Categorie archief: Kamerplanten en bloemen

Grote ratelaar : Rhinanthus angustifolius

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

bloeiwijze

 

 

Goed te herkennen aan
– de gele lipbloemen met paarsblauwe, soms witte tanden en
– de bleke schutbladen

 

 

104-640

 

 

 

Algemeen

 

Grote ratelaar is een eenjarige plant, die haar naam te danken heeft aan de zaden die rammelen in de vrucht. Op sommige plaatsen in de Lage landen komt grote ratelaar nog vrij algemeen voor, maar zij gaat sterk in aantal achteruit. Ze heeft een voorkeur voor natte tot vochtige, voedselrijke grond in hooilanden, bermen, polderboezems, grienden, duinvalleien, aan slootkanten en op dijken.

Grote ratelaar bloeit van mei tot en met oktober met 1,5 tot 2,5 cm grote gele lipbloemen met een gesloten keel en donker paarsblauwe, soms witte, tanden aan de bovenlip. Ze wordt 10 tot 80 cm hoog. De 4-tandige kelk is opgeblazen en zijdelings afgeplat.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengelbladeren zijn langwerpig tot lancetvormig en hebben een gezaagde rand. De schutbladen zijn bleekgroen, lang toegespitst, breed driehoekig, ingesneden getand met ongelijke tanden. De vierkantige stengels zijn al of niet vertakt en hebben vaak kleine zwarte streepjes.

 

 

 

 

 

 

 

 

ALGEMEEN

 

 bremraapfamilie (Orobanchaceae)
– eenjarig
– plaatselijk vrij algemeen
– 10 tot 80 cmBloem
– geel
– vanaf mei t/m oktober
– eindelingse tros
– lipbloem
– 15 tot 25 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 4 kelkbladen, vergroeid
– 4 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– stengelbladeren :
– lancetvormig
– top spits
– rand gezaagd
– voet afgerond
– veernervig
– schutbladen :
– bleekgroen
– breed driehoeking
– lang toegespitst
– getand met ongelijke tanden

Stengel
– rechtop
– glad en kaal of weinig behaard
– scherp vierkant
– vaak met kleine donkere streepjesµ

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

JOHN ASTRIA

Gewone ossentong : Anchusa officinalis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-anchusa_officinalis_-_harilik_imikas_keila

 

 

Goed te herkennen aan
– de blauwpaarse tot donkerblauwe bloemen met wit behaarde keelschubben en
– de ruwe beharing van de hele plant

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewone ossentong is een overblijvende (meestal tweejarige), ruw behaarde (maar niet stekelige) plant van 30 tot 100 (130) cm hoog. Ze groeit op open, droge, kalkrijke, stikstofrijke, vaak omgewerkte grond, soms op open plaatsen in struikgewas.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Gewone ossentong bloeit vanaf mei tot de herfst met blauwpaarse tot donkerblauwe bloemen, die aan het begin van de bloei in een opgerolde bloeiwijze (schicht) bij elkaar staan. De schichten staan twee aan twee bij elkaar met een topbloem ertussen. Tijdens de bloei groeien de schichten sterk uit. In het midden van de bloem zie je vijf behaarde keelschubben. De meeldraden en stijl zijn korter dan de keelschubben en zijn niet zichtbaar door de beharing van de keelschubben.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bovenste bladeren zijn zittend, de onderste in een steel versmald.

 

 

 

 

 

Toepassing

 

De lange vlezige wortels leveren een rode kleurstof, waarmee textiel geverfd kan worden.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)
– overblijvend (meestal tweejarig)
– vrij tot zeer zeldzaam
– 30 tot 100 (130) cm

Bloem
– blauwpaars tot donkerblauw
– mei tot de herfst
– schicht
– trechtervormig met keelschubben
– 7 tot 15 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– smal langwerpig
– top spits
– rand gaaf
– voet afgerond
– 1-nervig
– ruw behaard

Stengel
– rechtop
– dicht afstaand ruw behaard

zie wilde bloemen

 

 

gewone-ossentong

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria

Gewone margriet : Leucanthemum vulgare

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

266px-leucanthemum_vulgare_filigran_flower_2200px

 

 

Goed te herkennen aan
– grote “madeliefjes-achtige” bloemen op lange stelen met
– donker gerande, groene omwindselblaadjes

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Gewone margriet is een zeer algemeen voorkomende overblijvende plant. Ze groeit op op open, vochtige tot matig droge, voedselrijke, grazige grond in graslanden, bermen en op dijken. Ze wordt ook ingezaaid.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Vanaf mei tot en met augustus zie je de opvallende bloemenhoofdjes van gewone margriet. De hoofdbloei valt in juni. De vlakke bloemenhoofdjes zijn 3 tot 6 cm breed en bestaan uit een geel hart van buisbloemen en een krans van witte straalbloemen. Ze staan op weinig of niet vertakte stengels, die 30 tot 60 cm hoog kunnen worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 30 tot 60 cm

Bloem
– vanaf mei t/m augustus
– gesteeld alleenstaand
– gele buisbloemen en
– witte straalbloemen
– 3 tot 6 cm
– omwindselblaadjes met zwarte of
bruine rand

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– onderste lang steelvormig versmald
– top stomp
– rand gekarteld
– voet aflopend
– netnervig

Stengel
– rechtop
– kaal of weinig behaard

zie wilde bloemen

 

 

gewone-margriet1

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria

Groot streepzaad : Crepis biennis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

0aaabb0ab69c4085abf1308f03ae2ad0

 

 

Goed te herkennen aan
– de paardenbloemachtige bloemhoofdjes, waarvan
– de onderste omwindselblaadjes uitstaan en
– de ruw behaarde, veerdelige, onderste bladeren

 

 

streepzaadgroot-110430-079

 

 

 

Algemeen

 

Groot streepzaad is een overblijvende plant van 40 tot 120 cm hoog, die groeit op vochtige, voedselrijke grond in graslanden, op dijken en in bermen. Ze is vrij algemeen voorkomend in de Lage landen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Groot streepzaad bloeit vanaf mei tot en met augustus met paardenbloemachtige bloemhoofdjes, die uitsluitend bestaan uit gele lintbloemen. De onderkant van de buitenste lintbloemen is geel, in tegenstelling tot paardenbloemstreepzaad, klein streepzaad, gekroesde- en gewone melkdistel. De omwindselblaadjes zijn behaard en hebben gelige of zwarte klierborstels. De onderste omwindselblaadjes staan van het hoofdje af.

 

 

groot streepzaad

 

 

 

 

 

 

 

paardenbloem

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels zijn verspreid ruw behaard, vaak rood aangelopen en in de bovenste helft vertakt, waardoor de bloemhoofdjes gerangschikt staan in een tuil. De bladeren zijn zeer variabel van vorm en eveneens ruw behaard vooral aan de onderkant. De onderste bladeren zijn veerdelig met slippen die richting de bladvoet wijzen. De bovenste zijn langwerpig, soms bochtig getand en met pijlvormige voet min of meer stengelomvattend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot zeer zeldzaam
– 40 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf mei t/m augustus
– hoofdjes in een tuil
– alleen lintbloemen
– 2 tot 3,5 cm
– stijlen geel

Blad
– verspreid en rozet
– enkelvoudig
– langwerpig tot veervormig
– top spits
– rand gaaf
– voet (half)stengelomvattend of
gevleugeld
– veernervig
– verspreid ruw behaard

Stengel
– rechtop
– verspreid ruw behaard
– gegroefd
– vaak rood aangelopen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

John Astria

Grote klaproos : Papaver rhoeas

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_1695-m-grote-klaproos

 

 

Goed te herkennen aan
– de grote, scharlakenrode, tere kroonbladen, die elkaar overlappen
– en de afstaand behaarde stengels
– en de omgekeerd eironde kale vruchtdozen met (6-)8-13 stempelstralen

 

 

papaver_rhoeas

 

 

 

Algemeen

 

De grote of gewone klaproos (Papaver rhoeas) is een plant uit de papaverfamilie. Het is een eenjarige plant, die 20 tot 60 cm hoog wordt. Ze komt overal algemeen voor. Ze groeit op open plaatsen met omgewerkte, vochtige tot vrij droge, voedselrijke grond in akkers, bermen, op bouwterreinen en langs spoorwegen. Ze wordt ook uitgezaaid langs wegen.

Vroeger werd gedacht dat de plant groeide op de plaats waar iemand vermoord was en dat het bloed door de plant werd opgenomen en bewaard in de bloembladen. Daarom dacht men dat dit de oorzaak was van de vele klaprozen op het slagveld. In werkelijkheid is de oorzaak dat de zaden pas kiemen als ze aan licht worden blootgesteld. Doordat het slagveld omgewoeld werd, kwamen de zaden aan het licht en kiemden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeitijd is van eind mei tot en met juli. De knoppen worden omsloten door twee kelkbladen, die afvallen zodra de knop zich opent. De bloemen staan op lange stelen, worden 7 tot 10 cm breed en zijn scharlakenrood. De vliesdunne kroonbladen overlappen elkaar en vallen vaak al na één dag af.

Bloemstelen, bladeren en knoppen zijn borstelig behaard. De kale doosvrucht is omgekeerd eirond met (6-)8-13 zwart-paarse stempelstralen, die elkaar in het midden van de schijfvormige stempel overlappen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

De zaden worden door de wind uit de vruchtdozen geschud. Jarenlang kunnen ze in de grond blijven liggen zonder hun kiemkracht te verliezen. Zodra ze aan licht worden blootgesteld gaan ze kiemen. Vandaar dat klaprozen soms massaal voorkomen op omgewerkte grond.

Klaprozen danken hun naam aan een oud kinderspelletje. Je kunt een kroonblad tot een bolletje vouwen. Het zo ontstane zakje kun je op de rug van je hand of tegen je voorhoofd kapot slaan. Het knapt dan met een klap uit elkaar.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

papaverfamilie (Papaveraceae)
– eenjarig
– algemeen tot minder algemeen
– 20 tot 60 cm

Bloem
– scharlakenrood
– vanaf mei t/m juli
– gesteeld alleenstaand
– 7 tot 10 cm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– meer dan 20 meeldraden
– (6-)8-13 stempelstralen

Blad
– verspreid
– veerdelig met duidelijke eindlob
– top spits
– rand gezaagd
– veernervig
– borstelig afstaand behaard

Stengel
– rechtop
– borstelig behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

John Astria

Glad walstro : Galium mollugo

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

walstroglad-110519-217

 

 

Goed te herkennen aan
– de witte losse pluimen en
– de in kransen geplaatste smalle bladeren

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Glad walstro is een overblijvende plant, die groeit op vrij droge tot vrij natte, meer of minder voedselrijke grond in graslanden, in bermen, op dijken, in struikgewas, aan bosranden en in de zeeduinen. Ze is algemeen voorkomend.

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf mei tot en met september met opvallende witte losse pluimen en kan tot 1,2 meter hoog worden. Ze heeft een aangename geur en wordt dan ook graag door bijen bezocht. De bloemen zijn klein en de bloemdekbladen hebben een toegespitst topje.

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren staan met 6 tot 8 in een krans om de stengel. De stengels zijn slap, kaal of weinig behaard, vierkantig en opstijgend of liggend.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

sterbladigenfamilie (Rubiaceae)
– overblijvend
– algemeen voorkomend
– 30 tot 120 cm

Bloem
– wit
– vanaf mei t/m september
– bijscherm
– 2 tot 5 mm
– stervormig
– 4 bloemdekbladen, niet vergroeid en
met 0,2 tot 0,3 mm lang topspitsje
– 4 meeldraden
– 2 stijlen

Blad
– kransstandig
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top toegespitst
– rand gaaf
– voet gevleugeld
– 1-nervig

Stengel
– opstijgend of liggend
– niet of weinig behaard
– vierkantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

JOHN ASTRIA

Gewone vogelmelk : Ornithogalum umbellatum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

gewone-vogelmelk-bloem

 

 

Goed te herkennen aan
– de schermvormige tros grote, witte bloemen en
– de zeer smalle bladeren met witte middenstreep

 

 

vogelmelk_01

 

 

 

Algemeen

 

Gewone vogelmelk is een overblijvende plant van 10 tot 30 cm hoog en groeit op vrij open, vochtige, matig voedselrijke grond in graslanden, bermen en loofbossen. Ze is wettelijk beschermd en wordt ook als tuinplant aangeboden.

De meeste soorten komen van nature voor in Zuid-Europa en Klein-Azië, al zijn er ook een aantal soorten die van nature voorkomen in Zuid-Afrika. In de Lage landen komen vier soorten voor:

  • Bosvogelmelk : (Ornithogalum pyrenaicum), ook wel Pruisische asperge of Pyrenese vogelmelk genoemd. De bloemstengel wordt 1 m hoog, de bloemtrossen worden 30-50 cm groot. Na de bloei blijven de bloemen geopend.
  • Gewone vogelmelk : (Ornithogalum umbellatum)
  • Knikkende vogelmelk : (Ornithogalum nutans)
  • Piramidevogelmelk : (Ornithogalum piramidale) (in Noordwest-Europa voorkomend) is 40-80 cm hoog en afkomstig uit Zuid-Europa en Klein-Azië. De witte bloemen verschijnen in juni-juli in rijke trossen, die in het begin van de bloei piramidevormig zijn. De bloemblaadjes draaien na de bloei ineen.

 

 

bosvogelmelk

bosvogelmelk

 

 

 

knikkende vogelmelk

knikkende vogelmelk

 

 

 

piramidevogelmelk

piramidevogelmelk

 

 

 

Bloem

 

Gewone vogelmelk bloeit in mei en juni met opvallend grote (3 tot 5 cm) witte bloemen, die bij bewolkt weer sluiten. Ook bij mooi weer gaan ze meestal ’s middags dicht. De bloeiwijze is een schermvormige tros van 3 tot 20 bloemen. De onderste bloemstelen in een tros zijn sterk verlengd. De bloemdekbladen zijn aan de binnenkant wit, aan de buitenkant groen met een witte rand.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn erg smal (2 – 8 mm) en hebben in het midden een witte streep.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Alle delen van gewone vogelmelk zijn giftig.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

aspergefamilie (Asparagaceae)
– overblijvend
– algemeen tot vrij zeldzaam
– 10 tot 30 cm
– wettelijk beschermd

Bloem
– wit
– mei en juni
– schermvormige tros
– 3 tot 5 cm
– stervormig
– 6 bloemdekbladen, niet vergroeid
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– wortelstandig
– enkelvoudig
– lijn- tot lintvormig
– top stomp
– rand gaaf
– voet gevleugeld
– parallelnervig
– witte middenstreep

Stengel
– rechtop
– glad en kaal

zie wilde bloemen

 

 

gewone-vogelmelk1

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

mijne kop a4

Bermooievaarsbek : Geranium pyrenaicum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

img_9617-gr-bermooievaarsbek

 

 

Goed te herkennen aan
– de in paren staande, helder roze tot lila , donker geaderde bloemen  met ingesneden kroonbladen en
– de behaarde, handvormig ingesneden bladeren

 

 

geranium-pyrenaicum-bermooievaarsbek-02

 

 

 

Algemeen

 

Bermooievaarsbek is een overblijvende, behaarde plant van 20 tot 60 cm hoog, oorspronkelijk afkomstig uit de bergstreken van Zuid-Europa, het Zwarte Zeegebied en het Atlasgebied.

Nederland: Vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, het rivierengebied, de kustprovincies en in stedelijke omgeving. Elders zeer zeldzaam. Niet op de Waddeneilanden.

Vlaanderen: Vrij algemeen in de Leemstreek, het Maasgebied en het kustgebied. Elders vrij zeldzaam, maar zeldzaam in de Kempen.

Wallonië: Vrij algemeen in de Leemstreek, het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen. Elders vrij zeldzaam en zeer zeldzaam in de Hoge Ardennen.

Je vindt bermooievaarsbek op open, min of meer vochtige, voedselrijke grond in bermen en op rivier- en spoordijken.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloemen van bermooievaarsbek zijn eerst helder roze, oudere bloemen neigen meer naar het paars. Zelden zijn ze wit. De bloemen staan in paren en hebben 5 voor een kwart ingesneden kroonbladen, die 2 tot 3 keer zo lang zijn als de kelkbladen. Bloemen in de knop hangen, geopende bloemen staan rechtop, de vruchten staan rechtop op terug gebogen steeltjes.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengel is behaard met witte afstaande haren en naar boven toe met een toenemend aantal klierharen, die aanzienlijk korter zijn dan de overige haren. Ook de bladeren zijn behaard, in omtrek rond en voor 1/2 tot 2/3 handvormig ingesneden in 5 tot 9 slippen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae)
– overblijvend
– vrij zeldzaam tot ontbrekend
– 20 tot 60 cm

Bloem
– helder roze tot paarsroze, zelden wit
– vanaf mei tot de herfst
– gesteeld, met 2 bij elkaar
– stervormig
– 15 tot 20 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– handvormig
– top stomp
– rand top van de slippen getand
– voet hartvormig
– handnervig
– zachte behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

geranium-pyrenaicum

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

John Astria

 

Gele helmbloem : Pseudofumaria lutea

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

pseudofumaria-lutea-gele-helmbloem-02

 

 

Goed te herkennen aan
– dicht bebladerde tere plant met
– trossen gele lipbloemen en
– dubbel geveerde bladeren met toegespitst topje

 

 

25-gele-helmbloem

 

 

 

Algemeen

 

Gele helmbloem is een dicht bebladerde, overblijvende, tere plant van 15 tot 30 cm hoog. Ze groeit in pollen op zonnige tot licht beschaduwde stenige plaatsen, zoals op oude muren (van kastelen, kaden of tuin), rotswanden, puinhellingen en tussen stoeptegels. Gele helmbloem wordt in tuinen aangeplant, waar ze zich sterk kan uitbreiden. Vanuit tuinen kan ze ook verwilderen. In het wild is ze wettelijk beschermd.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf mei tot de herfst met 1 tot 2 cm grote gele bloemen, die in trossen van 5 tot 16 bloemen bij elkaar staan. Ze staan horizontaal of schuin omhoog op rechte steeltjes, die aan de bovenkant afgeplat zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen

 

papaverfamilie (Papaveraceae)
– overblijvend
– vrij zeldzaam in stedelijke gebieden
– wettelijk beschermd
– 15 tot 30 cm hoog

Bloem
– geel
– vanaf mei tot de herfst
– tros
– 10 tot 20 mm
– gespoord
– 4 kroonbladen, vergroeid
– 2 kelkbladen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– dubbel geveerd
– top stomp met een klein puntje
– rand gaaf
– voet wigvormig
– handnervig

Stengel
– rechtop of (over)hangend
– sterk vertakt
– glad en kaal
– bovenkant afgeplat, verder rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

JOHN ASTRIA

Gewone hoornbloem : Cerastium fontanum subsp. vulgare

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

zijkant-bloem-gewone-hoornbloem

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine witte bloemetjes met 5 tot ongeveer de helft ingesneden kroonbladen en
– de 5 stijlen per bloem en
– de behaarde, maar niet kleverige stengels

 

 

11608

 

 

.

Algemeen

 

Gewone hoornbloem is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende (soms eenjarige), geheel behaarde plant van vochtige, voedselrijke, grazige grond.

 

 

 

 

.

Bloem

 

Ze wordt 4 tot 45 cm hoog en bloeit vanaf april tot in de herfst met kleine witte bloemetjes, die in een losse tros staan en 5 tot de helft ingesneden kroonbladen hebben. De kroonbladen zijn iets korter tot iets langer dan de kelkbladen.

 

 

 

 

 

Blad

 

Het blad is donkergroen, langwerpig en aan beide zijden behaard. Ook de vaak paarsachtige stengel is behaard, maar niet met klierharen, zoals de stengel van een aantal andere soorten hoornbloemen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

anjerfamilie (Caryophyllaceae)
– overblijvend, soms eenjarig
– zeer algemeen
– 4 tot 45 cm

Bloem
– wit
– vanaf april tot in de herfst
– losse tros
– stervormig
– 4 tot 10 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– (kruisgewijs) tegenoverstaand
– enkelvoudig
– langwerpig
– top stomp
– rand gaaf
– voet vergroeid
– 1-nervig
– aan beide zijden zacht behaard

Stengel
– rechtop
– behaard
– rolrond
– vaak paarsachtig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

John Astria