– de gerankte bladeren met 3 – 8 paar deelblaadjes

 

 

vierzadige-wikke-yerseke-moer-peter-706

 

 

 

Algemeen

 

Vierzadige wikke is een eenjarig, teer plantje met een klimmende, vaak vertakte stengel van 15 tot 70 cm lang. Ze groeit op vochtige, matig voedselrijke grond in akkers, bermen en op dijken.

 

 

Vierzadige wikke

 

 

 

Bloem

 

De bloeitijd is vanaf mei tot en met augustus. De bloemen zijn blauwachtig wit tot licht lila. Ze staan in trosjes van 1 tot 3 bloemen. De steel van het trosje is in de vruchttijd ongeveer even lang als het draagblad, in tegenstelling tot die van slanke wikke, waarvan de steel van het trosje langer is dan het draagblad.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
> – eenjarig
– vrij algemeen tot zeer zeldzaam
– 15 tot 70 cm

Bloem
– blauwachtig wit tot licht lila
– vanaf mei t/m augustus
– armbloemige losse tros
– vlinderbloem
– 4 tot 5 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– even veervormig
– top rankend
– deelblaadjes :
– lijnvormig tot langwerpig
– top rond of met een stekelpuntje
– rand gaaf
– voet wigvormig
– 1-nervig

Stengel
– klimmend
– weinig kort behaard

zie wilde bloemen

 

 

botanische-tekening-gr-vierzadige-wikke

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

 

JOHN ASTRIA

Slipbladige ooievaarsbek : Geranium dissectum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

geranium-dissectum-05-slipbladige_ooievaarsbek1-h4

 

 

Goed te herkennen aan
– de helder roze, kleine bloemtjes met 5 uitgerande kroonbladen op korte bloemstelen én
– de lange afstaande beharing van de hele plant én
– de klierharen voornamelijk in de bloeiwijzen

 

 

geranium-dissectum-05-slipbladige_ooievaarsbek3-h4

 

 

 

Algemeen

 

Slipbladige ooievaarsbek is een eenjarige plant van 10 tot 40 cm hoog. Ze is zeer algemeen voorkomend. Ze groeit op open, vochtige, voedselrijke, meestal kleiige grond in akkers, op dijken, in bermen en aan slootkanten. De gehele plant is afstaand behaard en vooral in de bloeiwijzen ook met klierharen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Slipbladige ooievaarsbek bloeit vanaf mei tot en met september. De helder roze bloemen staan met 2 bij elkaar in de bladoksels. Ze hebben 5 uitgerande kroonbladen, die even lang zijn als de genaalde kelkbladen. Ze staan op stelen, die korter zijn dan 2 cm, waardoor ze wat tussen de bladeren verscholen zitten.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De behaarde bladeren zijn in omtrek rond, handvormig 5- tot 7-delig met 3-spletige slippen. Slipbladige ooievaarsbek heeft ook rozetbladeren, die minder diep gespleten zijn en een rode rand hebben. Tijdens de bloei zijn de rozetbladeren al verdord. De stengel is liggend of opstijgend en wordt vaak gesteund door omringende vegetatie.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen tot vrij zeldzaam
– 10 tot 40 cm

Bloem
– helder roze
– vanaf mei t/m september
– alleenstaand
– stervormig
– tot 1 cm
– 5 uitgerande kroonbladen
– kroon niet vergroeid
– 5 genaalde kelkbladen
– 10 meeldraden
– 1 stijl met 5 stempels

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– handvormig ingesneden
– 5- tot 7-delig
– in omtrek rond
– top spits
– rand gaaf
– handnervig
– afstaand behaard, bovenste ook met   klierharen

Stengel
– liggend of opstijgend
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

JOHN ASTRIA

Veldsalie : Salvia pratensis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

salvia-pratensis-veldsalie_small

 

 

Goed te herkennen aan
– grote blauwpaarse lipbloemen met een sterk gebogen bovenlip en
– de behaarde stengels en behaarde bladeren

 

 

dsc08913a

 

 

 

Algemeen

 

Veldsalie is een behaarde, licht aromatische plant. Ze kan tot 80 cm hoog worden. De plant komt in heel Europa voor, vooral Frankrijk. Veldsalie groeit op matig vochtige, kalkrijke grond in graslanden, wegbermen, op rivierduintjes en langs dijken.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Veldsalie bloeit in mei, juni en juli met prachtige blauwpaarse (zelden lichtblauwe, roze of witte) lipbloemen van 15 tot 30 mm. Ze staan in losse schijnkransen van 4 tot 8 bloemen in de oksels van de schutbladen om de stengel. Zowel de bloemkroon als bloemkelk zijn bedekt met klierharen. De stijl steekt vrij ver buiten de bloem.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De onderste bladeren zijn lang gesteeld, langwerpig tot eirond en vormen een rozet. Aan de stengel zitten kleinere, kort gesteelde of zittende stengelbladeren.

 

 

sensation deep rose

 

 

 

Toepassingen

 

Vroeger werd veldsalie veel gebruikt in de keuken. Tegenwoordig gebruikt men echte salie (Salvia officinalis).

 

 

sensation white

 

 

 

Algemeen

 

lipbloemenfamilie (Lamiaceae)
– overblijvend
– vrij tot zeer zeldzaam
– 30 tot 80 cm

Bloem
– blauwpaars (zelden lichtblauw,
roze of wit)
– vanaf mei t/m juli, soms tot de herfst
– aarvormige bloeiwijze met losse   schijnkransen
– lipbloem
– 15 tot 30 mm
– kelk- en kroonbladen met klierharen
– kroonbladen vergroeid
– 2 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– rozetbladeren :
– lang gesteeld
– maximaal 15 cm lang
– stengelbladeren :
– kleiner dan de rozetbladeren
– kruisgewijs tegenoverstaand
– kort gesteeld of zittend
– enkelvoudig
– langwerpig tot eirond
– top iets spits
– rand gekarteld of dubbel gezaagd
– voet hartvormig
– netnervig
– rimpelig
– bovenkant kaal
– onderkant sterk behaard, lichter van kleur

Stengel
– rechtop
– sterk behaard
– vierkantig

 

 

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

mijne kop a4