Tagarchief: juni

Tweekleurig springzaad : Impatiens balfourii

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

.

 

Goed te herkennen aan 
tweekleurige (wit en roze/lila), hangende, typische balsemien-bloemen met nagenoeg recht spoor langer dan 1 cm.

 

 

 

 

.

Algemeen

 

Tweekleurig springzaad is eenjarige tuinplant, oorspronkelijk afkomstig uit de Himalaya. Ze ontsnapt regelmatig uit tuinen en kan zich dan goed handhaven. Op dit moment mag ze als ingeburgerd beschouwd worden in stedelijke gebieden en een aantal duingebieden. Ze word 40 tot 80 cm hoog en groeit het liefst in vochtige grond op beschaduwde plekken.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Tweekleurig springzaad bloeit vanaf juni tot in de herfst. De bloeiwijze is een tros van 4 tot 8 bij elkaar staande tweekleurige bloemen. Ze zijn wit en roze of lila. Ze hebben een nagenoeg recht spoor, dat aan het onderste kelkblad zit. Dat kelkblad is zakvormig vergroeid en is wit/roze van kleur. De overige 2 kelkbladen zijn kleiner en wit en zitten bovenop aan de zijkant van de bloem. Het bovenste kroonblad is wit.

De middelste twee (veel kleinere) kroonbladen zijn ook wit en de onderste twee zijn roze of lila. Op de twee onderste kroonbladen en wat dieper in de bloem zitten donkergele vlekken en streepjes (honingmerk). De spoor van de knoppen is nog terug gekromd, maar strekt zich later bijna recht uit.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn eirond tot langwerpig en hebben een regelmatig fijn gezaagde rand. Ze staan verspreid aan de stengel.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Net als de andere springzaad soorten zaait tweekleurig springzaad zich heel gemakkelijk uit. Bij aanraking van de plant springen de rijpe zaaddozen open en worden de zaden er met kracht uitgeslingerd.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

 

klein springzaad : ichtgele kleine bloemen, nagenoeg recht spoor (niet teruggekromd), rechtopstaande bloemstelen.

 

 

 

 

 

 

 

groot springzaad : gele bloemen, krom spoor, hangende bloemstelen.

 

 

 

 

 

 

 

oranje springzaad : oranje bloemen met roodachtige vlekken, krom spoor, hangende bloemstelen.

 

 

 

 

 

 

 

reuzenbalsemien : bloemkleur is een combinatie van roze/lila/paars en wit, krom spoor.

 

 

 

 

 

 

 

tweekleurig springzaad : bloemkleur is een combinatie van roze/lila en wit, nagenoeg recht spoor, recent ingeburgerd in stedelijke gebieden.

 

 

 

 

Algemeen

 

– balsemienfamilie (Balsaminaceae)
– eenjarig
– recent ingeburgerd
– 40 tot 80 cm

Bloem
– wit en roze of lila
– vanaf juli tot in de herfst
– tros, 4 tot 8 bloemen
– gespoord
– incl. spoor tot 3 cm lang
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 3 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– eirond tot langwerpig
– top toegespits
– rand fijn gezaagd
– voet wigvormig
– veernervig

Stengel
– rechtop
– kaal
– kantig

zie wildebloemen

 

 

 

.

 

 

 

 

 

Wit vetkruid : Sedum album

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de rolronde, groene tot rode, verspreid staande bladeren en
– de trossen 5-tallige kleine witte tot rozeachtige bloemetjes

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Wit vetkruid is een overblijvende vrij zeldzaam voorkomende plant, die 15 tot 20 cm hoog wordt. Van nature komt ze voor in de rivierengebieden, elders is ze uit tuinen verwilderd. Je vindt haar op open, droge, voedselarme, meestal stenige plaatsen, ook in bermen en op omgewerkte grond. Recent wordt ze veel als dakbedekking aangeplant.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Wit vetkruid bloeit in juni en juli met rijkbloemige, sterk vertakte, schermvormige bloeiwijzen van kleine witte, soms roze-achtige bloemetjes. De kroonbladen hebben vaak een rode middennerf.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn groen tot rood, rolrond, lijnvomig en blijven in de winter ook aan de plant. Ze heeft opgerichte bloeiende stengels en kruipende liggende stengels. Ze is zodevormend, dus een goede bodembedekker.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– vetplantenfamilie (Crassulaceae)
– overblijvend
– vrij zeldzaam, deels verwilderd
– 15 tot 20 cm

– wit, soms rozeachtig
– juni en juli
– schermvormige tros
– stervormig
– tot 10 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– rolrond, lijnvormig
– top stomp
– rand gaaf
– voet afgerond

Stengel
– opstijgend of liggend
– glad en kaal
– rolrond

 

 

 

 

 

 

 

 

Waterpunge : Samolus valerandi

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan 
– de kleine, witte, 5-tallige, onopvallende bloemetjes en
– de bladeren in rozet én verspreid en
– natte, liefst brakke standplaatsen

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Waterpunge is een onbehaard, tweejarig of overblijvend, geelgroen plantje van 5 tot 50 cm hoog. Ze groeit op open plaatsen met matig voedselrijke, natte, liefst brakke grond in duinvalleien, laagveenmoerassen, aan greppelranden en op drassige kapvlakten. Het zijn plekken, die vaak ’s winters onder water staan en zomers droogvallen. Ze is plaatselijk vrij algemeen voor komend in de Lage Landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Waterpunge bloeit vanaf juni tot in de herfst met weinig opvallende, kleine, witte bloemetjes, die 5 vergroeide, soms licht uitgerande kroonbladen hebben. De bloemen staan in een eindelingse tros, die zich tijdens de bloei verlengd. De bloemstelen zijn licht geknikt en hebben bij de knik een klein steelblaadje. De kelkbladen zijn vergroeid en ze omsluiten en groeien mee met de ronde doosvrucht.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De onderste bladeren vormen een rozet. Vaak hebben ze een iets omgerolde rand. In dichte vegetatie verdwijnt het rozet meestal; op meer open plekken blijft het aanwezig. Langs de stengel staan verspreid een aantal stengelbladeren. Zowel rozet- als stengelbladeren zijn spatelvormig, iets vlezig met een wasachtig laagje en hebben een in een steel aflopende voet. De steel van van de onderste bladeren is langer dan van de bovenste. De stengels zijn niet of weinig vertakt.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

De niet bloeiende rozetten lijken op de rozetten van madeliefje. De bladrand van de bladeren van madeliefje is gekarteld, die van waterpunge is gaaf. En de bladeren van waterpunge zijn wat vlezig, die van madeliefje niet.

Verder zijn er vele planten met kleine witte bloemetjes, zoals herderstasjevroegeling, verschillende soorten muur,  hoornbloemen en kleine- en bosveldkers. Van deze soorten is waterpunge eenvoudig te onderscheiden door haar standplaats en door het iets vlezige uiterlijk.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– sleutelbloemfamilie (Primulaceae)
– tweejarig of overblijvend
– plaatselijk vrij algemeen tot zeer
zeldzaam
– 5 tot 50 cm

Bloem
– wit
– vanaf juni tot in de herfst
– pluimvormige tros
– stervormig
– 3 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid en rozet
– enkelvoudig
– spatelvormig
– top stomp, soms met spitsje
– rand gaaf
– veernervig
– iets vlezig met wasachtig laagje

Stengel
– rechtop
– glad en kaal

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

Bloeiend in juni in de lage Landen : deel 2

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

.

.

Bloeiend in juni in de Lage Landen. 

.

Elke bloem wordt in de categorie

.

” Kamerplanten en bloemen ” beschreven : zie zoeken

.

.

aardaker

.

.

Blauwe monnikskap

.

.

adderwortel

.

.

akkerdistel

.

.

akkerkers

.

.

akkerkool

.

.

akkermelkdistel

..

.

akkerwinde

.

.

basterdwederik

.

.

beemdkroon

.

.

beemdooievaarsbek

.

.

beenbreek

.

.

berganie

.

.

betonie

.

.

bezemkruiskruid

.

.

bijenorchis

.

.

bitterzoet

.

.

blauw glidkruid

.

.

blauwe zeedistel

.

.

boekweit

.

.

bolderik

.

.

bont boonkruid

.

.

bosandoorn

.

.

bosrank

.

.

brede lathyrus

.

.

duizendblad

.

.

echte valeriaan

.

.

egelboterbloem

.

.

franjekelk

.

.

geel walstro

.

.

.

geel hartje

.

.

gekroesde melkdistel

.

.

Gelderse roos

.

.

gele ganzenbloem

.

.

gele kamille

.

.

gele maskerbloem

.

.

gele monnikskap

..

.

gewone agrimonie

.

.

gewone bereklauw

.

.

gewone melkdistel

.

.

gewoon biggenkruid

.

.

grijskruid

.

.

groot kaasjeskruid

.

.

groot spiegelklokje

.

.

grote centaurie

.

.

grote egelskop

.

.

grote engelwortel

.

.

grote pimpernel

.

.

grote wederik

.

.

grote  teunisbloem

.

.

haagwinde

.

.

harig knopkruid

.

.

harig wilgenroosje

.

.

hokjespeul

.

.

hondsroos

.

.

jacobskruiskruid

.

.

kartuizer anjer

.

.

kale jonker

.

.

kattendoorn

.

.

kikkerbeet

.

.

klein kaasjeskruid

.

.

klein springzaad

.

.

klein streepzaad

.

.

klimopbremraap

.

.

knoopkruid

.

.

knopig helmkruid

.

.

koekruid

.

.

korenbloem

.

.

luzerne

.

.

moederkruid

.

.

moeraskers

.

.

moeraskruiskruid

.

.

moerasrolklaver

.

.

moerasspirea

.

.

moeraswespenorchis

.

.

muurpeper

.

.

Oostenrijkse kers

.

.

oranje havikskruid

.

.

peen

.

.

penningkruid

.

.

poelruit

.

.

puntwederik

.

.

rechte ganzerik

.

.

reuzenbereklauw

.

.

rimpelroos

.

.

schijfkamille

.

.

steenanjer

.

.

stijve klaverzuring

.

.

teer guichelheil

.

.

tripmadam

.

.

trosglidkruid

.

.

tuinbingelkruid

.

.

veldlathyrus

.

.

vijfvingerkruid

.

.

viltganzerik

.

.

vlas

.

.

vlasbekje

.

.

vogelwikke

.

.

waterkruiskruid

.

.

watermuur

.

.

waterpunge

.

.

wilde kamperfoelie

.

.

wilde weit

.

.

wilgenroosje

.

.

wit vetkruid

.

.

wilde klaver

.

.

wouw

.

.

zandblauwtje

.

.

zeeraket

.

.

zeeaster

.

.

zwarte mosterd

.

.

zwarte toorts

.

.

gewone zandraket

.

.

.

.

Bloeiend in juni in de lage Landen : deel 1

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

.

.

Bloeiend in juni in de Lage Landen. 

.

Elke bloem wordt in de categorie

.

” Kamerplanten en bloemen ” beschreven : zie zoeken

.

.

herderstasje 

.

.

 klein tasjeskruid

.

.

kleine veldkers 

        .

.

Paardenbloem

.

.

paarse dovenetel  

.

.

slanke sleutelbloem

.

.

winterpostelein

.

.

klein kruiskruid

.

.

kluwenhoornbloem      

       

.

.

madeliefje     

.

.

vogelmuur                                     

.

.

akkerhoornbloem

.

.

kleine veldkers

        

.                      .

daslook 

.

.

deenslepelblad  

.

.

duinreigersbek

.

.

duinviooltje 

.

.

gehoornde klaverzuring   

.

.

gewone ereprijs  

.

.

gewone hoornbloem

.

.

gewone reigersbek           

   

.

.

 gewone smeerwortel

.

.

gewoon barbarakruid    

.

.

grote ereprijs

.

.

grote muur

 

.

.

 Gulden sleutelbloem

.

.

hoenderbeet

 .

.

hondsdraf

.

.

hopklaver  

.

.

 kruipend zenegroen

.

.

kruisbladwalstro 

.

.

look zonder look

.

.

overblijvende ossetong 

.

.

 pinksterbloem

.

.

raapzaad    

.

.

ronde ooievaarsbek

.

.

scherpe boterbloem   

                                                                                                                                 

.

.

tijmereprijs

.

.

voorjaarshelmkruid  

.

..

 witte dovenetel

.

.

zomerklokje 

.

.

liggende asperge

.

.

                                                       akker vergeet me nietje                                                                

.

.

akkerviooltje

.

.

avond koekoeksbloem 

.

.

basterdklaver

.

.

beekpunge  

.

.

bermooievaarsbek

.

.

bittere veldkers     

.

.

 blaartrekkende boterbloem

.

.

blaassilene 

.

.

blauwe water ereprijs

.

.

bleke klaproos   

.

.

boksdoorn

.

.

bonte wikke   

..

.

 brem

.

.

dagkoekoeksbloem  

.

.

donkere ooievaarsbek

.

.

drienerfmuur  

.

.

 echte koekoeksbloem

.

.

fluitenkruid 

.

.

geel nagelkruid

.

.

gele helmbloem

.

.

gele lis

.

.

gele morgenster   

.

.

gele plomp

.

.

gevlekt longkruid   

.

.

 gewone brunel

.

.

gewone duivenkervel 

  .     

                             .

gewone margriet   

.

.

gewone ossentong   

.

.

 gewone rolklaver

.

.

gewone vogelmelk 

.

.

 gewoon speenkruid

.

.

glad walstro 

.

.

groot streepzaad

.

.

grote klaproos  

.

.

grote ratelaar

.

.

heggenwikke  

.

.

hengel

.

.

herik 

.

.

 inkarnaatklaver

.

.

kleine klaver 

.

.

kleine ooievaarsbek

.

.

kleine pimpernel 

.

.

 kleine ratelaar

.

.

knolsteenbreek  

.

.

kromhals

.

.

lelietje van dalen 

.

.

liggende klaver

.

.

mannetjes ereprijs

.

.

melkkruid

.

.

middelste duivenkervel  

.

.

moerasvergeet-me-nietje

.

.

moeraswolfsmelk 

.

.

muizenoor

.

.

muurbloem      

.

.

muurleeuwenbek

.

.

oosterse morgenster  

.

.

phacelia

.

.

pijpbloem 

.

.

ringelwikke

.

.

robertskruid  

.

.

rode klaver

.

.

rood guichelheil 

.

.

roze winterpostelein

.

.

schijnaardbei   

.

.

schijnpapaver

.

.

slangenkruid 

.

.

slipbladige ooievaarsbek

.

.

smalle weegbree   

.

.

smalle wikke

.

.

stinkende gouwe      

.

.

 veldhondstong

.

.

veldsalie

.

.

vergeten wikke

.

.

vierzadige wikke 

.

.

viltige hoornbloem

.

.

vingerhoedskruid   

.

.

waterviolier

.

.

wede 

.

.

 weegbreezonnebloem

.

.

wilde akelei 

.

.

 wilde reseda

.

.

witte engbloem 

.

.

witte klaver

.

.

witte krodde  

.

.

 witte waterlelie

.

.

zachte ooievaarsbek   

.

.

zompvergeet-me-nietje

.

.

zwanenbloem  

.

.

zilverschoon

.

.

 Judaspenning (paars en wit)

.

.

witte Judaspenning

.

.

.

.

Hokjespeul : Astragalus glycyphyllos

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de lange, liggende, zigzag knikkende stengels
– met samengestelde oneven geveerde bladeren en de
– trossen bleek groengele vlinderbloemen

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Hokjespeul is een giftige, overblijvende plant met liggende, zigzag knikkende stengels, die 30 tot 120 cm lang kunnen worden. Ze groeit op vochtige, kalkrijke grond aan bosranden, tussen kreupelhout, aan dijken en spoorwegen, en in leemkuilen. Ze is zeldzaam voorkomend in de Lage Landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Hokjespeul bloeit vanaf juni tot en met september met eironde, vrij dichte trossen bleek groengele, geurende vlinderbloemen. De trossen staan in de bladoksels en bestaan uit 8 tot 30, kort gesteelde bloemen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren bestaan uit 9 tot 15 elliptische of eironde deelblaadjes. Elk samengesteld blad heeft twee, vrij grote, driehoekige steunblaadjes.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
– overblijvend
– zeldzaam tot zeer zeldzaam
– 30 tot 120 cm

Bloem
– bleek groengeel
– vanaf juni t/m september
– tros
– vlinderbloem
– 1 tot 1,5 cm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– oneven veervormig
– eirond
– top stomp met klein spitsje
– rand gaaf
– voet afgerond
– veernervig
– onderzijde behaard

Stengel
– liggend
– vrijwel kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

Grote pimpernel : Sanguisorba officinalis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– eironde tot langwerpige, donkerrode tot bruinrode bloemhoofdjes
– in een vertakte bloeiwijze op
– lange stelen, die bovenaan kaal zijn

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Grote pimpernel is een overblijvende, pollen vormende plant van 30 tot 100 cm hoog. Ze groeit op natte tot vochtige, voedselrijke grond in hooilanden, aan waterkanten, in bermen en langs spoorwegen. Ze is plaatselijk algemeen voor komend in de Lage landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Grote pimpernel bloeit vanaf juni tot en met september. De bloemen staan bij elkaar in een aarvormige bloei- wijze. Ze hebben 4 donkerrode tot bruinrode kelkbladen; kroonbladen ontbreken. Ze leveren veel nectar en lokken daarmee verschillende insecten en vlinders. Onderaan het hoofdje worden de nieuwe bloemen gevormd; de bovenste bloemen zijn het verst uitgebloeid. Pas geopende bloemen hebben nog witte kelkbladen.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn oneven geveerd; ze bestaan uit 7 tot 13 gesteelde, langwerpige tot ovale deelblaadjes met een gezaagde rand. De bovenkant is groen, de onderkant is blauwgroen.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Grote pimpernel is de waardplant van twee dagvlinders, donker pimpernelblauwtje en pimpernelblauwtje. Beide vlinders waren in de jaren 70 van de vorige eeuw bijna verdwenen. In 1990 zijn beide soorten geherintroduceerd en kunnen zich nu handhaven. Donker pimpernelblauwtje heeft zich in 2001 weer spontaan gevestigd in Limburg.

 

 

pimpernelblauwtje

 

 

 

Toepassingen

 

Grote pimpernel heeft bloedstelpende eigenschappen. In Rusland en China wordt de plant daarvoor nog steeds gebruikt. Thee van de bladeren werkt heilzaam tegen ontstekingen in mond en keel. Verder bevat de plant stoffen tegen darmstoringen, die ook nu nog in de homeopathie gebruikt worden.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soort

 

Naast grote pimpernel is er ook kleine pimpernel . De tweede helft van de naam is de grootste overeenkomst; ze zijn makkelijk van elkaar te onderscheiden. Kleine pimpernel is in alles kleiner. Beide soorten hebben eironde tot langwerpige bloemhoofdjes. Die van kleine pimpernel zijn groenig met rode accenten. Kleine bevernel heeft vergelijkbare bladeren, maar is bloeiend duidelijk van grote pimpernel te onderscheiden door de witte schermbloemen.

 

kleine pimpernel

 

 

 

kleine bevernel

 

 

 

Algemeen

 

rozenfamilie (Rosaceae)
– overblijvend
– algemeen tot ontbrekend
– 30 tot 100 cm

Bloem
– donkerrood tot bruinrood
– vanaf juni t/m september
– hoofdje
– 1 tot 3 cm
– 4 bloemdekbladen
– 4 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– oneven veervormig
– top spits
– rand gezaagd
– voet hartvormig of afgerond
– veernervig

Stengel
– rechtop
– glad en kaal
– gegroefd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Grijskruid : Berteroa incana

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

.

.

.

.

Goed te herkennen aan
– de kleine witte bloemetjes,
– die in een dichte tros aan het einde van de stengel staan en
– de door beharing grijsgroene bladeren en stengels

.

.

.

.

Algemeen

.

Grijskruid is een 20 tot 50 cm hoge, eenjarige plant. Ze groeit op open plaatsen met matig voedselrijke, zandige grond in bermen, langs spoordijken, in de duinen, op industrieterreinen en in graslanden. Ze is vrij algemeen voor komend. Grijskruid wordt ook uitgezaaid.

.

.

.

.

Bloem

.

Grijskruid bloeit vanaf juni tot en met september met witte bloemetjes, die 4 gespleten kroonbladen hebben. De bloemen van grijskruid staan in dichte trossen aan het einde van de stengel.

.

.

.

.

Blad en stengel

.

Behalve op de kroonbladen hebben alle delen van de plant een dichte, aanliggende, stervormige beharing, wat de plant een grijsgroen uiterlijk geeft. De stengelbladeren staan verspreid aan de stengel, zijn lancetvormig met een stompe top en gave (soms getande) rand.

.

.

.

.

.

.

Vrucht

.

Tijdens de bloei worden de stengels langer en vormen zich onder de bloeiwijze langs de stengel elliptische, iets bolle, behaarde, rechtopstaande vruchtjes. In elke vruchtje zitten 6 tot 10 zaden.

.

.

.

.

Algemeen

kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)
– eenjarig
– vrij algemeen tot zeldzaam
– ook uitgezaaid
– 20 tot 50 cm

Bloem
– wit
– vanaf juni t/m september
– dichte tros
– stervormig
– 8 tot 16 mm
– 4 gespleten kroonbladen
– niet vergroeid
– 4 behaarde kelkbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top stomp
– rand gaaf of iets getand
– 1-nervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

.

.

.

.

.

.

De Judaspenning

Standaard

Categorie: kamerplanten en bloemen

.

.

.

.

De Judaspenning

.

De judaspenning (Lunaria annua) is een tweejarige, 50-80 cm (soms tot 100 cm) hoge plant uit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). De vaste judaspenning (Lunaria rediviva) lijkt op de judaspenning, maar heeft langwerpige in plaats van ronde zaaddozen.

.

.

.

.

Botanische beschrijving

.

De bovenste bladeren zijn zittend of zeer kort gesteeld, de onderste zijn gesteeld. De bladeren zijn grof gekarteld, en ei- tot hartvormig.
De bloemen zijn reukloos en 2,5-3 cm groot. De kleur van de bloemen wordt omschreven als paars, mauve of wit. De bloemen zijn gegroepeerd aan de top van de rechtopstaande stengel. De bloeitijd loopt van april tot in juni.
De hauwtjes zijn bijna rond. De vruchten zijn plat en 3-6 cm groot.
De plant is aantrekkelijk voor vlinders. De plant ontsnapt vaak uit tuinen en groeit dan langs bosranden, bij heggen, en in wegbermen. De plant heeft een voorkeur voor zonnige tot licht beschaduwde standplaatsen.

.

.

zaaddozen

.

.

Verspreiding

.

De plant is afkomstig uit Zuidoost-Europa. In zowel België als Nederland is de soort algemeen vanuit tuinen verwilderd aanwezig, iets wat ook voor andere delen van Midden- en West-Europa geldt.

Er zijn verschillende cultivars ontwikkeld:
Lunaria annua ‘Alba Variegata’
Lunaria annua ‘Albiflora’
Lunaria annua ‘Atrococcinea’
Lunaria annua ‘Munstead Purple’
Lunaria annua ‘Sissinghurst White’
Lunaria annua ‘Variegata’

  • Hoogte: 50 tot 100 cm.
  • Standplaats: volle zon.
  • Zaaien: V t/m begin VII. Kiemtijd 14 – 21 dagen. Lichtkiemer. Zaden dus nauwelijks bedekken. Verplanten in de zomer en uitplanten op 30 cm in oktober of voorjaar.
  • Bloei: vanaf half IX t/m X.
  • Kenmerken: Trekt vlinders aan. Een tweejarige plant die zijn naam dankt aan de zaaddozen die op penningen lijken.

 

.

.

zaden

.

.

EIGENSCHAPPEN

.

Hoogte: 50 – 100 cm
Kleur: wit tot donker paars
Winterhard: Ja
PH: Neutraal
Vochtigheid: Normaal
Licht: Zon halfschaduw
Evergreen: Bladverliezend
.
.

witte Judaspenning

.

.

.

.

Franjekelk : Tellima grandiflora

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
de in een eindelingse, eenzijdige trosstaande groengele, klokvormige, knikkende bloemen met teruggeslagen franje-achtige kelkbladen, die soms rozerood verkleuren

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Franjekelk is een overblijvende tuinplant uit Noord-Amerika, die in de Lage landen verwilderd voorkomt en wellicht ingeburgerd is.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit in mei en juni met groengele bloemen, die in een eenzijdige tros aan het einde van de stengel staan. De bloemen vallen op door hun franje-achtige kelkbladen, die soms rozerood verkleuren. De 5 kelkbladen zijn vergroeid en vormen een opgeblazen, vijftandige kelk. De franje-achtige kelkbladen komen tussen de kelktanden naar buiten en buigen zich in de loop van de bloeitijd helemaal terug.

 

 

 

 

 

Blad

 

De behaarde bladeren zijn in omtrek nagenoeg rond. Ze hebben een hartvormige voet. De rand is gelobd en getand. De onderste bladeren vormen een rozet en zijn lang gesteeld. De stengelbladeren zijn korter gesteeld. Naar boven toe worden de stelen korter; de bovenste bladeren zijn zittend.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

steenbreekfamilie (Saxifragaceae)
– overblijvend
– verwilderd, wellicht ingeburgerd
– 30 tot 75 cm

Bloem
– groengeel, soms rozerood verkleurend
– mei en juni
– eenzijdig, aarvormige tros
– klokvormig
– tot 1 cm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 10 meeldraden
– 2 of 3 stijlen

Blad
– rozet en stengelbladeren
– enkelvoudig
– in omtrek nagenoeg rond
– top spits
– rand gelobd en getand
– voet hartvormig
– handnervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond
– groen tot roodbruin

zie wilde bloemen