Tagarchief: hemel

Negende miniatuur: Zesde visioen van het eerste boek

Standaard

categorie : Hildegard von Bingen

.

.

.

.

Negende miniatuur: Zesde visioen van het eerste boek

.

.

De engelen

.

De hemelse Stem zegt  tegen Hildegard:

”De almachtige, onuitsprekelijke God, die voor alle tijden bestond en geen aanvang heeft gekend en nooit zal ophouden te zijn, heeft ieder schepsel naar zijn wil wonderbaar in het leven geroepen en een opdracht gegeven. De een heeft Hij de aarde, de ander de hemel toegewezen en zo heeft Hij de engelen tot heil van de mens en tot eer van Zijn Naam geschapen. Sommigen der engelen  heeft hij opgedragen de mensen in hun nood te helpen en anderen om de oordelen van Zijn geheime raadsbesluiten te openbaren”.

Deze laatste taken hebben betrekking op de buitenste twee van de negen concentrisch opgestelde rangen rondom het witte middelpunt dat God voorstelt. Een mooier symbool voor de almachtige God, die zonder begin en zonder einde is, kan men niet bedenken. Wit, dat alle kleuren tegelijk bevat, vormt hier de lichtbron die de negen opgaande rangen tegelijk verlicht. Het is als bij de koepel van het Pantheon te Rome, waarin zich geen enkel raam bevindt, maar waar het licht dat binnenvalt door de ronde opening boven in de koepel, heel de ruimte tot in de verste hoeken verlicht.

Terwijl de rangen der engelen onze ogen steeds hoger richten, ontsnapt het goddelijk licht aan ons gezichtsvermogen en voelen we ons betrokken bij de transcendentie van God.

.

De eerste twee rangen

.

Direct rondom het witte middelpunt bevinden zich de twee rangen van de Serafijnen en de Cherubijnen. Zij hebben een rode kleur die des te vuriger is naarmate zij de puur blanke Drievuldigheid meer nabij zijn.

.

De volgende vijf rangen

.

Dan komen er vijf koren waarvan het getal vijf volgens Hildegard ons herinnert aan de vijf wonden des Heren. Eerst zien we de Tronen in een oranjekleur, die stralen als de dageraad. We zijn de oranjekleur als symbool voor de dageraad al tegengekomen in de diadeem van de synagoge. Later zien we de kleur nog terug als er gesproken wordt over de Menswording en Maria.

Dan komen de Heerschappijen met helmen van ijzer en tunieken van marmerkleur. De volgende rij zijn de Vorstendommen. Hun gelaat is marmerkleurig en hun tunika’s worden gevormd door zilverkleurige wolken. Beide rijen hebben betrekking op hen die in gezag gesteld staan en namens God en de Mensenzoon regeren.

In de Bijbel en speciaal in het Boek der Kronieken is er even sprake van marmer voor de tempelbouw. Men vermoedt dat het daar gaat om de witte kleur die geaderd is. Hier heeft de kunstenaar de klederen en gezichten lichtblauw geschilderd, wat harmonieus afsteekt tegen het oranje van de Tronen.

De vierde rij is van goud en staat voor de Machten die Gods grootheid verkondigen en die men vanwege hun glorie niet kan aanschouwen. Ze zijn hier prachtig aangeduid in de engelengezichten die met rode lijnen getekend zijn op vergulde achtergrond.

De vijfde rij vertegenwoordigen de Krachten ofwel Deugden, die ermee belast zijn de zielen te helpen torens te bouwen van deugd en die de helderheid van de innerlijke gloed der gelovigen weerspiegelen en daarom klederen van zilver dragen. De achtergrond is tevens blauw zoals bij de Heerschappijen en Vorstendommen.

.

De laatste twee rangen

.

Deze zeven koren der engelen( twee en nog eens vijf ) worden omsloten door nog twee rijen die de Aartsengelen en de Engelen representeren. De eersten dragen op hun borst de afbeelding van Gods Zoon, want zij waren de boodschappers die het geheim van Gods raadsbesluit omtrent de Menswording mochten voorbereiden. Als boodschappers dragen zij allen vleugels, evenals de buitenste rij van de engelen die ons mensen het meest nabij staan. Hun wangen zijn rood van ijver om de Wil Gods, omtrent ieder van de mensen, te volbrengen en onze goede werken bij de Heer te melden.

Bij het beschouwen van dit magnifieke kleurenvenster kan men nog dieper dringen in de betekenis van deze engelenkoren in verband met de Godsbeschouwing van Hildegard. De negen koren zijn verdeeld in twee, vijf en nog eens twee concentrische cirkels.

  • De twee rijen, die onmiddellijk rondom het middelpunt van God liggen, openbaren door hun vuurrode liefde de grootheid en het wezen van God de Vader.
  • De middelste vijf wijzen ons op de tweede Persoon, de Zoon die mens is geworden. In deze vijf rijen overheerst het blauw, een kleur die zich terugtrekt, waardoor zij diepte verleent aan de hele koepelcompositie.
  • De buitenste twee rijen gevleugelde engelen wijzen ons op het werken van de H. Geest, die zich in de gedaante van een vogel bij de Doop van Christus openbaarde.

.

In de volgende miniaturen zien we hoe het nog verborgen geheim van de Drieëenheid, hier aangeduid door het zuivere witte middelpunt, zich in de twee volgende visioenen aan Hildegard in dezelfde kleuren zal openbaren. Het is merkwaardig, dat aan dit juweeltje van miniatuurkunst in de kunstgeschiedenis eigenlijk nooit aandacht geschonken is.

.

.

3d-gouden-pijl-5271528

.

.

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

.

.

JOHN ASTRIA

 

Zevende miniatuur : vierde visioen van het eerste boek

Standaard

categorie : Hildegard von Bingen

 

 

 

 

 

 

 

Zevende miniatuur

 

 

Scivias%20T%207_Boek%20I,4

 

 

Deze miniatuur is eigenlijk heel eenvoudig en heeft vele traditionele motieven. De Stem uit de hemel zegt er dit bij:


”Wat nu het volgende betreft, ‘dat een andere bol (geest) zich losmaakte uit de omtrekken van zijn eigen vorm en haar eigen knopen losmaakte’: dat is omdat die ziel de lichamelijke leden van haar woonplaats (het lichaam) achter zich laat en ook de verbinding tussen deze ledematen verlaat, op het ogenblik dat de ontbinding van deze woonplaats is aangebroken;

en ‘dat zij zich … ervan losmaakte en haar woonplaats … aan ontbinding overliet’: dat is omdat zij, wanneer zij zich … uit haar lichaam verwijdert, de plek van haar woonplaats laat instorten, wat haar … vrees inboezemt, omdat zij … het naderende oordeel van de opperste rechter tegemoet moet zien, omdat zij dan de waarde van haar werken zal inzien, op basis van het rechtvaardige oordeel van God, (de afbeelding onderaan op de miniatuur).

En hierom ook is het dat, ‘wanneer de ziel aldus ontbonden is, dat zowel lichtgevende als duistere geesten naderbij treden, die de bol (menselijke geest) vergezeld hadden zolang zij zich nog in die woonplaats bevond’: omdat op het moment van die ontbinding, wanneer de menselijke ziel zijn woonplaats verlaat, engelachtige geesten, zowel goede als slechte, in overeenstemming met de rechtvaardige en juiste beschikking van God, aanwezig zijn;

en ‘ze wachten op de losmaking, zodat ze haar, zodra zij volledig ontbonden is, met zich kunnen meevoeren’: zij wachten immers eveneens op het oordeel van de rechtvaardige rechter over deze ziel op het ogenblik van de scheiding van de ziel van haar lichaam, zodat ze haar, gescheiden van haar lichaam, naar de plek kunnen voeren waar zij zal worden geoordeeld door de opperste rechter volgens de verdiensten van haar eigen werken, net zoals het u, o mens, hierboven waarheidsgetrouw werd getoond.” (namelijk naar de duistere gebieden, de middelste afbeelding op de miniatuur, of naar de lichte gebieden, de bovenste afbeelding).

 

De miniatuur laat onder meer zien, hoe de vijanden waken rond het sterfbed, uit angst dat deze prooi hun nog zal ontsnappen. De aanvoerder van de duivels grijpt al naar een voet en hand van de ziel die in de vorm van een klein kind door de mond van de stervende vrouw het lichaam verlaat. Maar één der engelen die uit de hemel komt ontvangt haar zuster, de ziel, met handen die bedekt zijn door een linnen doek: een antiek gebaar van eerbied.

Tellen we de engelen die de ziel staan op te wachten dan zijn het er negen, het symbolisch getal van de koren der engelen. Bij de duivels telt men er zeven die samen erg luguber aandoen met hun witte ogen en lippen. De bovenste helft van de miniatuur toont ons de hel en de hemel; naar een van beide gaat de ziel volgens haar verdiensten.

De hel is heel traditioneel voorgesteld. Lucifer is gezeten op een draak met opengesperde muil, terwijl zijn trawanten de veroordeelde zielen in de vlammen folteren. We ontmoeten deze motieven op de voorstellingen van het laatste oordeel in de portalen van de romaanse en vroeg-gothische kathedralen.

Er zijn achtentwintig figuurtjes (4 x 7) in de hel getekend. Het bovenste gedeelte beeldt de hemel uit in twee voorstellingen. De ene beeldt het hemels paradijs uit en de andere een driehoekige stad. De zeven in gouden gewaden geklede zielen in deze stad zijn de symbolische betekenis hebben van het volmaakte getal der scheppingsdagen en van de sacramenten. Bovenaan in het midden steekt de scheppende en zegenende hand van God uit de wolken.

Ook deze miniatuur is traditioneel, maar één nieuwe bijzonderheid valt op: voor het éérst is de metaalkleur zilver duidelijk aangewend, die, zoals we in het vervolg zullen zien, wijst op het geloofslicht zolang we nog hier op aarde zijn. Het zilver zal in de volgende miniaturen steeds méér voorkomen en op de duur ook aan betekenis winnen.

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

JOHN ASTRIA

 

The 15 Promises of the Rosary/De 15 beloftes van de rozenkrans

Standaard

Categorie: religie/video

 

 

 

The 15 Promises of the Rosary

 

 

 

 

 

 

15 Beloften van Maria aan hen, die de Rozenkrans bidden 

 

 

Maria van Fatima met de rozenkrans

 

De” zalige Alain de la Roche”(behoorde tot de orde van de H.Dominicus) ontving deze beloften van de H. Maagd:

  1. Wie de Rozenkrans godvruchtig bidt en daaraan trouw blijft, zal al zijn gebeden verhoord zien.
  1. Ik beloof een heel speciale bescherming en bijzondere genaden aan ieder die de Rozenkrans bidt.
  1. De Rozenkrans zal een ondoordringbaar schild zijn en de ketterijen teniet doen. Het zal de zielen bevrijden van het juk van de zonden en van verkeerde nijgingen.
  1. Door het bidden van de Rozenkrans zal men deugdzamer gaan leven en Gods barmhartigheid verwerven. In de harten zal de liefde tot God de plaats gaan innemen van de vergankelijke genegenheden. Veel zielen zullen zich heiligen.
  1. De ziel die mij haar vertrouwen toont door het bidden van de Rozenkrans zal niet verloren gaan.
  1. Ieder die de Rozenkrans bidt, zal geen ongelukkig einde hebben. De zondaar zal zich bekeren, en de rechtvaardige zal tot het einde toe in staat van genade blijven leven.
  1. Ik wil dat allen die de Rozenkrans godvruchtig bidden, in hun leven kracht en licht zullen ontvangen, en bij hun dood deel zullen hebben aan het leven der gelukzaligen.
  1. De trouwe rozenkransbidders zullen niet sterven zonder de genademiddelen van de heilige Kerk.
  1. Wie de Rozenkrans bidt, zal ik uit het vagevuur bevrijden.

Het Vagevuur of hades of onderwereld is de plaats waar de zielen van de ongelovigen na hun dood terechtkomen. Het bevindt zich in een afgrond. Het is een soort wachtkamer in het dodenrijk waar zij wachten op de opstanding uit de doden en het oordeel. Deze onderwereld is tijdelijk (zie Openb.20:13).

  1. Zij die echt van de rozenkrans gehouden hebben, en deze devotie altijd trouw zijn gebleven, zullen in de Hemel een speciale eer genieten.
  1. Alles wat men mij door het bidden van de Rozenkrans zal vragen, zal men verkrijgen. (Opmerking: wat men vraagt dient wel in overeenstemming te zijn met de wil van God!).
  1. Ik verkreeg van mijn Zoon, dat de rozenkransbidders de zaligen in de Hemel als broeders aan hun zijde zullen hebben bij leven en dood.
  1. Zij, die de Rozenkrans verspreiden, zal ik in al hun noden bijstaan.
  1. De rozenkransbidders zijn allen mijn veel geliefde kinderen en de broeders en zuster van Jezus Christus.

15. De rozenkransdevotie is een zeker teken van uitverkiezing en redding.

 

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

Dieren in het hiernamaals

Standaard

categorie : religie

.

.

Gaan dieren naar de hemel?

.

Voor veel christenen die een huisdier verliezen is het een moeilijke vraag. Is mijn huisdier nu in de hemel? En ga ik hem of haar daar weer terugzien? Het lijkt er op dat de Bijbel erop wijst dat er ook voor dieren een plaats is in de hemel, en dat de dieren die daar zullen zijn dezelfde zijn als de dieren die nu op aarde zijn. Dieren dragen mede de gevolgen van de relatie tussen God en de mens en zij zullen ook verlost worden. Een troost voor gelovigen die een huisdier verliezen.

.

.

.

.

Hoe dieren de gevolgen van de relatie tussen God en de mens merken

.

In het Bijbelboek Genesis wordt het lot van dieren meerdere malen gekoppeld aan dat van mensen en dragen dieren mede de gevolgen van de relatie tussen God en de mens. Namelijk bij de zondeval, tijdens de zondvloed en op het moment dat God het Noachitisch verbond sluit met Noach. Het zou vreemd zijn als de dieren op aarde de gevolgen merken van deze zaken, maar in de hemel ineens niet meer.

.

De zondeval

.

Met de zondeval, beschreven in Genesis 3, kwamen dood en vervloeking de wereld in. Voor de mensen hield dit in dat zij vanaf dat moment onvermijdelijk zouden sterven, dat het leven veel zwaarder zou worden en dat alle mensen in zonde geboren zouden worden (Ps. 51:7). Voor de dieren betekende dit echter ook een einde aan het goede leven. Dieren zouden jagers en prooien worden, ook van de mens. Dit alles was het gevolg van de zonde van de mens.

.

De zondvloed

.

Wanneer God vanwege de slechtheid van de mensen besloot tot de zondvloed had dit vanzelfsprekend niet alleen impact op de mens, maar ook op de dieren. God besloot echter dat Noach, zijn gezin en zijn schoondochters een uitzondering moesten vormen (Gen. 6:18). Naast deze uitzondering zouden er echter ook onder de dieren uitzonderingen zijn.

Van elke diersoort een mannetje en een vrouwtje, van de reine dieren zeven paar (Gen. 7:2). Door de zonde van de mens werden de dieren ook hier het slachtoffer, maar door de rechtvaardigheid van Noach waren er ook dieren die gespaard werden.

.

Het Noachitisch verbond

.

In Genesis 9:8-17 sluit God een verbond met Noach, waarin Hij, onder andere, belooft dat er nooit meer een zondvloed zal zijn. In dit verbond wordt echter niet alleen de mens als verbondspartner genoemd, maar ook de dieren. God sluit het verbond met Noach en met “alle levende wezens die bij u zijn: het gevogelte, het vee en het wild gedierte” (Gen. 9:10).

Het bijzondere aan het verbond is dat er veel nadruk op de dieren wordt gelegd. Tot vijf maal toe spreekt God over Noach én al wat op aarde leeft (Gen. 9:10; 12; 15; 16; 17). Het verbond dat God met de mens sloot gold dus ook voor de dieren.

.

.

het paradijs

.

Teksten over verlossing en vernieuwing voor dieren

.

Onder christenen is het algemeen bekend dat de Bijbel verlossing voorzegt voor mensen, maar het lijkt erop dat niet alleen mensen verlost zullen worden. Als het gaat over de vraag wie er verlost en vernieuwd zullen worden wordt er namelijk gesproken over ‘alle vlees’, ‘de hele schepping’ en ‘alle dingen’.

.

Alle vlees

.

In Lucas 3:4-6 citeert Jezus een profetie van Jesaja (Jes. 40:3-5) waarin hij voorzegde dat alle vlees het heil van God zou zien. Dit roept de vraag op wat Jesaja, en later Jezus, bedoelde met ‘alle vlees’. Doorgaans wordt dit geïnterpreteerd als ‘alle mensen’, maar het is niet duidelijk waarom het zo wordt geïnterpreteerd, omdat theologen doorgaans niet aangeven waarom zij het zo interpreteren.

Als het alleen over mensen had moeten gaan dan had er ook kunnen staan ‘alle mensen’, maar zowel in Jesaja als in Lucas wordt gesproken over ‘alle vlees’. Daardoor lijkt het ook dieren te omvatten, omdat die ook van vlees gemaakt zijn.

.

De hele schepping

.

Volgens de apostel Paulus zouden niet alleen de mensen bevrijd worden, maar zou de schepping worden bevrijd van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid (Rom. 8:21-23). Als dieren ook bevrijd worden van vergankelijkheid dan moet er een link zijn tussen dieren in het hiernamaals en dieren in dit leven. Is die link er niet (als dieren hier sterven en als er in de hemel andere dieren zullen zijn, of geen dieren), dan zijn de dieren (en daarmee een deel van de schepping) niet bevrijd.

.

Alle dingen

.

In Openbaringen 21:5 zegt Jezus dat Hij alle dingen nieuw zal maken. Ook hier lijken dieren deel te zijn van de vernieuwde schepping, omdat het vreemd zou zijn als dieren niet onder ‘alle dingen’ zouden vallen.

.

.

.

.

Maar dieren hebben toch geen ziel?

.

Onder christenen leeft het idee dat dieren geen ziel hebben. Een reden hiervoor is dat dieren in de Bijbel redeloos genoemd worden (Ps. 32:9; 73:22 – bron 2). De vraag is echter of ‘redeloos’ ook zielloos betekent. Dit lijkt niet het geval.

In het Genesis 1 en 2 staat dat niet alleen de mens levensadem ingeblazen kreeg en een levend wezen (nephesh) werd (Gen. 2:7), maar dat ook dieren de ‘adem van de levensgeest’ in hun neus hadden en daardoor levend (nephesh) zijn (Gen. 1:20; 30; 7:22).

Als mensen die nephesh zijn dus een ziel hebben, dan hebben dieren er ook één.

.

De term nephesh

.

De Hebreeuwse term ‘nephesh’ kan worden vertaald als ‘adem’ of ‘leven’, maar ook als ‘ziel’. Daardoor wordt het inblazen van de levensadem in de neus van Adam door christenen gezien als het moment dat hij een ziel kreeg. Als dit zo is dan moet men stellen dat ook dieren een ziel hebben.

Men zou kunnen stellen dat ‘nephesh’ zijn betekent dat je daadwerkelijk leeft, omdat je adem haalt en dat het in het scheppingsverhaal niets zegt over het al of niet hebben van een ziel. Het lastige hieraan is dat toen de mens nephesh was geworden hij volledig af was. Hij moet op dat moment dus een ziel gehad hebben, want nadat de mens nephesh werd zien we niet meer dat God hem verder vormde.

.

Het gedrag van dieren in de hemel en op de nieuwe aarde

.

Er staan in de Bijbel in ieder geval twee teksten over de manier waarop dieren in de hemel zich gedragen. Volgens die teksten zullen ze vredig zijn en zullen ze God aanbidden.

.

Vrede

.

“Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich neder leggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen neder leggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken.” (Jesaja 11:6-8 )

In de hemel zullen dieren die voorheen elkaar aanvielen en zelfs opaten vredig naast elkaar leven. Ook mensen zullen volledig veilig zijn en hoeven zich geen zorgen te maken over hoe dieren zich gedragen. Een wonderlijke situatie, helemaal omdat die dieren in hun vorige leven elkaars vijand waren.

.

Aanbidding

.

“En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden.” (Openbaring 5:13 )

In een deel van zijn Openbaring hoort Johannes dat alle schepselen, inclusief dieren, de Vader (die op de troon zit) en de Zoon (het Lam) aanbidden. Het meest bijzondere in deze openbaring is niet eens dat de dieren God aanbidden, maar dat Johannes hen kan verstaan. De vraag die dit oproept luidt of mensen en verschillende soorten dieren in de hemel met elkaar kunnen praten.

.

.

Openbaring hoofdstuk 20 ; de eerste opstanding en de tweede dood

Pasteltekening van John Astria

.

Een vaak gestelde vraag

.

Wij houden van onze huisdieren en we willen weten wat er met hen zal gebeuren. Wat Gods Woord zegt over de dood van de dieren is te vinden in Prediker 3 vers 1:

 “Wie bemerkt, dat de adem der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de adem der dieren neerdaalt naar beneden in de aarde ?” 

Bemerk, dat dit werd geschreven door Salomo, de wijste mens die ooit had geleefd, maar die deze uitspraak afsloot met een vraagteken. Zelfs Salomo wist het antwoord op deze vraag niet. Daarom is het fout te concluderen uit deze tekst dat de dieren na hun dood geen bestemming zullen krijgen, ze hebben een ziel. Het vraagteken is uitermate belangrijk.

Laten we daarom eens kijken naar een heel andere tekst:

“Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bereid voor wie Hem liefhebben.” 1 Korintiërs 2 vers 9

en

“Hij heeft ons samen met Hem laten opstaan en laten zetelen in de hemelse regionen, in Christus Jezus, om in de toekomstige eeuwen de overgrote rijkdom van zijn genade te tonen, door zijn goedheid jegens ons in Christus Jezus.”  Efeziërs 2 vers 7

.

De wensen van ons hart?

.

De Here God houdt van ons. Hij wil ons zegenen. “verlustig u in de Here; dan zal Hij u geven de wensen van uw hart.”  Psalm 37 vers 4  Hoe veel betekent de Here voor jou? Verlustig jij jezelf in de Here? Is Hij de ‘nummer Een’ van jouw leven? Houdt met je hele hart van de Heer; Hij houdt van jou. Hij kent de wensen van ons hart. Misschien dat de wens van jouw hart, dat je je geliefde dier zult terugzien, ook door Hem wordt gezien?

.

Een getuigenis van dieren in de hemel

.

Een meisje van ongeveer drie jaar werd ernstig ziek en naar het ziekenhuis gebracht, waar haar hart stopte. Gedurende zeven minuten werd zij gereanimeerd voordat haar hart weer ging kloppen. Gelukkig herstelde zij. Enkele maanden daarna zat het kind aan tafel, toen het plotseling tegen haar moeder zei: ‘ik wilde dat ik de Heer Jezus weer kon zien’.

De moeder’s adem stokte, ‘wanneer heb jij de Heer Jezus dan gezien?’ vroeg ze. ‘Toen ik zo ziek was, in het ziekenhuis’ antwoordde het meisje. De moeder vroeg door en vroeg wat ze dan gedaan had. ‘We hebben gewandeld en ik hield Zijn hand vast’ zei het meisje. ‘en we hebben gespeeld met de jonge hondjes. Daarna zei de Heer Jezus dat ik terug moest gaan en toen werd ik wakker in het ziekenhuisbed’.

.

Geldt dit ook voor jou?

.

Ik geloof voor geen moment dat de Here God Zijn kinderen de simpele en blijde genoegens zal onthouden (zoals liefde voor en van onze dieren) die tijdens ons leven zo’n zegen waren. Maar trek je eigen conclusies. Hoe dan ook: een ieder die de Heer Jezus niet kent als zijn/haar Verlosser, en die sterft in de zonden, zal de onuitsprekelijke zegeningen missen die God aan Zijn kinderen heeft beloofd! De tijd, waarin verlorenen alsnog gered kunnen worden, loopt ten einde. Maak er ernst mee!

.

.

.

.

.

.

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

.

.

De verschijningen aan Pater Pio

Standaard

categorie : religie

 

 

 

 

De verschijningen

 

 

saint_padre_pio_postcard_004-p239242458678405622baanr_400

 

 

 

De kleine Francesco kende verschijningen van toen hij kind was. Hij geloofde dat het iedereen overkwam en sprak er niet over. Engelen, heiligen en zelfs Jezus en de Maagd Maria verschenen aan hem. Soms had hij ook verschijningen van duivels. In de laatste dagen van december 1902, terwijl hij mediteerde over zijn roeping, had Francesco weer een verschijning.

Zijn biechtvader beschreef vele jaren later deze verschijning als volgt: “Francesco had een verschijning, gevolgd door een echt gevecht met de duivel. Verschillende keren kon hij de vijand van de zielen verslaan, voorkomend dat deze zijn klauwen in de zielen zou slaan.” Op een avond had Francesco zich teruggetrokken in een kamer op het gelijkvloers van het convent. Hij lag uitgestrekt op een bed, toen een zeer mooie stralende man met koninklijke allures aan hem verscheen.

De man nam hem bij de hand en zei: “volg mij: het ogenblik is gekomen om de onvermoeibare strijder aan te vallen.” Francesco werd toen naar buiten gebracht, naar een plaats te midden van een menigte mensen verdeeld in twee groepen: een groep mannen met zeer mooie gezichten, in schitterend witte klederen getooid en een andere groep mannen die er afstotend uitzagen, gekleed in zwarte gewaden, donker als de duisternis.

Francesco zag een grote man komen met een verschrikkelijk afstotend gezicht en zo groot dat hij bijna tot aan de wolken kwam. De man die verschenen was aan Francesco, gaf hem het bevel het tegen het weerzinwekkende personage op te nemen. Francesco vroeg om beschermd te worden tegen de woede van dat monster, maar de man weigerde: “onmogelijk: je moet met hem vechten.

Heb moed, doe het in vertrouwen, vecht dapper, wetende dat ik vlak bij jou ben, dat ik je zal bijstaan en dat ik niet zal toestaan dat hij jou overwint.” Het gevecht was verschrikkelijk. Maar geholpen door de aan hem verschenen man, overwon Francesco het kwade. Verplicht te vluchten, trok het weerzinwekkende wezen zich terug achter de groep angstaanjagende mannen, onder luid geroep, gevloek, getier en oorverdovende kreten.

De groep in het wit gekleed applaudisseerde en loofde de man die Francesco bijgestaan had in dit vreselijke gevecht. De stralende man zette op het hoofd van Francesco een kroon van onbeschrijfelijke schoonheid. Maar bijna onmiddellijk nam hij hem de kroon weer af en zei: “ik heb voor jou een andere kroon, nog veel mooier dan deze, als je blijft strijden tegen diegene die je net overwonnen hebt.

Want hij zal altijd terugkomen. Je zult moedig vechten, zonder aan mijn hulp te twijfelen, zonder je bang te laten maken door zijn aanwezigheid. Ik zal vlak bij jou zijn en jou altijd bijstaan, zodat je over hem kunt triomferen.

 

 

 

Op zekere avond was pater Pio aan het rusten op de benedenverdieping van het klooster in een kamer die gebruikt werd als gastenverblijf. Hij was alleen en had zich pas op het veldbed neergelegd toen plots een man verscheen, gehuld in een zwarte cape. De verbaasde pater Pio stond op en vroeg de persoon wie hij was en wat hij wou. De onbekende antwoordde dat hij een ziel was uit het vagevuur.

“Ik ben Pietro Di Mauro. Ik ben omgekomen in een brand op 18 september 1908 in dit klooster, dat na de onteigening van de kerkelijke goederen als bejaardentehuis werd ingericht. Ik stierf in de vlammen op mijn strozak, verrast in mijn slaap, uitgerekend in deze kamer. Ik kom uit het vagevuur: de Heer heeft me toegestaan jullie te komen vragen jullie heilige mis van morgenochtend ter intentie van mij op te dragen.

Dankzij deze mis zal ik het paradijs kunnen binnengaan.” Pater Pio verzekerde de onbekende dat hij zijn mis voor hem zou opdragen… Pater Pio vertelt: “Ik wilde hem naar de poort van het klooster vergezellen. We kwamen buiten op het kerkplein en pas toen de man, die naast me liep, daar plotseling verdween werd ik me ervan bewust dat ik met een overledene gesproken had. Ik moet bekennen dat ik het klooster behoorlijk geschrokken terug ben binnengegaan.

Aan pater Paolino da Casacalenda, de overste van het klooster, voor wie mijn opwinding niet onopgemerkt was gebleven, vroeg ik de toelating om de mis op te dragen ter intentie van die ziel. Natuurlijk had ik hem eerst al het gebeurde verteld.” Enkele dagen later wilde de nieuwsgierig geworden pater Paolino het een en ander controleren en hij begaf zich naar het bevolkingsbureau van de gemeente San Giovanni Rotondo.

Hij vroeg en kreeg de toelating het overlijdensregister van het jaar 1908 te raadplegen. Het verhaal van pater Pio klopte met de werkelijkheid. In het register dat betrekking had op de overlijdens van de maand september vond pater Paolino de voornaam, de familienaam en de doodsoorzaak: “Op 18 september 1908 overleed Pietro di Mauro, zoon van wijlen Nicola, in de brand van het bejaardentehuis”.

 

 

 

Mevrouw Cleonice Morcaldi van San Giovanni Rotondo, een geestelijke dochter die de pater zeer dierbaar was, kreeg een maand vóór de dood van haar moeder, van pater Pio bij het einde van een biecht te horen: “Vanavond is je mama in de hemel, ik heb haar gezien terwijl ik de mis aan het lezen was”.

 

 

 

Ook werd het volgende voorval door pater Pio aan pater Anastasio verteld. “Op een avond, terwijl ik alleen in het koor aan het bidden was, hoorde ik het geritsel van een monnikspij en zag een jonge confrater druk doende aan het hoofdaltaar alsof hij de kandelaars afstofte en de bloemenvazen op hun plaats zette. Overtuigd dat het frater Leone was die het altaar in orde bracht en omdat het tijd was voor het avondeten ging ik aan de balustrade staan en zei hem: “Frater Leone, ga eten, het is nu niet het ogenblik om het altaar af te stoffen en in orde te brengen”.

Maar een stem die niet die van frater Leone was antwoordde me: “Ik ben frater Leone niet!” “Wie ben je dan?”, vroeg ik. “Ik ben een medebroeder van jullie die hier het noviciaat gedaan heeft. De gehoorzaamheid verplichtte me het hoofdaltaar zuiver en in orde te houden tijdens het proefjaar. Helaas, meerdere keren had ik te weinig eerbied tegenover Jezus in het heilig Sacrament door het Allerheiligste, dat in het tabernakel bewaard wordt, niet te groeten als ik voorbij het altaar kwam.

Door deze ernstige nalatigheid ben ik nog altijd in het vagevuur. Nu stuurt de Heer mij in zijn oneindige goedheid naar jullie omdat jullie moeten vaststellen tot wanneer ik zal moeten lijden in deze vlammen van liefde. Ik vertrouw op jullie…” – “Ik die dacht grootmoedig te zijn tegenover die lijdende ziel riep uit: “Je zal daar blijven tot aan de mis in het klooster morgenochtend.”

De ziel schreeuwde: “Wreedaard! Daarna slaakte ze een gil en verdween”. Deze jammerkreet veroorzaakte een wonde in mijn hart die ik mijn ganse leven zal voelen. Door de goddelijke volmacht had ik deze ziel onmiddellijk naar het paradijs kunnen zenden maar ik veroordeelde ze om nog een nacht in de vlammen van het vagevuur te blijven.”

 

 

 

Pater Pio had bijna dagelijks verschijningen, zoveel dat dit de kapucijner monnik toeliet tegelijkertijd in twee werelden te leven: een zichtbare en een onzichtbare bovennatuurlijke.

 

 

 

 

Pater Pio deelde in de brieven aan zijn geestelijke leider enkele van zijn ervaringen mee. In zijn brief van 7 april 1913 aan pater Agostino schreef hij: “Vrijdagmorgen was ik nog in bed toen Jezus aan mij verscheen. Hij was erg toegetakeld en verminkt. Hij toonde me een grote menigte reguliere en seculiere priesters waaronder verschillende kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders waarvan er een aan het celebreren was, een andere zijn priestergewaden aantrok en weer een andere zijn priestergewaden uitdeed.

Het zien van de kommervolle Jezus deed me veel pijn. Daarom wilde ik Hem vragen waarom Hij zoveel leed. Hij gaf geen antwoord. Echter, zijn blik leidde me naar de priesters en kort daarna, bijna met afschuw vervuld en alsof Hij vermoeid was van het kijken, wendde Hij zijn blik ervan af en wanneer Hij hem naar mij richtte zag ik twee tranen van zijn wangen rollen.

Hij verwijderde zich van deze bende priesters met een uitdrukking van grote walging op zijn gelaat en riep hen toe: “Beenhouwers!” En naar mij gekeerd zei Hij: “Geloof niet dat mijn doodsstrijd slechts drie uur geduurd heeft, nee. Ik zal omwille van de zielen, voor wie Ik zoveel gedaan heb, in doodsstrijd zijn tot het einde van de wereld. Gedurende de doodsstrijd, mijn zoon, is er geen behoefte aan slaap. Mijn ziel heeft dorst naar enkele druppels menselijk medelijden, maar ach, ze laten me alleen onder het gewicht van de onverschilligheid.

De ondankbaarheid en de apathie van mijn priesters maken mijn doodsstrijd nog zwaarder. Ach, ze beantwoorden mijn liefde zo slecht! Wat mij het meest bedroefd maakt is dat ze niet alleen onverschillig zijn maar bovendien ook minachting hebben en ongelovig zijn. Hoe vaak stond Ik niet op het punt hen neer te bliksemen als Ik niet was tegengehouden door de engelen en de zielen die heel veel van me houden…

Schrijf naar je vader en vertel hem wat je vanmorgen gezien hebt en van Mij gehoord hebt. Zeg hem dat hij je brief aan pater provinciaal toont…” Jezus sprak nog verder maar wat Hij zegde zal ik nooit kunnen onthullen aan een schepsel van deze wereld”.

 

 

Brief van 13 februari 1913 aan Pater Augustino: Jezus blijft mij herhalen: “…Vrees niet als ik je doe lijden, ik zal je ook de kracht geven. Ik verlang dat je ziel, dank zij het dagelijks martelaarschap in het verborgene, uitgezuiverd en op de proef gesteld wordt; schrik niet van mij als ik aan de duivel toelaat je te kwellen en aan de wereld toelaat je te doen walgen, want niets zal hen deren die zuchten onder het Kruis omwille van mijn liefde en hen die ik besloten heb te beschermen.

 

 

Brief van 18 november 1912 aan pater Augustino: “…Jezus, zijn geliefde Moeder, de kleine Engel met de anderen, gaan door mij te bemoedigen en laten niet na mij te herhalen, dat het slachtoffer al zijn bloed moet vergieten om slachtoffer genoemd te worden.”

 

 

Brief van 12 maart 1913 aan Pater Augustino: … Ik heb aanhoord, mijn vader, de gerechtvaardigde klachten van onze zoete Jezus: “Met hoe grote ondankbaarheid wordt Mijn liefde door de mensen vergolden! Ik zou door hen minder beledigd zijn, als Ik ze minder bemind had. Mijn Vader wil niet langer geduld met hen hebben. Ik zou willen ophouden hen te beminnen, maar… (en hier zwijgt Jezus en zucht, en daarna herneemt Hij) maar helaas, Mijn Hart is gemaakt om te beminnen!

Gemeen en lamlendig doen de mensen geen enkele inspanning om zichzelf te overwinnen in de bekoringen, ja, zij hebben zelfs plezier in hun ongerechtigheid. Mijn meest beminde zielen schieten tegenover Mij tekort, wanneer zij op de proef worden gesteld; de zwakken geven zich over aan ontmoediging en wanhoop, terwijl de sterken langzaam aan verslappen. Zij laten Mij in de kerken alleen in de nacht, alleen overdag.  Zij hebben geen zorg meer voor het sacrament van het altaar; men praat nooit meer over dit liefdessacrament; en zelfs diegenen die erover praten, doen het helaas met onverschilligheid en koudheid.

Mijn Hart wordt vergeten, niemand heeft nog zorg voor Mijn liefde; steeds wordt Mij leed aangedaan. Mijn huis is voor velen een theater van amusement geworden; ook Mijn bedienaren, die Ik altijd met voorkeursliefde beschouwd heb, die Ik bemind heb als Mijn oogappels; zij zouden Mijn Hart, dat vol bitterheid is, moeten vertroosten; zij zouden Mij moeten helpen bij de verlossing der zielen, in plaats daarvan, wie zou het kunnen geloven, moet Ik van hen ondankbaarheid en miskenning ontvangen.

Ik zie, mijn zoon, dat velen van hen… (en hier zweeg Hij, snikken snoerden Hem de keel dicht, Hij schreide in stilte)… Mij huichelachtig verraden met heiligschennende communies, terwijl zij het licht en de kracht, die Ik hun voortdurend geef, vertrappen.”

 

 

Brief aan pater Benedetto van 17 december 1917: … “Tijdens een van de bezoeken die Jezus mij dezer dagen heeft gebracht, vroeg ik Hem met nog meer aandrang dat Hij medelijden zou hebben met de arme landen die zó beproefd worden door de ellende van de oorlog en dat zijn rechtvaardigheid eindelijk zou wijken voor zijn barmhartigheid. Vreemd genoeg antwoordde Hij enkel met een handgebaar dat betekende: rustig, rustig… ‘Maar wanneer?’, voegde ik eraan toe. Zijn gelaat werd ernstig, om zijn mond verscheen een lichte glimlach, Hij richtte zijn blik even op mij en zonder een woord te zeggen nam Hij afscheid van mij.”

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

JOHN ASTRIA

 

Zit Satan in de hel?

Standaard

categorie : religie

 

 

 

5339082038a10416626799l.jpg-1

 

 

Veel christenen denken dat Satan in de hel is, maar het is niet het geval, en het is zelfs gevaarlijk zo te denken. De realiteit is dat hij erg actief aanwezig is, onder ons, om mensen én zelfs christenen kwaad te berokkenen, en we doen er goed aan ons daarvan bewust te zijn.

 

 

 Satan is niet in de hel maar onder ons actief

 

Satan zal pas bij zijn vierde (en laatste) val in de hel (gehenna, poel van vuur) terechtkomen. Hier
een overzicht van zijn toestand en zijn capaciteiten.

 

 

 

1ste Val

 

Satan zondigde vóór de zondeval (Genesis 3). Vermits hij Adam en Eva wilde aftrekken van God, was hij reeds in een zondige toestand gekomen. De Bijbel noemt Satan de eerste zondaar (1 Johannes 3:8). Deze val van Satan was eerder een “morele” dan een “geografische” val. Eigenlijk is er maar één val van Satan, zijn oorspronkelijke morele daad van opstand tegen God.

Daarna is hij nog drie keer gevallen, maar dat moet gezien worden als het gevolg van zijn aanvankelijke opstand. De volgende keren val valt hij nog louter ‘geografisch’. Zijn tweede val gaat van hemel naar aarde, zijn derde van aarde naar abyssos en zijn vierde van abyssos naar de hel (poel van vuur), stapsgewijs in neergaande lijn dus.

Hij viel moreel van God af maar hij bleef toegang krijgen tot Gods troon en de engelen (Job 1:6; 2:1). Hij werd toen niet neergeslagen en verwijderd uit de hemel, maar bleef operatief in de “hemelse gewesten” (Efeziërs 2:2; 6:12).

Hij kan daar nog steeds de broeders aanklagen (Openbaring 12:10). Alhoewel Satan in de hemel geen gezag meer heeft, heeft hij dat wel m.b.t. de aarde (Mattheüs 4:8-9; Efeziërs 2:2; 6:12; 1 Johannes 5:19). Op te merken valt echter dat Satans macht door God wel gelimiteerd is, zoals we kunnen lezen in Job 1:12 en 2:6. Hij is niet gelijk aan God (1 Johannes 4:4).

Wat Satan niét verloor weten we nu ongeveer, maar wat hij bij zijn eerste val wèl verloor is zijn schoonheid, luister, wijsheid, en zijn positie van cherub. Hij en zijn afvallige engelen verloren ook niet de capaciteit om op aarde in een lichaam te verschijnen om de mens te misleiden. Pater Pio, één van de grote heiligen, kreeg bezoek van de duivel in een mensengedaante. Ook getrouwe engelen kunnen dat.

Over Satans eerste val wordt geschreven in Ezechiël 28:11-19 en Jesaja 14:3-23. De eerste val van Satan vond dus plaats in de tijd van het aardse paradijs, in Eden, vóór de zondeval (Ezechiël 28:13). Hij werd ter aarde geworpen, een oosterse uitdrukking voor ‘hij viel op zijn bek’ (Ezechiël 28:17).

Later zal hij echter geheel letterlijk uit de hemel verwijderd worden (Openbaring 12:9). Zijn ondergang is sinds zijn eerste zonde eigenlijk al onomkeerbaar: het zaad (Jezus Christus) van de vrouw (Israël) zal hem uiteindelijk de kop vermorzelen (Genesis 3:15). Hij zal uiteindelijk in de “poel van vuur” belanden (Openbaring 20:10; Ezechiël 28:18, 19).

Na zijn val kon Satan zich blijkbaar niet meer materieel-lichamelijk op aarde vertonen. Dit is niet hetzelfde als ‘materialiseren’. Dat laatste veronderstelt een overgang van niet-materie (in casu geest) naar materie, terwijl engelen een (hoger) hemels lichaam bezitten dat ook materieel op de (lagere) aarde kan verschijnen.

Echter, om krachtig te kunnen zijn moet hij op aarde over een lichaam beschikken, en daarom bezet hij (en zijn demonen) graag het lichaam van andere levende wezens. Dit deed hij in Eden door in een slang te varen (Genesis 3), om zich zo aan Eva te vertonen en haar te misleiden. Later voer hij in Judas (Johannes 13:27) en nog later zal hij in de Antichrist varen.

Sommigen spreken nogal eens van ‘incarneren’ wanneer het om de duivel (of de demonen) gaat. Dit is een onjuiste uitdrukking. Incarnatie komt van het kerklatijn incarnatio (van caro, gen. carnis = vlees). In de christelijke terminologie is dit de aanduiding voor de menswording van Gods Zoon. Letterlijk betekent deze term ‘vleeswording’. Van de duivel (of de demonen) kan men niet zeggen dat zij ‘vlees worden’, dat kunnen zij niet. Zij hebben geen vleselijk lichaam ( Lk 24:39), zij bezetten andermans lichaam of vlees.

In Jesaja 14:12 wordt Satan “morgenster” genoemd. In Job 38:4, 7 lezen we dat bij de schepping “de morgensterren tezamen juichten”. Satan was vóór zijn val bij de schepping aanwezig. Maar hij pleegde opstand tegen Gods troon (Jesaja 14:13-14), waarbij hij ten val kwam. Later zal hij voor duizend jaren gebonden worden in de “afgrond” (Jesaja 14:15; Openbaring 20:1-3), en uiteindelijk zal hij in de poel van vuur geworpen worden (Openbaring 20:10).

Als gevolg van zijn opstand kwam Satan ten val. In Jesaja 14:12 wordt gezegd: “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster”. Hij wordt vergeleken met een ster die uit de hemel is “gevallen”. Hij werd afvallig. Ook in de betekenis van: ‘hij viel op zijn bek’. Een vallende ster is in Openbaring iemand die uit zijn hoge positie afvalt of die uit zijn machtspositie omvergeworpen wordt.

 

 

hoofdstuk 13 ; de komst van de antichrist en de valse profeet

hoofdstuk 13 ; de komst van de antichrist en de valse profeet

 

pasteltekening van John Astria

 

 

 

2de Val

 

Satans 2de val is toekomstig en betekent zijn verbanning naar de aarde. Hij verdwijnt daardoor geheel
en al uit alle hemelen (Openbaring 12:7-9). In Openbaring 12:9 wordt Satan volstrekt uit de hemel verwijderd, hij wordt neergeworpen na een felle strijd, en hem wordt dan èlke toegang tot àlle hemelen ontzegd. Dat zal zijn in de helft van de 70ste jaarweek of het begin van de eigenlijke Grote Verdrukking.

De Heer Jezus heeft dit in Lukas 10:18 in een visioen gezien en aangekondigd: “Ik zag de Satan als een bliksem uit de hemel vallen”, zijn tweede val. Satan zal na zijn uitwerping uit de hemelse gewesten, onmiddellijk in de Antichrist varen. Zijn demonen zullen evenzo in de lichamen varen van de handlangers van de Antichrist en die van het herstelde Romeinse rijk.

Hoe verschrikkelijk zullen deze duivelse machthebbers dan op aarde tekeer gaan! Het is van belang om telkens op te merken hoeveel bewijzen er zijn dat de Gemeente vóór de Grote Verdrukking in de hemel zal zijn opgenomen. Zo ook hier. Als de duivel op de aarde geworpen is, kan de Gemeente niet meer beneden zijn, want dan zou het niet meer waar zijn dat wij een strijd hebben tegen de machten in de hemelse gewesten (Efeziërs 6:12).

 

 

 

3de Val

 

De derde val van Satan is zijn verbanning naar de “afgrond” (Gr. abyssos). Hij wordt daar voor duizend
jaren gebonden en opgesloten (Openbaring 20:1-3).

 

 

 

4de Val

 

De vierde val van Satan is zijn verwijdering naar de “poel van vuur” (Gr. limnen tou furos), om er voor
eeuwig te verblijven (Openbaring 20:10). Uit dit schema van de viervoudige val van Satan besluiten wij dat hij nog lang niet in de hel is, maar actief op aarde, als nasleep van zijn eerste val.

 

 

hoofdstuk 20 ; de eerste opstanding en de tweede dood

hoofdstuk 20 ; de eerste opstanding en de tweede dood

 

pasteltekening van John Astria

 

 

 

De Tartarus en Abyssos

 

Daarnaast is het wel zo dat er opstandige engelen (demonen) in voorhechtenis zitten, in wat de Schrift
de “Tartarus” (Gr. tartaroo) en “Afgrond” (Gr. abyssos) noemt. Deze zijn daar gevangen en kunnen
ons in deze tijd geen kwaad aandoen.

 

 

1. Tartarus

 

Tartarus is een ander woord voor afgrond – Grieks abyssos.

Het gaat om de BEWAARPLAATS VAN DE ONGEHOORZAME ENGELEN UIT DE TIJD VAN DE VLOED. We moeten hier ruwweg denken aan zoiets als de bewaarplaats van de onrechtvaardige menselijke doden (vgl. ‘de rijke’ uit Lukas 16:19-31) waar die bepaalde afvallige engelen (afzonderlijk) bewaard worden tot aan hun oordeel. Zie 2 Petrus 2:4.

 

 

 

2. Abyssos

 

Abyssos betekent afgrond, diepte, bodemloze put. Het is een BEWAARPLAATS VOOR DEMONEN.
We kunnen hier denken aan wat onder tartarus werd gezegd. Hierna de Schriftplaatsen waar dit woord voorkomt: Lukas 8:31; Romeinen 10:7; Openbaring 9:11; 11:7; 17:8; 20:1,3. Deze demonen zijn voor ons inactief en we hoeven ze dan ook niet te vrezen. Dit is echter niet het geval met Satan en zijn vrije demonen! Hieronder een schema van alle hemelse schepselen. In het rood omcirkeld hun toestand van activiteit, dan wel gebondenheid, met betrekking tot onze tijd:

 

enegelen en demonen

.

.

De missie van Satan

 

Nadat God de mens gemaakt had en Hij alles als heel goed beschouwde (Genesis 1:31), zien we de Satan (zie zijn eerste val hierboven) ruïneren wat God had gemaakt met betrekking tot de eerste twee levende mensen (Genesis 3). Nadat de duivel aanzette tot de val van Adam en Eva zien we verder in de Bijbel het duivelse missiewerk, te beginnen in het boek Job. Dit verhaal brengt ons achter de schermen, naar een kijk vanuit Gods perspectief.

Job 1:6-12: “Het gebeurde op een dag, dat de zonen van God kwamen om hun opwachting te maken
bij de Heere, dat ook de satan in hun midden kwam. 7 Toen zei de Heere tegen de satan:
Waar komt u vandaan? En de satan antwoordde de Heere en zei: Van het rondtrekken over de
aarde en van het rondwandelen erover. 8 De Heere zei tegen de satan: Hebt u ook acht geslagen
op Mijn dienaar Job? Want er is niemand op de aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is
godvrezend en keert zich af van het kwaad. 9 Toen antwoordde de satan de Heere en zei: Is het
zonder reden dat Job God vreest? 10 Hebt Ú niet voor hem en voor zijn huis en alles wat hij heeft,
een beschutting gemaakt? Het werk van zijn handen hebt U gezegend en zijn vee breidt zich steeds
verder uit in het land. 11 Maar steek toch Uw hand uit en tref alles wat hij heeft. Voorwaar, hij zal
U in Uw aangezicht vaarwel zeggen. 12 De Heere zei tegen de satan: Zie, alles wat hij heeft, is in
uw hand; alleen naar hemzelf mag u uw hand niet uitsteken. En de satan ging weg van het aangezicht
van de Heere”.

We zien hier dat Satan nog steeds in de hemel kan komen. God vraagt de duivel of hij had gezien dat Job het goede deed in de ogen van de Heer. De duivel merkte op dat God Job en zijn familie te goed beschermde en hem alles gaf en vroeg nu Job op de proef te stellen om te zien of hij nog trouw zou blijven als hem alles werd afgenomen.

De Heer accepteert de uitdaging en verwijdert zijn bescherming rond Job tot op zekere hoogte zodat Satan toegang heeft tot Jobs levensomstandigheden. We weten allen wat er toen gebeurde. Wat wij hieruit leren is dat de rechtvaardigen beschermd worden door God tenzij Hij toelaat dat zij op de proef gesteld worden.

In zo’n tijd van beproeving verwacht God van ons een antwoord volgens de aansporing die we vinden in Spreuken 27:11: “Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader [= Satan] wat te antwoorden heb” (Spreuken 27:11).

Alhoewel dit vers eerst en vooral op de Heer Jezus slaat, moeten christenen die in Zijn voetsporen stappen in zulke beproevingen, ten aanzien van de hemel, getrouw blijven en geduldig vertrouwen op de Heer. Bij de onrechtvaardigen heeft de duivel gemakkelijker toegang dan bij rechtvaardigen. De tijd passeert en opnieuw komt de duivel voor de Heer om rapport uit te brengen en zijn bedoelingen te ventileren:

Job 2:1-9: “Opnieuw was er een dag, toen de zonen van God kwamen om hun opwachting te maken
bij de Heere, dat ook de satan in hun midden kwam om zijn opwachting te maken bij de
Heere. 2 Toen zei de Heere tegen de satan: Waar komt u vandaan? En de satan antwoordde de
Heere en zei: Van het rondtrekken over de aarde en van het rondwandelen erover. 3 De Heere
zei tegen de satan: Hebt u ook acht geslagen op Mijn dienaar Job? Want er is niemand op de aarde
zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad. Hij houdt
nog steeds vast aan zijn vroomheid, hoewel u Mij tegen hem opgezet hebt om hem zonder reden te
verslinden. 4 Toen antwoordde de satan de Heere en zei: Huid voor huid! Alles wat iemand
heeft, zal hij geven voor zijn leven. 5 Steek Uw hand maar eens uit en tref zijn beenderen en zijn
vlees. Voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen. 6 En de Heere zei tegen de satan:
Zie, hij is in uw hand, maar spaar zijn leven. 7 Toen ging de satan weg van het aangezicht van de
Heere en hij trof Job met vreselijke zweren, van zijn voetzool af tot aan zijn schedel. 8 En Job
nam een potscherf om zich daarmee te krabben, terwijl hij midden in de as zat. 9 Toen zei zijn
vrouw tegen hem: Houd je nog steeds vast aan je vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf.

De Heer stelt andermaal dezelfde vraag over Zijn dienaar Job. De duivel kon Job in zijn vorige aanval niet bewegen en wil nu meer toegang. Nu wil Satan de gezondheid van Job. Job wordt op de proef gesteld, erg gelijkend op Adam en Eva in de Hof van Eden. Jobs vrouw bezweek eerst in een emotioneel betoog wegens zijn kwellende pijn. Maar Job is getrouw aan God en heeft zijn principes, hij diende de Heer niet voor wat hij had gekregen maar voor wie de Heer is.

We weten hoe dit verhaal afloopt en op het eind wordt Job gezegend, dubbel zoveel als tevoren. Wat we hier leren is hoe de duivel achter de scène bezig is met het beïnvloeden van omstandigheden en hoe hij de rechtvaardigen aanvalt. Het woord duivel (Gr. diabolos) betekent lasteraar, en het woord Satan betekent tegenstander, aanklager. Hij daagt telkens weer op om zij die in Gods dienst staan uit te dagen en aan te klagen.

Zacharia 3:1-2: “Daarna liet Hij mij de hogepriester Jozua zien, die voor het aangezicht van de Engel
van de Heere stond, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen. 2 De Heere zei echter tegen de satan: De Heere zal u bestraffen, satan! De Heere, Die Jeruzalem verkiest, zal u bestraffen. Is deze Jozua niet een stuk brandhout dat aan het vuur ontrukt is?

We kunnen zien dat de duivel in Gods aanwezigheid kan verschijnen. Het is enkel de Heer die hem kan berispen vermits God hem tot het machtigste schepsel van het universum maakte. Daarom zegt

Zacharia 3:2 “De Heere zal u bestraffen, satan!”, en zie vooral Judas 9: “Michaël, de aartsengel, echter durfde, toen hij met de duivel redetwistte en een woordenwisseling had over het lichaam van Mozes, geen oordeel van lastering tegen hem uit te brengen, maar zei: Moge de Heere u bestraffen!”

We vinden de duivel actief doorheen de geschiedenis. 1 Kronieken 21:1: “Toen stond de satan op tegen Israël, en hij zette David ertoe aan om Israël te tellen”.

De duivel beïnvloedt leiders, zowel goede als slechte, door hen bv. aan te zetten tot trots. Toen Jezus aan Israël Zijn Messiasschap aankondigde, en geleid werd naar de wildernis om beproefd te worden in het vlees, werd Hij drie maal geconfronteerd met de duivel. Dit is de derde keer:

Mattheüs 4:8-11: “Opnieuw nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg, en hij liet Hem al de koninkrijken van de wereld zien, met hun heerlijkheid, 9 en zei tegen Hem: Dit alles zal ik U geven, als U knielt en mij aanbidt. 10 Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen. 11 Toen liet de duivel Hem gaan; en zie, engelen kwamen en dienden Hem.

Satan claimt de wereld voor zich en hij zou deze aan Jezus geven in zijn verleidingspoging. Het is na deze laatste gefaalde verleiding, en Jezus Zijn onwankelbaarheid bewijst, dat hij geen vat kreeg op Jezus’ leven. Ons wordt gezegd hetzelfde te doen wat Jezus deed opdat de Satan zou wegvluchten.

Jakobus 4:7: “Onderwerp u dan aan God. Bied weerstand aan de duivel en hij zal van u wegvluchten”.

Later in Jezus’ onderricht aan Zijn disipelen legt Hij hen uit: “Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen” (Lukas 10:18). Dit slaat op Openbaring 12:7-10. In een visioen zag Jezus de engel uit de hemel vallen, in het midden van de Verdrukking (70ste jaarweek) op aarde, zijn tweede val, die we hiervoor al behandeld hebben. Dan pas zal hij helemaal uit de hemel verdwijnen, maar o wee de aarde in de Grote Verdrukking!

Pas na het eind van die verdrukking en aan het begin van het duizendjarige vrederijk zal hij gebonden worden – zijn derde val – en dan voor duizend jaren opgesloten worden in de Abyssos of Afgrond. De duivel heeft dus nog steeds toegang tot de hemel, waar hij daar komt bij de Heer, en de heiligen aanklaagt, tot de bestemde tijd.

Wegens Jezus’ gehoorzaamheid als mens aan de Vader lezen we in Handelingen: “Deze Jezus heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël bekering te geven en vergeving van zonden” (Handelingen 5:31).

Ook Satan wordt een “vorst” of “overste” genoemd: “In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar de overste van de macht der lucht, van de geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid” (Efeziërs 2:2).

Satan is nu de vorst of god van de lucht, de heerser van deze wereld. Hij is beslist niet in de hel, zijn plaats is hier binnen de aardse atmosfeer van de aarde, met al zijn activiteiten.

 

 

hoofdstuk 9 uit de Openbaring; de vijfde en zesde bazuin

hoofdstuk 9 uit de Openbaring; de vijfde en zesde bazuin

 

pasteltekening van John Astria

 

 

 

Satans huidige activiteit jegens ongelovigen, en hen die geloven:

 

Jegens ongelovigen:

 

“Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen” (2 Korinthiërs 4:3-4).

Enkel het Evangelie kan mensen bevrijden van de blindheid met betrekking tot de invloed van de duivel en het systeem waarmee hij hen persoonlijk controleert.

“In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar de overste van de macht der lucht, van de geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid” (Efeziërs 2:2).

De koers van deze wereld is zondig, en op hen die de wereld en haar zonden liefhebben (“de kinderen der ongehoorzaamheid”) heeft de duivel grote invloed. Jezus beschrijft een tijdperk van zaaien door God maar ook door de duivel:

“Hij antwoordde en zei tegen hen: Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen. 38 De akker is de wereld, het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk en het onkruid zijn de kinderen van de boze. 39 De vijand die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding van de wereld en de maaiers zijn engelen. (Mattheüs 13:37-39)

Elke ziel op onze aarde is verwikkeld in een geestelijke strijd en zal ofwel aan de kant van de duivel, ofwel aan de kant van God staan. Satan controleert het wereldsysteem, want dat valt onder zijn jurisdictie, zoveel als God het toelaat. Jahweh wordt de God van hemel en aarde, Schepper van deze wereld en het universum genoemd. God zal Zijn controle niet verliezen maar Hij staat tot op zekere hoogte Satans werking toe om de wereld te beïnvloeden.

 

 

Jegens de gelovigen:

 

“Wees nuchter en waakzaam; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden. 9 Bied weerstand aan hem, vast in het geloof, in de wetenschap dat hetzelfde lijden ook aan al uw broeders in de wereld opgelegd wordt” (1 Petrus 5:8-9). “En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. 15 Het is dus niets bijzonders als ook zijn dienaars zich voordoen als dienaars van gerechtigheid. Hun einde zal zijn naar hun werken” (2 Korinthiërs 11:14-15).

Satan gebruikt vermomming, bedrog, misleiding om zijn zaak van rebellie en zonde te bevorderen.

“En opdat ik mij door het allesovertreffende karakter van de openbaringen niet zou verheffen, is mij een doorn in het vlees gegeven, een engel van de satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet zou verheffen” (2 Korinthiërs 12:7).

Satan valt ook rechtstreeks aan. Dit is de reden waarom ons een geestelijke wapenuitrusting is gegeven, niet om agressors te zijn maar opdat de Heer onze strijd zou leiden:

“Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel. 12 Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten. 13 Neem daarom de hele wapenrusting van God aan, opdat u weerstand kunt bieden op de dag van het kwaad, en na alles gedaan te hebben, stand kunt houden” (Efeziërs 6:11-13).

Wij voeren strijd tegen hun invloeden in onze wereld waarbij zij de mensen wegtrekken van de waarheid door hun bedrog en verblinding (met betrekking tot het Evangelie: 2 Korinthiërs 4:3-4), en wij kunnen die omkeren en hen vrijmaken door de waarheid te verkondigen. Er komt een tijd (de verdrukking van de 70ste jaarweek) dat er een oorlog zal komen in de hemel, die uitgevochten wordt door de heilige engelen tegen de gevallen engelen, en dan zullen Satan en zijn demonen uit de hemel gestoten worden en op aarde nog een korte tijd verblijven:

“Toen brak er oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak, ook de draak en zijn engelen voerden oorlog. 8 Maar zij waren niet sterk genoeg, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. 9 En de grote draak werd neergeworpen, namelijk de oude slang, die duivel en satan genoemd wordt, die de hele wereld misleidt. Hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen. 10 En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is gekomen de zaligheid, de kracht en het koninkrijk van onze God en de macht van Zijn Christus, want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is neergeworpen.”(Openbaring 12:7-10).

Zeker, dit is wat er bedoeld wordt met “de god van deze wereld” (2 Korinthiërs 4:4), die de naties misleidt door zijn bestuur. Hij zal in de verdrukking een namaak-Christus, de Antichrist, induceren om nog grotere controle te verwerven. Pas in die tijd zal hij geen toegang meer hebben tot de hemel en tot God en zal hij begrensd zijn tot de aarde. Dit zal hem er echter niet van weerhouden God uit te dagen met behulp van hen die in zijn macht zijn:

“En het opende zijn mond om God te lasteren, om Zijn Naam te lasteren en Zijn tent en hen die in
de hemel wonen” (Openbaring 13:6).

 

 

hoofdstuk 12 ; de vrouw en de draak, strijd in de hemel

de vrouw en de draak ; strijd in de hemel Openbaring 12

 

pasteltekening van John Astria

 

 

 

Het einde van Satans invloed

 

Wanneer Jezus fysisch naar de aarde is teruggekomen verwijdert Hij eerst de wetteloze, de mens der zonde uit de mensheid. In 2 Thessalonicenzen lezen we over die wederkomst van Christus:

“En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn
mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst” (2 Thessalonicenzen 2:8).

De Heer “verteert” deze wetteloze als eerste, met Zijn woord, en werpt het “beest” en de “valse profeet” (dat is de Antichrist) in de hel, de poel van vuur (Openbaring 19:20). Maar toch blijft de mens, los van de invloed van duivel en demonen op het wereldsysteem, nog steeds verantwoordelijk voor zijn zonde. Na de wetteloze komt ook de slang aan de beurt, nadat Jezus is wedergekomen:

“En ik zag een engel neerdalen uit de hemel met de sleutel van de afgrond en een grote ketting in zijn hand. 2 En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem voor duizend jaar, 3 en wierp hem in de afgrond [= Abyssos], en sloot hem daarin op en verzegelde die boven hem, opdat hij de volken niet meer zou misleiden, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen zouden zijn. En daarna moet hij een korte tijd worden losgelaten” (Openbaring 20:1-3).

De duivel zal verwijderd zijn uit het duizendjarige vrederijk, wanneer Christus regeert (Jesaja 9:6-7) vanaf Davids troon over de naties. Maar allen die in die duizend jaar geleefd hebben (Jesaja 65) zullen nadien op de proef gesteld worden door de Satan die losgelaten zal worden om te doen wat voor hem natuurlijk is: bedriegen en oorlog stoken.

“En wanneer die duizend jaar tot een einde gekomen zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. 8 En hij zal uitgaan om de volken te misleiden die zich in de vier hoeken van de aarde bevinden, Gog en Magog, om hen te verzamelen voor de oorlog. En hun aantal is als het zand van de zee. 9 En zij kwamen op over de breedte van de aarde, en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad. Maar er daalde vuur van God neer uit de hemel en dat verslond hen. 10 En de duivel, die hen misleidde, werd in de poel van vuur en zwavel geworpen, waar ook het beest en de valse profeet reeds zijn. En zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheid” (Openbaring 20:7-10).

De duivel zal in de Abyssos duizend jaar verblijven terwijl Jezus regeert op aarde. Daarna zal zal hij bevrijd worden om een laatste maal te misleiden, en daarna wordt hij gegrepen en in de hel geworpen, voor eeuwig. Een gepast einde voor degene die zowel engelen als mensen deed afwijken van God.

 

 

 

 

voorpagina openbaring a4

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

Geloof, wetenschap en logica

Standaard

categorie : religie

.

.

Geloof en wetenschap staan soms lijnrecht tegenover elkaar

.

.

wetenschapisookgeloof

.

Denk maar aan de wonderen die in de Bijbel beschreven staan, die tarten meestal elke wetenschappelijke uitleg. Die wonderen zijn door de mensen die ze gezien hebben opgeschreven voor het nageslacht. Die dingen moet je op grond van hun getuigenis geloven of niet. Toch komen we in de Bijbel dingen tegen die controleerbaar zijn door middel van oudheidkundig, biologisch of sterrenkundig onderzoek.

Als die dingen niet zouden kloppen, wordt daarmee dan geen afbreuk gedaan aan de betrouwbaarheid van de Geschriften als geheel? Wat heeft het voor zin om de wonderen en de wijsheden uit bepaalde Bijbelboeken serieus te nemen en bijvoorbeeld de natuurkundige observaties daarin niet. “De Bijbel gaat over geloof en niet over wetenschap”, hoort men vaak.

Maar waar de Bijbel serieuze uitspraken doet over astronomische objecten of over het gedrag en uiterlijk van dieren, wiskundige feiten, oude volken, taal, psychologie en andere wetenschappelijk controleerbare feiten, zou het natuurlijk wel moeten kloppen om het boek als geheel geloofwaardig te laten zijn. Er is dus een gebied waar de Bijbel, het geloof in God en de wetenschap overlappen.

.

Het kosmologisch argument

.

We kunnen stellen dat alles wat begint te bestaan een oorzaak moet hebben. Het heelal heeft een begin, dus moet het een oorzaak hebben. We lezen in de Bijbel dat alles een begin had en dat God de Veroorzaker was (Gen.1:1 – “In het begin schiep God de hemel en de aarde.”)

Zo zien we dat de Bijbel in ieder geval met betrekking tot het begin logische uitspraken doet. Hieruit volgt evenwel dat God geen oorzaak hoeft te hebben, omdat Hij zelf de Veroorzaker is. Hij heeft ruimte en tijd gemaakt, waaruit volgt dat Hij zelf niet afhankelijk kan zijn van ruimte en tijd. Zo heeft Hij dus geen begin in ruimte en tijd zoals wij die ervaren.

In Kolossenzen 1:16,17 staat: “Want door Hem (Jezus Christus) zijn alle dingen gemaakt die in de hemel zijn en die op de aarde zijn, zichtbaar en onzichtbaar… door Hem en voor Hem. En Hij is voor alle dingen en door Hem bestaan alle dingen.” Dit moet je aannemen in geloof en vertrouwen, want het is niet wetenschappelijk te bewijzen.

.

Woorden

.

In Joh 1:1-3 staat: “In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God… Alle dingen zijn door Het Woord gemaakt, en zonder Het Woord is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. In Het Woord was het Leven, en het Leven was het Licht van de mensen.”

En in Hebreeën 11:3 staat: “Door het geloof begrijpen wij, dat de wereld door het woord van God is gemaakt, dat de zichtbare dingen niet ontstaan zijn uit wat waarneembaar is.”

In deze teksten uit de Bijbel vinden we twee stellingen die wetenschappelijk onderbouwd kunnen worden. Hoewel we de scheppingsdaden van God niet meer kunnen herhalen, is wel met zekerheid vastgesteld dat al het zichtbare inderdaad uit onzichtbare dingen bestaat.

Het zijn de elementaire deeltjes waaruit atomen zijn opgebouwd. De ‘deeltjes’ waaruit atomen bestaan kunnen niet met het blote oog gezien worden, sterker nog, veel van die onderdeeltjes zijn even groot als of kleiner dan een lichtstraal. Er zijn wel technieken waaruit we de mogelijke samenstelling of aard van de deeltjes enigszins kunnen bepalen, maar echt zien kunnen we ze niet. Die uitspraak in de Bijbel is dus juist.

Er staat ook dat de wereld door het woord gemaakt is. We zien in alles om ons heen dat het opgebouwd is uit codes of woorden. Er zijn ongeveer honderd basisstoffen, atomen, die als chemische letters gezien kunnen worden. Deze letters zijn in veel stoffen samengevoegd als woorden en zinnen die moleculen vormen.

De chemische formule voor water is H2O. In feite is dat een soort woord. HOH is twee atomen waterstof en één zuurstof in een bepaalde volgorde. Zo heeft elke stof een bepaalde moleculaire samenstelling die je zou kunnen zien als een woord, een zin, een boek, of zelfs een complete encyclopedie, het DNA.

Je zou kunnen zeggen dat ons hele bekende universum bestaat uit woorden, gevormd door basiselementen die zodanig gerangschikt zijn dat je zou kunnen spreken van een taal met een vaste zinsbouw, grammatica en bedoeling. Dat God alles tot stand heeft gebracht door te spreken is een concept dat we op meer plaatsen in de Bijbel tegenkomen en we zien in de natuur dat dit ondersteund wordt door de feiten.

.

.

.

.

Natuurlijke selectie

.

Darwin toonde aan dat bepaalde dieren en planten aan elkaar verwant zijn, dat er verandering plaatsvindt in de basissoorten en dat de best aangepaste soort overleeft. Hij heeft nooit bewezen dat bijvoorbeeld de ene basissoort afstamt van een andere basissoort. Een soort is moeilijk te definiëren. We maken er afspraken over, in een vakgebied dat we taxonomie noemen.

Men moet over hetzelfde kunnen praten. Er zijn afspraken over wat een zoogdier, een vogel en een vis is. De bevindingen van Darwin zijn niet per definitie een bewijs voor evolutie, maar passen net zo goed in het raamwerk van de schepping: God schiep basisvormen, waaruit alle huidige soorten zijn ontstaan. Darwin beschreef slechts het mechanisme dat voor deze diversificatie zorgt en noemde dat natuurlijke selectie.

Dit is juist een sterk bewijs van de voorzienigheid van God. Het is het mechanisme dat soorten in staat stelt om in een veranderende omgeving te blijven voortbestaan, wat veel eerder duidt op een goed ontwerp.

.

Je moet geloven in Natuurlijke selectie

.

Evolutiegelovigen evangeliseren vandaag de dag uitbundig in de media en in wetenschappelijke lectuur. De logica die ze gebruiken laat wel wat te wensen over. Echt bewijs voor een evolutie van eenvoudige organismen naar meer complexe en beter aangepaste organismen is er niet, laat staan een goede verklaring voor hoe dat allemaal begonnen zou moeten zijn. De filosofie achter evolutie blijft dus een geloof.

.

Oorsprong

.

Het heelal heeft een begin en dat begin kan niet iets materieels veroorzaakt zijn. Er is geen bevredigende naturalistische verklaring voor het begin van de materie. De oorzaak van het stoffelijke moet de stof ontstijgen. En dat is in ieder geval één van de eigenschappen van God. Hij staat boven of buiten de materie.

Het waarneembare moet zijn oorsprong in het onzichtbare hebben. Dan moeten de eigenschappen van het waarneembare hun oorsprong hebben in de eigenschappen van het onzichtbare. Dat wat ontworpen is kan niet uitstijgen boven zijn ontwerper.

Als we kijken naar de eigenschappen van mensen, moeten we concluderen dat de onzichtbare Ontwerper intelligenter moet zijn, sterkere emoties moet hebben, in staat moet zijn om te spreken, te zien en te luisteren en dat Hij rechtvaardig kan oordelen.

Als ons gevoel voor rechtvaardigheid al zo sterk is, hoe sterk moet dat van onze Maker dan wel zijn. Als wij ons goed kunnen uiten, dan moet onze Architect dat zeker kunnen. Als wij kunnen horen en zien, waarom zou onze Schepper dat dan niet beter kunnen? In de Bijbel worden al deze kenmerken toegeschreven aan God.

.

.

.

.

Het Boek der boeken

.

Modern microbiologisch onderzoek laat steeds meer zien hoe verbazingwekkend precies en doelmatig de cellen ontworpen zijn. Met al hun ingewikkelde machines, processen, een eigen energievoorziening, bibliotheek en transport. Als er een dergelijk ontwerp is, dan moet er een Ontwerper zijn die dat verzonnen heeft.

Deze Ontwerper moet logischerwijs ook een reden gehad hebben om ons te maken. Het is de God van de Bijbel die ons heeft gemaakt en tot ons heeft gesproken door de Bijbel. Met name omdat de Bijbel het enige boek is waarin God wordt beschreven als persoonlijk betrokken Schepper, op een manier die je van Hem zou mogen verwachten. Tegen de tekst van de Bijbel is wetenschappelijk niets in te brengen.

Alles in het boek klopt en is logisch. In de Bijbel vinden we vele voorzeggingen die ook daadwerkelijk uitgekomen zijn zoals bijvoorbeeld de opkomst en ondergang van verschillende koninkrijken en veel details van het leven en sterven van Jezus Christus. Dit is een sterk bewijs dat de oorsprong van de tekst buiten ons ruimte-tijd continuüm ligt.

.

De God van de Bijbel

.

Dan blijft natuurlijk voor de meeste mensen wel de vraag of de Bijbelse God wel de enige echte God is. Het begrip god varieert van geen God (atheïsme), via vele goden (polytheïsme), naar alles is God en God is alles (pantheïsme). Welk concept van God wordt echter door de wetenschap ondersteund?

Als er geen God is, dan zijn het leven en het bestaan fundamenteel irrationeel, voortgekomen uit chaos en eindigend in de hittedood van het universum. Als alles God is, dan is niets de ultieme God, en je hebt dan hetzelfde probleem. Goed en kwaad zijn dan verschillende zijden van dezelfde munt wat ook het irrationeel is.

Als er vele goden zijn, dan zijn goed en kwaad samen gelijkwaardig eeuwig en dus gelijkwaardig geldig en gelijkwaardig zinloos. Bij deze culturen is het menselijk leven een nutteloze poging om die god tevreden te stellen die op een bepaald ogenblik de grootste dreiging vormt.

.

De christelijke God

.

De christelijke God daarentegen is rationeel. Hij bezit de eigenschappen van persoonlijkheid, Hij beheerst alles, is alomtegenwoordig, staat buiten ruimte en tijd en Hij is onveranderlijk. Daarnaast heeft Hij de morele eigenschappen van eerlijkheid, rechtvaardigheid, heiligheid, wijsheid, liefde, rechtschapenheid, gratie, genade en goedheid.

Hij heerst soeverein, maar niet impulsief. Hij kan alles doen behalve dingen die in strijd zijn met Zijn eigen aard. Hij is transcendent, leeft eeuwig, maar is iets anders dan de natuur en het universum dat hij geschapen heeft.Tenslotte is Hij de Wetgever, dat wil zeggen dat Zijn heerschappij overeenstemt met morele en natuurlijke wetten.

Het christelijke concept van God ondersteunt daarom de wetenschappelijke gedachte, omdat rationaliteit, orde, logica, rede, waarheid, wetten, eenheid, diversiteit, persoonlijkheid en doelen in het universum zijn ingebouwd, voortgekomen uit de gedachten van een Wezen dat door deze eigenschappen wordt gekenmerkt.

.

.

De mens in geloof

Pasteltekening van John Astria

.

.

Andere godsdiensten

.

Griekse denkers verheerlijkten het verstand en trachtten de dingen alleen door middel van rede op te lossen. Voor een Christen is dit een oefening in zinloosheid, omdat het verstand van de mens door de zonde is vertroebeld. Rationaliteit moet bij God beginnen.

Het Islamitische concept van God lijkt wellicht het meest op de Christelijke kijk.Net als de Christelijke God is Allah soeverein en almachtig, maar de Koran benadrukt Zijn soevereiniteit zo krachtig dat Zijn rationaliteit wordt verminderd, en dat verschuift de balans van het geloof in de regelmatigheid van het universum dat bestudeerd kan worden naar de onzekerheid over wat Zijn volgende stap zal zijn.

.

Balans

.

Aan het andere uiteinde heeft de materialist nog een probleem. Als het universum bestaat uit materie in beweging, zonder doel, en mijn brein dus bestaat uit dergelijke atomen, dan heb ik geen objectief criterium meer dat ik kan gebruiken om te geloven dat mijn brein uit atomen bestaat.

Het leven wordt dan een zoektocht, niet naar het begrip van de wereld, maar naar het negeren van de wereld en het bereiken van nirvana of een andere hogere vorm van bewustzijn. De Christen daarentegen kent een balans tussen geest en materie. De natuur is niet God, maar een mechanisme dat door God is geschapen.

De natuur is een op goddelijke wijze geordende schepping van een alwetend, almachtig Wezen en weerspiegelt daarom Zijn ordelijkheid, wijsheid, creativiteit en rationaliteit. Als we geloven dat God rationeel is, en dat Hij door middel van wetten regeert, dan kunnen we verwachten dat we elegante natuurwetten kunnen vinden die aan Zijn vakmanschap ten grondslag liggen.

De Bijbel leert ons dat de natuur vanwege de zonde onderworpen is aan de vloek van God. We zien een wereld vol goed en kwaad, vol schoonheid en pijn. Maar de Bijbel leert ons dat God in het begin alles wat Hij gemaakt had zeer goed noemde, en dat dit eens in de oorspronkelijke staat terug gebracht zal worden.

.

.

geloof en wetenschap

.

.

Wonderen

.

Christenen geloven in wonderen. Is het Oude Testament niet gevuld met plagen en vloedgolven die door een boze, veroordelende God worden veroorzaakt? Als wonderen de norm waren, dan zouden ze normaal zijn en geen wonderen. Wanneer je de Bijbelse wonderen bestudeert, dan zie je dat deze juist opmerkelijk waren vanwege hun zeldzaamheid.

Zij kwamen in groepjes voor in de levens van Mozes, enkele profeten, Jezus Christus en de twaalf apostelen. De extreme zeldzaamheid van echte natuurlijke wonderen dienden hun doel als tekenen van God op bijzondere ogenblikken in Zijn plan, zoals dit door de Bijbel wordt geopenbaard.

God kan en zal nog steeds ingrijpen als antwoord op gebeden, maar meestal door de normale loop van de natuurwetten te wijzigen, zoals het om een biddende dienaar heen leiden van een storm of plaag.

.

God vult de gaten?

.

Dan is er nog de ‘God vult de gaten’ misvatting. Er zijn mensen die bepaalde onverklaarde fenomenen aan de ‘hand van God’ toekennen. Evolutionisten kennen bijna goddelijke krachten toe aan natuurlijke selectie, een principe dat niets te maken kan hebben gehad met de oorsprong van de cel of de DNA code. Dit grenst aan pantheïsme. Het toekennen van intellect aan levenloze objecten.

Of ze wuiven de vraag weg met een geloof in wat de wetenschap ooit zal doen, het wordt nog wel ontdekt. In beide gevallen dwingt de toewijding aan materialisme de atheïst tot het negeren van bewijs dat God bestaat. Terwijl de wetenschap zich zou moeten bezighouden met hedendaagse fenomenen, is het verklaren van de oorsprong van dingen een heel ander onderzoeksgebied.

En als er een God is, dan zijn verhoorde gebeden gebeurtenissen die niet onderworpen kunnen worden aan wetenschappelijke proeven en zijn dus heel anders dan bliksem, vloedgolven, kometen en ziekten. Het christelijke geloof is dus niet een geloof dat een god nodig heeft om onbegrepen dingen te verklaren, maar eerder een geloof dat zich richt op een God die de normale, door Hem ingestelde natuurwetten kan doorbreken wanneer wij Hem daarom vragen en wanneer Hij dat zo verkiest.

.

.

.

.

Hoop

.

De Judeo-Christelijke kosmologie is er een van lineaire tijd: schepping, geschiedenis en schriftvervulling. Er was een begin en er is een geschiedenis die naar een uiteindelijke vervulling van de Schrift toesnelt. Het is waar dat Christenen geloven dat deze wereld en alles er in zal vergaan, maar niet de ziel.

Er zullen beloningen zijn voor de trouwe dienaren van God, en een nieuwe hemel en een nieuwe aarde uit de hand van dezelfde Schepper die nooit verandert. Dit geeft ons de hoop dat onze levens wel degelijk een verschil uitmaken.

.

Vanzelf

.

Door aan te nemen dat het allemaal vanzelf is gegaan, maak je de materie zelf zijn eigen god. Deze denkwijze probeert een religieuze benadering van ons universum uit te bannen door een filosofisch concept ervoor in de plaats te zetten dat elke inbreng van een goddelijk wezen wegredeneert. De God van de Bijbel mag in dit wereldbeeld niet meedoen. Alles moet op een materialistische en naturalistische manier worden verklaard.

En als iets niet verklaarbaar is, dan hoopt men mogelijk in de toekomst iets te ontdekken dat het wel verklaart. Al met al is evolutie een prachtig sluitend geheel van filosofische kronkels, waar je jezelf heerlijk in kunt verstoppen. Dat God verantwoordelijk zou zijn voor ons bestaan maakt ons afhankelijk van hem en heeft consequenties voor ons gedrag.

De Schepper zou ons wel eens ter verantwoording kunnen roepen. Daarom zijn veel mensen bang voor God of willen niets met Hem te maken hebben, omdat ze dan niet meer hun eigen zin kunnen doen. De boodschap van de Bijbel is echter dat Hij onze Vader is en een relatie met ons wil hebben om ons te leren goed met onszelf, elkaar en de schepping om te gaan.

.

Wetenschap

.

Volgens de huidige definitie moet wetenschap :

1. alleen zichtbare, tastbare, meetbare dingen gebruiken bij het verklaren van de feiten.

2. geen hogere macht gebruiken om de oorzaak of het doel van dingen te verklaren.

3. vrij zijn van vooroordelen.

Feiten kunnen ook veroorzaakt worden door iets wat niet te meten is. Voor het ontstaan van de eerste cellen die de basis zouden moeten hebben gevormd van vroege levensvormen is geen enkel bewijs aan te voeren. Er zijn geen metingen die de mogelijkheid van het spontaan ontstaan van leven bevestigen.

Er zijn alleen maar veronderstellingen of het getuigenis van de Bijbel. Je kunt een beslissing nemen op grond van de feiten, maar de feiten zelf rechtvaardigen het geloof in evolutie niet. Voor het ontstaan van het heelal is geen natuurlijke verklaring te geven.

Astronomen en wetenschappers die zich bezig houden met theoretische fysica komen met vage theorieën maar dat zijn filosofische en wiskundige modellen, en geen waarneembare realiteit. Dat God alles gemaakt heeft en in stand houdt is een net zo gerechtvaardigd uitgangspunt, dat heel goed als basis gebruikt kan worden voor wetenschappelijk onderzoek.

De regel ‘vrij van vooroordelen’ klinkt erg ironisch. Het hele concept van evolutie is doorspekt van vooroordelen. Vanwege de aannames en veronderstellingen waarbij de rol van God niet eens overwogen wordt, worden vaak zoveel voorbarige conclusies getrokken. ‘Vrij van vooroordelen’ is dan meer iets waarbij de wens de vader van de gedachte is.

Veel wetenschappers hebben God vervangen door een evolutiefilosofie, die ons bestaan moet verklaren. Hiermee leggen ze zichzelf onnodig aan banden. Een wetenschapper kan mijns inziens heel goed in God geloven. De invloed van het bovennatuurlijke is niet altijd aantoonbaar, maar voor velen wel merkbaar. Het is volkomen verantwoord om in het wetenschappelijk denken rekening te houden met een dergelijke invloed.

.

.

.

.

Geen logische basis

.

De evolutiefilosofie heeft geen logische basis. Men neemt aan:

1 . dat iets zonder aanwijsbare oorzaak uit niets tevoorschijn kwam,

2. dat de huidige samenstelling en organisatie van dingen zonder Ontwerper tot stand kwam,

3. dat uit levenloze materie leven ontstond,

4. dat eencellige wezens vanzelf meercelligen werden,

5. dat macro-evolutie heeft plaatsgevonden terwijl daar geen bewijs voor is,

6. dat vitale organen zich verbonden met andere organen en gingen samenwerken (denk aan ogen en oren die via zenuwen signalen geven aan de hersenen, het hart dat bloed door aderen en vaten pompt, waarbij stoffen uitgewisseld worden in bijvoorbeeld longen en lever) Deze logica maakt alles wat bestaat eigenlijk zijn eigen god. De ‘schepping’ heeft zichzelf ‘geschapen’. De evolutietheorie wordt vaak gedreven door het humanisme en naturalisme. De mens en de natuur bepalen wat waar en goed is, niet een god, zeker niet de God van de Bijbel.

.

Organisatie en informatie

.

Een levende cel ziet er op het eerste gezicht uit als een ongeordende warboel, een krioelende massa kleine wriemelende dingetjes zonder doel of structuur. Maar het is een zeer goed georganiseerde, complexe machinerie van functionele componenten. Voor het spontaan ontstaan van een dergelijke organisatie is informatie nodig die vertaald wordt en gebruikt wordt voor de bouw van de onderdelen.

Er zijn ook instructies nodig die bepalen waar en wanneer de verschillende onderdelen moeten worden in- en aangezet. Deze informatie vinden we in het DNA. Het DNA zit zo vol met specifieke informatie, dat wetenschappers het in de afgelopen 50 jaar, sinds de ontdekking ervan, nog niet hebben kunnen doorgronden.

De informatie op het DNA wordt van boven, van onder, in stukjes en beginnend op verschillende plaatsen gelezen door ingewikkelde machines. Vervolgens wordt die informatie nog weer verder verwerkt en gebruikt voor de bouw van diezelfde en andere machines. Dit is doelbewuste informatieoverdracht die leidt tot specifieke functionaliteit. Dat dit zonder programmeur tot stand gekomen zou zijn is ondenkbaar.

.

Onmogelijk

.

Ook het ontstaan van levende organismen vanuit dode materie is nooit waargenomen en in principe onmogelijk. Er zouden spontaan enkele aminozuren kunnen ontstaan, maar er is nog niemand die deze bouwstenen van het leven spontaan heeft zien samenkomen om een simpele levensvorm te produceren, zelfs niet in een gecontroleerde laboratoriumomgeving.

Bij ongeslachtelijke voortplanting maakt een organisme klonen van zichzelf, maar bij seksuele voortplanting wordt er van beide ouders genetisch materiaal overgebracht op het nakroost. Er zijn beesten die het allebei kunnen, maar hoe het één uit het ander zou moeten zijn ontstaan is vanuit naturalistisch oogpunt een raadsel.

Voor mensen die geen Goddelijk ontwerp accepteren is de perfecte samenwerking van organen of delen van organen ook niet te verklaren. Bepaalde systemen worden ook wel aangeduid als onherleidbaar complex. Alle onderdelen moeten er tegelijkertijd zijn, anders kan het geheel niet werken. Een geleidelijke ontwikkeling naar het werkende geheel is onmogelijk.

Tijdens die ontwikkeling zou het organisme alleen maar profijt moeten hebben van elke afzonderlijke stap, maar totdat alle onderdelen goed samenwerken is elke tussenstap alleen maar ballast en zullen die tussenvormen door natuurlijke selectie worden uitgeroeid, wat de overgang naar een volgend, beter werkend, beter aangepast organisme alleen maar belemmert.

.

.

Het ware geloof

Pasteltekening van John Astria

.

.

Conclusie

.

De filosofie van het vanzelf ontstaan en verder evolueren van het leven is onlogisch. Schepping uit het niets door een Schepper die buiten tijd en ruimte staat ligt veel meer voor de hand. De Bijbel geeft mijns inziens van alle ‘heilige boeken’ de wetenschappelijk meest verantwoorde kijk op de geschiedenis en organisatie van onze kosmos.

.

.

voorpagina openbaring a4

.

.

pijl-omlaag-illustraties_430109

.

.

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

.

.

JOHN ASTRIA

JOHN ASTRIA

Waardoor werd Lucifer de Satan ofwel de tegenstrever?

Standaard

categorie : religie

 

 

 

lucifer1

 

 

jesaja 14 :14> Lucifer wilde hoger zijn dan God

 

12 Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads! hoe zijt gij ter aarde nedergehouwen, gij, die de heidenen krenktet!

13 En zeidet in uw hart: Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen; en ik zal mij zetten op den berg der samenkomst aan de zijden van het noorden.

14 Ik zal boven de hoogten der wolken klimmen, ik zal den Allerhoogste gelijk worden.

15 Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil!

 

 

 

Openbaring 13 : 1-6> Lucifer wilde aanbeden worden

 

1 Toen zag ik uit de zee een beest komen. Het had zeven koppen en tien horens. Op elke hoorn was een kroon. Op zijn koppen stonden namen die God beledigen.

2 Het beest leek op een luipaard, maar zijn poten leken op die van een beer en zijn bek leek op de bek van een leeuw. En de draak gaf aan dat beest zijn kracht, zijn troon en veel macht.

3 Ik zag dat één van zijn koppen dodelijk gewond was, maar de dodelijke wond genas. Daarom bewonderde de hele wereld het beest.

4 En ze aanbaden de draak die aan het beest zoveel macht had gegeven. En ze aanbaden het beest en zeiden: “Wie is er zó geweldig als dit beest? Wie is er machtiger dan hij?”

5 Het beest kon ook spreken. Het stond aldoor op te scheppen en zei beledigende dingen over God. Dat deed het 42 maanden lang (3½ jaar).

6 Al die tijd beledigde het beest God, Gods tempel en iedereen die in de hemel woont.

 

 

hoofdstuk 13 ; de komst van de antichrist en de valse profeet

hoofdstuk 13 ; de komst en eenbidding van de antichrist en de valse profeet

Pasteltekening van John Astria

 

 

 

de aanbidding van Satan

de aanbidding van Satan

 

 

 

Ezechiël 28 : 14-19> Lucifer werd overmand door hebzucht

 

14 Gij ( LUCIFER)  waart een gezalfde, overdekkende cherub; en Ik had u alzo gezet; gij waart op Gods heiligen berg; gij wandeldet in het midden der vurige stenen.

15 Gij waart volkomen in uw wegen, van den dag af, dat gij geschapen zijt, totdat er ongerechtigheid in u gevonden is.

16 Door de veelheid uws koophandels hebben zij het midden van u met geweld vervuld, en gij hebt gezondigd; daarom zal Ik u ontheiligen van Gods berg, en zal u, gij overdekkende cherub verdoen uit het midden der vurige stenen!

17 Uw hart verheft zich over uw schoonheid; gij hebt uw wijsheid bedorven, vanwege uw glans; Ik heb u op de aarde henen geworpen, Ik heb u voor het aangezicht der koningen gesteld, om op u te zien.

18 Vanwege de veelheid uwer ongerechtigheden, door het onrecht uws koophandels, hebt gij uw heiligdommen ontheiligd; daarom heb Ik een vuur uit het midden van u doen voortkomen, dat u heeft verteerd, en Ik heb u gemaakt tot as op de aarde, voor de ogen van al degenen, die u zien.

19 Allen, die u kennen onder de volken, zijn over u ontzet; gij zijt een grote schrik geworden, en zult er niet meer zijn tot in eeuwigheid.

 

 

Het aanbidden van de Mammon, de geldgod

 

Pasteltekening van John astria

 

 

 

Openbaring 14 : 7-11>de vuurpoel voor wie Lucifer aanbidt

 

7 Zeggende met een grote stem: Vreest God, en geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns oordeels is gekomen; en aanbidt Hem, Die den hemel, en de aarde, en de zee, en de fonteinen der wateren gemaakt heeft.

8 En er is een andere engel gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon, die grote stad, omdat zij uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken heeft gedrenkt.

9 En een derde engel is hen gevolgd, zeggende met een grote stem: Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteken aan zijn voorhoofd, of aan zijn hand,

10 Die zal ook drinken uit den wijn des toorn Gods, die ongemengd ingeschonken is, in den drinkbeker Zijns toorns; en hij zal gepijnigd worden met vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam.

11 En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt.

 

 

hoofdstuk 20 ; de eerste opstanding en de tweede dood

hoofdstuk 20 ; de eerste opstanding en de tweede dood

 

Pasteltekening van John Astria

 

 

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria