Tagarchief: meeldraden

Zandhoornbloem : Cerastium semidecandrum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

.

.

artikel45014-3_gewone_hoornbloem

.

.

Goed te herkennen aan

– de kleine, witte, 5-tallige bloemetjes, waarvan
– de kroonbladen onregelmatig getand zijn of ondiep gespleten en
– de vaak teruggeslagen vruchtstelen

.

.

zandhoorn

.

.

Algemeen 

.

Zandhoornbloem is een eenjarig, kleverig (door klierharen), klein plantje, dat 2 tot 15 cm hoog wordt en groeit op open, droge, voedselarme tot matig voedselrijke, al of niet kalkrijke zandgrond. Ze komt zeer algemeen voor in de Lage Landen, vooral in de duinen. Elders is ze aangevoerd met duinzand.

.

.

.

.

.

.

Bloemen

.

Zandhoornbloem bloeit vanaf maart tot en met mei met zeer kleine, witte, 5-tallige bloemetjes. De kroonbladen zijn meestal onregelmatig 2-tandig of tot hoogstens voor 1/8 van de lengte ingesneden. Kelkbladen en schutbladen hebben een vliezige rand.

.

.

.

.

.

Algemeen

– anjerfamilie (Caryophyllaceae)
– eenjarig
– zeer algemeen
– 2 tot 15 cm

Bloem
– wit
– vanaf maart t/m mei
– bijscherm
– stervormig
– 5 tot 7 mm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen

– 5, soms 4 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– (kruisgewijs) tegenoverstaand
– enkelvoudig
– eirond tot langwerpig
– top meestal stomp, soms spits
– rand gaaf
– voet gevleugeld
– 1-nervig
– behaard

Stengel
– rechtop
– behaard en beklierd
– rolrond

zie wildebloemen

.

.

.

.

.

.

.

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

.

.

.

John Astria

Wrangwortel : Helleborus viridis

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

warangwortel

.

 

Goed te herkennen aan
– de grote, geelgroene schotelvormige bloemen en
– de vroege bloeitijd

 

 

 

 

 

Algemeen 

 

Wrangwortel komt oorspronkelijk uit de bergen van Midden-Europa. Van nature komt ze hier niet voor , maar is ze als stinsenplant aangeplant en verwilderd. Wrangwortel is een giftige, reukloze, overblijvende, uiterst zeldzame plant, die groeit op vochtige, kalkhoudende grond op grazige, licht beschaduwde dijkhellingen en in vochtige loofbossen, vooral op klei. Ze staat op de rode lijst als zeer zeldzaam en sterk afgenomen.

 

 

 

 

 

Bloemen

 

Wrangwortel wordt 20 tot 40 cm hoog en bloeit in maart en april met geelgroene, schotelvormige, iets hangende bloemen. Ze hebben 5 bloemdekbladen, zeer veel meeldraden en 3, 4 of 5 stijlen.

 

 

wrangwortel-snel-_017_30_tekst

 

 

.

Bladen

 

De geelgroene bloemdekbladen zijn eigenlijk de kelkbladen. De kroonbladen zijn vergroeid tot nectariën (nectarbakjes), die in het hart van de bloem onderaan de meeldraden zitten. Meestal zijn er twee lang gesteelde, glimmende, wortelstandige, donkergroene, handvormig gedeelde, getande bladeren en hoger aan de stengel enkele kleinere ook handvormig gedeelde, lichter groene stengelbladeren.

 

 

 

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Vroeger werd wrangwortel gebruikt door boeren om koeien te behandelen, die de ziekte wrang hadden. Hoewel wrangwortel giftig is, wordt ze in de homeopathie gebruikt bij storingen in de nierfunctie en ziekten van de uri-newegen. Vergelijkbaar met wrangwortel is de kerstroos. Deze komt bij ons alleen voor als tuinplant, is duidelijk lager en bloeit met witte (soms roze) bloemen.

.

 

kerstroos

kerstroos

 

.

 

Algemeen

 

ranonkelfamilie (Ranunculaceae)
– overblijvend
– uiterst zeldzaam
– 20 tot 40 cm

Bloem
– groengeel
– maart en april
– gesteeld alleenstaand
– stervormig
– 3 tot 5 cm
– 5 bloemdekbladen, niet vergroeid
– meer dan 20 meeldraden
– 3, 4 of 5 stijlen

Blad
– verspreid en wortelstandig
– enkelvoudig
– handvormig
– top spits
– rand gezaagd
– voet gevleugeld
– hand-/netnervig

Stengel
– rechtop
– kaal
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

Watermunt : Mentha aquatica

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

.

 

Goed te herkennen aan
de bolvormige bloeiwijze van lichtpaarse bloemetjes aan het einde van de stengel

 

.

 

.

 

Algemeen

 

Watermunt is een overblijvende plant van 30 tot 90 cm hoog, die zeer algemeen voorkomt op natte, voedselrijke tot brakke grond aan waterkanten en sloten, moerassen, riet- en blauwgrasland, duinvalleien en lichte loofbossen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit van juli tot in de herfst met lichtpaarse bloemetjes, die in bolvormige bloeiwijze (schijnkransen vervormd tot bundel) aan de top van de stengel staan. Meestal staan daar onder nog 1 of 2 schijnkransen of bloeiende zijtakjes in de bladoksels. De meeldraden steken buiten de bloemen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De stengel en bladeren zijn soms bruinrood gekleurd. Als je over het blad wrijft, ruik je de heerlijke muntgeur.

 

 

 

 

 

 

Toepassingen

 

Watermunt is zowel vers als gedroogd te gebruiken. Ze is goed te gebruiken bij spijsverteringsproblemen, ver-koudheid en zwangerschapsmisselijkheid. Je kunt er een heerlijke thee maken.

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

 

akkermunt : heeft geen bloeiwijze aan de stengeltop.

polei : nauwelijks behaard, geen bloeiwijze aan de top, staat op de rode lijst.

kransmunt : (kruising akkermunt-watermunt, lijkt het meest op watermunt) de meeldraden steken niet buiten de bloem

 

 

.

akkermunt

 

.

 

polei

.

 

 

kransmunt

 

 

 

 

Algemeen

 

– lipbloemenfamilie (Lamiaceae)
– overblijvend
– zeer algemeen voorkomend
– 30 tot 90 hoog
– tolerant voor brak/zout water

Bloem
– lichtpaars
– vanaf juli tot in de herfst
– schijnkrans of bundel
– lipbloem
– 4 tot 7 mm
– 4 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– eirond tot langwerpig
– top spits
– rand gezaagd tot gekarteld
– voet afgerond of wigvormig
– veernervig
– behaard
– muntgeur bij kneuzen

Stengel
– rechtop of stijgend
– behaard
– scherp vierkant

zie wilde bloemen

.

 

.

.

 

 

 

.

 

Roze vetkruid : Sedum spurium

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de tuilen stervormige roze (soms witte of rode) bloemen en
– de vlezige bladeren

 

 

 

 


Bloem 

 

Roze vetkruid is een overblijvende, zoden vormende vetplant op droge, vaak stenige plaatsen. Oorspronkelijk komt ze uit de Kaukasus. In de Lage Landen is ze vanuit tuinen verwilderd en heeft ze zich plaatselijk kunnen handhaven. Ze wordt 10 tot 20 cm hoog. Ze bloeit in juli en augustus met roze (soms rode of witte) bloemen die aan het einde van de bloeistengel in een platte, dichtbloemige tuil gegroepeerd staan.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– vetplantenfamilie (Crassulaceae)
– overblijvend
– plaatselijk ingeburgerd
– 10 tot 20 cm

Bloem
– roze, soms wit of rood
– juli en augustus
– tuil
– stervormig
– tot 2,5 cm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 vlezige kelkbladen
– 10 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– omgekeerd eirond
– top stomp
– rand gekarteld tot gezaagd
– voet wigvormig
– vlezig

Stengel
– rechtop
– kort behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

.

 

 

 

 

 

 

 

Rode ogentroost : Odontites vernus subsp. serotinus

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

.

Goed te herkennen aan
– roze lipbloemen met iets uitstekende meeldraden
– in eindelingse, eenzijdige trossen en
– vanaf de basis vertakte stengels met
– zijtakken in een hoek van 45° tot 90° en
– schutbladen niet langer dan de bloemen

 

 

.

 

 

Algemeen

 

Rode ogentroost is eenjarige, ruw behaarde plant, die bloeit vanaf juli tot en met oktober. Ze groeit op open, natte of vochtige, voedselrijke, eventueel zilte, grazige grond. Ze is plaatselijk vrij algemeen voor komend in de Lage Landen, maar ze staat op de rode lijst als sterk afgenomen.

 

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloemen van rode ogentroost staan min of meer naar 1 kant gericht in rijk-bloemige trossen aan het einde van de stengel en zijstengels. Ze zijn roze, rozerood, soms wit gekleurd.

 

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren, stengels en kelkbladen zijn kort ruw behaard en vaak roodpaars aangelopen.

 

 

 

 

 

 

Bijzonderheden

 

Rode ogentroost is een halfparasiet; ze haalt een deel van haar voedsel uit de wortels van de grassen waarop ze groeit.

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Naast rode ogentroost is er ook de zeer zeldzaam voorkomende akkerogentroost.

 

 

 

  rode ogentroost
– bloeiperiode juli t/m oktober
– schutbladen korter tot even lang als de bloemen
– stengel vertakt voor het midden
– zijtakken maken een hoek van 45° tot 90° met de hoofdas
  akkerogentroost
– bloeiperiode mei t/m augustus
– schutbladen gewoonlijk langer dan de bloemen
– stengel vertakt na het midden
– zijtakken maken hoogstens een hoek van 45° met de hoofdas

 

 

akkerogentroost

 

 

 

Algemeen

 

– helmkruidfamilie (Orobanchaceae)
– eenjarig
– plaatselijk vrij algemeen tot zeer   zeldzaam
– 10 tot 50 (80) cm

Bloem
– roze, rood, soms wit
– vanaf juli t/m oktober
– eenzijdige tros
– lipbloem
– 8 tot 11 mm
– 4 kroonbladen, vetgroeid
– 4 kelkbladen, vergroeid
– 4 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– (kruisgewijs) tegenoverstaand
– enkelvoudig
– lancetvormig
– top spits
– rand getand
– voet afgerond
– veernervig
– kort ruw behaard

Stengel
– rechtop
– aan de basis vaak verhout
– kort ruw behaard
– stomp vierkantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Parnassia : Parnassia palustris

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de alleenstaande, witte bloemen met 5 geaderde kroonbladen en
– 5 beklierde, onvruchtbare meeldraden, afgewisseld met 5 vruchtbare meeldraden en
– één stengelomvattend blad aan de bloemsteel

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Parnassia is een overblijvende, in polletjes groeiende plant van 15 tot 30 cm hoog. Ze is vrij zeldzaam in de Lage Landen. Ze is wettelijk beschermd en staat op de rode lijst als kwetsbaar. Uitsteken en plukken is verboden! Ze groeit op tamelijk open tot grazige, natte, voedselarme, al of niet kalkrijke grond in duinvalleien, blauwgras- landen, trilvenen en in heiden op leem; zelden in droger kalkgrasland.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Parnassia bloeit vanaf juli tot en met september. De bloemen zijn wit, alleenstaand op lange rechte stelen en ze geuren zwak naar honing. Ze hebben 5 kroonbladen, die enigszins doorzichtig, donker geaderd zijn. Voor de kroonbladen staan schuin omhoog 5 geelgroene onvruchtbare meeldraden (staminodia) met een rij gesteelde klieren langs de rand.

Deze 5 onvruchtbare meeldraden worden afgewisseld met 5 vruchtbare meeldraden, die bij jonge bloemen naar het midden gevouwen zijn. Elke dag klapt er eentje naar buiten en valt de helmknop eraf. Aan het aantal teruggeslagen meeldraden is de eerste 5 dagen te zien hoeveel dagen de bloem bloeit. Nadat de meeldraden teruggeslagen zijn, rijpen de 4 stempels. In totaal bloeit een bloem 8 dagen.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De bladeren zijn eirond tot hartvormig en hebben een gave rand. De rozetbladeren zijn langgesteeld.
Elke bloemstengel heeft 1 blad in of onder het midden. Dat blad is ongesteeld en heeft een stengelomvattende voet.

 

 

 

Algemeen

 

– parnassiafamilie (Parnassiaceae)
– overblijvend
– vrij tot zeer zeldzaam
– 15 tot 30 cm hoog

Bloem
– wit
– vanaf juli tot en met september
– gesteeld alleenstaand
– stervormig
– 1,5 tot 3,5 cm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 meeldraden
– 4 stijlen

Blad
– rozet en stengelblad
– enkelvoudig
– eirond tot hartvormig
– top stomp of spits
– rand gaaf
– voet afgerond of stengelomvattend
– kromnervig

Stengel
– rechtop
– glad en kaal
– kantig

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mierikswortel : Armoracia rusticana

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

.

.

.

.

Goed te herkennen aan 

.
– de hoogte van de plant in combinatie met de
– zuiver witte grote bloemtrossen en
– de zeer grote glanzende onderste bladeren

.

.

.

.

Algemeen

.

Oorspronkelijk is mierikswortel afkomstig uit Zuid-Rusland. In de 12de eeuw werd ze hier geïmporteerd vanwege de wortel. Sindsdien is ze verwilderd en ingeburgerd in de Lage Landen. Ze kan 60 tot 120 cm hoog worden en heeft een voorkeur voor vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond.

.

.

.

.

Bloem

.

Mierikswortel is een overblijvende plant, die bloeit vanaf mei tot en met juli met grote trossen witte bloemetjes. Ze is zelden zaadvormend, maar dat is ook niet nodig. Via een forse wortelstok worden er nieuwe planten ge- vormd.

.

.

.

.

Toepassingen

.

Verder kan de wortel nadat het loof in de herfst is afgestorven, opgegraven worden en elke uitloper vormt volgend jaar weer een nieuwe plant. Behalve voor vermeerdering wordt de wortel ook gebruikt in de keuken en voor medicinale toepassingen.

.

.

.

.

Algemeen

.

– kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)
– overblijvend
– vrij tot zeer zeldzaam
– 60 tot 120 cm

.

Bloem

.
– wit
– vanaf mei t/m juli
– tros
– tot 10 mm
– stervormig
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen
– 6 meeldraden
– 1 stijl

.

Blad

.
– verspreid
– enkelvoudig
– top stomp
– veernervig
– onderste :
– lang gesteeld
– langwerpig (tot 1 m)
– geaderd
– gekarteld
– middelste :
– korter gesteeld
– ingesneden gekarteld
– bovenste :
– zittend
– lancetvormig
– bochtige gave rand

.

Stengel

.
– rechtop
– glad en kaal
– geribd

zie wilde bloemen

.

.

.

.

.

Zwarte toorts : Verbascum nigrum

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de paars, wollig behaarde meeldraden en
– de purperrode vlek aan de basis van de kroonbladen

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Zwarte toorts is een overblijvende plant, die 60 tot 150 cm hoog die vrij algemeen voorkomt in de Lage Landen. Ze groeit op droge, matig voedselrijke grond in zandige bermen, ruig grasland, duinen, kapvlakten in bossen en op dijken.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Zwarte toorts bloeit vanaf juni tot en met september. De bloemen hebben gele kroonbladen, die aan de voet purperrood gevlekt zijn. Ze staan met twee tot tien in dichte kluwens, die samen een aarvormige, meestal onvertakte bloeiwijze vormen.

 

 

 

 

 

Blad

 

Alle bladeren zijn van onderen zacht viltig behaard, de bovenkant is minder behaard. De onderste bladeren zijn duidelijk gesteeld met hartvormige voet. De bovenste bladeren zijn bijna zittend. Ook de stengel is een beetje viltig behaard.

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

keizerskaars : niet of kort aflopende bladeren.

 

 

 

 

 

 

koningskaars : drie van de vijf meeldraden zijn wit wollig behaard. Bladeren lopen langs de steel af tot het vorige blad.

 

 

 

 

 

 

stalkaars : heeft een sterk vertakte, wollig behaarde stengel met talrijke bloeiaren en krijgt daardoor een bossig uiterlijk.

 

 

 

 

 

 

 

melige toorts : alle helmdraden wit wollig behaard, meestal witte bloemen soms geel. Zeer zeldzaam.

 

 

 

 

 

 

 

mottenkruid : bruin/rood-achtige bloemknoppen, helmdraden paars wollig behaard.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– helmkruidfamilie (Scrophulariaceae)
– overblijvend
– van zeer zeldzaam tot plaatselijk vrij   algemeen
– 60 tot 150 cm

Bloem
– geel
– vanaf juni t/m september
– aarvormige tros
– stervormig
– 1,2 tot 2,5 cm
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 5 paars behaarde meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– langwerpig-eirond
– top spits
– rand gekarteld
– netnervig
– onderkant zacht viltig behaard
– onderste gesteeld met hartvormige   voet
– bovenste bijna zittend

Stengel
– rechtop
– licht viltig behaard
– geribd of meerkantig

zie wildebloemen.be

 

 

 

 

 

 

 

 

Zwarte mosterd : Brassica nigra

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de vorm van de plant; groot en wijd vertakt en
– de vruchten, die tegen de stengel aangedrukt zitten en
– de bovenste lancetvormige (niet gedeelde) bladeren en
– de groengele kelkbladen, die tenslotte recht afstaan

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Zwarte mosterd is een eenjarige plant van open, vochtige, voedselrijke grond aan rivieroevers en op omgewerkte grond in bermen. Ze is algemeen in de rivierengebieden en plaatselijk algemeen de duingebieden. Elders is ze zeldzaam.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Zwarte mosterd bloeit vanaf juni tot en met september na de hoofdbloei van herikraapzaad en koolzaad. De kroonbladen zijn iets lichter geel dan die van de genoemde soorten. De kelkbladen zijn groengeel. Bij een vol in bloei staande bloem staan de kelkbladen recht af en zijn de randen ingerold.

De bloeiwijze is een tros. De tros groeit door, maar behoudt min of meer de bolvorm, omdat de onderste bloemen verwelken of een vrucht vormen. De vruchten net onder de tros staan iets van de stengel af, de lagere staan tegen de stengel aangedrukt.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De onderste bladeren zijn liervormig met 1 tot 3 zijslippen. Ze zijn aan beide zijden verspreid ruw behaard. De bovenste bladeren zijn eirond tot langwerpig, kaal en hebben een getande of gave rand. Alle bladeren zijn gesteeld. Wat verder in de bloeitijd is zwarte mosterd goed te herkennen aan haar vorm; de plant wordt bossig, wijd vertakt met kleine, min of meer ronde trosjes bloemen aan het einde van de stengels en zijstengels.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Grijze mosterd heeft veel weg van zwarte mosterd. Hieronder staan de verschillen.

 

zwarte mosterd
– bloemen geel, 10 tot 15 mm
– kelkbladen tenslotte recht afstaand
– onderste delen van de plant verspreid borstelig behaard
– vrucht 1 tot 2,5 cm lang
– stengels wijd vertakt
– algemeen tot zeldzaam
  grijze mosterd
– bloemen bleekgeel, 7 tot 10 mm
– kelkbladen rechtop
– onderste delen van de plant dicht (grijs) behaard
– vrucht 7 tot 15 mm lang
– stengels al of niet vertakt
– zeldzaam, plaatselijk zeer talrijk in stedelijke gebieden en de   IJsselmeerpolders, elders zeer zeldzaam

 

 

 

 

grijze mosterd

 

 

 

zwarte mosterd

 

 

 

Algemeen

 

kruisbloemenfamilie (Brassicaceae)

– eenjarig
– algemeen tot zeldzaam
– 60 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf juni t/m september
– tros
– stervormig
– 10 tot 15 mm
– 4 kroonbladen, niet vergroeid
– 4 kelkbladen, niet vergroeid
– 6 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– onderste :
– liervormig, 1 tot 3 paar zijslippen
– top stomp
– beide zijden verspreid ruw behaard
– bovenste :
– eirond tot lijnvormig
– getand tot gaafrandig
– top spits
– kaal
– voet afgerond
– veernervig

Stengel
– rechtop
– wijd vertakt
– onderaan verspreid behaard
– vaak bedauwd
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wilde weit : Melampyrum arvense

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
de prachtige helder roze aarvormige bloeiwijzen met paars/gele bloemen

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Wilde weit is een eenjarig plantje, dat helaas zeer sterk in aantal is afgenomen en op de rode lijst staat als ernstig bedreigd. Ze groeit op droge, enigszins omgewerkte kalkrijke grond. Wilde weit is een halfparasiet net als de ratelaars. Ze is voor water en mineralen afhankelijk van andere planten. Daardoor kan ze in een paar weken volledig uitgroeien en zich handhaven in droge milieus.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ze bloeit vanaf juni tot en met augustus met prachtige bloemen die schuin omhoog gericht in dichte trossen bij elkaar staan en ze wordt 15 tot 50 cm hoog. De bloemen zijn aan de top paars met daar onder een geel of geel/witte rand.

 

 

 

 

 

Blad

 

De bladeren zijn lancetvormig, de bovenste bladeren hebben priemvormige tanden. De helder roze schutbladen hebben lijnvormige tanden en donkere klierpuntjes aan de onderkant. Ze verkleuren naar groen.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– bremraapfamilie (Orobanchaceae)
– eenjarig
– zeer zeldzaam
– 15 tot 50 cm

Bloem
– helder roze met geel/wit
– vanaf juni t/m augustus
– aarvormige tros
– lipbloem
– 4 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– lijnlancetvormig
– top spits
– rand gaaf
– voet afgerond
– veernervig
– kort behaard

Stengel
– rechtop
– vierkant
– behaard

zie wilde bloemen