Categorie archief: Kamerplanten en bloemen

Muurpeper : Sedum acre

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de helder gele, stervormige, 5-tallige bloemen en
– de platte, driehoekige, schubachtige blaadjes

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Muurpeper is een overblijvend algemeen voorkomend plantje van 5 tot 10 cm hoog. Ze groeit op open, droge, matig voedselarme tot voedselrijke zandgrond in plantsoenen, langs wegen en op muren en daken en kan daar in korte tijd grote kussens vormen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Muurpeper bloeit in juni en juli met helder gele bloemen van 10 tot 14 mm.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengels zijn sterk vertakt en liggend, alleen het uiteinde richt zich omhoog. De bladeren zijn wintergroen, kaal, plat driehoekig, schubachtig en zitten dakpansgewijs dicht bij elkaar langs de stengel. De bladeren van niet bloeiende stengels vormen vaak een bolletje en kunnen soms enigszins rood gekleurd zijn. De bladeren hebben een peperachtige smaak.

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Muurpeper is een ideale bodembedekker, ze wordt ook gekweekt als tuinplant. Van de vetplanten is muurpeper de meest bekende soort.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

zacht vetkruid : bloemen kleiner dan 10 mm, de blaadjes hebben geen peperachtige smaak en zijn lijnvormig.

muurpeper : bloemen 10 – 14 mm, alle bloemen 5-tallig, plat driehoekig, schubachtig blad, peperachtige smaak.

tripmadam : bloemen 14 of 15 mm, schermen met 5- tot 8-tallige bloemen met gekielde kroonbladeren en grijs- of blauwgroene, lijnlancetvormige, halfronde, spitse bladeren.

 

 

zacht vetkruid

 

 

 

tripmadam

 

 

Algemeen

 

vetplantenfamilie (Crassulaceae)
– overblijvend
– algemeen voorkomend
– ook als tuinplant
– 5 tot 10 cm

Bloem
– geel
– juni en juli
– tros
– stervormig
– 10 tot 14 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– afgeplat driehoekig
– top stomp
– rand gaaf
– voet afgerond
– zonder nerven
– vlezig
– peperachtige smaak

Stengel
– liggend, aan het einde rechtop
– kaal

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Moeraswespenorchis : Epipactis palustris

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
de orchideebloemen met grote witte lob, die 2 dooiergele strepen heeft, een gekartelde, golvende rand en stompe of uitgerande top

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Moeraswespenorchis is een overblijvende plant van 20 tot 65 cm hoog. Ze is wettelijk beschermd en staat op de rode lijst als zeldzaam en matig afgenomen.  Ze groeit op natte, kalkhoudende zand- en leemgrond in duinvalleien en blauwgraslanden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Moeraswespenorchis bloeit vanaf juni t/m augustus. De bloemen staan in een tros van 8 tot 15 hangende bloemen. De tros is eerst knikkend, maar gaat later rechtop staan en verlengt zich tijdens de bloei. De bloemen bestaan uit 6 bloemdekbladen. De buitenste 3 zijn aan de buitenkant groenig bruin en aan de binnenkant groenig paarsrood met lichte rand.

Van de drie binnenste bloemdekbladen zijn de 2 bovenste kleiner dan de buitenste bloemdekbladen, wit en aan de basis roze of roze geaderd. Het onderste bloemdekblad bestaat uit 2 gedeeltes. Het binnenste (bovenste) deel is wit en roze geaderd en scheidt de nectar af. Het onderste gedeelte is geheel wit, rond van vorm met gekartelde, golvende rand, stompe of iets uitgerande top en twee dooiergele strepen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn grijsgroen, onbehaard en wat gootvormig. De bovenste bladeren zijn kleiner dan de onderste. Het bovenste gedeelte van de stengel, de bloemstelen en de vruchtbeginsels zijn behaard. Omdat moeraswespenorchis een kruipende wortel met uitlopers heeft, kan ze massaal voorkomen op goeie standplaatsen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Van alle wespenorchideeën is de moeraswespenorchis de enige met een grote witte eindlob aan het onderste bloemdekblad en daardoor makkelijk te herkennen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

orchideeënfamilie (Orchidaceae)
– overblijvend
– vrij tot zeer zeldzaam
– rode lijst en wettelijk beschermd
– 20 tot 65 cm hoog

Bloem
– wit, rood, groen, roze
– vanaf juni t/m augustus
– tros
– orchideebloem

– 2 tot 2,5 cm
– 6 bloemdekbladen
– 1 stempelzuil

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– eirond, langwerpig tot lancetvormig
– top spits
– rand gaaf
– (half) stengelomvattend
– parallelnervig

Stengel
– rechtop
– bovenaan behaard
– vierkantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Moerasspirea : Filipendula ulmaria

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de pluimen roomwitte kleine bloemetjes, die zoet geuren en
– de vruchtjes, die spiraalsgewijs om elkaar heen gedraaid zijn

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Moerasspirea is een overblijvende plant met krachtige rechtopstaande, dunne, vaak rood/bruin gestreepte stengels en wordt 60 tot 120 cm hoog. Ze is zeer algemeen voorkomend en groeit voornamelijk op natte, voedselrijke grond aan waterkanten, in graslanden en in lichte loofbossen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bloem

 

Moerasspirea bloeit vanaf juni tot en met augustus in schuimachtige pluimen, die bestaan uit talrijke kleine, roomwitte of witte, zoet geurende bloemen. De vruchten zijn spiraalvormig gedraaid.

 

 

 

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Moerasspirea werd veel gebruikt om de lucht te verfrissen. De geurige bloemen werden samen met andere bloemen (o.a. kamperfoelie), in huizen en kerken gelegd om onaangename geuren te verdrijven.

De plant heeft pijnstillende, koortsverlagende en ontstekingsremmende eigenschappen en werd gebruikt tegen malaria en buikloop. Tegenwoordig wordt een aftreksel van de bloemen (thee) nog gebruikt bij griep en verkoudheid. De plant bevat salicylzuur, de werkzame stof in aspirine.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Moeasspirea lijkt op knolspirea. Toch zijn er wel wat verschillen. Knolspirea wordt minder hoog. De bloemen van de knolspirea zijn groter, soms roze of rood, de bladeren zijn langgerekter en bestaan uit minstens 8 paar deelblaadjes. Knolspirea staat op de rode lijst.

Op afstand lijkt moerasspirea op poelruit. De pluimen van moerasspirea zijn echter witter en zien er wolliger uit. De bladeren van moerasspirea zijn afgebroken oneven geveerd met langwerpige, onregelmatig gezaagde deelblaadjes. Het bovenste blad is meestal 3- tot 5-lobbig. De bladeren van poelruit zijn oneven 2- tot 3-voudig geveerd met handvormige deelblaadjes.

 

 

knolspirea

 

 

 

poelruit

 

 

 

Algemeen

 

rozenfamilie (Rosaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 0,6 tot 1,2 meter

Bloem
– wit of roomwit
– sterk geurend
– vanaf juni t/m augustus
– pluim
– stervormig
– 4 tot 8 mm
– 5 of 6 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 of 6 kelkbladen
– meer dan 20 meeldraden
– 5 tot 20 stijlen

Blad
– verspreid
– samengesteld
– oneven veervormig
– 2 tot 5 paar blaadjes
– top spits
– rand onregelmatig gezaagd
– voet afgerond of wigvormig
– veernervig
– van onderen vaak zilverwit behaard

Stengel
– rechtop
– glad en kaal
– rolrond
– vaak roodbruin aangelopen

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

Oostenrijkse kers : Rorippa austriaca

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– trosjes gele, 4-tallige bloemetjes en
– de hogere stengelbladeren, die oortjes hebben en
– de bolvormige vruchtjes op lange stelen

 

 

blad oostenrijkse kers

 

 

 

Algemeen

 

Oostenrijkse kers is overblijvende plant, die groeit op natte, voedselrijke, omgewerkte grond op hoge rivieroevers, kribben en in bermen. Ze groeit in groepen en wordt 30 tot 90 cm hoog. Het is een vrij zeldzaam voorkomende plant.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Oostenrijkse kers bloeit vanaf juni tot en met augustus met gele, 4-tallige bloemen, die bij elkaar in een tros aan het einde van de stengel en zijstengels staan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blad

 

De onderste bladeren zijn gesteeld. De hogere hebben twee oortjes, waarmee ze de stengel omvatten. Ze zijn allemaal onregelmatig getand (niet gelobd). De vruchtjes staan op lange stelen en zijn bolvormig.

 

 

 

 

 

 

Herkennen Rorippa soorten

 

– zijn de kroonbladen ongeveer even groot als de kelkbladen ?
– nee …. heeft het blad oortjes ?
– nee …. is het blad diep veervormig ingesneden met een smalle eindslip ?
– nee …. is het blad diep veervormig ingesneden met een grote eindslip ?
ja
ja
ja
ja
anders
:
:
:
:
:
moeraskers
Oostenrijkse kers
akkerkers
valse akkerkers
gele waterkers

 

 

 

moeraskers

 

 

 

moeraskers

 

 

 

akkerkers

 

 

 

akkerkers

 

 

 

valse akkerkers

 

 

 

valse akkerkers

 

 

 

gele waterkers

 

 

 

gele waterkers

 

 

Valse akkerkers (Rorippa x anceps) is een kruising tussen gele waterkers en akkerkers, komt voornamelijk voor langs rivieroevers. Ze is van akkerkers te onderscheiden door de grote eindslip van het blad en van gele waterkers door de dieper ingesneden bladeren. De vruchten zijn korter dan die van akkerkers en langer dan die van gele waterkers. Daarnaast komt er nog een kruising voor, ontstaan uit Oostenrijkse kers en akkerkers (Rorippa x armoracioides). De verspreiding van deze kruising is onvoldoende bekend en deze vorm wordt vaak verward met akkerkers.

 

 

Algemeen

 

kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot zeer zeldzaam
– 30 tot 90 cm

Bloem
– geel
– vanaf juni t/m augustus
– tros
– 8 tot 10 mm
– stervormig
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top spits
– rand onregelmatig getand
– onderste bladeren gesteeld
– middelste en bovenste
half stengelomvattend met oortjes
– veernervig

Stengel
– rechtop
– glad en kaal

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Moerasrolklaver : Lotus pedunculatus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de kleine, schermachtige trossen gele vlinderbloemen en
– de voor de bloei stervormig uitstaande, gewimperde kelktanden en
– het samengestelde blad, waarvan 1 paar aan de basis van de bladsteel zit en
– de deelblaadjes met gewimperde rand, waarvan de zij-nerven goed zichtbaar zijn

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Moerasrolklaver is een overblijvende plant van 30 tot 100 cm hoog/lang. Ze komt zeer algemeen voor in de Lage Landen. Ze groeit op natte, min of meer voedselrijke grond in graslanden, aan waterkanten en op drassige kapvlakten. Bij bemesting en watervervuiling verdwijnt moerasrolklaver al snel.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bloem

 

Moerasrolklaver bloeit vanaf juni tot en met augustus met gele vlinderbloemen, die met 4-14 in een schermachtige tros staan. De trossen staan in de bladoksels op lange stelen. De knoppen zijn soms lichtrood aangelopen. Voor de bloei wijken de kelktanden stervormig uiteen.

De bloemen hebben een bijzonder bestuivingsmechanisme, geheel ingericht op bezoek van bijen en hommels, die rijkelijk beloond worden met nectar. Andere insecten bezoeken de bloemen ook, maar zorgen niet voor de bestuiving.

 

 

 

 

 

Blad

 

Kenmerkend voor de rolklavers is het blad, dat bestaat uit 5 deelblaadjes, waarvan het onderste paar direct aan de basis van de bladsteel staat, een eind verwijderd van de overige drie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

De naam rolklaver verwijst naar de rechte, rolronde peulen.

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

moerasrolklaver : bloemtrossen van 4-14 gele bloemen, voor de bloei stervormig uitstaande, gewimperde kelktanden.

 

 

smalle rolklaver : armbloemige bloeiwijze, 1-4(-6) gele bloemen, blad grijsgroen.

 

smalle rolklaver

 

 

 

 

gewone rolklaver : bloemtrossen van 3-8 dooiergele bloemen, in de knop rood, zij-nerven van het blad slecht zichtbaar.

 

 

gewone rolklaver

 

 

 

rechte rolklaver : plaatselijk ingezaaid en ingeburgerd, bloemen lichtgeel en in de knop niet rood.

 

rechte rolklaver

 

 

 

veldlathyrus : samengestelde bladeren eindigend in een vertakte rank, vruchten duidelijk afgeplat.

 

veldlathyrus

 

 

 

Algemeen

 

vlinderbloemenfamilie (Fabaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen tot vrij zeldzaam
– 30 tot 100 cm

Bloem
– geel
– vanaf juni t/m augustus
– schermachtige tros
– vlinderbloem
– vlag 10 tot 18 mm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 10 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– handvormig samengesteld
– top spits
– rand gaaf, gewimperd
– voet afgerond of wigvormig
– veernervig

Stengel
– opstijgend of liggend
– behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

Moeraskruiskruid

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de gele bloemhoofdjes met 12 tot 20 straalbloemen en
– de omhooggerichte, van onderen grijsviltig behaarde, enkelvoudige bladeren

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Moeraskruiskruid is overblijvende plant, die groeit op natte, voedselrijke grond aan waterkanten, in rietlanden, moerassen, grienden en drassige hooilanden. Ze wordt 0,6 tot 1,8 meter hoog. In watergebieden is ze vrij algemeen maar elders is ze zeer zeldzaam tot ontbrekend.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Moeraskruiskruid bloeit vanaf juni tot en met augustus met gele bloemhoofdjes, die met 10 tot 30 bij elkaar in losse pluimen in de bladoksels van de bovenste bladeren staan.

 

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengel is onvertakt. De lengte van de plant en de onvertakte stengel geven moeraskruiskruid een smal uiterlijk. De omhooggerichte bladeren staan verspreid aan de stengel en zijn aan de onderkant grijsviltig behaard.
Ook de bovenkant is enigzins behaard. Vaak is de rand van het blad omgerold. De onderste bladeren zijn gesteeld, de bovenste zittend en met een brede voet half stengelomvattend.

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Moeraskruiskruid is eenvoudig van de andere kruiskruiden te onderscheiden door de omhooggerichte, van onderen grijsviltig behaarde, niet samengestelde bladeren.

 

 

 

bezemkruiskruid : blad vlezig en zeer smal

 

bezemkruiskruid

 

 

 

 

jacobskruiskruid : omwindselbladen met zwarte punt en blad is dubbel geveerd

 

jacobskruiskruid

 

 

 

 

viltig kruiskruid : omwindselbladen zonder zwarte punt en blad is dubbel geveerd

 

viltig kruiskruid

 

 

 

duinkruiskruid : zonder staalbloemen : blad dubbel geveerd

 

duinkruiskruid

 

 

 

waterkruiskruid : blad met grote eindslib (ongeveer de helft van het blad ) en blad is dubbel geveerd

 

waterkruiskruid

 

 

 

 

schaduwkruiskruid : tanden bladrand opzij gericht : blad langwerpig

 

schaduwkruiskruid

 

 

 

 

rivierkruiskruid : tanden bladrand naar de top gericht : blad langwerpig

 

rivierkruiskruid

 

 

 

moeraskruiskruid: onderkant grijs viltig behaard, bladeren staan ook vaak omhoog gericht : blad langwerpig.

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot ontbrekend
– 0,6 tot 1,8 meter

Bloem
– geel
– vanaf juni t/m augustus
– hoofdje
– buis- en straalbloemen
– 3 tot 4 cm

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top spits
– rand getand
– onderste gesteeld
– bovenste zittend
– veernervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– van boven (weinig) behaard
– kantig
– gegroefd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Moeraskers : Rorippa palustris

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– bleekgele bloemen met kroonbladen, die ongeveer zo lang zijn als de kelkbladen en
– veervormig ingesneden blad met een grote, brede eindslip

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Moeraskers is een zeer algemeen voorkomende eenjarige plant van 20 tot 60 cm hoog. Ze groeit op open, natte tot vochtige, stikstofrijke grond in bermen, akkers, (moes)tuinen, langs waterkanten, in moerassen en tussen straatstenen.

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf juni tot en met september met bleekgele bloemen, die in een trosje staan. De kroonbladen van de bloemetjes zijn ongeveer even lang als de groengele kelkbladen.

 

 

 

 

 

Blad

 

De diep veervormig ingesneden bladeren zijn verdeeld in 3 tot 7 paar smalle, onregelmatig getande slippen en een grote, brede eindslip. De onderste zijn gesteeld, de bovenste meestal niet. Ze hebben kleine oortjes aan de voet.

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Moeraskers is een waardplant voor larven van de oranjetip en het klein geaderd witje. Ook is ze een pioniersplant, die verdwijnt als de vegetatie zich sluit. Na de vruchtvorming kan moeraskers rood verkleuren.

 

 

 

Herkennen Rorippa soorten

 

– zijn de kroonbladen ongeveer even groot als de kelkbladen ? ja >  moeraskers

– nee …. heeft het blad oortjes ? ja > Oostenrijkse kers

– nee …. is het blad diep veervormig ingesneden met een smalle eindslip ? ja > akkerkers

– nee …. is het blad diep veervormig ingesneden met een grote eindslip ? ja > valse akkerkers

anders > gele waterkers

 

 

moeraskers

 

 

 

blad moeraskers

 

 

 

Oostenrijkse kers

 

 

 

blad oostenrijkse kers

 

 

 

akkerkers

 

 

 

blad akkerkers

 

 

 

valse akkerkers

 

 

 

valse akkerkers

 

 

 

gele waterkers

 

 

 

blad gele waterkers

 

 

 

Algemeen

 

kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen
– 20 tot 60 cm

Bloem
– bleekgeel
– vanaf juni t/m september
– tros
– stervormig
– 3 tot 5 mm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– veervormig ingesneden
– grote, brede eindslip
– top stomp
– rand onregelmatig getand
– voet geoord, (half)stengelomvattend
– veernervig

Stengel
– rechtop
– vrijwel kaal
– meerkantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Moederkruid : Tanacetum parthenium

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de margrietachtige bloemhoofdjes, ongeveer zo groot als een madeliefje en
– de geveerde, vaak geelgroene, tere bladeren

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Moederkruid is een overblijvende, sterk aromatische plant van 30 tot 60 cm hoog, oorspronkelijk afkomstig uit Zuidoost-Europa. Ze is algemeen voorkomend, vooral in stedelijke gebieden. Ook wordt ze gekweekt als sierplant, dan vaak met gevulde bloemen. Ze groeit op open, vochtige, omgewerkte grond, vooral nabij bebouwing, ook op muren en komt algemeen voor, vooral in de stedelijke gebieden.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeiperiode loopt vanaf juni tot en met september. De op margrieten lijkende bloemhoofdjes van 1,5 tot 2,5 cm (ongeveer zo groot als of iets groter dan een madeliefje) hebben een geel hart van buisbloemen met aan de rand witte, omgekeerd eironde straalbloemen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De tere, veervormig ingesneden, vaak geelgroene bladeren staan verspreid aan de enigzins behaarde, bovenaan rijk vertakte stengels.

 

 

 

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Als artsenijplant is moederkruid over heel Europa verspreid en vanuit (moes)tuinen verwilderd. Ze wordt al sinds de middeleeuwen gebruikt in de traditionele kruidengeneeskunde. Ze heeft een positieve invloed op het geestelijk welzijn en de bloedcirculatie.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Moederkruid heeft veel weg van de kamillesoorten. Ze is daarvan het makkelijkst te onderscheiden door haar bladeren. De bladeren van de kamillesoorten zijn fijn verdeeld en hebben smalle, lijnvormige slippen. Het blad van moederkruid is in omtrek driehoekig tot eirond en veervormig met gelobde slippen. Daarnaast zijn de witte straalbloemen van moederkruid omgekeerd eirond; die van kamille langwerpig.

 

 

kamille

 

 

 

Algemeen

 

composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– algemeen
– 30 tot 60 cm

Bloem
– gele buisbloemen
– witte straalbloemen
– vanaf juni t/m september
– hoofdjes in losse tros
– 1,5 tot 2,5 cm

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– enkel of dubbel geveerd
– top afgerond
– rand gezaagd
– voet gevleugeld
– veernervig

Stengel
– rechtop
– verspreid kort behaard
– geribd

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

Bloeiend in mei in de Lage Landen

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

Bloeiend in mei in de Lage Landen. Elke bloem wordt in de categorie ” Kamerplanten en bloemen ” beschreven : zie zoeken

 

 

bosanemoon

 

 

 

 

 

gele anemoon

 

 

 

 

 

gevlekt longkruid

 

 

 

 

 

gewoon speenkruid

 

 

 

 

herderstasje

 

 

 

 

klein tasjeskruid

 

 

 

 

 

kleine veldkers

 

 

 

 

 

klimop ereprijs

 

 

 

 

 

maarts viooltje

 

 

 

 

paardenbloem

 

 

 

 

 

paarse dovenetel

 

 

 

 

 

prachtschubwortel

 

 

 

 

 

slanke sleutelbloem

 

 

 

 

winterpostelein

 

 

 

 

zandhoornbloem

 

 

 

 

 

klein kruiskruid

 

 

 

 

 

kluwenhoornbloem

 

 

 

 

madeliefje

 

 

 

 

vogelmuur

 

 

 

 

 

vroegeling

 

 

 

 

 

 

 holwortel

 

 

 

 

 

 akkerhoornbloem

 

 

 

 

 

bostulp

 

 

 

 

 

bosveldkers

 

 

 

 

 

daslook

 

 

 

 

 

deenslepelblad

 

 

 

 

 

donkersporig bosviooltje

 

 

 

 

 

duinreigersbek

 

 

 

 

 

duinviooltje

 

 

 

 

 

gehoornde klaverzuring

 

 

 

 

 

gewone dotterbloem

 

 

 

 

 

gewone ereprijs

 

 

 

 

 

gewone hoornbloem

 

 

 

 

 

gewone reigersbek

 

 

 

 

 

gewone smeerwortel

 

 

 

 

 

gewoon barbarakruid

 

 

 

 

 

grote ereprijs

 

 

 

 

 

grote muur

 

 

 

 

 

gulden boterbloem

 

 

 

 

 

gulden sleutelbloem

 

 

 

 

 

hoenderbeet

 

 

 

 

 

hondsdraf

 

 

 

 

 

hopklaver

 

 

 

 

 

kleine maagdenpalm

 

 

 

 

 

knikkende vogelmelk

 

 

 

 

 

kruipend zenegroen

 

 

 

 

 

kruisbladwalstro

 

 

 

 

 

kruishyacint

 

 

 

 

 

look zonder look

 

 

 

 

 

overblijvende ossetong

 

 

 

 

 

pinksterbloem

 

 

 

 

 

raapzaad

 

 

 

 

 

ronde ooievaarsbek

 

 

 

 

 

scherpe boterbloem

 

 

 

 

 

tijmereprijs

 

 

 

 

 

 

veldsla

 

 

 

 

 

voorjaarshelmkruid

 

 

 

 

 

witte dovenetel

 

 

 

 

 

witte klaverzuring

 

 

 

 

 

zandraket

 

 

 

 

 

zomerklokje

 

 

 

 

 

liggende asperge

 

 

 

 

 

akker vergeet me nietje

 

 

 

 

 

akkerviooltje

 

 

 

 

 

avond koekoeksbloem

 

 

 

 

 

basterdklaver

 

 

 

 

 

beekpunge

 

 

 

 

 

bermooievaarsbek

 

 

 

 

 

 

bittere veldkers

 

 

 

 

 

blaartrekkende boterbloem

 

 

 

 

 

blaassilene

 

 

 

 

 

blauwe waterereprijs

 

 

 

 

 

bleke klaproos

 

 

 

 

 

boksdoorn

 

 

 

 

 

bonte wikke

 

 

 

 

 

brem

 

 

 

 

 

dagkoekoeksbloem

 

 

 

 

 

donkere ooievaarsbek

 

 

 

 

 

drienerfmuur

 

 

 

 

 

echte koekoeksbloem

 

 

 

 

 

esparcette

 

 

 

 

 

 

fluitenkruid

 

 

 

 

 

geel nagelkruid

 

 

 

 

 

gele helmbloem

 

 

 

 

 

gele lis

 

 

 

 

 

gele morgenster

 

 

 

 

 

gele plomp

 

 

 

 

 

gevlekt longkruid

 

 

 

 

 

gewone brunel

 

 

 

 

 

gewone duivenkervel

 

 

 

 

 

gewone margriet

 

 

 

 

 

gewone ossentong

 

 

 

 

 

gewone rolklaver

 

 

 

 

 

gewone vogelmelk

 

 

 

 

 

gewoon speenkruid

 

 

 

 

 

glad walstro

 

 

 

 

 

groot streepzaad

 

 

 

 

 

grote klaproos

 

 

 

 

 

grote ratelaar

 

 

 

 

 

heggenwikke

 

 

 

 

 

hengel

 

 

 

 

 

herik

 

 

 

 

 

inkarnaatklaver

 

 

 

 

 

 

kleine klaver

 

 

 

 

 

kleine ooievaarsbek

 

 

 

 

 

kleine pimpernel

 

kleine pimpernel

 

 

 

kleine ratelaar

 

 

 

 

 

knolsteenbreek

 

 

 

 

 

krabbenscheer

 

 

 

 

 

kromhals

 

 

 

 

 

lelietje van dalen

 

 

 

 

 

liggende klaver

 

 

 

 

 

mannetjes ereprijs

 

 

 

 

 

melkkruid

 

 

 

 

 

middelste duivenkervel

 

 

 

 

 

moeras vergeet me nietje

 

 

 

 

 

moeraswolfsmelk

 

 

 

 

 

muizenoor

 

 

 

 

 

muurbloem

 

 

 

 

 

muurleeuwenbek

 

 

 

 

 

oosterse morgenster

 

 

 

 

 

phacelia

 

 

 

 

 

pijpbloem

 

 

 

 

 

ringelwikke

 

 

 

 

 

robertskruid

 

 

 

 

 

rode klaver

 

 

 

 

 

rood guichelheil

 

 

 

 

 

roze winterpostelein

 

 

 

 

 

schijnaardbei

 

 

 

 

 

schijnpapaver

 

 

 

 

 

slangenkruid

 

 

 

 

 

slipbladige ooievaarsbek

 

 

 

 

 

smalle weegbree

 

 

 

 

 

smalle wikke

 

 

 

 

 

stinkende gouwe

 

 

 

 

 

veldhondstong

 

 

 

 

 

veldsalie

 

 

 

 

 

vergeten wikke

 

 

 

 

 

vierzadige wikke

 

 

 

 

viltige hoornbloem

 

 

 

 

 

vingerhoedskruid

 

 

 

 

 

waterviolier

 

 

 

 

 

wede

 

 

 

 

 

weegbreezonnebloem

 

 

 

 

 

wilde akelei

 

 

 

 

 

wilde reseda

 

 

 

 

 

witte engbloem

 

 

 

 

 

witte klaver

 

 

 

 

 

witte krodde

 

 

 

 

 

witte waterlelie

 

 

 

 

 

 

zachte ooievaarsbek

 

 

 

 

 

zompvergeet me nietje

 

 

 

 

 

zwanenbloem

 

 

 

 

 

zilverschoon

 

 

 

 

Judaspenning (paars en wit)

 

 

 

 

witte Judaspenning

 

 

 

Gewone zandraket

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewone raket: Sisymbrium officinale

Standaard

Categorie: kamerplanten en bloemen

.

.

.

.

Gewone raket: Sisymbrium officinale

De gewone raket (Sisymbrium officinale) is een plant uit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae) die voorkomt op braakliggend terrein, langs wegen en dijken. De wetenschappelijke naam Sisymbrium komt uit het Latijn en betekent ‘waterkers’. Dit omdat tijdens de periode dat Linnaeus het plantenrijk indeelde, deze soort samen met de witte waterkers (Sisymbrium) werd ondergebracht. Later is bij een herverdeling deze soort alleen overgebleven maar heette nog steeds Sisymbrium. Dit is nooit veranderd.

.
De soortaanduiding officinalis geeft aan dat aan de plant geneeskundige werking werd toegeschreven. De Nederlandse naam zou afgeleid zijn van het Franse Roquette, een wilde koolsoort. Het is een 30-60 cm hoge, kruidachtige plant. Door de vertakkingen doet de raket aan een kandelaar denken. Het onderste gedeelte van het blad heeft een spiesvormige eindslip. De bovenste bladeren zijn ongedeeld.
.
De plant bloeit met dichte trossen die later langer worden, van mei tot september. De bloem is bleekgeel en klein (2 – 4 mm). De gewone raket draagt kortgesteelde, priemvormige, 8 – 20 mm lange hauwen die tegen de stengel zijn gedrukt. De bruine tot donkerbruine zaden zijn 1 – 1,3 lang en 0,5 – 0,6 mm breed. De soortaanduiding officinalis duidt erop dat aan de plant geneeskundige werking werd toegeschreven.
.
Zij wordt nog wel in anti-hoestmiddelen en keelpastilles verwerkt en staat vermeld in de Franse farmacopee. Verder vindt het geneeskundig gebruik geen toepassing meer. Als slijmoplossend middel kan men een aftreksel van twee theelepels per kop water gebruiken tegen hoest en slijm. De gewone raket wordt ook wel heeskruid genoemd, wegens zijn smerende werking op de stembanden.
.
.
.
.
.

Standplaats

.

Matig vochtige tot droge, voedselrijke bodem in halfschaduw of zon. Gedijt op alle grondsoorten. Plant van ruigten.

.

.

.

.

Eigenschappen

.

2-slachtig

tredplant

medicinaal

ingeburgerd

.

.

.

.

.

Taxonomische indeling
Rijk: Plantae (Planten)
Stam: Embryophyta (Landplanten)
Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade: Bedektzadigen
Clade: ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen
Clade: Malviden
Orde: Brassicales
Familie: Brassicaceae (Kruisbloemen)
Geslacht: Sisymbrium (Raket)

 

.

.

.

.

.

.

.