categorie : religie
.
.

.
.
Met arendsogen speuren wij naar wat onze voorouders geloofden en wat ons tot op vandaag met hen verbindt.
Darío Caal Xi
.
De Maya’s zijn Gods eigen schepping. Als volk, als man en vrouw zijn wij door hem geschapen. Wij zijn deel van zijn lichaam, de tenen van zijn voeten, de vingers van zijn handen. God heeft ons gemaakt, hij is de Schepper en Vormgever. Als mannen en vrouwen werken wij met God mee; samen vervolmaken wij de schepping.
Ons leven is beweging en actie. Samen met anderen spannen wij ons in. Ons zweet valt op de aarde. Wij bewerken de grond tot we blaren op onze handen hebben. Ons werk, onze gedachten en woorden vormen een eenheid. Ons leven is zinvol en gelukkig wanneer er harmonie bestaat tussen de beweging van onze handen en ons hart.
De aarde is onze moeder. Zij voedt ons, beschermt ons en houdt ons in leven. Op de aarde is onze hoop gesteld. Talloze broeders en zusters, oude mannen en kinderen, volwassenen en jongeren hebben de aarde bewerkt, haar liefgehad en verdedigd. Hun inspanningen, hun zweet en bloed hebben de aarde tot onze aarde gemaakt.
Ons leven en onze spiritualiteit vinden hun oorsprong in de blijdschap. Blijdschap bij het zaaien van de maïs, wanneer de eerste plantjes opkomen, bij de oogst en bij het eten van de jonge maïs. Blijdschap wanneer een kind geboren wordt of wanneer een kind opgroeit en zelf aan het werk gaat. Blijdschap wanneer we nieuwe grond ontginnen of een nieuw huis bouwen. De blijdschap die we beleven aan onze dieren. De vreugde die we ondervinden bij het gemeenschappelijk werk voor ons dorp of ons volk.
Wij zijn een volk met een eigen geschiedenis. Wij zijn de vrucht van de ervaringen en inspanningen van onze voorouders. Wij geloven in onze eigen scheppende kracht, die zijn wortels heeft in onze eeuwenoude Maya-cultuur.
Onze cultuur is een cultuur van het leven. Wij voelen ons verbonden met de hemel en de aarde, met alle mannen en vrouwen, met God die Vader en Moeder is. Door ons werk herscheppen wij het aangezicht van Moeder Aarde. Door middel van symbolen zoeken wij gemeenschap met alles wat bestaat. Wij ervaren God op onze eigen Maya-wijze.
Onze cultuur vormt ons en voedt ons op. Onze cultuur verschaft ons medicijnen voor onze gezondheid. Wij leven in gemeenschap. Door te delen zijn wij rijk, door onze eenheid staan wij sterk bij conflicten.
Wij geloven in de God van het leven die recht zal verschaffen. Hij zal een einde maken aan honger en ellende, aan onrecht en ongelijkheid, aan bedrog, discriminatie en uitbuiting. Voor de Maya’s bestaat de zonde erin dat wij de Schepper en Vormgever beledigen, dat wil zeggen, dat wij ons afsluiten voor Hart van de Hemel, Hart van de Aarde. Elke scheiding tussen woord en daad, tussen gedachte en werk is bedrog en verbreekt het evenwicht. Onze idealen zijn goedheid, vrede, geluk, blijdschap, gemeenschapszin en vrijheid.
Voor ons is politiek dienst aan de gemeenschap. Wie dient, heeft gezag. De dienst bestaat in concrete actie tegen alles wat ons als persoon of als volk bedreigt. Wie dient, is trouw en houdt zich aan zijn woord. De wijze oude mannen en vrouwen zijn onze gids, omdat zij zijn gevormd in de harde leerschool van het leven. Dienstbaarheid van mannen en vrouwen en van heel ons volk hoort tot het wezen van ons bestaan.
Het juiste evenwicht in de wereld en in het leven van ieder mens is de vrucht van onze gezamenlijk inspanning. Harmonie kenmerkt ook het leven van God zelf. Al onze menselijke verlangens stemmen wij af op Gods eigen hart.
.
.

éénheid van man en vrouw
pasteltekening van John Astria
.
.
Een mens is nooit alleen, wij zijn altijd een paar. Omdat wij een paar zijn is er nieuw leven mogelijk, is er geschiedenis, vindt er verandering plaats, zijn wij gemeenschap en volk. Als paar, als man en vrouw, hebben wij eerbied voor elkaar en beminnen wij elkaar.
Personen, families en volken kunnen alleen maar bestaan wanneer er wederkerigheid is tussen man en vrouw, tussen hemel en aarde, de mens en de schepping. Wederkerigheid tussen God en mens, tussen vaders en moeders, grootouders en kleinkinderen, ouders en kinderen, tussen water en vuur, zon en maan, wind en bergen, maïs en regen, tussen zaaien en oogsten.
Man en vrouw zijn samen als een boom die leven geeft. “Ik kijk naar jou en jij kijkt naar mij; ik zorg voor jou en jij zorgt voor mij, zodat wij samen groeien. Ik geef jou schaduw en jij geeft mij schaduw. Alleen samen zijn wij compleet. Samen zijn wij een boom; wij hebben hetzelfde vlees en bloed, dezelfde wortels, dezelfde tronk, dezelfde takken en bladeren. Alleen samen brengen wij bloesem en vruchten voort.”
Wij zijn deel van de schepping, van de wereld, van de kosmos. Vader Zon beschermt ons, geeft ons licht, warmte en gezondheid. Grootmoeder Maan ontvangt ons wanneer wij geboren worden en ons eigen licht ontstoken wordt. De maan is het symbool van de oude mannen en vrouwen die ons met wijsheid richting geven. Onze Vader Regen verwekt het leven door Moeder Aarde te bevruchten. De regen is een zegen van God.
Moeder Aarde is het symbool van de vruchtbaarheid en van het heilige karakter van iedere vrouw. In haar schoot worden wij gevormd; zij voedt ons, zij geeft ons beschutting. Op de aarde lopen wij, zij is onze woonplaats. Moeder Aarde is heilig omdat zij ons leven geeft. Wanneer wij sterven, keren wij naar haar terug. Als maïskorrels worden wij in Moeder Aarde gezaaid. Liefdevol neemt zij ons op, in haar rusten wij. Moeder Aarde is Gods eigen gezicht.
Moeder Water zuivert ons, geeft ons leven en gezondheid. Het water is het bloed van Moeder Aarde. Vader Vuur is het symbool van verbondenheid en eenheid binnen de gemeenschap. Vuur nodigt uit onze ervaringen met elkaar te delen. Vuur brengt ons samen en wijst ons de weg. Vader Wind geeft ons levenskracht. Wind is beweging en adem. In de wind klinkt ons lachen en ons schreien. Wind is kracht en actie; wind bemiddelt tussen God en mens.
Moeder Maïs is ons voedsel, het leven dat door onze aders stroomt. De maïs is heilig; zij is als een moeder die haar leven geeft voor haar kinderen. Onze vaders en moeders de bergen zijn de plek waar God aanwezig is, daar treden wij met hem in contact. De bergen zijn het aangezicht van de aarde; op de bergen ervaren wij Gods eigen vrede en rust. De bergen beschermen ons; bij alles wat wij ondernemen zijn zij onze getuigen.
Wij mensen horen bij elkaar, hoe verschillend wij ook zijn. Alleen samen zijn wij vruchtbaar. In gemeenschap werken wij, vieren wij feest, beleven wij ons geloof. Samen vormen wij de tijd, samen trekken wij voort tot de dageraad aanbreekt.
Wij zijn zonen en dochters van God, die Vader en Moeder is. God is het Hart van de Hemel, het Hart van de Aarde. Aan God behoren de dag en de nacht, de bergen en de dalen, alle dieren en ook wijzelf. God is het hart van het water, van de zee en van de rivieren. God is onze oorsprong, de eigenaar van alles wat dichtbij en veraf is. God is een heilige Vader en een heilige Moeder, het middelpunt van de gemeenschap en van de vier hoeken van de wereld. God leeft en waakt zonder ophouden over ons. God is de bron van alle leven.
Onze gebeden richten zich spontaan tot God wanneer wij de dageraad aanschouwen of de ondergang van de zon, wanneer wij een berg bestijgen of de aarde bewerken, bij het zien van de bloemen en de vruchten die de aarde voortbrengt. God eren wij met muziek en zang, met dansen en met feesten. Tot God bidden wij om maïs, grond en water. Hem vragen wij kracht om als volk te groeien en onze cultuur te verdedigen. Onze Maya-priesters en zieners, onze ouderen en vroedvrouwen gaan ons daarbij voor
De vier hoeken van de wereld zijn het huis dat wij bewonen. Daar groeien wij op en bewegen wij ons; het is de ruimte waar wij lachen en huilen. Op de wereld worden wij geboren, op de wereld sterven wij. De wereld is heilig, want hij is doordrongen van het leven van God. De wereld is het middelpunt, het begin van de weg die ons naar God zelf voert.
Wij zijn verbonden met alle volken, in het oosten en het westen, in het noorden en het zuiden. Wij zijn het leven van wie reeds gestorven zijn, wij zijn de dood van wie na ons komen. Wij verenigen in ons verleden, heden en toekomst. De dood is een deel van ons leven; door de dood worden de levenden en de voorouders met elkaar verbonden.
Ook al sterven wij, wij leven voort in onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. De doden zijn vertrokken, maar zij zijn niet weg; wij zetten hun bestaan voort. In de dood ervaren wij de eenheid van levenden en doden. Daarom verandert ons verdriet om de dood in vreugde. Wij huilen om het leven omdat het ons zo dierbaar is.
.
.

.
.
preview en aankoop boek “De Openbaring “:
.
.

John Astria