Tagarchief: bloemhoofdjes

Wit hoefblad ; Petasites albus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_2609-m-wit-hoefblad

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de ronde tot kegelvormige trossen met witte tot geelwitte bloemhoofdjes en
– de vroege bloeiperiode

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Wit hoefblad is geen inheemse plant. Ze behoort tot de stinsenplanten en komt oorspronkelijk uit de bergen van Midden-Europa en West-Azië, is hier te koop als sierplant en wordt aangeplant in parkbossen op schaduwrijke plaatsen met vochtige, voedselrijke grond, waar ze zich lang kan handhaven.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bloem

 

Wit hoefblad is een overblijvende, geurende plant. Ze wordt 5 tot 30 cm hoog en bloeit in februari en maart met (geel)witte ronde tot kegelvormige trossen, die bestaan uit een aantal bloemhoofdjes, die op hun beurt weer samengesteld zijn uit een aantal buisbloemen.

 

 

 

 

 

Blad

 

Wit hoefblad is net als klein en groot hoefblad een naaktbloeier; de wortel-standige bladeren verschijnen aan het einde van de bloeiperiode. Ze zijn hartvormig, van onderen blijvend grijs-viltig en uitgegroeid tot 30 cm in doorsnee. Door de kruipende wortelstok breidt wit hoefblad zich uit en groeit ze in groepen.

 

 

petalbus5

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Groot en wit hoefblad lijken op elkaar. Beiden hebben een ronde tot kegelvormige bloeiwijze en opvallend grote bladeren, die pas na de bloei verschijnen. Ze verschillen in de kleur van de bloemen; groot hoefblad is roze, wit hoefblad is wit tot gelig. Daarnaast bloeit wit hoefblad eerder dan groot hoefblad.

 

 

groot hoefblad

 

 

 

groot hoefblad

 

 

 

groot hoefblad

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– voorkomend in parkbossen, soms
lang standhoudend
– 5 tot 30 cm

Bloem
– (geel)wit
– februari en maart
– ronde tot kegelvormige trossen
– buisbloem
– hoofdje circa 2,5 cm

Blad
– wortelstandig
– enkelvoudig
– top rond
– rand onregelmatig getand
– voet hartvormig
– hand- en netnervig

Stengel
– rechtop
– met bleke, smalle schutbladen

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

John Astria

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Klein hoefblad : Tussilago farfara

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

hoefbladklein-130406-120

 

 

 

Goed te herkennen aan


– de goudgele bloemhoofdjes met een straal van zeer veel smalle straalbloemen en

– de vroege bloei met alleen bloemhoofdjes, geen blad

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Klein hoefblad is een zeer algemeen voorkomende overblijvende plant. Ze is een echte pionierplant en groeit vooral op zonnige, vrij open plaatsen met omgewerkte, zeer voedselrijke, meestal kalkhoudende grond, waar nog weinig andere begroeiing is. De lange ondergrondse wortelstokken helpen de grond, als die de neiging heeft om-laag te glijden, goed op zijn plaats te houden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeiperiode begint vroeg in het voorjaar (soms al in februari). Ze bloeit met goudgele bloemenhoofdjes van 2-3 cm. De bloemstelen zijn 7 tot 15 cm hoog. De bloemenhoofdjes staan eerst rechtop, later knikkend. Na het rijpen van de zaden richten de hoofdjes zich weer op en groeien de bloemstelen uit tot ongeveer 30 cm. De bloe-menhoofdjes bestaan uit een straal van ongeveer 300 zeer smalle, vrouwelijke, draadvormige straalbloemen met in het hart 30 tot 40 mannelijke 5-slippige buisbloemen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

Tijdens de bloei staan er groene of bruin- tot roodachtige, spinnenwebachtig behaarde, schubvormige blaadjes langs de wollig behaarde bloemsteel. De bladeren die na de bloei verschijnen zijn groen, (ei)rond tot hartvormig, gelobd en onregelmatig getand, wortelstandig en aan de onderkant blijvend wit viltig behaard. Aan de bovenkant zijn de bladeren spinnenwebachtig behaard, maar de beharing tussen de nerven verdwijnt later. De bladtanden zijn iets verdikt en bruin- tot zwartachtig. Vaak vertoont de hele bladrand een dergelijke kleur.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Vroeger werd klein hoefblad gebruikt als hoestdempend middel vanwege de rijkelijk aanwezige flavonoïden, slijm – en looistoffen. Inmiddels is bekend dat de plant ook pyrrolizidin-alkaloïden bevat, die de lever beschadigen en als kankerverwekkend worden beschouwd. Het gebruik van klein hoefblad is dan ook af te raden.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Evenals de andere hoefblad-soorten is ook klein hoefblad een naaktbloeier. Dat wil zeggen dat de bladeren zich pas na de bloei gaan ontwikkelen.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

In de Lage Landen  komen 4 soorten hoefblad voor, die alle vier goed uit elkaar te houden zijn, zeker als je ze gezien hebt. Klein hoefblad is laag en heeft gele bloemen. Groot hoefblad heeft een kegelvormige, bleek-roze bloeiwijze. Japans en wit hoefblad lijken het meest op elkaar. Ze zijn het makkelijkst van elkaar te onderscheiden aan de hand van de schutbladen aan de bloeistengel; bij Japans hoefblad zijn die bladen duidelijk langer dan de bloeiwijze, bij wit hoefblad zijn ze korter.

 

 

groot hoefblad

 

 

 

 

Japans hoefblad

 

 

 

 

wit hoefblad

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen
– tot 30 cm hoog

Bloem
– gele buisbloemen
– zeer smalle gele straalbloemen
– vanaf februari t/m april (mei)
– alleenstaand hoofdje
– 2 tot 3 cm

Blad
– stengelblad :
– enkelvoudig
– verspreid
– lancetvormig
– schubvormig
– groen of bruin- tot roodachtig
– voet halfstengelomvattend
– parallelnervig

– wortelstandig blad :
– enkelvoudig
– (ei)rond tot hartvormig
– 10 – 30 cm breed
– groen
– bovenkant spinnenwebachtig
behaard, later tussen de nerven kaal
– onderkant wit viltig behaard
– voet hartvormig
– gesteeld
– handnervig
– soms paars, rood, bont of gevlekt     gekleurd

Bloeistengel
– rechtop, later knikkend
– niet vertakt
– wollig behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

  

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

John Astria

John Astria

Hopklaver : Medicago lupulina

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan 
– de helder gele bloemhoofdjes met vlinderbloemen, die na de bloei afvallen en
– de vruchthoofdjes met niervormige vruchtjes, die van groen naar zwart verkleuren en
– het driedelige klaverblad, waarvan de deelblaadjes een spitsje hebben

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Hopklaver is eenjarig en zeer algemeen voorkomend. Ze groeit op vochtige tot droge, voedselrijke grond in gras-landen en bermen, ook op stenige plaatsen. Hopklaver wordt 7 tot 50 cm hoog.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf april tot in de herfst met helder gele bloemhoofdjes van 10 tot 50 (gewoonlijk 30 tot 40) bloemen. De bloemhoofdjes staan op een lange steel in de bladoksels, zijn eerst rond, later eirond. Na de bloei vallen de bruinachtig geworden bloemetjes af en worden vruchthoofdjes zichtbaar met niervormige vruchtjes, die eerst groen zijn en later bij rijpheid zwart worden.

 

 

 

 

 

Blad

 

De verspreid staande bladeren bestaan uit 3 deelblaadjes, die omgekeerd eirond, behaard en boven het midden het breedst zijn. Het topblaadje is langer gesteeld dat de twee andere.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Hopklaver is snelgroeiend en wordt daarom soms als veevoer gekweekt. Behalve als veevoer wordt ze ook uitge-zaaid als groenbemester, omdat ze met behulp van bacteriën stikstof in de bodem kan vastleggen.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

hopklaver : 10-50 bloemig helder geel hoofdje, niervormige groene (later zwarte) vruchtjes, afvallende bloemen, vierkantige stengel.

 

kleine klaver : 3-15(-25) bloemig geel hoofdje, waarvan de bloemen na de bloei verkleuren naar geelbruin, niet afvallen maar gaan hangen, ronde stengel.

 

 

 

 

 

 

 

liggende klaver : 20-40 bloemig citroen- tot gouddeel hoofdje, waarvan de bloemen een duidelijk geplooide, brede vlag hebben, niet afvallen, kleurloos tot lichtbruin verkleuren, ronde stengel.

 

 

 

 

 

Algemeen

– vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen voorkomend
– 7 tot 50 cm

Bloem
– helder geel
– vanaf april tot in de herfst
– hoofdje, 4-8 mm
– vlinderbloem
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld handvormig
– deelblaadjes :
– omgekeerd eirond
– zeer kort gesteeld
– top iets gerand met spitsje
– rand getand
– voet wigvormig
– veernervig
– behaard

Stengel
– opstijgend of liggend
– behaard
– vierkantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Klein kruiskruid : Senecio vulgaris

Standaard

kamerplanten en bloemen

.

.

.

.

Goed te herkennen aan

.
– de gele bloemhoofdjes zonder straalbloemen en
– de glanzende geveerde bladeren

.

.

.

.

Algemeen

.

Klein kruiskruid is zeer algemeen voorkomende eenjarige plant. Ze kan tot 50 cm hoog worden. Vooral omge-werkte grond heeft de voorkeur, maar ook tussen stoeptegels kom je klein kruiskruid tegen.

.

.

.

.

Bloem

.

Klein kruiskruid bloeit bijna het hele jaar, behalve bij strenge vorst, met kleine gele bloemhoofdjes, die meer hoog dan breed zijn met zwart gepunte omwindsel blaadjes. De bloemhoofdjes staan in losse pluimen aan het einde van de stengel. Ze bestaan uitsluitend uit gele buisbloemen, straalbloemen ontbreken. De hoofdjes blijven lang gesloten en gaan ook nooit erg ver open.

.

.

.

.

Blad

.

De bladeren van klein kruiskruid zijn glanzend groen.

.

.

.

.

Bijzonderheden

.

Voor de bestuiving zorgt de plant zelf. Dus ook bij ongunstig weer, wanneer het nog te koud is voor de insecten, produceert ze veel zaadjes. De zaden groeien in zeer korte tijd uit tot volwaardige planten. Ook die produceren weer opnieuw zaden, die door het vruchtpluis makkelijk door de wind verspreid worden. Al met al een plantje dat je niet snel uit je tuin krijgt.

.

.

.

.

Vergelijkbare soorten

.

boskruiskruid : heeft een aantal naar buiten omgerolde straalbloemen, sterk ruikend, niet kleverig.

kleverig kruiskruid : kleverig door talrijke klierharen.

.

boskruiskruid :

.

  •  heeft een aantal naar buiten omgerolde straalbloemen, sterk ruikend, niet kleverig.

.

Boskruiskruid Senetio sylvaticus 5

.

kleverig kruiskruid : 

.

  • kleverig door talrijke klierharen
  • De bovenkant van de bladeren is glanzend groen en enigszins behaard, soms ook kaal.
  • De omwindselblaadjes hebben een zwarte punt.
  • De buitenste (onderste) omwindselblaadjes zijn voor de helft zwart.
  • De hoofdjes bestaan enkel uit buisbloemen, straalbloemen ontbreken.

.


01191Kruiskruid klerverig bloem 1copy

.

.

Algemeen

composietenfamilie (Asteraceae)
– eenjarig
– zeer algemeen voorkomend
– 7 tot 50 cm hoog

Bloem
– geel
– hele jaar, behalve bij strenge vorst
– hoofdje
– 1 cm lang, 4 à 5 mm breed
– buisbloemen
– omwindselbladeren zwarte top

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– langwerpig
– veervormig ingesneden tot de helft
– top spits
– rand getand of gelobd
– voet onderste bladeren steelvormig   versmald
– voet bovenste al dan niet   stengelomvattend
– veernervig
– vlezig
– bovenkant glanzend
– kaal of gedeeltelijk spinnenwebachtig   behaard

Stengel
– rechtop
– licht behaard

zie wilde bloemen

.

.

.

.

.

.

.

Boerenwormkruid : Tanacetum vulgare

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

.

.

.

.

.

Goed te herkennen aan

.
– de talrijke gele schijfvormige bloemhoofdjes en
– de geveerde bladeren en
– de groei in grote pollen

.

.

.

.

.

Algemeen

.

Boerenwormkruid is een sterk ruikende, overblijvende plant van 60 tot 120 cm hoog. Ze vormt grote pollen door ondergrondse uitlopers. Ze is zeer algemeen voorkomend in de Lage Landen. Je vindt boerenwormkruid op vochtige tot droge, omgewerkte grond op dijken en in bermen, de uiterwaarden, langs spoorwegen en aan akkerranden.

.

.

.

.

Bloem

.

Ze bloeit vanaf juli tot en met september met gele bloemen, die schermvormige pluimen vormen aan het einde van de stengel.

.

.

.

.

.

Blad en stengel

.

De bladeren doen wat denken aan varenbladeren. In het volle zonlicht richten zij zich plat naar het zuiden. Als ze gewreven worden geven ze een kruidige geur af. De stengel is enigszins verhout en bovenaan sterk vertakt.

.

.

.

.

Toepassingen

.

Boerenwormkruid kent vele toepassingen. Zo is het een insecten werend middel en verjaagt onder andere vlie-gen, muggen, mieren en vlooien. Vroeger werd het bij mens en dier gebruikt als middel tegen wormen. Verder is ze zeer geschikt voor droogbloem boeketten, omdat de bloemen bij droging mooi hun gele kleur behouden.

.

.

.

.

Algemeen

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– vrij zeldzaam in het noordelijk   zeekleigebied
– 60 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf juli t/m september
– hoofdje
– schermvormige pluim
– alleen buisbloemen
– 7 tot 13 mm
– omwindselblaadjes vliezig gerand

Blad
– verspreid
– samengesteld
– dubbel afgebroken veerdelig
– top spits of toegespitst
– rand scherp gezaagd
– voet gevleugld
– veernervig
– bovenste niet gesteeld

Stengel
– rechtop
– enigszins verhout
– glad en kaal
– bovenaan vertakt
– meerkantig

zie wilde bloemen

.

.

.

.

.

.

Onkruid soorten in ons land – letter F

Standaard

Categorie: kamerplanten en bloemen

 

 

Onkruid soorten

 

Hieronder vindt u alle soorten onkruid die ons land kent. Een enorm groot overzicht maar netjes op alfabetische volgorde en met omschrijving. Veel succes met het herkennen en bestrijden van deze vaak hardnekkige planten.

 

 

 

Fijnstraal (Composistae)

 

Het verhaal van de verspreiding van CANADESE FIJNSTRAAL (erigeron canadensis) is heel interessant. De plant kwam oorspronkelijk alleen voor in Noord-Amerika, maar rond 1686 reisde hij naar Europa in een opgezette vogel die was gevuld met de gepluimde zaden. Ongeveer 20 jaar later groeide hij verwilderd in Londen en omgeving en in 1877 was hij algemeen op braakliggende terreinen in Londen en op de taluds van de nieuwe spoorlijnen die in het begin van de jaren ’40 waren aangelegd. Tegen het eind van de eeuw groeide hij al in tien Engelse graafschappen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij een bekende verschijning op terreinen waar bombardementen hadden plaatsgevonden. Canadese fijnstraal is een stijf rechtopgroeiende eenjarige plant van 15 tot 90 cm hoog, met vele steeltjes die bloemhoofdjes dragen van kleine buisbloempjes omgeven door minuscule straalbloempjes. De buitenste straalbloempjes zijn draadvormig en groenachtig wit tot lavendelkleurig of enigszins rood getint; de binnenste zijn geelachtig wit.

De smalle donkergroene bladeren staan afwisselend langs de stengel en zowel stengel als bladeren zijn borstelig behaard. De bloeitijd is van juni tot november. Na de bloei verandert de plant als het ware in een hoop wit dons. Er wordt zeer veel zaad gevormd: grote planten kunnen meer dan een kwart miljoen zaden produceren. De plant moet omzichtig behandeld worden, want hij bevat een stof die de huid irriteert; bovendien schijnt hij bij inwendig gebruik tot vergiftiging te kunnen leiden. Als bijdrage aan de composthoop voegt hij wat stikstof toe.

 

 

 

 

 

 

 

Geschiedenis gebruik

 

De Navajo Indianen gebruikten het kruid van de Canadese fijnstraal om puisten mee te behandelen. Verder werd het gebruikt als medicijn tegen slangengif. De Chippewa Indianen gebruikten het bij menstruatiepijn. In 1665 werd het door Europese reizigers meegenomen naar Europa. Men was in die tijd zeer geïnteresseerd in uitheemse planten en de eventuele sierwaarde en medicinale aspecten. Al snel kreeg Canadese fijnstraal faam in Europa omdat een thee van dit kruid goed werkt bij menstruatiepijn, baarmoederbloeding en diarree. In Duitsland wordt dit kruid tot op de dag van vandaag gebruikt in kruidenboter, kruidenzout en kruidenmengsels. Het kruid heeft een licht bittere smaak en wordt geoogst van april tot juli.

 

 

 

 

 

Werkzame stoffen

 

Van deze plant wordt het bovengronds groeiende kruid gebruikt. Daarin zitten de volgende werkzame stoffen: gallotanninen, o-benzyl-benzoëzuur, etherische olie zoals d-limoneen en trans-a-bergamoteen, terpineol en derivaten hiervan, citronellal, p-cymol, linalool, de flavonoïden scutellaroside en glucoronide van scutellareïne, de fytosterolen stigmasterol, stigmastadienol, spinasterol en sitosterol, polyïnen, matricariaester en dehydromatricariaester.

 

 

 

 

 

Urinedrijvend

 

Canadese fijnstraal is niet alleen urinedrijvend maar ook urinezuurdrijvend. Bovendien heeft het ontstekingsremmende werking. Urinezuur is de belangrijkste oorzaak van het voorkomen van reumatische aandoeningen waaronder in feite ook lumbago of lage rugpijn en jicht vallen. Door deze medicinale werkingen wordt Canadese fijnstraal in de fytotherapie toegepast bij de volgende

indicaties:

  • Artritis,
  • Artrose,
  • Jicht,
  • Lumbago,
  • Albuminurie of eiwit in de urine,
  • Ter preventie van cystitis of blaasontsteking.

 

 

 

 

 

 

 

Dosis en veiligheid conyza

 

Wie zich aan de voorgeschreven dosis houdt heeft geen kans op bijwerkingen; althans, deze zijn nooit eerder beschreven. Er zijn enkele manieren om van de geneeskracht van Canadese fijnstraal gebruik te maken:

  • Driemaal daags 30 druppels moedertinctuur.
  • Twee koffielepels per dag van een vloeibaar extract.
  • ´s Morgens drie koppen van een decoct of afkooksel van 150 gram van het kruid per liter water. Zorg dat het water met het kruid vijf minuten doorkookt.