Tagarchief: bloeitijd

Wilde marjolein : Origanum vulgare

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

.

.

.

.

.

Goed te herkennen aan

.
– de vertakte bloeiwijze van talrijke kleine roze bloemetjes met donker rood-paarse schutbladen en
– de sterk geurende bladeren, waarvan de nerven aan de onderkant duidelijk zichtbaar zijn

.

.

.

.

Algemeen

.

Wilde marjolein is een beschermde, sterk geurende, stevige, overblijvende plant van 30 tot 60 cm hoog. Ze is vrij algemeen voor komend in de Lage Landen  en in verwilderde (moes)tuinen. Wilde marjolein groeit op min of meer droge, matig voedselrijke, kalkrijke grond op hellingen, dijken, langs bermen en bosranden.

.

.

.

.

.

Bloem

.

De bloeitijd is vanaf juli tot en met september. De bloeiwijze van wilde marjolein is vertakt en bestaat uit een aantal pluimen met talrijke kleine roze bloemetjes, waarvan de meeldraden ver buiten de bloem steken. In weze bestaan de pluimen uit kleine schijnaren, die op hun beurt weer opgebouwd zijn uit schijnkransen van 2 tot 6 bloemen.

.

.

.

.

Bladeren

.

De schutbladen tussen de bloemetjes zijn donker rood-paars gekleurd, waardoor de bloeiwijzen in het begin van de bloei een afwisselend roze/donker rood-paars uiterlijk krijgen. Vanwege de nectar en in mindere mate het stuifmeel worden de bloemetjes door veel vlinders, vliegen, bijen en hommels bezocht.

.

.

.

.

Toepassingen

.

Wilde marjolein bevat vluchtige oliën, die gebruikt worden voor de behandeling van verkoudheid, krampen, astma, reuma en gewrichtspijnen. Bovendien is ze, naast de verschillende kweekvormen, ook in gebruik als keukenkruid.

.

.

.

.

Vergelijkbare soorten

.

wilde marjolein : kelk met vijf tanden, bladeren alleen aan de onderkant behaard.

echte marjolein : ongetande kelk, bladeren aan beide kanten grijs-viltig.

echte marjolein

.

.

Algemeen

– lipbloemenfamilie (Lamiaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot zeldzaam
– beschermd
– ook als tuinplant
– 30 tot 60 cm

Bloem
– roze, zelden wit
– vanaf juli t/m september
– pluim
– lipbloem
– 4 tot 7 mm
– kelk vijftandig
– 4 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– eirond tot langwerpig
– top spits
– rand gaaf of gekarteld
– veernervig
– voet afgerond of wigvormig
– onderkant zacht behaard

Stengel
– rechtop
– vierkantig
– behaard

zie wilde bloemen

.

.

.

.

.

.

Watergentiaan : Nymphoides peltata

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de goudgele, gewimperde bloemen
– de kleine, ronde, drijvende bladeren

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Watergentiaan is een zout mijdende, overblijvende waterplant, die groeit in stilstaand of zwak stromend, voedselrijk, zoet water in rivierlopen, plassen, kanalen en sloten, vooral op klei. Ze is vrij algemeen voor komend in de Lage Landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeitijd is vanaf juli tot en met september. Ze bloeit met goudgele bloemen, die boven het water uitsteken. Ze blijven slechts enkele uren open en dan nog alleen bij helder zonnig weer. De kroonbladen hebben een brede donkerder middenstreep en zijn aan de rand gewimperd.

 

 

 

 

 

Blad

 

De drijvende bladeren zijn nagenoeg rond met een diepe insnijding, waar de steel zit. Ze worden zelden groter dan 10 cm.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– watergentiaanfamilie (Menyanthaceae)
– overblijvend
– algemeen tot ontbrekend
– 90 tot 150 cm

Bloem
– geel
– vanaf juli t/m september
– gesteeld alleenstaand
– stervormig
– 3 tot 5 cm
– 5 kroonbladen
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– rond
– top stomp
– rand gegolfd
– voet hartvormig
– netnervig
– drijvend

Stengel
– rechtop
– kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

.

 

 

 

Vingerhelmbloem : Corydalis solida

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

vingerhelmbloem

.

 

Goed te herkennen aan 
– de volle trossen helder roze tot lila (soms witte) bloemen met lang spoor en
– de handvormig ingesneden schutblaadjes onderaan de bloemsteel

 

 

 

.

Algemeen 

 

Vingerhelmbloem is een tenger, overblijvend plantje van 10 tot 25 cm hoog. Ze is vrij zeldzaam in de duinge- bieden en het rivierengebied, elders zeer zeldzaam. De bloeitijd van vingerhelmbloem is maart en april. Ze groeit op vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkhoudende grond in loofbossen en op beschaduwde grasgrond aan de binnenduinrand, aan de voet van hellingen en bij buitenplaatsen.

.

 

jcs-corydalis-solida-47395 vingerhelmbloem

 

.

 

Bloemen

 

De bloemen van vingerhelmbloem zijn helder roze tot lila (soms wit) en staan in dichte trossen aan het einde van de stengel, vaak met de spoor schuin omhoog.De stengels zijn teer en onvertakt. Vingerhelmbloem wordt ook wel voorjaarshelmbloem genoemd.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Vingerhelmbloem kan makkelijk verward worden met holwortel. De twee zijn ook nauw verwant aan elkaar. Het meest in het oog springende verschil zijn de schutblaadjes onderaan de bloemenstelen. Die van vingerhelmbloem zijn handvormig ingesneden. Daaraan dankt vingerhelmbloem ook haar naam. De schutblaadjes van holwortel zijn niet ingesneden. Naast holwortel kan vingerhelmbloem ook verward worden met duivenkervel.

 

 

 

rankende duivenkervel : eerst geelwitte bloemen met donkerrode top, later soms geheel rood, vrij dichte tros van 12 tot 20 bloemen, bloem 10 – 14 mm, vruchtstelen sterk omlaag gekromd.

 

 

Rankende duivenkervel

 

 

 

middelste duivenkervel : lichtroze tot bijna witte bloemen met donkere top, losse trossen tot 15 bloemen, bloem 9 tot 14 mm lang, tros ongeveer even lang als de steel.

 

 

 

 

 

 

gewone duivenkervel : donkerroze tot rozerode bloemen met donkere top, trossen met meer dan 15 bloemen,  bloem 7 tot 8 (9) mm lang, tros langer dan de steel.

 

 

 

 

 

vingerhelmbloem : roodpaarse, soms witte bloemen, schutbladen tussen de bloemen handvormig ingesneden, bloem 1,5 tot 2,5 cm.

 

 

 

 

 

holwortel : roodpaars tot wit, schutbladen tussen de bloemen met gave rand, bloem 2 tot 3 cm.

 

 

 

Algemeen

 

papaverfamilie (Papaveraceae)
– overblijvend
– vrij tot zeer zeldzaam voorkomend
– 10 tot 25 cm hoog
verspreiding

Bloem
– helder roze tot lila (soms wit)
– maart en april
– eindelingse tros
– 1,5 tot 2,5 cm
– gespoord
– 4 kroonbladen, vergroeid
– 2 kelkbladen
– 2 meeldraden, elk met 3   helmknoppen
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– samengesteld
– dubbel geveerd
– top stomp
– rand gaaf
– voet wigvormig
– handnervig

Stengel
– rechtop
– glad en kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

Schermhavikskruid : Hieracium umbellatum

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

.

 

Goed te herkennen aan
– de paardenbloem-achtige bloemenhoofdjes, die
– vaak schermvormig gegroepeerd staan en
– de stengels met veel, zeer smalle, weinig getande bladeren en
– de aan de top naar buiten gebogen omwindselblaadjes

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Schermhavikskruid is overblijvende plant van 10 tot 120 cm hoog, die groeit op min of meer voedselrijke zandgrond in lichte bossen, (licht beschaduwde) bermen en in de duinen. Ze komt algemeen voor in de Lage Landen en in de duinen langs de gehele kust. Elders is ze aangevoerd met duinzand.

 

 

 

 

Bloem

 

Schermhavikskruid bloeit vanaf juli tot in de herfst. Ze bloeit met paardenbloem-achtige bloemhoofdjes, die vaak schermvormig of in 2 boven elkaar staande kransen aan het einde van de stengel gegroepeerd staan. Ken- merkend voor schermhavikskruid zijn de naar buiten omgebogen toppen van de onderste en middelste omwindselblaadjes.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De kort behaarde stengels zijn rijk bebladerd met zeer smalle, weinig getande, kort behaarde bladeren. De rozetbladeren zijn in de bloeitijd verdord.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Er zijn een aantal havikskruiden, die je op het eerste gezicht zou kunnen verwarren met schermhavikskruid. De uitstaande top van de onderste en middelste omwindselblaadjes is kenmerkend voor schermhavikskruid.

Schermhavikskruid behoort tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.

 

.

In totaal bestaat de groep uit 39 soorten. Ze zijn te verdelen in twee groepen :

 

– de groep met minimaal 2 volwaardige bladeren aan de bloeistengel; hiertoe behoort schermhavikskruid.
Zie de pagina “Sleutel gele composieten met blad“.

– de groep met een kale bloeistengel of met hooguit 1 blad of een aantal schubvormige bladeren.
Zie de pagina “Sleutel gele composieten zonder blad“.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– algemeen tot vrij zeldzaam
– 10 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf juli tot in de herfst
– hoofdje
– alleen lintbloemen
– 2 tot 3 cm
– schermvormige pluim of 2 kransen
– stijlen geel

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lijnlancetvormig
– top spits
– rand gaaf of verwijderd getand
– voet wigvormig
– veernervig
– zacht behaard

Stengel
– rechtop
– kort, zacht behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

.

 

 

 

 

 

Het Maarts viooltje : viola odorata

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

.

.

5Viola-odorata-060410_2.

.

.

Goed te herkennen aan

.
– de donkerpaarse, geurende bloemen met roodpaars spoor en
– de vroege bloeitijd, al in maart

.

.

.

Algemeen

.

Maarts viooltje is een overblijvend plantje van slechts 5 tot 15 cm hoog, zonder rechtopgaande stengels.
Ze komt vrij algemeen voor in Limburg, Zeeland, het rivierengebied, in de duinen en in stedelijke gebieden. Elders is ze zeldzaam en meestal verwilderd. De plant vormt bovengrondse uitlopers, die wortel schieten en nieuwe planten vormen. Ze groeit op licht beschaduwde, vochtige, voedselrijke plaatsen, zoals loofbossen, bermen, parken, kerkhoven, beschaduwde bermen en stadwallen.

.

.

.

Bloem

.

Ze bloeit in maart, april en mei. Soms nogmaals in augustus en september. De bloemen zijn donkerpaars, in het midden wit en staan afzonderlijk op lange stelen. Ze hebben vijf kroonbladen, waarvan de onderste een spoor draagt. Daarin wordt nectar voor de vroege vlinders opgeslagen.

.

.

.

Blad

.

De bladeren zijn lang gesteeld en staan in een rozet. De rand is gekarteld en de voet is diep hartvormig. Na de bloei groeien ze sterk uit.

.

.

.

Toepassingen

.

Maarts viooltje is een welriekend plantje, dat vanwege haar aangename geur gekweekt wordt voor de parfumindustrie. Daarnaast worden er stoffen uit de plant gehaald, die onder andere gebruikt worden tegen kinkhoest en reumatische klachten.

.

.

.

Algemeen

viooltjesfamilie (Violaceae)
– overblijvend
– plaatselijk algemeen voorkomend
– 5 tot 15 cm

Bloem
– donkerpaars
– vanaf maart t/m mei
– gesteeld alleenstaand
– 13 tot 15 mm
– geurend
– roodpaars spoor
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen met ronde top
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– rozet
– enkelvoudig
– rond of niervormig
– top stomp
– rand gekarteld
– voet hartvormig
– veer-, netnervig
– verspreid behaard

Stengel
– kruipend
– bloemsteel niet behaard
– bladstengel teruggeslagen   behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

.

.

.

..

3d-gouden-pijl-5271528

.

.

John Astria

Zompvergeet-me-nietje : Myosotis laxa subsp. cespitosa

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_7443-gr-zompvergeet-me-nietje

 

 

Goed te herkennen aan
– de “trosjes” kleine (2 tot 5 mm) helder blauwe bloemetjes en
– de met aanliggende haren bedekte kelkbladen en
– de tot ongeveer de helft ingesneden vruchtkelk

 

 

zompvergeet-me-nietje

 

 

 

Algemeen

 

Zompvergeet-me-nietje is een eenjarige (soms overblijvende) plant, die groeit op open, natte, zomers droog- vallende grond in greppels, moerassige graslanden, venen en slootkanten. Ze wordt (10) 15 tot 45 (100) cm en is algemeen voorkomend.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Zompvergeet-me-nietje bloeit vanaf mei tot en met augustus. De kleine bloemetjes zijn helder blauw. Het hart wordt gevormd door gele keelschubben. In de knop zijn de bloemen roze. In het begin van de bloei staan de bloemetjes in een opgerolde schicht aan het einde van de stengels en zijstengels. Tijdens de bloeitijd ontrolt de schicht zich en wordt de bloeistengel langer, zodat er uiteindelijk een langgerekte bloeiwijze ontstaat met aan de top bloeiende bloemen en lager aan de stengel vruchten, die verborgen zitten in de open kelk.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)
– eenjarig (soms overblijvend)
– algemeen tot zeldzaam
– (10) 15 tot 45 (100) cm

Bloem
– helder blauw
– vanaf mei t/m augustus
– schicht
– stervormig
– 2 tot 5 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top spits
– rand gaaf
– voet afgerond
– 1-nervig
– aanliggend behaard

Stengel
– rechtop of opstijgend
– aanliggend behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Onkruid soorten in ons land – letter Z

Standaard

Categorie: Kamerplanten en bloemen

 

 

Onkruid soorten

 

Hieronder vindt u alle soorten onkruid die ons land kent. Een enorm groot overzicht maar netjes op alfabetische volgorde en met omschrijving. Veel succes met het herkennen en bestrijden van deze vaak hardnekkige planten.

 

 

Zevenblad (Umbelliferae)

 

Van alle onkruiden is ZEVENBLAD (Aegopodium podagria) wel een van de lastigste en moeilijkst te bestrijden soorten. Door diep te spitten en ieder afgebroken stukje wortel of ondergrondse stengel op te sporen kan men de plant uitroeien. Dat lukt evenwel uitsluitend wanneer men constant op zijn hoede blijft. De plant komt in de meeste delen van Europa voor en werd vroeger gebruikt als geneeskrachtig kruid; de soortaanduiding podagraria is afgeleid van het Latijnse podagra = jicht. Men neemt dan ook aan dat monniken een belangrijk aandeel hebben gehad in de verspreiding van de plant. Tegenwoordig komt Zevenblad ook voor in het oostelijk deel van Noord-Amerika.

De plant wordt 60-90 cm hoog en heeft een holle, gegroefde stengel. Kenmerkend zijn de glanzend groene bladeren, waarvan de bovenste in drieën verdeeld zijn en de onderste dubbel drietallig zijn. Alle bladeren hebben een onregelmatig gezaagde rand. De bladeren aan de stengel staan met tweeën tegenover elkaar; uit hun oksels verheffen zich de schermvormige bloeiwijzen, die 15-20 groepjes kleine, witte, stervormige bloempjes dragen. De bloemen hebben vijf bloemblaadjes en groeien uit tot vruchtjes die slechts twee zaden bevatten. De bloei valt in juni en juli. Hoewel het plezierig is te weten dat het vóórkomen van Zevenblad op goede grond wijst, moet men niet uit het oog verliezen dat de kruipende wortelstokken in één groeiseizoen een oppervlak van 3 m2 in beslag kunnen nemen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zuringsoorten (Polygonaceae)

 

De grote Amerikaanse plantkundige Asa Gray omschreef de leden van het geslacht Zuring als ‘grove onkruidachtige planten, met kleine en onooglijke (meestal groene) bloemen’. (Overigens zijn er ook kleine, allerminst grofgebouwde Zuringsoorten.) De bloemetjes staan dicht opeen, meestal in kransen rond de bloeistengels in – al dan niet vertakte – bloeiwijzen. Deze planten komen vooral voor in de gematigde en koude delen van het noordelijk halfrond, maar sommige soorten hebben zich over de hele wereld verspreid. Het zijn meesters in de kunst van het overleven.

De meeste soorten zijn overblijvende planten en hun zaden (ze kunnen er per jaar tot 50.000 per plant voortbrengen) worden door de wind verspreid. De verspreiding kan ook door vogels plaatsvinden en zelfs – ondergronds – door mieren die de zaden als nestmateriaal gebruiken. Deze onder de grond terechtgekomen zaden kunnen wel 80 jaar hun kiemkracht bewaren. De vertakkingen van de dikke gele penwortels gaan soms tot 1,5 meter of nog dieper de grond in. Ieder afgebroken stuk vormt gemakkelijk nieuwe wortels en levert dan weer een nieuwe plant. Er zijn vijf soorten die een plaag kunnen vormen in de tuin. Hoewel alle soorten altijd gemakkelijk als een zuring te herkennen zijn is het onderscheid tussen de soorten onderling vaak moeilijk te zien.

 

 

Krulzuring

 

KRULZURING (Rumex crispus) is wel een van de meest algemene en lastige leden van het geslacht. De plant heeft gegolfde, meestal lancetvormige bladeren, die tot 30 cm lang worden en afwisselend langs de stengel staan. De hoogte varieert van 0,5 tot 1,5 meter. De bloeitijd is van mei tot oktober; de vertakte bloeistengels dragen de bloemen in kransen die worden afgewisseld met weinige tot vele lintvormige bladeren die ook weer een gegolfde rand hebben. Een grote plant kan 30.000 zaden per jaar voortbrengen, waarvan 88% kiemkrachtig is. Zelfs zaden die 50 jaar onder de grond hadden gelegen bleken nog voor 52% kiemkrachtig te zijn. Dit is een lastig onkruid, niet alleen in de tuin maar ook voor de boer. (In Groot-Brittannië zijn de boeren zelfs verplicht deze plant op hun grond uit te roeien, zoals bij ons in sommige provincies met de distel het geval is.) Het optreden van Krulzuring in uw tuin betekent in ieder geval wel dat de grond rijk aan voedingsstoffen is. Krulzuring komt voor in Europa en Azië en is door toedoen van de mens ook in Amerika terechtgekomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Ridderzuring

 

RIDDERZURING (Rumex obtusifolius) is in ons land ongeveer even algemeen als de vorige soort en heeft ook zo’n beetje hetzelfde verspreidingsgebied. Hier zijn de bladeren – die eveneens afwisselend staan – ± 25 cm lang en breed ovaal met een hartvormige basis. De bloemen staan eveneens in kransen rond de stengels, die vertakt zijn en nogal uitstaan. Vooral onderaan zijn de bloeistengels bebladerd. Het bloemdek dat de vrucht omgeeft draagt aan ieder van de drie zijden 3-5 lange tanden. De bloeitijd is van juni tot oktober.

 

 

 

 

 

 

 

 

Kluwenzuring

 

KLUWENZURING (Rumex conglomeratus) heeft lange ovale bladeren, die veel op die van Krulzuring lijken, maar smaller zijn. Te herkennen doordat de bloemen kortgesteeld zijn en in een kluwenvormige bloeiwijze zitten die tot dicht bij de top bebladerd is. Ook het uiterlijk van de vruchtjes met hun lange ongetande slippen is kenmerkend. De plant wordt 0,5 tot 1 meter hoog. Komt voor in Europa en Midden- en Noord-Azië.

 

 

 

 

 

 

 

 

Schapenzuring

 

Ook SCHAPENZURING (Rumex acetosella) heeft een taaie penwortel en de horizontale vertakkingen daarvan lopen gemakkelijk uit, waardoor hele kolonies ontstaan. Gemakkelijk te onderscheiden van zijn verwanten door zijn geringe hoogte (meestal minder dan 30 cm), de meestal spiesvormige bladeren en de gele tot rode bloempjes. Deze zitten in losse bloeiwijzen en verschijnen van mei tot in de herfst. Schapenzuring komt van nature voor op voedselarme, droge zure (zand- en veen) grond. Doordat Schapenzuring vaak in zeer grote aantallen tegelijk voorkomt kan hij ’s zomers, wanneer de zaden rijp zijn, hele oppervlakten kleur geven met zijn roestbruin-rode  vruchtpluimen en scharlaken blaadjes.

 

 

 

 

 

 

 

 

Veldzuring

 

VELDZURING (Rumex acetosa) heeft gladde, ovale, afwisselend staande bladeren met twee naar beneden gerichte, soms in tweeën gespleten slippen aan de voet. De in mei-juni verschijnende bloemen worden gevolgd door vruchten die een eigenaardige glans vertonen. Veldzuring, die 0,5 tot 1 meter hoog wordt, komt voor over de hele wereld in de gematigde delen. In ons land algemeen op voedzame, grazige plaatsen. Ook gekweekt als groente.

 

 

 

 

 

 

 

 

Zwarte nachtschade (Solanaceae)

 

De ZWARTE NACHTSCHADE (Solanum nigrum) roept u toe: ‘Ik kan gevaarlijk zijn.’ Alle delen van deze plant bevatten giftige alkaloïden, maar in wisselende hoeveelheden. Bladeren en bessen zijn dan ook door dieren gegeten zonder schade – of met dodelijk gevolg. De glanzend gele of zwarte bessen (ter grootte van een erwt) zien er voor kinderen aantrekkelijk uit; het eten ervan leidt soms tot weinig meer dan wat misselijkheid, soms echter tot hevige pijn, uitputting en zelfs de dood.

Zwarte nachtschade is een bossige, een- of tweejarige plant die 50 tot 60 cm hoog wordt. De bladeren staan afwisselend en zijn eirond tot bijna driehoekig, met bochtige randen; tegen het licht zijn ze soms doorschijnend. Deze soort behoort tot dezelfde familie als de aardappel en heeft ook dezelfde stervormige bloemen, met vijf vergroeide bloembladeren en vijf gele meeldraden in een zuiltje. De witte, in een soort tros staande, bloemen verschijnen van juni tot in de herfst. Dit onkruid komt over de hele wereld voor op akkers, in tuinen en langs wegen. In ons land een zeer algemene verschijning.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

Onkruid soorten in ons land – letter T en V

Standaard

Categorie:  Kamerplanten en bloemen

 

 

Onkruid soorten

 

Hieronder vindt u alle soorten onkruid die ons land kent. Een enorm groot overzicht maar netjes op alfabetische volgorde en met omschrijving. Veel succes met het herkennen en bestrijden van deze vaak hardnekkige planten.

 

 

Tandzaad (Compositae)

 

Het geslacht Tandzaad telt ongeveer 200 soorten, de meeste in Amerika. Zij behoren tot de grootste familie der bloeiende planten, de Compositae of Samengesteldbloemigen. Zoals de naam al aangeeft is datgene wat men voor een bloem aanziet bij deze familie in feite een verzameling heel kleine bloemetjes. Deze zijn gezamenlijk op een bloembodem ingeplant en zien er samen vaak als een ‘gewone’ bloem uit. Wat op het eerste gezicht een normale bloem lijkt is dus in feite een complete bloeiwijze. Deze wordt bij de Samengesteldbloemigen een bloemhoofdje genoemd.

Soms zijn de bloemhoofdjes bolrond, zoals we dat van Distels kennen. Ook bij het geslacht Tandzaad komt dit voor. In ons land zijn vier soorten van dit geslacht in de loop der jaren plaatselijk algemeen geworden, vrijwel altijd op voedselrijke plaatsen langs waterkanten.

De meest algemene soort in ons land is DRIEDELIG TANDZAAD (Bidens tripartitus), een van 3-90 cm hoge, eenjarige plant met rechtopstaande bloemhoofdjes. De vruchtjes hebben 2-4 naalden die met weerhaakjes zijn bezet, waardoor de vruchtjes gemakkelijk door mens en dier verspreid kunnen worden.

 

 

 

 

 

 

 

Dat geldt ook voor de volgende soort, ZWART TANDZAAD (Bidens frondosus), een eveneens eenjarige plant met oranje-gele bloemhoofdjes. De plant wordt 30 cm tot 1 m hoog. De samengestelde bladeren bestaan uit 3-5 delen. Komt vooral voor langs rivieren en kanalen.

 

 

 

 

 

 

 

De andere twee soorten, Knikkend tandzaad (B. cernuus) en Vergroeidbladig tandzaad (B. connatus) zijn vaak moeilijk te onderscheiden van de twee reeds genoemde soorten.

 

 

Vergeet-mij-nietje (Boraginaceae)

 

Het VERGEET-MIJ-NIETJE (Myosotis arvensis) is geen erg lastig onkruid, ook al heeft het de neiging zich ongemerkt in de tuin te vestigen. De plant kan zich nogal snel verbreiden, doordat ieder exemplaar ongeveer 700 zaden produceert. De planten zijn echter gemakkelijk door wieden in bedwang te houden. De helderblauwe bloemen van 5 mm doorsnee met vijf bloemblaadjes en een geel oog maken de plant gemakkelijk te herkennen. Ze staan afwisselend, op korte steeltjes, aan het bovenste deel van de lang behaarde stengels.

Vóór de bloei zijn de stengels aan het eind naar binnen opgerold. De bloeitijd is van mei tot in de herfst. De onderste bladeren zijn gesteeld en rondachtig-ovaal: ze vormen een rozet aan de basis; de stengel-bladeren groeien afwisselend en zijn lancetvormig en stengelomvattend. Alle bladeren zijn aan weerszijden behaard. Het vergeet-mij-nietje is een eenjarige plant van 120 tot 60 cm hoogte. Algemeen voorkomend in praktisch geheel Europa, Noord- en Midden-Azië en Noord-Amerika. In ons land vooral op bebouwde zandgrond die rijk is aan humus in lichte bossen en langs wegen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vetmuur (Caryophyllaceae)

 

LIGGENDE VETMUUR (Sagina procumbens) vormt een dichte rozet van lijnvormige blaadjes die 5-12 mm lang zijn en zich aan de top tot een stekelpuntje vernauwen. Uit de rozet komen liggende stengeltjes tevoorschijn met nog kleinere blaadjes, die in groepjes tegenover elkaar staan. Uit iedere groep blaadjes ontspringt een naar verhouding lange bloemsteel met een heel klein wit bloempje, dat vier bloemblaadjes bezig. Soms zijn de bloemblaadjes afwezig en zijn er alleen de vier grotere, groene kelkblaadjes. Dit onkruid komt voor in geheel Europa en in delen van Noord-Amerika. Bij ons zeer algemeen op zandgrond, tussen straatstenen, op muren en dergelijke. De bloemen verschijnen van mei tot september en bestuiven zichzelf.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vroegeling (Cruciferae)

 

Vroegeling (Erophila verna) is een heel klein rozetplantje dat zijn witte bloemetjes al vroeg in het jaar laat zien (februari-mei). De grootste hoogte die het plantje bereikt is 15 cm; soms is het niet hoger dan 3 cm. De bloemblaadjes zijn, zoals altijd bij de Kruisbloemenfamilie, vier in getal, maar ze zijn zo diep ingesneden dat het lijkt alsof het er acht zijn. De bladeren zijn spatelvormig tot lancetvormig, behaard en met of zonder getande randen. Uit het centrum van de rozet ontstaan verscheidene stengeltjes, die ieder een bloeiwijze dragen. Zoals de naam al zegt is Vroegeling een van de vroegst bloeiende wilde plantjes; het is een vormenrijke soort die voorkomt in geheel Europa, in Noord-Amerika, Noord-Afrika en Noord-Azië. Bij ons algemeen (en soms massaal voorkomend) op open, zandige terreinen, langs wegen, in parken en in de duinen. Ook op veengrond.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Grote klaproos : Papaver rhoeas

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_1695-m-grote-klaproos

 

 

Goed te herkennen aan
– de grote, scharlakenrode, tere kroonbladen, die elkaar overlappen
– en de afstaand behaarde stengels
– en de omgekeerd eironde kale vruchtdozen met (6-)8-13 stempelstralen

 

 

papaver_rhoeas

 

 

 

Algemeen

 

De grote of gewone klaproos (Papaver rhoeas) is een plant uit de papaverfamilie. Het is een eenjarige plant, die 20 tot 60 cm hoog wordt. Ze komt overal algemeen voor. Ze groeit op open plaatsen met omgewerkte, vochtige tot vrij droge, voedselrijke grond in akkers, bermen, op bouwterreinen en langs spoorwegen. Ze wordt ook uitgezaaid langs wegen.

Vroeger werd gedacht dat de plant groeide op de plaats waar iemand vermoord was en dat het bloed door de plant werd opgenomen en bewaard in de bloembladen. Daarom dacht men dat dit de oorzaak was van de vele klaprozen op het slagveld. In werkelijkheid is de oorzaak dat de zaden pas kiemen als ze aan licht worden blootgesteld. Doordat het slagveld omgewoeld werd, kwamen de zaden aan het licht en kiemden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeitijd is van eind mei tot en met juli. De knoppen worden omsloten door twee kelkbladen, die afvallen zodra de knop zich opent. De bloemen staan op lange stelen, worden 7 tot 10 cm breed en zijn scharlakenrood. De vliesdunne kroonbladen overlappen elkaar en vallen vaak al na één dag af.

Bloemstelen, bladeren en knoppen zijn borstelig behaard. De kale doosvrucht is omgekeerd eirond met (6-)8-13 zwart-paarse stempelstralen, die elkaar in het midden van de schijfvormige stempel overlappen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

De zaden worden door de wind uit de vruchtdozen geschud. Jarenlang kunnen ze in de grond blijven liggen zonder hun kiemkracht te verliezen. Zodra ze aan licht worden blootgesteld gaan ze kiemen. Vandaar dat klaprozen soms massaal voorkomen op omgewerkte grond.

Klaprozen danken hun naam aan een oud kinderspelletje. Je kunt een kroonblad tot een bolletje vouwen. Het zo ontstane zakje kun je op de rug van je hand of tegen je voorhoofd kapot slaan. Het knapt dan met een klap uit elkaar.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

papaverfamilie (Papaveraceae)
– eenjarig
– algemeen tot minder algemeen
– 20 tot 60 cm

Bloem
– scharlakenrood
– vanaf mei t/m juli
– gesteeld alleenstaand
– 7 tot 10 cm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– meer dan 20 meeldraden
– (6-)8-13 stempelstralen

Blad
– verspreid
– veerdelig met duidelijke eindlob
– top spits
– rand gezaagd
– veernervig
– borstelig afstaand behaard

Stengel
– rechtop
– borstelig behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

John Astria

Akkervergeet-me-nietje : Myosotis arvensis

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

myoar-adultw-42_1344772939

 

 

Goed te herkennen aan
– trosjes kleine lichtblauwe, iets klokvormig verdiepte bloemetjes en
– de met afstaande haren bedekte kelkbladen en
– de vruchtstelen, die ongeveer 2x zo lang zijn als de vruchtkelk

 

 

myosotis_victoria_dsc00894

 

 

 

Algemeen

 

Akkervergeet-me-nietje is een zeer algemeen voorkomende, vrij dicht behaarde, eenjarige plant van 10 tot 60 cm hoog. Ze groeit op open, droge tot matig vochtige, voedselrijke grond in akkers, bermen, op dijken, aan bosranden en in de duinen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Akkervergeet-me-nietje bloeit vanaf mei tot in de herfst met kleine lichtblauwe bloemetjes, die in de knop roze zijn. In het begin van de bloei staan de bloemetjes in een opgerolde schichtvormige bloeiwijze aan het einde van de stengels en zijstengels.

In de loop van de bloeitijd ontrolt de schicht zich en verlengt de bloeistengel, zodat er uiteindelijk een langgerekte bloeiwijze ontstaat met aan de top bloeiende bloemen en lager aan de stengel vruchten, die verborgen zitten in de kelk.

De vruchtstelen zijn ongeveer 2 tot 3x zo lang als de vruchtkelk en staan in het midden van de bloeiwijze in een hoek van 45 tot 60 graden met de stengel.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn ongesteeld en zacht behaard. Vooral op zonnige plaatsen kunnen de bladeren wat gewelfd zijn en zijn de randen omgerold.

 

 

 

 

 

Toepassing

 

De medicinale werking van akkervergeet-mij-nietje tegen tuberculose is wetenschappelijk bewezen. Tuberculose komt gelukkig bijna niet meer voor.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen
– 10 tot 60 cm

Bloem
– lichtblauw
– vanaf mei tot in de herfst
– schicht
– stervormig
– 2 tot 4(5) mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid en rozet
– enkelvoudig
– lancetvormig of langwerpig
– top spits of stomp
– rand gaaf
– 1-nervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond tot kantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

John Astria