Tagarchief: giftig

Koper.

Standaard

categorie : Sieraden, juwelen, mineralen en edelstenen

 

 

 

Algemene informatie

 

Koper is een roodachtig metaal met het scheikundig element  Cu als symbool en atoomnummer 29. Het is een rood/geel overgangsmetaal dat in ongelegeerde vorm ook als roodkoper bekendstaat.

 

 

 

 

 

 

 

 

Ontdekking

 

Opgravingen in het noorden van  Irak, hebben aangetoond dat koper al werd gebruikt rond 8700 v. Chr. Andere opgravingen wijzen uit dat men in 5000 v. Chr. al koper smolt en isoleerde uit koperhoudende mineralen zoals malachiet en azuriet. Van de Sumeriërs en Egyptenaren is bekend dat zij rond 3000 v. Chr. koper smolten en ge-bruikten om brons te maken. Ook in China was het gebruik van koper bekend en zijn er zeer hoogwaardige bron-zen voorwerpen uit 1200 v. Chr. gevonden. De in 1991 in de Oostenrijks/Italiaanse Alpen gevonden mummie Ötzi, die vermoedelijk omstreeks 3300 v. Chr. is gestorven, droeg gereedschap dat uit 99,7% zuiver koper bestond.

 

 

 

 

Toepassingen

 

Omdat koper buigzaam is, eenvoudig te vervormen is en een zeer groot geleidingsvermogen heeft voor elektri- citeit en warmte, wordt het op grote schaal in de industrie gebruikt. Ook legeringen met koper, zoals messing en brons, worden veelvuldig gebruikt.

 

 

 

 

 

Chemische eigenschappen

 

Koper neemt in ionaire vorm vrijwel altijd een oxidatietoestand aan. Koperionen worden in een waterige oplos-sing blauw. Onder invloed van de atmosfeer krijgt koper een groene oxidatielaag. Het element komt als zodanig in de natuur voor, hoewel het meer in gebonden toestand als sulfide of als oxide aangetroffen wordt. Koperhou-dende mineralen  zijn o.a. covelliet en malachiet. Op het veel duurdere zilver na, is koper de beste geleider van elektriciteit. Om die reden wordt het veel gebruikt in elektronische componenten.

 

 

 

 

 

Verschijning

 

Chuquicamata in Chili is de grootste dagbouw kopermijn. In Chili wordt ongeveer een-derde van alle koper ge-mijnd. De belangrijkste bronnen van koper zijn de mineralen chalcopyriet, chalcociet, covelliet, azuriet, malachiet en borniet. Deze worden in ruime mate in de aardkorst aangetroffen. Belangrijke vindplaatsen van kopererts bevinden zich nog in China, Peru en de Verenigde Staten.

 

 

 

 

 

Toxicologie en veiligheid

 

Het metaal is brandbaar in poedervorm. Vrijwel alle koperverbindingen moeten als giftig worden beschouwd. Toch is koper van levensbelang voor dieren en hogere planten. Een teveel aan koper in het lichaam komt voor bij de ziekte van Wilson. Voedingsmiddelen rijk zijn aan koper vindt men in o.a. oesters, soyalecithine, noten en lever. Koper beschikt over antibacteriële eigenschappen. Het gebruik van koper in sanitaire installaties en leidingen remt de bacteriegroei, waardoor onder meer legionella  minder makkelijk voorkomt.

 

 

 

 

Chemische eigenschappen

 

 

Algemeen
Naam Koper / Cuprum
Symbool Cu
Atoomnummer      29
Groep Kopergroep

 

Smeltpunt (K) 1357
Kookpunt (K) 2843
Aggregatietoestand    Vast

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wrangwortel : Helleborus viridis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

warangwortel

.

 

Goed te herkennen aan
– de grote, geelgroene schotelvormige bloemen en
– de vroege bloeitijd

 

 

 

 

 

Algemeen 

 

Wrangwortel komt oorspronkelijk uit de bergen van Midden-Europa. Van nature komt ze hier niet voor , maar is ze als stinsenplant aangeplant en verwilderd. Wrangwortel is een giftige, reukloze, overblijvende, uiterst zeldzame plant, die groeit op vochtige, kalkhoudende grond op grazige, licht beschaduwde dijkhellingen en in vochtige loofbossen, vooral op klei. Ze staat op de rode lijst als zeer zeldzaam en sterk afgenomen.

 

 

 

 

 

Bloemen

 

Wrangwortel wordt 20 tot 40 cm hoog en bloeit in maart en april met geelgroene, schotelvormige, iets hangende bloemen. Ze hebben 5 bloemdekbladen, zeer veel meeldraden en 3, 4 of 5 stijlen.

 

 

wrangwortel-snel-_017_30_tekst

 

 

.

Bladen

 

De geelgroene bloemdekbladen zijn eigenlijk de kelkbladen. De kroonbladen zijn vergroeid tot nectariën (nectarbakjes), die in het hart van de bloem onderaan de meeldraden zitten. Meestal zijn er twee lang gesteelde, glimmende, wortelstandige, donkergroene, handvormig gedeelde, getande bladeren en hoger aan de stengel enkele kleinere ook handvormig gedeelde, lichter groene stengelbladeren.

 

 

 

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Vroeger werd wrangwortel gebruikt door boeren om koeien te behandelen, die de ziekte wrang hadden. Hoewel wrangwortel giftig is, wordt ze in de homeopathie gebruikt bij storingen in de nierfunctie en ziekten van de uri-newegen. Vergelijkbaar met wrangwortel is de kerstroos. Deze komt bij ons alleen voor als tuinplant, is duidelijk lager en bloeit met witte (soms roze) bloemen.

.

 

kerstroos

kerstroos

 

.

 

Algemeen

 

ranonkelfamilie (Ranunculaceae)
– overblijvend
– uiterst zeldzaam
– 20 tot 40 cm

Bloem
– groengeel
– maart en april
– gesteeld alleenstaand
– stervormig
– 3 tot 5 cm
– 5 bloemdekbladen, niet vergroeid
– meer dan 20 meeldraden
– 3, 4 of 5 stijlen

Blad
– verspreid en wortelstandig
– enkelvoudig
– handvormig
– top spits
– rand gezaagd
– voet gevleugeld
– hand-/netnervig

Stengel
– rechtop
– kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

De Carayota Mitis of de vissenstaartpalm

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

De Caryota Mitis is ook wel bekend als vissenstaartpalm of vinnetjespalm. Deze namen zijn te danken aan de afwijkende bladeren die op de staart van een vis lijken. De palmen komen uit Azië, waaronder Indonesië. Caryota Mitis is een palm uit de familie Arecaceae of Palmea. Omdat deze palm prima gedijt op donkere locatie’s is het een prima plant voor kantoren.

 

 

 

 

 

Water geven

 

vochtig houdenVochtig houden

 

De Caryota Mitis moet net zoals andere palmen in een constant vochtige grond staan. Let er hierbij op dat de wortels niet in de natte grond staan. Geef daarom regelmatig kleine beetjes water, bijvoorbeeld eens per 5 dagen in de zomer en eens per week in de winter. De hoeveelheid water is afhankelijk van de grootte van de palm en de hoeveelheid licht die de plant bereikt.

Begin daarom met kleine hoeveelheden water per gietbeurt. Is de grond na 4 dagen nog steeds nat, verminder dan de watergift. Controleer dit door een vinger in de aarde te steken. Het is verstandig om dit bij een nieuwe kamerplant regelmatig te doen. Op den duur wordt het dan eenvoudiger om te bepalen hoeveel en hoe vaak de Caryota Mitis nodig heeft.

 

 

 

Sproeien

 

Het sproeien van de Caryota Mitis is niet noodzakelijk. Het is wel aan te raden wanneer de radiator een te droge lucht veroorzaakt. Daarnaast voorkomt sproeien spint en het blad blijft langer mooi.

 

 

 

Standplaats

 

Donker tot schaduw

 

De Caryota Mitis gedijt prima op donkere of schaduwrijke locaties in de huiskamer. Maar net zoals alle andere kamerplanten heeft ook de Caryota zonlicht nodig. Stagneert de groei, of maakt de kamerplant weinig vers blad aan? Plaats de palm dan een meter dichterbij het raam. Worden de bladeren geel of wordt de plant lichter van kleur? Plaats de palm dan een meter verder van het raam. Zorg voor maximaal 3 uur direct zonlicht. Zo behoudt de Caryota Mitis zijn diep donker groene kleur.

 

.

Fish Tail Palm, host plant for Tawny Palmfly

 

 

 

Minimale temperatuur

 

Overdag: +/- 18 °C
‘S nachts: +/- 15 °C

 

 

Verpotten

 

Verpot de Caryota Mitis ongeveer eens per twee jaar om de groei- en gezondheid te bevorderen. Verpotten kan direct na de aankoop, of anders bij voorkeur in de lente. Wortels herstellen namelijk in deze periode het snelst. Een ruimere pot creëert een grotere waterbuffer voor de Caryota Mitis omdat de grond meer water kan opnemen. Hiermee is de kans op uitdroging kleiner. Neem een sierpot met een diameter die minimaal 20% groter is dan de bestaande pot. Gebruik gewone universele potgrond of speciale palm grond.

 

 

 

 

 

Voeding

 

Bemest de Caryota Mitis van april tot september wekelijks. Je kunt hierbij het beste vloeibare voeding voor palmen gebruiken. Pas op dat je geen overdosis geeft. Ook niet na een periode dat de binnenplant geen voeding heeft gehad. Dit is erg slecht voor de plant. Een palm kan zonder voeding overleven, maar het zal de groei en gezondheid stagneren.

 

 

Verkleurende bladeren

 

Er is een grote kans dat er bruine randen zullen ontstaan bij de onderste bladeren, dit zijn de oudste bladeren. Dit is een natuurlijk verschijnsel en is helaas niet te voorkomen. Op den duur gaan deze blaadjes dood. Wanneer je merkt dat je Caryota gele bladeren krijgt, dan is dat meestal het gevolg van een te lichte staanplaats. Verplaats de plant dan wat verder van het raam af.

 

 

 

 

Snoeien

 

Lelijk blad kan je niet voorkomen. Dit is een natuurlijk proces, waar je niks aan kunt doen. Gelukkig maakt de palm bovenin nieuw blad om het onderste blad te vervangen. Dit onderste blad kun je dan het beste weg knippen, om te voorkomen dat het lelijk wordt. Bruine randjes mogen ook weggeknipt worden. Het is echter niet mogelijk om de stam te snoeien.

 

 

 

 

 

Vermeerderen

 

Caryota’s zijn net zoals alle palmen alleen te kweken door middel van zaad. Dit is echter niet eenvoudig bij de Caryota Mitis.

 

 

Bloemen

 

Alleen volgroeide palmen bloeien. Dit wordt niet bereikt in de woonkamer.

 

 

Giftig?

 

De Caryota Mitis is niet giftig.

 

 

Ziektes

 

De Caryota Mitis is niet vatbaar voor een specifieke ziekte. Het blijft echter wel raadzaam om de palm regelmatig te controleren op luis. Hoe eerder deze worden bestreden hoe groter de kans op succes.

 

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

JOHN ASTRIA

JOHN ASTRIA

 

 

 

 

 

Koninginnekruid : Eupatorium cannabinum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de wollige uitziende roze (zelden witte) bloemschermen en
– de 3-of 5-delige bladeren, die aan een hennepblad doen denken en
– het grote formaat van de plant

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Koninginnekruid, ook wel leverkruid genoemd, is een overblijvende plant van 50 tot 150 cm hoog, die zich het best thuis voelt op plaatsen waar veel organisch materiaal snel tot ontbinding overgaat, zoals natte tot vochtige grond aan waterkanten, in rietlanden, duinvalleien, moerasbossen en op kapvlakten. Ze is een zeer algemeen voorkomende plant.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Koninginnekruid bloeit vanaf juli tot en met september met roze (zelden witte) bloemhoofdjes, die zeer talrijk zijn en bij elkaar staan in dicht vertakte schermen. Elke bloemhoofdje bestaat uit 4 tot 6 (meestal 5) aan de top klokvormige buisbloemen. De bloemschermen hebben een wollig uiterlijk en geuren scherp en aromatisch.

 

 

 

 

 

Bladeren

 

De forse, behaarde, vaak rood aangelopen stengels zijn bebladerd met 3- tot 5-delige bladeren, die aan een hennepblad doen denken, vandaar de soortnaam cannabinum. De bovenste bladeren zijn niet gedeeld.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Koninginnekruid is een bekende plant in de volksgeneeskunde. Ze bevordert de spijsvertering en verhoogt de activiteit van de galblaas. In grote dosis is de plant echter giftig.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend,
in het noorden zeldzaam
– 50 tot 150 cm hoog

Bloem
– roze (zelden witte) buisbloemen
– vanaf juli t/m september
– hoofdjes in schermvormige pluimen
– tot 5 mm

Blad
– tegenoverstaand
– enkelvoudig
– handvormig 3 – 5 delig
– bovenste bladeren niet gedeeld
– top spits
– rand gezaagd
– netnervig

Stengel
– rechtop
– alleen bovenaan kort vertakt
– vaak rood aangelopen
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Realgaar

Standaard

categorie : Sieraden, juwelen, mineralen en edelstenen

 

 

Eigenschappen 

 

Het mineraal realgaar is een arseen-sulfide met de chemische formule AsS. Het doorzichtige tot doorschijnende oranjegele of aurora-rode tot donkerrode realgaar heeft een submetallische glans, een oranje streepkleur en de splijting is goed volgens het kristalvlak [010]. Realgaar heeft een gemiddelde dichtheid van 3,56 en de hardheid is 1,5 tot 2. Het kristalstelsel is monoklien en het mineraal is niet radioactief. Het komt in de natuur voor als korrels en als goed ontwikkelde kristallen. Realgaar lijkt op cinnaber, maar is zachter en lichter. Het zeer giftige mineraal werd vroeger gebruikt in de geneeskundeleerlooierij en de glasbereiding en tegenwoordig bij het maken van vuurwerk en pesticiden.

 

 

 

 

 

Naamgeving

 

De naam van het mineraal realgaar is afgeleid van de Arabische woorden rahj al ghar, dat “mijnpoeder” betekent; dit omdat het een mineraal was dat in de zilvermijnen werd aangetroffen.

 

 

 

 

 

 

Voorkomen

 

Realgaar is een algemeen voorkomend mineraal in hydrothermale arseen-antimoonertsen. Hier wordt realgaar (70% arseen) gevormd door de ontleding van andere arseenhoudende mineralen, zoals arsenopyriet. De type- locatie is de Zarshuran mijn, Azarbayjan-e KhavariTakab (Takan Tepe), Iran. Het mineraal wordt verder gevonden in DuranusAlpes-MaritimesFrankrijk, in de provincie Hunan het huidige China en in Allchar RoszdanMacedonië.

 

 

 

 

 

Realgaar
Realgar-Calcite-37467.jpg
Mineraal
Chemische formule AsS of As4S4
Kleur Oranjegeel tot donkerrood
Streepkleur Oranje
Hardheid 1,5 tot 3
Gemiddelde dichtheid 6 kg/dm3
Glans Submetallisch
Opaciteit Doorzichtig tot doorschijnend
Splijting [010] Goed
Kristaloptiek
Kristalstelsel Monoklien
Bijzondere kenmerken Zeer giftig

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewone berenklauw : Heracleum sphondylium

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de witte bloemenschermen met stralende randbloemen en
– de talrijke lijnvormige, teruggeslagen omwindselblaadjes onder de kleinste deelschermen en
– de ruw behaarde, gegroefde stengel

 

 

Gewone berenklauw

 

 

 

Algemeen

 

Gewone berenklauw is een overblijvende, zeer algemeen voorkomende plant van 0,9 tot 1,5 meter hoog en ze groeit op vochtige, zeer voedselrijke grond op licht beschaduwde tot zonnige plaatsen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf juni tot in de herfst met witte, zelden roze, bloemschermen. De schermen bestaan uit 15-45 stralen en zijn tot 20 cm in doorsnede. De buitenste bloemetjes zijn duidelijk stralend. Onder de kleinste deelschermen zitten talrijke lijnvormige, teruggeslagen omwindselblaadjes. Hoewel de bloemen een wat onaangename geur hebben, worden ze vooral in juli en augustus door talrijke insecten bezocht.

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De onderste bladeren zijn enkelvoudig en ondiep gelobd, waarvan het onderste paar gesteeld is. De hogere zijn enkelvoudig geveerd met 5 tot 9 deelblaadjes, die vaak een gelobde of gespleten rand hebben. Alle bladeren zijn ruw behaard. De stengel is gegroefd en ruw behaard, maar niet rood gevlekt, zoals de stengel van reuzenberenklauw. De holle stengels, die in de winter blijven staan, worden door spinnen en insecten als overwinteringsplaats gebruikt.

 

 

reuzenberenklauw

 

 

 

Bijzonderheden

 

Net als de reuzenberenklauw kan het sap van gewone berenklauw in combinatie met zonlicht, weliswaar in mindere mate, irritaties, jeuk en zelfs brandwonden op de huid veroorzaken. Dus bij het plukken van oudere stengels handschoenen dragen!

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Stengels geplukt voordat de bladeren zich ontvouwen kunnen gegeten worden. De plant is dan nog niet giftig. Gedroogd in de zon ontstaan er door de olie en suiker, die in de stengels zitten, zoete kristallen op de stengel.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

schermbloemenfamilie (Apiaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 90 tot 150 cm

Bloem
– wit (zelden roze)
– vanaf juni tot in de herfst
– meervoudig scherm
– buitenste bloemen stralend
– stervormig
– 5 tot 10 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 2 stijlen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– onderste enkelvoudig, gelobd
– hogere oneven enkelvoudig, geveerd
– top spits
– rand getand of gelobd
– voet (half) stengelomvattend
– veernervig
– ruw behaard

Stengel
– rechtop
– ruw behaard
– gegroefd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geelhartje : Linum catharticum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de witte, 5-tallige, kleine bloemetjes
– met een geel hart
– op vochtige tot vrij natte plaatsen (o.a. duinvalleien)

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Geelhartje is een laag, blauwgroen plantje, dat groeit op open plaatsen met vochtige tot vrij natte, al of niet kalkhoudende grond in duinen, op kalkgraslanden, in heide op leem, schraallanden, op afgravingen, zandplaten en soms in trilveen. Ze is plaatselijk algemeen voorkomend in de Lage Landen. Ze staat op de rode lijst als kwetsbaar.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Geelhartje bloeit vanaf juni tot en met augustus. De bloemen staan op draadvormige, ronde stelen en vormen samen een ijle bloeiwijze. Geopende bloemen staan rechtop, knoppen hangen over. Ze hebben 5 witte kroonbladen, die aan de basis geel gekleurd zijn, waardoor geelhartje (zoals de naam al zegt) een geel hartje heeft. Dat wordt nog versterkt door de gele meeldraden en stijlen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

Elk plantje heeft meestal maar 1 stengel, die bovenin gevorkt vertakt is. De bladeren voelen ruw aan, hebben 1 nerf en staan tegenover elkaar. De onderste zijn eirond met stompe punt, de bovenste langwerpig met (toege)spitste punt.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Geelhartje maakt stoffen aan die haar giftig maken; ze beschermt zich hiermee tegen vraat door planteneters. Maar hoewel giftig, vroeger werd ze gebruikt als laxeermiddel. In de homeopathie wordt ze nog steeds toegepast bij bronchitis, aambeien en diarree.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Geelhartje is door haar gele hart direct van de andere kleine witte bloemetjes te onderscheiden.

 

 

 

.

 

Algemeen

 

vlasfamilie (Linaceae)
– een- of tweejarig, soms overblijvend
– plaatselijk algemeen tot zeer   zeldzaam, rode lijst
– 5 tot 20 cm

Bloem
– wit met geel hart
– vanaf juni t/m augustus
– alleenstaand
– stervormig
– 4 tot 6 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden, soms 4
– 5 stijlen, soms 4

Blad
– tegenoverstaand
– enkelvoudig
– eirond tot langwerpig
– top stomp, spits of toegespitst
– rand gaaf
– voet aflopend
– 1-nervig

Stengel
– rechtop

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blauwe monnikskap : Aconitum napellus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

geheel3-g

 

 

Goed te herkennen aan
– de helmvormige, blauwe of paarsblauwe bloemen in
– een rijkbloemige tros aan het einde van een rechte, stevige stengel

 

 

aconitum

 

 

 

Algemeen

 

Blauwe monnikskap behoort niet tot de inheemse flora van ons land. Ze is oorspronkelijk afkomstig uit de bergen van West- en Midden-Europa. Ze wordt bij ons gekweekt als tuinplant en kan na verwildering lang standhouden. Ze bloeit vanaf juni tot en met september. Ze groeit op zonnige tot beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De kort behaarde bloemen zijn blauw of paarsblauw, soms met wit en staan aan het einde van de rechte, stevige stengel in rijkbloemige, rechte trossen. Het bovenste bloemdekblad is helmvormig, breder dan hoog. Bij diverse cultivars, die allen tuinmonnikskap genoemd worden, is het helmvormige blad hoger dan breed. Evenals bij gele monnikskap zit de nectar bovenin het helmvormige blad in 2 lang gesteelde honingreservoirs (nectariën). Per bloem ontstaan meestal 3 kokervruchten.

 

 

 

 

 

gele monnikskap

 

 

 

Blad

 

De glanzende bladeren zijn lang gesteeld, onbehaard en handvormig gespleten in 5 tot 7 lijnvormige slippen van ± 0,5 cm breed. De bovenkant is donkergroen, de onderkant is lichter. Naar boventoe worden de bladeren kleiner.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Hoewel blauwe monnikskap zeer giftig is, werd ze vroeger gebruikt voor medicijnen tegen jicht, zenuwpijnen, artritis, reuma en mazelen. Zelfs een kleine beetje van de gifstof kan binnen korte tijd de dood veroorzaken. Na aanraking is het verstandig de handen te wassen, omdat de gifstof door de huid heen dringt. In de homeopathie is het een vaak gebruikt middel in acute situaties.

 

 

 

 

Algemeen

 

ranonkelfamilie (Ranunculaceae)
– overblijvend
– verwilderd, lang standhoudend
– 50 tot 150 cm

Bloem
– blauw, paarsblauw, soms met wit
– vanaf juni t/m september
– tros
– buisvormig
– 2 tot 4 cm hoog
– 5 bloemdekbladen, niet vergroeid
– meer dan 20 meeldraden
– 3 stijlen

Blad
– enkelvoudig
– handvormig gedeeld
– 5 tot 7 delig
– top spits
– rand onregelmatig gezaagd
– handnervig

Stengel
– rechtop
– kort behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

botanische-tekening-extragr-blauwe-monnikskap

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

mijne-kop-a4

Bont kroonkruid : Securigera varia

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
de wit/roze bolvormige bloeiwijze en de rijke bloei

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Bont kroonkruid is een overblijvende giftige plant van 30 tot 120 cm hoog, die zeldzaam is en voornamelijk te vinden is in de duinen en in stedelijke gebieden. Bont kroonkruid komt van nature voor in Midden- en Zuid-Europa en is van daaruit verspreid naar West- en Noord-Europa. Inmiddels is de plant een geaccepteerde inheemse soort. Je vindt haar op matig vochtige, kalkrijke grond op dijkhellingen, langs wegen, spoorwegen en in de duinen. Behalve in het wild voorkomend wordt bont kroonkruid ook ingezaaid voor bodemverbetering, het tegengaan van erosie en als bermbeplanting.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf juni tot en met september met mooie wit/roze bolvormige 10- tot 20-bloemige schermen, die aan het einde van lange stelen staan. De schermen tonen op afstand roze, maar de individuele bloemetjes in het scherm bestaan uit drie kleuren: een donkerroze vlag, witte zwaarden en lichtroze kiel met donkere punt.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

Bont kroonkruid heeft liggende en opstijgende stengels en kan daarmee grote stukken grond bedekken. De bladeren zijn oneven geveerd met 7 tot 12 paar deelblaadjes en een topblaadje. De ovale blaadjes zijn 6 tot 16 mm lang.

 

 

 

 

 

Toepassing

 

Hoewel bont kroonkruid giftig is, schijnt thee gezet van de plant verlichting te bieden bij astma en nerveuze hartklachten.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
– overblijvend
– zeldzaam voorkomend
– 30 tot 120 cm

Bloem
– roze en wit
– vanaf juni t/m september
– bolvormig scherm
– vlinderbloem
– 10 tot 15 mm
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– oneven veervormig
– top spits
– rand gaaf
– voet afgerond
– 1 nervig

Stengel
– liggend en opstijgend
– glad en kaal
– meerkantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

Aardaker : Lathyrus tuberosus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_9303-gr-aardaker

 

 

Goed te herkennen aan
– de opvallende, rozerode tot helder rode, aangenaam geurende vlinderbloemen met brede vlag én
– de samengestelde bladeren, bestaande uit 2 deelblaadjes en een al of niet vertakte rank én
– de ongevleugelde, kantige stengels

 

 

lathyrus-tub-img_2639

 

 

 

Algemeen

 

Aardaker is een overblijvende plant van 30 tot 90 cm hoog, die groeit op vochtige, kalkhoudende grond in bermen, akkers, duinen, aan spoorwegen en op dijken. De laatste jaren wordt aardaker uitgezaaid in bermen. In Nederland ze wettelijk beschermd.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Aardaker bloeit vanaf juni tot en met augustus met vrij grote, rozerode tot helder rode, aangenaam geurende vlinderbloemen, die in lang gesteelde, okselstandige trossen van 2 tot 7 bloemen staan. De bloemen hebben een brede vlag.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn samengesteld uit maximaal 2 elliptische tot langwerpige deelblaadjes met daar tussen een al dan niet vertakte rank, waarmee de plant zich hecht aan omringende vegetatie.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Aardaker werd vroeger verbouwd als groente. De wortels vormen plaatselijk verdikkingen. Deze knolletjes kunnen gegeten worden en zijn te koken als aardappelen of te poffen als tamme kastanjes. Ook de bloemen en jonge scheuten zijn te eten. De zaden zijn licht giftig. De verschillende delen van sier- of pronkerwt (Lathyrus odoratus), die als eenjarige plant in tuinen en moestuinen wordt gekweekt vanwege de heerlijke geur en de decoratieve waarde, zijn zeer giftig!

 

 

 

 

 

Algemeen

 

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot zeer zeldzaam
– 30 tot 90 cm

Bloem
– rozerood tot helder rood
– vanaf juni t/m augustus
– tros
– vlinderbloem
– 12 tot 20 mm breed
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– elliptisch tot langwerpig
– top stomp, soms met spitsje
– rand gaaf
– voet afgerond of wigvormig
– parallelnervig
– rank

Stengel
– liggend of klimmend
– glad en kaal
– vierkant

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

JOHN ASTRIA