Tagarchief: juni

Winterpostelein: Claytonia perfoliata

Standaard

Categorie: kamerplanten en bloemen

 

 

 

Winterpostelein: Claytonia perfoliata

 

De winterpostelein of kleine winterpostelein (Claytonia perfoliatasynoniemMontia perfoliata) is een eenjarige plant uit de familie Montiaceae. Vroeger was de soort opgenomen in de posteleinfamilie (Portulacaceae). De soort groeit in Noord-Amerika. Via Cuba is de plant naar West-Europa gekomen. De soort wordt in Engeland, Frankrijk BelgiëNederland en Duitsland verbouwd als winterharde postelein, maar komt in al deze landen ook verwilderd voor. Vanwege de route waarlangs de plant in Europa arriveerde, wordt de plant in Duitsland ‘Kubaspinat’ genoemd.

 

 

Winterpostelein
Winterpostelein - overzicht
Winterpostelein – overzicht
Taxonomische indeling
Rijk: Plantae (Planten)
Stam: Embryophyta (Landplanten)
Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade: Bedektzadigen
Clade: ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen
Clade: Geavanceerde tweezaadlobbigen
Orde: Caryophyllales
Familie: Montiaceae
Geslacht: Claytonia (Winterpostelein)
Soort
Claytonia perfoliata
Donn ex Willd. (1798)
Blad en bloem
Blad en bloem

 

Kenmerken

 

De plant is 15-40 cm hoog en tijdens de bloei gemakkelijk te herkennen aan de schotelvormige bladeren, waar de stengel door heen lijkt te groeien. Het betreft hier een tweetal bladeren, die tezamen vergroeid zijn. Dit zijn geen  kelkbladeren, maar naar de bloem opgerukte gewone bladeren. De gewone blaadjes hieronder hebben een schop-vorm.

De gewone bladeren zijn 2-3 cm groot. De twee om de bloemstengel vergroeide bladeren zijn groter. De witte bloemen zijn klein met 2-3 mm lange kroonbladen. Deze meerjarige plant bloeit van april tot juni. In maart gezaaid bloeit de plant van juni tot in de herfst. De 1 – 1,5 mm grote zaden hebben een mierenbroodje.

 

 

 

 

 

Naamgeving

 

De naam Claytonia komt van John Clayton, een botanicus uit de 17e eeuw. De naam perfoliata (Latijn: per door +folium blad) is gebaseerd op het feit dat de stengel door 2 tot een schotel aaneengegroeide bladeren groeit.

 

 

Teelt

 

planten half oktober

 

 

Wie de plant wil telen kan in juni en juli zaaien, waarbij de zaadhoeveelheid 10 g/m² bedraagt. Een onderlinge afstand van 10 cm tussen de rijen is gewenst. Voor de teelt onder glas moet in de tweede helft van augustus gezaaid worden, waarbij de eerste oogst in november en de tweede in maart valt.

Reeds jonge planten kunnen in de herfst geoogst worden. Wanneer men het hart laat staan, maakt de plant weer nieuwe bladeren. De oogst dient in maart afgesloten te worden voordat de plant gaat bloeien.

Het plantje heeft een sterke voorkeur voor zandige gronden, en zal dus in tuinen met goede grond niet snel als onkruid woekeren. Wel stelt het eisen aan de vochtigheid: het heeft behoefte aan constant vochtige grond. De plant verwacht een zuurgraad tussen 6,1 en 7,8.

 

 

Zaadteelt

 

Zaden

 

 

Voor de teelt van zaad moet er half maart gezaaid worden. De bloei begint in juni tot in de herfst. De zaaddozen moeten voordat ze op de grond vallen geplukt en gedroogd worden.

 

 

 

Gebruik

 

De plant is tegen vorst bestand en daardoor in het vroege voorjaar een belangrijke bron van vitamine C en mineralen als calciummagnesium, en ijzer. In Amerika werd de plant door zowel Indianen als de goudzoekers in Californië gewaardeerd. Voor deze laatsten was het een belangrijk bestrijdingsmiddel van scheurbuik in het vroege voorjaar, wanneer zij gebrek aan vitamine C hadden. Diverse stammen waaronder de Zwartvoetindianen waardeerden overigens niet alleen de zachte blaadjes, maar ook de knollen, die ook eetbaar zijn evenals de wortels.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Advertentie

Wede : Isatis tinctoria

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

isatis-tinctoria-wede-02

 

 

Goed te herkennen aan
– de gele pluimen kleine bloemetjes en
– bruin-zwarte hangende vruchten en
– lancetvormige blauwgroene bladeren met witachtige middennerf

 

 

wede1

 

 

 

Algemeen

 

Wede is een overblijvende plant, die tot 1,20 meter hoog kan worden. Wede is zeer zeldzaam. Oorspronkelijk komt wede van de steppen uit Oost-Europa en Azië.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Wede bloeit in mei en juni met kleine gele bloemetjes.

 

 

 

 

 

Blad

 

De blauwachtig groene bladeren zijn glad en hebben een licht gekleurde middennerf. De onderste bladeren zijn gesteeld, de bovenste omvatten de stengel met een pijlvormige voet.

 

 

 

 

 

Vrucht

 

Opvallend zijn de vruchten van de wede. De vruchten hangen en zodra ze beginnen te rijpen worden ze bruin-zwart. Ze zijn 1 (of 2)-zadig.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Wede is een waardplant van de oranjetip en het groot koolwitje. Tot in de 19de eeuw werd wede gekweekt voor de bereiding van blauwe verfstof. Deze kwekerijen verdwenen toen de Europeanen de kleurstof indigo uit India naar Europa brachten.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)
– overblijvend
– zeldzaam voorkomend
– 60 tot 120 hoog

Bloem
– geel
– mei en juni
– tros
– stervormig
– 2,5 tot 4 mm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancet- of pijlvormig
– top spits
– rand gaaf
– voet pijlvormig, (half)
stengelomvattend
– veernervig, middelste nerf licht
gekleurd
– blauwachtig groen

Stengel
– rechtop
– grijsgroen, soms wat paars
aangelopen
– glad en kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

wede

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

mijne kop a4

Veldsalie : Salvia pratensis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

salvia-pratensis-veldsalie_small

 

 

Goed te herkennen aan
– grote blauwpaarse lipbloemen met een sterk gebogen bovenlip en
– de behaarde stengels en behaarde bladeren

 

 

dsc08913a

 

 

 

Algemeen

 

Veldsalie is een behaarde, licht aromatische plant. Ze kan tot 80 cm hoog worden. De plant komt in heel Europa voor, vooral Frankrijk. Veldsalie groeit op matig vochtige, kalkrijke grond in graslanden, wegbermen, op rivierduintjes en langs dijken.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Veldsalie bloeit in mei, juni en juli met prachtige blauwpaarse (zelden lichtblauwe, roze of witte) lipbloemen van 15 tot 30 mm. Ze staan in losse schijnkransen van 4 tot 8 bloemen in de oksels van de schutbladen om de stengel. Zowel de bloemkroon als bloemkelk zijn bedekt met klierharen. De stijl steekt vrij ver buiten de bloem.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De onderste bladeren zijn lang gesteeld, langwerpig tot eirond en vormen een rozet. Aan de stengel zitten kleinere, kort gesteelde of zittende stengelbladeren.

 

 

sensation deep rose

 

 

 

Toepassingen

 

Vroeger werd veldsalie veel gebruikt in de keuken. Tegenwoordig gebruikt men echte salie (Salvia officinalis).

 

 

sensation white

 

 

 

Algemeen

 

lipbloemenfamilie (Lamiaceae)
– overblijvend
– vrij tot zeer zeldzaam
– 30 tot 80 cm

Bloem
– blauwpaars (zelden lichtblauw,
roze of wit)
– vanaf mei t/m juli, soms tot de herfst
– aarvormige bloeiwijze met losse   schijnkransen
– lipbloem
– 15 tot 30 mm
– kelk- en kroonbladen met klierharen
– kroonbladen vergroeid
– 2 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– rozetbladeren :
– lang gesteeld
– maximaal 15 cm lang
– stengelbladeren :
– kleiner dan de rozetbladeren
– kruisgewijs tegenoverstaand
– kort gesteeld of zittend
– enkelvoudig
– langwerpig tot eirond
– top iets spits
– rand gekarteld of dubbel gezaagd
– voet hartvormig
– netnervig
– rimpelig
– bovenkant kaal
– onderkant sterk behaard, lichter van kleur

Stengel
– rechtop
– sterk behaard
– vierkantig

 

 

 

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

 

mijne kop a4

Schijnpapaver : Meconopsis cambrica

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

meconopsis_cambrica

 

 

Goed te herkennen aan
de gele en oranje klaproosachtige bloemen

 

 

p1060432

 

 

 

Algemeen

 

Schijnpapaver is een overblijvende stadsplant van beschaduwde, vochtige, vaak stenige plaatsen. Het is oorspronkelijk een tuinplant uit West-Europa, die zich makkelijk uitzaait en daardoor snel verwilderd langs heggen en muurtjes.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf mei tot en met juli met gele of oranje klaproosachtige bloemen, die 4 kroonbladen hebben en 2 snel afvallende, behaarde kelkbladen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn dubbel veerdelig en de stengel afstaand verspreid behaard.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Schijnpapaver is een wachtkamersoort; een soort die eventueel opgenomen gaat worden op de Standaardlijst van de Nederlandse flora.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

papaverfamilie (Papaveraceae)
– overblijvend
– ingeburgerd
– 15 tot 60 cm

Bloem
– geel en oranje
– vanaf mei t/m juli
– lang gesteeld alleenstaand
– stervormig
– 5 tot 8 cm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 2 kelkbladen, snel afvallend
– meer dan 20 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– dubbel veerdelig
– top spits
– rand getand tot gaafrandig
– voet aflopend
– veernervig
– kaal

Stengel
– rechtop
– verspreid afstaand behaard

zie wilde bloemen

 

 

voorjaar2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Pijpbloem : Aristolochia clematitis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

dsc01267uit2

 

 

Goed te herkennen aan
de bundels lichtgele, buisvormige bloemen in de bladoksels

 

 

pijpbloem3

 

 

 

Algemeen

 

Pijpbloem is een overblijvende, lichtgroene, onbehaarde, licht geurende, giftige plant, die groeit op droge, voedselrijke, kalkrijke grond aan heggen en bosranden en op omgewerkte zandgrond, ook op dijkhellingen. Ze heeft een kruipende wortelstok en groeit daardoor meestal in groepen. Ze wordt 30 tot 90 cm hoog. Oorspronkelijk is ze afkomstig uit het Middellandse Zeegebied.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Pijpbloem bloeit in mei en juni met lichtgele, 2 tot 3 cm lange, buisvormige bloemen. Ze staan met 2 tot 8 in de bladoksels op korte stelen. Aan de binnenkant zitten naar beneden gerichte haren, die voorkomen dat een insect uit de bloem klimt, voordat bevruchting heeft plaats gevonden. Na bevruchting gaat de bloem hangen en verslappen de haren, waarna het insect, dat inmiddels vol zit met het stuifmeel, eruit kruipt en een jongere bloem bezoekt, die bevrucht wordt met het stuifmeel van de vorige bloem.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn groot, breed eirond (6-10 cm), lang gesteeld en hebben een diep hartvormige voet. De stengels zijn onvertakt, zigzag gebogen, rond en geribd.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

pijpbloemfamilie (Aristolochiaceae)
– overblijvend
– zeldzaam tot zeer zeldzaam
– 20 tot 90 cm

Bloem
– lichtgeel
– mei en juni
– bundel
– buisvormig
– 2 tot 3 cm
– 1 bloemdek
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– eirond
– top stomp
– rand gaaf
– voet hartvormig
– netnervig

Stengel
– rechtop
– kaal
– niet vertakt
– rond en geribd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Knolsteenbreek : Saxifraga granulata

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-saxifraga_granulata_140505

 

 

Goed te herkennen aan
– de witte, 5-tallige, groenig geaderde bloemen in
– losse, min of meer schermvormige, asymmetrische bloeiwijzen en
– de knolletjes onderaan de stengels net boven de grond en
– het plakkerige van de plant door klierharen

 

 

volop-bloemen-knolsteenbreek

 

 

 

Algemeen

 

Knolsteenbreek is een overblijvende plant van 15 tot 50 cm hoog. Ze is behaard, bovenaan ook met klierharen en voelt daardoor kleverig aan. Er blijven ook veel haren en pluizen van andere planten aan plakken. De soort komt voor in West-Europa en in de bergen van Zuid-Europa.

Hij komt in Nederland voor in het zuiden en langs de grote rivieren. In Vlaanderen is de plant vrij algemeen in het Maasgebied, in Limburgs Haspengouw en in de Kempense en Brabantse rivier- en beekdalen. Buiten genoemde gebieden is de soort zeer zeldzaam of ontbrekend. Ze staat op de rode lijst als zeldzaam en sterk afgenomen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeiperiode valt in mei en juni. De bloemen zijn wit. Ze hebben 5 groenig geaderde kroonbladen, die 3x zo lang zijn als de kelkbladen. De bloeiwijze is een losse, min of meer schermvormige, armbloemige, asymmetrische tros.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De onderste bladeren vormen een wintergroen rozet. De rozetbladeren en de onderste stengelbladen zijn rond tot niervormig en hebben een gekartelde rand. De bovenste bladeren zijn smaller, waaiervormig met een getande rand. De stengel is rond en evenals de bladeren en de kelk behaard, vooral bovenaan met klierharen.

Onderaan de stengel, net boven de grond bevinden zich de knolletjes, waaraan ze haar naam te danken heeft. Naast voortplanting door middel van zaad kan knolsteenbreek zich ook door middel van die knolletjes vegetatief voortplanten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

steenbreekfamilie (Saxifragaceae)
– overblijvend
– zeldzaam tot zeer zeldzaam
– rode lijst
– 15 tot 50 cm

Bloem
– wit
– mei en juni
– schermvormige tros
– stervormig
– 10 tot 15 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 2 stijlen

Blad
– rozet en verspreid
– enkelvoudig
– handnervig
– behaard
– rozet en onderste :
– rond tot niervormig
– rand gekarteld
– top stomp
– bovenste :
– waaiervormig
– rand getand
– top spits
– voet wigvormig

Stengel
– rechtop
– behaard, ook met klierharen
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

botanische-tekening-gr-knolsteenbreek

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

John Astria

Gewone margriet : Leucanthemum vulgare

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-leucanthemum_vulgare_filigran_flower_2200px

 

 

Goed te herkennen aan
– grote “madeliefjes-achtige” bloemen op lange stelen met
– donker gerande, groene omwindselblaadjes

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewone margriet is een zeer algemeen voorkomende overblijvende plant. Ze groeit op op open, vochtige tot matig droge, voedselrijke, grazige grond in graslanden, bermen en op dijken. Ze wordt ook ingezaaid.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Vanaf mei tot en met augustus zie je de opvallende bloemenhoofdjes van gewone margriet. De hoofdbloei valt in juni. De vlakke bloemenhoofdjes zijn 3 tot 6 cm breed en bestaan uit een geel hart van buisbloemen en een krans van witte straalbloemen. Ze staan op weinig of niet vertakte stengels, die 30 tot 60 cm hoog kunnen worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 30 tot 60 cm

Bloem
– vanaf mei t/m augustus
– gesteeld alleenstaand
– gele buisbloemen en
– witte straalbloemen
– 3 tot 6 cm
– omwindselblaadjes met zwarte of
bruine rand

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– onderste lang steelvormig versmald
– top stomp
– rand gekarteld
– voet aflopend
– netnervig

Stengel
– rechtop
– kaal of weinig behaard

zie wilde bloemen

 

 

gewone-margriet1

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria

Fluitenkruid : Anthriscus sylvestris

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

detail-scherm-bloeiend-fluitenkruid

 

 

Goed te herkennen aan
– de witte bloemenschermen met kleine bloemetjes,
– die allemaal 2 kleinere en 3 grotere kroonbladen hebben en
– de gewimperde omwindselblaadjes en
– de op de ribben behaarde en aan de rand gewimperde bladscheden

 

 

436b584a39604248a279a407883c92a8

 

 

.

Algemeen

 

Fluitenkruid is een overblijvende zeer algemeen voorkomende plant, die bloeit in mei en juni met witte bloemschermen. De plant wordt 0,6 tot 1,5 meter hoog en groeit op zonnig tot licht beschaduwde, vochtige, voedselrijke plaatsen in graslanden en loofbossen, en vooral in bermen en op dijken.

 

 

 

 

.

Bloem

 

Fluitenkruid is de meest algemeen voorkomende van de witte schermbloemigen en bloeit als eerste. Alle bloemetjes hebben 3 grotere en 2 kleinere kroonbladen, ook die in het midden van het scherm. Bij de randbloemen is het verschil tussen de kroonbladen het grootst en makkelijkst te zien.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Fluitenkruid dankt haar naam aan het feit dat er van de holle stengel tegen het einde van de bloeitijd een fluitje gemaakt kan worden. Er zijn vele witte schermbloemigen die lijken op fluitenkruid. Sommigen daarvan zijn giftig. Doe dit dus alleen als je helemaal zeker weet dat het fluitenkruid is.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

schermbloemenfamilie (Apiaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 60 tot 150 cm

Bloem
– wit
– mei en juni
– meervoudig scherm
– stervormig
– 3 tot 4 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 2 stijlen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– oneven 2- of 3-voudig geveerd
– top spits
– rand gezaagd
– voet (half) stengelomvattend
– veernervig
– onderkant zacht behaard

Stengel
– rechtop
– bovenaan kaal
– onderaan op de ribben behaard
– geribd

zie wilde bloemen

 

 

fluitenkruid

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria

Bittere veldkers : Cardamine amara

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

1167-640veldkers

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de 4-tallige witte bloemen, ongeveer zo groot als pinksterbloemen
– met roodpaarse helmknoppen en
– de groeiplaats; meestal langs stromend helder water

 

 

 

img_3470-gr-bittere-veldkers

 

 

 

Algemeen

 

Bittere veldkers is een overblijvende plant van 15 tot 45 cm, die groeit in brongebieden, aan waterkanten en in grienden op een vochtige bodem, meestal langs stromend helder water. De plant is in Midden-Europa algemeen verspreid. Ook in Nederland en België komt de soort voor aan waterkanten, bij bronnen en in grienden. De plant is waardplant voor de larven van het klein geaderd witje.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit in mei en juni met witte (zelden licht lila) bloemen, die aan de top van de stengel en zijstengels in een losse tros staan. De jonge bloemen hebben rood-paarse helmknoppen; die van oudere bloemen zijn roodbruin-achtig. De bloei is zeer uitbundig en vrijwel direct na de hoofdbloei van de gewone dotterbloem. De bloeiperiode is echter wel kort en meestal verdwijnt bittere veldkers bovengronds al in het begin van de zomer.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels hebben duidelijke groeven in de lengte. De bladeren zijn oneven geveerd en hebben hoogstens 4 paar deelblaadjes, die een bochtig ingesneden rand hebben; het eindblaadje is groter dan de overige deelblaadjes. De deelblaadjes van de onderste bladeren zijn ronder dan die van de bovenste bladeren.

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Bittere veldkers smaakt niet bitter maar radijsachtig. De jonge blaadjes en scheuten kunnen verwerkt worden in soepen en salades. Vroeger werd de plant gebruikt tegen scheurbuik vanwege het hoge vitamine C gehalte.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot zeer zeldzaam
– 15 tot 45 cm

Bloem
– wit (zelden licht lila)
– mei en juni
– tros
– stervormig
– 8 tot 18 mm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– oneven veervormig
– top stomp
– rand bochtig ingesneden
– voet scheef of wigvormig
– veernervig

Stengel
– opstijgend
– bochtig
– glad en kaal
– meerkantig en geribd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

Gewoon barbarakruid : Barbarea vulgaris

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

Barbarea_vulgaris_002

 

 

Goed te herkennen aan
– de 4-tallige helder gele bloemen en
– de glanzende, niet gesteelde bovenste bladeren
– met bochtig ingesneden rand

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewoon barbarakruid is een overblijvende (meestal tweejarige) niet behaarde plant, die bloeit vanaf april tot en met juni. Ze wordt 20 tot 90 cm hoog en is vrij algemeen voorkomend. Ze wordt ook uitgezaaid. Je vindt gewoon barbarakruid op open of licht beschaduwde plaatsen in grazige, vochtige, voedselrijke grond in bermen, aan slootkanten en rivieroevers, ook in de duinen.

 

 

winterkers

 

 

 

Bloemen

 

Gewoon barbarakruid bloeit met gele 4-tallige bloemen, die eerst in een zeer dichte bloeiwijze staan. Als de vruchten zich gaan ontwikkelen wordt de bloeiwijze langer.

 

 

bloeiende-plant-gewoon-barbarakruid

 

 

 

Bladeren

 

De kroonbladen zijn tweemaal zo lang als de kelkbladen en staan min of meer twee aan twee tegenover elkaar in plaats van een kruis te vormen, zoals gebruikelijk is bij kruisbloemigen. De bladeren van gewoon barbarakruid zijn glanzend. De onderste zijn gesteelde wortelbladeren, diep geveerd met aan beide kanten twee tot vijf eirond tot langwerpige deelblaadjes en een groot, rond-achtige topblaadje.

De bovenste bladeren zijn (half) stengelomvattend met (meestal) kale oortjes, ongedeeld, bochtig ingesneden en met of zonder een paar zijslippen. De jonge bladeren kunnen rauw of gekookt gegeten worden. Ze bevatten veel vitamine C, maar smaken wel wat bitter.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)
– overblijvend, meestal tweejarig
– vrij algemeen tot zeer zeldzaam
– 20 tot 90 cm

Bloem
– helder geel
– vanaf april t/m juni
– tros
– stervormig
– 1 cm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– bochtig getand
– top stomp
– rand bochtig getand
– voet (half) stengelomvattend
– veernervig
– glanzend
– kaal

Stengel
– rechtop
– kaal
– gegroefd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

JOHN ASTRIA