Categorie archief: Kamerplanten en bloemen

Schermhavikskruid : Hieracium umbellatum

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

.

 

Goed te herkennen aan
– de paardenbloem-achtige bloemenhoofdjes, die
– vaak schermvormig gegroepeerd staan en
– de stengels met veel, zeer smalle, weinig getande bladeren en
– de aan de top naar buiten gebogen omwindselblaadjes

 

 

 

 

 

Algemeen

 

Schermhavikskruid is overblijvende plant van 10 tot 120 cm hoog, die groeit op min of meer voedselrijke zandgrond in lichte bossen, (licht beschaduwde) bermen en in de duinen. Ze komt algemeen voor in de Lage Landen en in de duinen langs de gehele kust. Elders is ze aangevoerd met duinzand.

 

 

 

 

Bloem

 

Schermhavikskruid bloeit vanaf juli tot in de herfst. Ze bloeit met paardenbloem-achtige bloemhoofdjes, die vaak schermvormig of in 2 boven elkaar staande kransen aan het einde van de stengel gegroepeerd staan. Ken- merkend voor schermhavikskruid zijn de naar buiten omgebogen toppen van de onderste en middelste omwindselblaadjes.

 

 

 

 

 

Blad en stengel

 

De kort behaarde stengels zijn rijk bebladerd met zeer smalle, weinig getande, kort behaarde bladeren. De rozetbladeren zijn in de bloeitijd verdord.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

Er zijn een aantal havikskruiden, die je op het eerste gezicht zou kunnen verwarren met schermhavikskruid. De uitstaande top van de onderste en middelste omwindselblaadjes is kenmerkend voor schermhavikskruid.

Schermhavikskruid behoort tot de gele composieten met uitsluitend lintbloemen; de groep met grote of kleine paardenbloem-achtige bloemhoofdjes.

 

.

In totaal bestaat de groep uit 39 soorten. Ze zijn te verdelen in twee groepen :

 

– de groep met minimaal 2 volwaardige bladeren aan de bloeistengel; hiertoe behoort schermhavikskruid.
Zie de pagina “Sleutel gele composieten met blad“.

– de groep met een kale bloeistengel of met hooguit 1 blad of een aantal schubvormige bladeren.
Zie de pagina “Sleutel gele composieten zonder blad“.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– composietenfamilie (Asteraceae)
– overblijvend
– algemeen tot vrij zeldzaam
– 10 tot 120 cm

Bloem
– geel
– vanaf juli tot in de herfst
– hoofdje
– alleen lintbloemen
– 2 tot 3 cm
– schermvormige pluim of 2 kransen
– stijlen geel

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– lijnlancetvormig
– top spits
– rand gaaf of verwijderd getand
– voet wigvormig
– veernervig
– zacht behaard

Stengel
– rechtop
– kort, zacht behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

 

.

 

 

 

 

 

Prachtschubwortel : Lathraea clandestina

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

.

.

IMG_2478-gr-prachtschubwortel

.

.

Goed te herkennen aan

.
de grote, helmvormig gekromde bloemen, die groeien onderaan bomen, direct uit de grond lijken te komen en (meestal) naar 1 kant staan, als pinguins in een sneeuwstorm.

.

.

.

.

Algemeen

.

Prachtschubwortel of paarse schubwortel is een zeer zeldzaam voorkomende, lage plant, oorspronkelijk afkomstig uit Zuidwest-Europa. Ze parasiteert op de wortels van loofbomen en struiken, voornamelijk op wilgen en populieren. Omdat ze een parasiet is heeft ze geen bladgroen nodig. Ze haalt alle voedingsstoffen bij haar gastplant, die daar overigens nauwelijks tot geen last van heeft. In de Lage Landen komt ze in het wild niet voor. Ze is met pootgoed van haar gastplanten verspreid in (heem)tuinen, parken en op landgoederen. De verwachting is dat ze zich zal uitbreiden.

.

.

Lathraea clandestina 4, Prachtschubwortel, Saxifraga-Willem van Kruijsbergen

.

.

Bloem

.

Prachtschubwortel bloeit vanaf maart tot en met mei. Kleine polletjes lijken op afstand wat op krokussen, maar dichterbij zie je dat het een lipbloem is met sterk gekromde, helmvormige, paars/lila bovenlip. De onderlip is vaak donkerder. De lang gesteelde bloemen groeien vanuit de wortelstok (= ondergrondse stengel). De kroon is minstens 2x zo lang als de kelk. De kelkbladen zijn paars met een roomwitte rand. De schutbladen zijn roomwit.

.

.

.

.

.

.

Algemeen

bremraapfamilie (Orobanchaceae)
– overblijvend
– zeer zeldzaam in (heem)tuinen
– 4 tot 8 cm hoog

Bloem
– paars
– vanaf maart t/m mei
– tros
– 4 tot 5 cm
– lipbloem
– 5 kroonbladen, vergroeid
– 5 kelkbladen
– 4 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– schubvormig
– top stomp
– rand gaaf
– voet (half)stengelomvattend
– parallelnervig
– ondergronds

Stengel
– ondergronds
– vertakt
– geelachtig

zie wilde bloemen

.

.

.

.

3d-gouden-pijl-5271528

.

.

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

.

.

John Astria

De Cambria

Standaard

categorie : kamerplanten en bloemen

 

 

.

De Cambria

.

.

De Cambria is een kruising tussen verschillende geslachten van planten en komt daarom in de natuur niet voor. Het zijn gekruiste orchideeën waarvan de planten van over de hele wereld komen. Rond 1900 maakten plantenprofessoren het eerste exemplaar, inmiddels zijn er tientallen soorten, de een nog mooier en aparter dan de andere.

.

 

 

Cambria%20kamerplant%20oktober%202

.

 

 

 

9437796-cambria-orchid

 

.

 

 

Uiterlijk van de cambria.

.

De cambria orchideeën zijn enorm gevarieerd in grootte en vorm. Er zijn planten van één- tot ruim tien centimeter en van stervormig tot bijna rond. De bloemen zijn mooi getekend. De kleuren bruin, rood en paars voeren de boventoon.  Er zijn ook Cambria orchideeën in de roze, oranje en bruine kleur. De witte en gele met paarse tekening zijn eerder zeldzaam.

 

 

.

 

Verzorging van de Cambria-achtige orchidee

 

 

standplaats

 

Zet de Cambria op een lichte plaats, maar niet direct in de zon. De cambria houdt van temperaturen tussen de 16 en 21˚C. De normale bloeitijd is zes weken.

 

 

 

water

 

Dompel de cambria in de zomerperiode één keer per zeven dagen in water. In de winterperiode één keer tien dagen. Doe dit door de cambria tien minuten in een bakje water op kamertemperatuur te zetten. Laat de cambria goed uitlekken voor je hem terugzet. Geef vaker water, als de knol indroogt. Voeg in de zomer één keer per maand orchideeënvoeding toe aan het water. In de winter een keer per twee maanden een halve hoeveelheid voeding.

.

 

.

 

 

na de bloei

 

Knip, als de cambria is uitgebloeid, de oude tak in zijn geheel weg en behandel de cambria hierna op dezelfde manier als tijdens de bloei. De Cambria kan na ongeveer negen maanden opnieuw gaan bloeien. De plant ontwikkelt meerdere scheuten. Als er een nieuwe scheut is uitgegroeid, ontstaat er een harde groene schijf, een soort schijnknol. Om nieuwe knoppen te vormen, heeft de cambria een rustperiode nodig vanaf het moment dat de schijnknol helemaal hard en gevuld is.

Verminder dan gedurende acht weken met water geven. Eén keer per twee weken is ruim voldoende. Zet de cambria in deze periode op een plek waar het 16 tot 17 ˚C is, maar niet in het donker. Geef meer water als de nieuwe bloemstengel zichtbaar is. De cambria mag dan weer terug naar zijn oude plek.

 

 

 

als buitenplant

 

Cambria orchideeën kunnen in het voorjaar en de zomer buiten staan, maar niet in de volle zon. De temperatuur mag niet onder de 9˚C komen en niet boven de 28˚C. Als de pot helemaal vol gegroeid is, kan je de cambria verpotten. Gebruik daarvoor alleen orchideeëngrond met een flinke hoeveelheid harde boomschors. Geef de cambria de eerste twee maanden na het overpotten extra kunstmest.

 

.

58a6a7a61330504110fa133cc9f23a5c_1402220298cambria

 

.

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

JOHN ASTRIA

JOHN ASTRIA

 

 

 

 

 

 

Onkruid soorten in ons land – letter H

Standaard

Categorie: Kamerplanten en bloemen

 

 

Onkruid soorten

 

Hieronder vindt u alle soorten onkruid die ons land kent. Een enorm groot overzicht maar netjes op alfabetische volgorde en met omschrijving. Veel succes met het herkennen en bestrijden van deze vaak hardnekkige planten.

 

 

Heermoes (Equisetaceae)

 

HEERMOES (Equisetum arvense) maakt twee soorten stengels. In het voorjaar ontwikkelen zich bruinachtig-gele stengels waarbij de top steeds is omsloten door een schede; de resten hiervan blijven op regelmatige afstanden langs de stengels zitten. Tenslotte eindigt de stengel in een soort kegel die sporen bevat. Wanneer de sporen verspreid zijn verdorren de vruchtbare stengels en verschijnen de groene onvruchtbare stengels. Deze dragen kransen van zijtakken op de plaats waar de leden van de stengels in elkaar sluiten.

De plant heeft geen bladeren. Het is een overblijfsel uit oeroude tijden, waardoor het geslacht Equisetum een soort brug vormt tussen de moderne planten en de oudste vormen van plantaardig leven. Onze steenkool is voornamelijk gevormd door de resten van reusachtige wouden van geweldige grote, houtachtige, met Equisetum verwante planten die eens de aarde bedekten. De plant bevat kiezel en werd vroeger gebruikt om tinnen voorwerpen mee te schuren. Zo nu en dan worden de stengels benut om meubels mee te doen glanzen.

De vruchtbare stengels bereiken een hoogte van 10-30 cm en zijn onvertakt; de onvruchtbare stengels worden meestal 10 tot 40 cm hoog. Dank zij de ondergrondse wortelstokken is het een sterk woekerend onkruid, dat door velen als praktisch onuitroeibaar wordt beschouwd. Er schijnt echter één middel tegen deze kwaal te bestaan en dat is het uitzaaien van Oostindische kers op het betreffende stuk grond. Deze planten verstikken het Heermoes, dat namelijk niet tegen beschaduwing kan.

Heermoes is giftig voor het vee, vooral voor paarden en koeien. De plant komt voor in Europa, West-Azië, Noord-Amerika en Noord- en Zuid-Afrika. In ons land algemeen langs wegen en tussen gras. Op zandige akkers vaak een heel lastig onkruid, getuige de naam akkerpest. Equisetum palustre (Lidrus) lijkt veel op Heermoes, maar wordt vooral gevonden op vochtige plaatsen en op kleiakkers. Een andere naam voor heermoes is paardenstaart.

 

 

 

 

 

 

 

Hoornbloemen en Vogelmuur (Caryophyllaceae)

 

Deze vertegenwoordigers van de Anjerfamilie vormen een interessante groep. Ongeveer 100 soorten ervan zijn kosmopolieten, dat wil zeggen dat ze over de hele wereld voorkomen. Al zien ze er teer uit en ook al dringen de wortels maar een paar centimeter in de grond, toch kunnen ze lage temperaturen doorstaan en hebben ze weinig voedsel nodig. Het zijn zodevormende planten en vele zijn zelfbestuivers, wat inhoudt dat ze geen droog weer en bezoek van insecten nodig hebben om zaad te kunnen vormen. Geen tuin ontsnapt aan deze planten. Hoewel ze als lastig beschouwd worden zijn ze gemakkelijk met de hand te verwijderen.

 

 

Vogelmuur

 

VOGELMUUR (Stellaria media) is een van de wereldburgers, bekend over de hele aardbol. In het kielzog van de blanken is dit plantje overal naartoe gereisd en het voelt zich net zo thuis binnen de poolcirkel als in Zuid-Amerika.

Sommige onkruiden hebben een ongezond uiterlijk. Dat gaat niet op voor de Vogelmuur met zijn frisgroene, puntig-ovale blaadjes die twee aan twee langs de stengels staan. De kegelvormige knoppen staan in groepjes bijeen op lange steeltjes die uit de bladoksels ontspringen. De kleine witte bloempjes die eruit tevoorschijn komen hebben vijf bloemblaadjes, die zo diep zijn ingesneden dat het lijkt alsof het er tien zijn. Gewoonlijk blijven ze maar een dag goed. Ze hebben 3-8 roodpaarse meeldraden, waarbij het aantal het grootst is als de plant in het volle licht groeit.

Vogelmuur is een eenjarige plant en kan verscheidene maanden oud worden; 5-7 weken na het ontkiemen kan de plant al rijp zaad hebben. Behalve bij heel slecht weer bloeit Vogelmuur het hele jaar door en ieder exemplaar brengt 2500-15.000 zaden voort. Aangezien er drie generaties in een jaar kunnen zijn zou het nakomelingschap over twaalf maanden gerekend in principe tot meer dan 15 miljard kunnen oplopen.

Vogelmuur is niet alleen zeer vruchtbaar, het zaad kan ook heel wat verdragen. Zelfs na het passeren van de maag van vogels of andere dieren is het zaad nog kiemkrachtig en proeven hebben aangetoond dat het ook na 90 dagen in zeewater gelegen te hebben nog in staat is te ontkiemen. Geen wonder dat Vogelmuur zich via land en zee over de hele aarde heeft verspreid.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gewone Hoornbloem

 

In ons land komen negen soorten Hoornbloem voor, deels oorspronkelijk wild, deels verwilderd. De meest algemene soort is GEWONE HOORNBLOEM (Cerastium fontanum), een overblijvende plant die bloeit van april tot in de herfst. Hij vormt een groot aantal op de grond liggende stengels, waarbij alleen de bloeiende zich oprichten. De vijf bloemblaadjes zijn diep ingesneden. De blaadjes op de gewone stengels staan tegenover elkaar, zijn donker grijsachtig groen en bedekt met een dichte laag van witte haren. De bladeren op de bloemstengels zijn ellipsvormig tot ovaal, zonder bladsteel; op de niet-bloeiende stengels zijn ze stomper. Een kosmopoliet, die bij ons vooral langs dijken en wegen voorkomt.

 

 

 

 

 

 

 

Kluwenhoornbloem

 

Vrij algemeen in ons land is de KLUWENHOORNBLOEM (Cerastium glomeratumO evenals de twee voorgaande soorten een kosmopoliet. De plant is geelgroen van kleur, met breed-ovale bladeren. Zoals de naam al aangeeft staan de bloemen dicht opeen; er zijn tien meeldraden en vijf stijlen; de bloemsteeltjes zijn behaard en heel kort. De witte bloemen hebben 5 bloemblaadjes, die enigszins ingesneden zijn; ze verschijnen van mei tot oktober. Gewoonlijk ontkiemt het zaad in de nazomer of herfst. De plant is één- of tweejarig en wordt maximaal 45 cm hoog.

 

 

 

 

 

 

 

Akkerhoornbloem

 

De AKKERHOORNBLOEM (Cerastium arvense) is weer een overblijvende plant. Ook dit is een vertakt, kruipend onkruid, maar onderscheidt zich van de reeds genoemde soorten doordat vaak in de oksels van de onderste bladeren groepjes blaadjes ontspringen. Alle bladeren zijn smal en donzig, met een lengte van 6-18 mm. De bloemen zijn naar verhouding groot (12-18 mm). Deze soort heeft de gewoonte wortels te vormen aan de knopen van de stengels die op de grond liggen, hetgeen resulteert in een zich steeds verder uitbreidende mat, wat in het gazon heel lastig kan zijn.

 

 

 

 

 

 

 

Viltige hoornbloem

 

Tenslotte hebben we dan nog de VILTIGE HOORNBLOEM (Cerastium tomentosum) die in onze tuinen verscheen als sierplant voor de rotstuin. Overal waar hij opduikt wordt het echter een onkruid dat met handenvol moet worden uitgetrokken om te voorkomen dat het door zijn uitbundige groei zijn buren verstikt. De plant heeft smalle, wit-viltige blaadjes en is in mei-juli overdekt met stervormige witte bloemen die 18-25 mm in doorsnee zijn en de gebruikelijk vijf ingesneden bloemblaadjes hebben. Hij wordt vanwege zijn rijke bloei in Engeland Sneeuw-in-de-zomer (Snow-in-summer) genoemd. Oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa en de Kaukasus.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

Ruig klokje : Campanula trachelium

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
de grote, lichtpaarse klokjes met lange, witte, stijve haren aan de binnenkant van de bloemkroon

 

 

 

.

 

Algemeen

 

Ruig klokje is een overblijvende, ruw behaarde plant van 60 tot 90 cm hoog. Ze groeit op vochtige, vaak kalk- houdende grond in lichte loofbossen, tussen hakhout en op beschaduwde beekoevers. Ze komt plaatselijk vrij algemeen voor in de Lage Landen. Ze wordt ook aangeboden als tuinplant. Ruig klokje is wettelijk beschermd.

 

 

 

 

 

Bloem

 

Ruig klokje bloeit in juli en augustus met grote lichtpaarse, zelden witte, klokvormige bloemen. De binnenkant van de bloemkroon is behaard met lange, witte, stijve haren. De bloemen staan in de bladoksels, alleen of met 2 of 3. Ze staan eerst rechtop, later gaan ze recht afstaan of iets hangen. Samen vormen ze bebladerde, rijk-bloemige trossen.

 

 

ruig klokje : wit

 

 

 

Blad en stengel

 

De stevige, niet of weinig vertakte stengels staan rechtop, zijn scherpkantig, vaak rood aangelopen, ruw behaard en rijk bebladerd. De onderste bladeren zijn eivormig en gesteeld, de bovenste zijn langwerpig en kort gesteeld of zittend. Alle bladeren zijn aan de onderkant lichter van kleur, ruw behaard, hebben een spitse top en een onregelmatig gezaagde/getande rand.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

 

In de Lage Landen  komen 12 klokjes (Campanula) voor. Veel daarvan zijn ook als tuinplant te koop. Ruig klokje heeft samen met prachtklokje en breed klokje de grootste bloemen. Om de verschillende klokjes van elkaar te kunnen onderscheiden zie de pagina “Sleutel klokjes“.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– klokjesfamilie (Campanulaceae)
– overblijvend
– vrij algemeen tot ontbrekend
– beschermd
– ook als tuinplant
– 60 tot 90 cm

Bloem
– lichtpaars, zelden wit
– juli en augustus
– tros
– klokvormig
– (2,5) 3 tot 5 cm lang
– 5 kroonbladen, vergroeid en aan de
binnenkant lange, witte, stijve haren
– 5 kelkbladen, vergroeid
– 5 meeldraden
– 1 stijl

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– onderste :
– eivormig
– lang gesteeld
– hartvormige voet
– bovenste :
– langwerpig
– kortgesteeld tot zittend
– aflopende voet
– top spits
– rand onregelmatg gezaagd/getand
– netnervig
– onderkant lichter van kleur
– stijf behaard

Stengel
– rechtop
– stijf behaard
– vaak rood aangelopen
– scherpkantig

zie wilde bloemen

.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Roze vetkruid : Sedum spurium

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

 

 

Goed te herkennen aan
– de tuilen stervormige roze (soms witte of rode) bloemen en
– de vlezige bladeren

 

 

 

 


Bloem 

 

Roze vetkruid is een overblijvende, zoden vormende vetplant op droge, vaak stenige plaatsen. Oorspronkelijk komt ze uit de Kaukasus. In de Lage Landen is ze vanuit tuinen verwilderd en heeft ze zich plaatselijk kunnen handhaven. Ze wordt 10 tot 20 cm hoog. Ze bloeit in juli en augustus met roze (soms rode of witte) bloemen die aan het einde van de bloeistengel in een platte, dichtbloemige tuil gegroepeerd staan.

 

 

 

 

 

Algemeen

 

– vetplantenfamilie (Crassulaceae)
– overblijvend
– plaatselijk ingeburgerd
– 10 tot 20 cm

Bloem
– roze, soms wit of rood
– juli en augustus
– tuil
– stervormig
– tot 2,5 cm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 vlezige kelkbladen
– 10 meeldraden
– 5 stijlen

Blad
– kruisgewijs tegenoverstaand
– enkelvoudig
– omgekeerd eirond
– top stomp
– rand gekarteld tot gezaagd
– voet wigvormig
– vlezig

Stengel
– rechtop
– kort behaard
– rolrond

zie wilde bloemen

 

.

 

 

 

 

 

 

 

Ronde ooievaarsbek : Geranium rotundifolium

Standaard

categorie : Kamerplanten en bloemen

 

 

 

.

 

Goed te herkennen aan
– de kleine roze bloemetjes met 5 kroonbladen met ronde of iets uitgerande met ondiepe inkeping top en
– de in omtrek ronde bladeren en
– de beharing van de plant; alle delen, behalve de kroonbladen zijn behaard, ook met klierharen

 

 

 

.

 

Algemeen

 

Ronde ooievaarsbek is een eenjarig plantje. Ze groeit op open, droge, kalkrijke, vaak stenige plaatsen. Ze is zeer zeldzaam en voornamelijk te vinden in stedelijke gebieden. Behalve de kroonbladen is de hele plant zacht afstaand behaard met haren en klierharen.

 

 

 

 

 

Bloem

 

De bloeiperiode is vanaf april tot en met september. De kleine bloemetjes hebben 5 niet gespleten kroonbladen met een ronde of iets uitgerande top. Ze zijn roze, aan de basis wit en hebben drie donkere lijnen.

 

 

 

 

 

Blad

 

De onderste bladeren zijn lang gesteeld en 5- tot 7-lobbig. De bovenste zijn korter gesteeld, 3- tot 5-lobbig en hebben in de insnijding een rode vlek.

 

 

 

 

 

Vergelijkbare soorten

.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

glanzige ooievaarsbek : zeer zeldzaam in stedelijke gebieden en langs de binnenduinrand > glanzend blad

 

gewone reigersbek : 2 van de 5 kroonbladen zijn iets kleiner met vlek > geveerd blad

duinreigersbek : 2 van de 5 kroonbladen zijn iets kleiner zonder vlek > geveerd blad

kleverige reigersbek : 5 gelijke kroonbladen zonder vlek, kleverige plant > geveerd blad

 

robertskruid : donkergeel tot oranje stuifmeel > ingesneden en in omtrek niet rond blad

klein robertskruid : geel stuifmeel, stadsplant en daar zeldzaam > ingesneden en in omtrek niet rond blad

 

slipbladige ooievaarsbek : afstaand behaard, bovenste deel met klierharen > ingesneden en in omtrek rond blad met smalle slippen

fijne ooievaarsbek : aangedrukt behaard zonder klierharen > ingesneden en in omtrek rond blad met smalle slippen

 

zachte ooievaarsbek : helder roze stempels, stengels behaard met lange en korte haren > ingesneden en in omtrek rond blad met lobben

kleine ooievaarsbek : gele stempels, stengels behaard met alleen korte haren > ingesneden en in omtrek rond blad met lobben

ronde ooievaarsbek : kroonbladen zonder top-insnijding > ingesneden en in omtrek rond blad met lobben

 

 

glanzige ooievaarsbek

 

 

 

gewone reigersbek

 

 

 

duinreigersbek

 

 

 

kleverige reigersbek

 

 

 

robertskruid

 

 

 

klein robertskruid

 

 

 

slipbladige ooievaarsbek

 

 

 

kleine ooievaarsbek

 

 

 

Algemeen

 

– ooievaarsbekfamilie (Geraniacea)
– eenjarig
– zeer zeldzaam
– 10 tot 40 cm

Bloem
– roze
– vanaf april t/m september
– gesteeld , met 2 bij elkaar
– stervormig
– tot 1 cm
– 5 kroonbladen, niet vergroeid
– 5 kelkbladen
– 10 meeldraden
– 1 stijl met 5 stempels

Blad
– verspreid
– enkelvoudig
– handvormig gelobd
– 5- tot 7-delig
– in omtrek rond
– top stomp
– handnervig
– behaard, ook met klierharen

Stengel
– liggend of opstijgend
– behaard, ook met klierharen
– rolrond

zie wilde bloemen

 

 

.

 

 

 

 

 

 

 

Onkruid soorten in ons land – letter G

Standaard

Categorie: Kamerplanten en bloemen

 

Onkruid soorten

 

Hieronder vindt u alle soorten onkruid die ons land kent. Een enorm groot overzicht maar netjes op alfabetische volgorde en met omschrijving. Veel succes met het herkennen en bestrijden van deze vaak hardnekkige planten.

 

 

De Ganzerikken (Rosaceae)

 

Het geslacht Ganzerik omvat een aantal charmante soorten en behoort tot de Rozenfamilie, net als de aardbei, waar de planten wat blad en bloem betreft veel van weg hebben. Het zijn wijdverbreide overblijvende planten, die meestal in vijven verdeelde bladeren hebben; de bloemen hebben meestal vijf bloemblaadjes.

 

 

Vijfvingerkruid

 

Bij het VIJFVINGERKRUID (Potentilla reptans) zijn de bladeren, zoals de naam al zegt, verdeeld in vijf blaadjes, zodat ze eruit zien als miniatuur kastanjebladeren. Net als de aardbei produceert deze plant uitlopers die snel wortels vormen op de knopen. Op die manier kan hij per seizoen meer dan 12 m2 in beslag nemen. De wortelstok is dik en zowel de bladeren als de goudgele bloemen staan afzonderlijk op lange stelen in de oksels van de schutblaadjes, die in paren langs de stengels staan. Door zijn zwartachtige penwortel, die meer dan 30 cm in de grond dringt, zijn uitbundige groei en zijn vruchten die gemiddeld 90 zaden bevatten, is Vijfvingerkruid een onkruid dat serieus genomen moet worden. Verspreid over bijna heel het noordelijk halfrond; in ons land vrij algemeen langs wegen, dijken en sloten en onder kreupelhout.

 

 

 

 

 

 

 

Zilverschoon

 

Een nog groter verspreidingsgebied heeft ZILVERSCHOON (Potentilla anserina). Het is een aardige plant om te zien met zijn mooie zijdeachtig zilveren bladeren, bestaande uit 7-12 paar blaadjes afgewisseld met kleinere daartussenin, en met zijn heldergele bloemen op rode steeltjes. Als de plant de kans krijgt zal hij uw gazon bezetten met zijn kruipende- en wortel schietende uitlopers. Bovendien is hij ook nog zelffertiel, zodat hij het zonder insecten voor de bestuiving kan stellen. Iedere bloem kan tot vijftig vruchtjes voortbrengen, die door vogels worden gegeten en verspreid. De verspreiding kan ook door water plaatsvinden. In ons land is Zilverschoon zeer algemeen in graslanden, langs wegen en dijken, op akkers, ruige plaatsen enzovoort. De bloeitijd is van mei tot en met augustus.

 

 

 

 

 

 

 

Kruipganzerik

 

Een van de sierlijkste leden van het geslacht is KRUIPGANZERIK (Potentilla anglica), met goudgele bloempjes die meestal viertallig zijn en 1-1,5 cm in doorsnee. De bladeren aan de basis van de plant zijn meestal vijftallig, de bovenste bestaan uit drie blaadjes. Rond de stengel groeien ze afzonderlijk, met zijn tweeën of in kransen. De bloeitijd is juni-augustus. In ons land vrij algemeen, vooral op beschaduwde zandgrond.

 

 

 

 

 

 

 

De Ganzevoetfamilie (Chenoopodiaceae)

 

De leden van deze familie zijn te herkennen aan de vormen van het blad. Zowel de wetenschappelijke als de Nederlandse benaming duiden daar ook op. (Het Griekse woord chen betekent gans en podion wil zeggen voetje). De verschillende soorten zijn onderling moeilijk te onderscheiden. Daarvoor is een vergrootglas noodzakelijk, maar voor de tuinier zijn de verschillen van blad en bloeiwijze wel voldoende voor de determinatie. Vele soorten uit deze groep zijn eetbaar: zowel de kroot als de suikerbiet en de spinazie en voordat de laatste werd ingevoerd stond Melganzevoet dan ook in hoog aangezien als voedselplant voor mens en dier.

 

 

Melganzenvoet

 

MELGANZEVOET (Chenopodium album) is een eenjarige plant die sterk in hoogte varieert; soms is hij maar 15 cm hoog, soms wel 1,20 meter. De stengels, die vaak roodachtig van kleur zijn, hebben groene of paarsachtige ribbels en kunnen zowel vertakt als onvertakt zijn. De afwisselend staande bladeren hebben verschillende vormen. De onderste hebben de karakteristieke ganzevoetvorm, maar zonder slippen. De bovenste zijn soms lijnvormig; ze groeien dicht tegen de stengel aan en zijn gewoonlijk meelachtig bestoven, vooral aan de onderkant en wanneer ze nog jong zijn.

Dit onkruid is heel gemakkelijk te herkennen: gewoonlijk is het een sterk vertakte plant met een pyramidevorm, bekroond door dicht opeenstaande aren met vaalgroene bloempjes. De buitenste zaadhuid heeft soms heel flauwe, vertakte ribbels op een verder bijna gladde ondergrond en soms verhoogde lijnen die een onregelmatig celachtig patroon vormen.

De bloeiperiode is van juli tot in de herfst en iedere plant produceert ongeveer 3000 zaden; dit aantal kan echter oplopen tot wel 20.000. Het is in ons land de meest algemene Ganzevoet en de plant heeft zich vanuit Europa en Midden-Azië over de gehele wereld verspreid. Heeft een voorkeur voor losse, vochtige, stikstofrijke klei- of zandgrond en onttrekt grote hoeveelheden voedingsstoffen aan de bodem.

 

 

 

 

 

 

 

 

Korrelganzenvoet

 

KORRELGANZEVOET (Chenopodium polyspermum) is een eenjarige plant met rechtopstaande of liggende stengels, die roodgekleurd zijn en meestal vierhoekig. Kan 20 tot 75 cm hoog worden. De ongeveer 5 cm lange bladeren zijn ovaal of ellipsvormig en staan afwisselend langs de stengels. Ze zijn onverdeeld of hebben aan de basis een of twee tandachtige uitsteeksels. De zeer kleine groene bloempjes staan in groepjes bijeen in slanke aren die in de bladoksels ontspringen.

De buitenste zaadhuid heeft putjes met gegolfde randen. Iedere plant brengt ongeveer 4000 zaden voort. De bloeiperiode loopt van juli tot en met september. Korrelganzevoet is gesteld op goed doorluchte, vochtige grond die zwak zuur tot alkalisch is en rijk aan stikstof. Inheems in Europa en Noord-Azië; in ons land algemeen langs wegen, in moestuinen en op bouwland.

 

 

 

 

 

 

 

 

Brave Hendrik

 

Bij BRAVE HENDRIK (Chenopodium bonus-henricus) hebben de onderste bladeren de kenmerkende driehoekige vorm, waarbij de slippen een rechte hoek maken met de bladstelen. De bladeren die hogerop staan zijn smaller en vormen een stompere hoek. De zeer kleine groene bloempjes staan dicht opeen in spits toelopende bloeiwijzen, die alleen aan de basis bladeren dragen. De bloeitijd is mei tot augustus. Alle bladeren staan afwisselend; ze zijn vrij dik en donkergroen.

Brave hendrik is een rechtop groeiende, overblijvende plant die 14 tot 60 cm hoog wordt. De zaadhuid heeft een ruw, gestippeld uiterlijk. De plant is inheems in heel Europa (behalve het hoge Noorden) en werd vroeger gekweekt als voedsel en geneeskruid. In ons land een zeldzame verschijning, nog het meest in Zuid-Limburg. Houdt van stikstofrijke grond.

 

 

 

 

 

 

 

Uitstaande Melde

 

UITSTAANDE MELDE (Atriplex patula) is te herkennen aan de stengels, die vaak wit met groen of rood met groen gestreept zijn en ook aan de bladeren. De onderste bladeren hebben de echte ganzevoetvorm, dat wil zeggen ze zijn drieslippig, waarbij de middelste slip het langst is en getande randen heeft; de twee zijslippen maken een stompe hoek met de bladsteel. De bovenste bladeren zijn niet verdeeld in slippen en worden smaller en kleiner naarmate ze meer bovenaan de stengel zitten.

De twee geslachten Cenopodium en Atriplex verschillen in de bouw van de bloemen. Bij eerstgenoemde zijn de bloemen hermafrodiet, dat wil zeggen dat in één bloem zowel meeldraden als stampers voorkomen; bij Atriplex komen aparte mannelijke en vrouwelijke bloemen voor, die echter wel op dezelfde plant zitten.

Uitstaande melde is een eenjarige, forse plant, die soms rechtop groeit maar meestal op de grond ligt. De stengels zijn sterk vertakt en tot 90 cm lang. De groene bloempjes vormen kleine groepjes op lange aren die uit de bladoksels ontspringen. De bloeitijd loopt van juli tot en met september. Het verspreidingsgebied omvat Europa, Azië, Afrika en Noord-Amerika. In ons land zeer algemeen op bouwland, in moestuinen, op mestvaalten en langs wegen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Grassen (Gramineae)

 

Grassoorten komen veelvuldig voor en zijn zeer moeilijk uit te roeien. Omdat ze zo gemakkelijk zaad vormen kun je grassen op de meest onwaarschijnlijke plaatsen tegenkomen. Grassen worden door de wind bestoven en ze hebben dus geen bijen, vlinders of andere insecten nodig om dit te doen. Zodra de zaden rijp zijn worden ze gretig verorberd door kleine vogels als mussen en vinken, die daardoor ook een bijdrage leveren aan de verspreiding.

De grassen vormen een van de grootste families uit het plantenrijk met ongeveer 650 geslachten en 9000 soorten. Behalve onkruiden leveren de grassen ook een aantal van de meest belangrijke voedselgewassen voor mens en dier: tarwe, haver, gerst, rogge, gierst, mais, rijst. Behalve deze vruchtdragende gewassen zijn ook andere grassen voor vele dieren onmisbaar als voedsel. Het is nuttig om te weten welke grassoorten het lastigst zijn als onkruid en welk gebruik we ervan kunnen maken. Immers, zelfs een beruchte plant als Kweek kan een waardevolle toevoeging aan de composthoop vormen.

 

 

Straatgras

 

STRAATGRAS (Poa annua) wordt al naar gelang de plaats waar de plant groeit 10 tot 40 cm hoog. De bladeren zijn lijnvormig, dat wil zeggen lang en smal en over praktisch de hele lengte even breed, en ze eindigen in een bootvormige punt. De bloeiwijze is een min of meer driehoekige pluim waarin de bloemetjes met groepjes van 3-10 bij elkaar staan. De plant bloeit vrijwel het gehele jaar door. Kenmerkend zijn de twee evenwijdig lopende lijnen op het blad dichtbij de middennerf. In Engeland noemt men dat de tramlijn; dit kenmerk is vooral goed te zien als men het blad tegen het licht houdt. De bladeren zijn vaak gerimpeld of geplooid; in combinatie met de bootvormige bladtop kan men hieraan de plant herkennen.

Straatgras komt over vrijwel de hele wereld voor in de meer gematigde delen (in de tropen in de berggebieden). Het is een van de meest bekende grassen en groeit zowel tussen stenen, op straat (naam!), als op tuinpaden en in gazons. Door de zachte bladeren en de vaak losse groeiwijze geen ideaal gazongras.

 

 

 

 

 

 

 

Veldbeemdgras

 

VELDBEEMDGRAS (Poa pratensis) is een tamelijk stijve, rechtopgroeiende, uitlopervormende overblijvende plant die 15 tot 80 cm hoog wordt. De bladeren zijn groen of grijsachtig groen, glad of soms ruw en gewoonlijk met een abrupt toegespitste top. De pluim bestaat uit draadachtige takjes die verscheidene korte zijtakjes dragen. Aan deze laatste zitten de eivormige aartjes, die bleek grijsachtig groen zijn, gestreept met donkergroen en geel. De bloei valt in de maanden mei en juni. Poa pratensis is in ons land zeer algemeen op allerlei gronden.

 

 

 

 

 

 

 

Kropaar

 

KROPAAR (Dactylis glomerata) is een grove, uitlopervormende plant, vaak blauwachtig groen van kleur en in hoogte variërend van 30 tot 90 cm. De pluimen verschijnen van mei tot en met augustus en in september-oktober; ze zijn zeer karakteristiek, doordat de aartjes dicht opeen zitten in gedrongen groepjes. De bladeren zijn lang en plat, lopen uit in een punt en zijn aan beide zijden ruw met fijne tandjes aan de randen. In het zaailing-stadium is de top van het eerste blad gebogen en loopt uit in een stompe punt. Kropaar is een belangrijke soort in wei- en hooiland. In de tuin minder welkom, hoewel de variëteit variegata met zijn groen-met-wit gestreepte bladeren soms wel gekweekt wordt.

 

 

 

 

 

 

 

Kweek

 

KWEEK (Elytrigia repens) is een van de meest lastige onkruiden in de tuin, een echte boosdoener. Deze plant is vooral hardnekkig doordat hij zich niet alleen door zaad vermeerdert, maar ook door middel van de ondergrondse uitlopers, waarvan vrijwel elk stukje in staat is een nieuwe plant te vormen. Vroeg of laat komt iedere tuinier wel de talrijke en verreikende witte of geelachtige wortelstokken tegen. Die kronkelen zich door de grond, onder en over de wortels van planten waar we prijs op stellen, schijnbaar zonder eind.

Bovengronds is deze soort te herkennen aan de dofgroene bladeren die afwisselend langs de stijve stengels staan en aan de bloeiwijze met zijn aartjes die afwisselend gerangschikt zijn en dicht op de bloeistengel zitten. Komt voor in Europa en Noord-Amerika. Bij ons zeer algemeen in grasland, op akkers, in tuinen, op gestoorde grond, langs wegen en dijken.

 

 

 

 

 

 

 

Glad Vingergras

 

De naam GLAD VINGERGRAS (Digitaria ischaemum) duidt op een van de kenmerken waardoor men deze soort kan onderscheiden van zijn verwanten: zowel stengels als bladeren zijn onbehaard. Ook de bloeiwijzen zijn opvallend gebouwd; de takken van de pluim staan met twee of drie bij elkaar, waardoor een soort van scherm ontstaat. Vooral voorkomend in de warmere delen van Europa, Azië en Noord-Amerika. De bloeitijd is van juli tot in de herfst. Kan in het gazon een lastig onkruid zijn.

 

 

 

 

 

 

 

Gladde Witbol en Echte Witbol

 

GLADDE WITBOL (Holcus mollis) en ECHTE WITBOL (Holcus lanatus) lijken zoveel op elkaar dat we ze hier samen bespreken. De naam witbol heeft betrekking op hun wollige uiterlijk. Beide soorten zijn overblijvende planten die 30 tot 90 cm hoog worden; ze hebben dezelfde scherpe gepunte bladeren, die 4 tot 20 cm lang zijn en ovale pluimen. De verschillen zijn als volgt:

Holcus mollis is een plant met kruipende wortelstok en uitlopers; alleen de knopen zijn behaard; de pluimen zijn witachtig, bleek grijs of paarsachtig. H. mollis bloeit van mei tot september en is zeer algemeen; komt in het wild vooral voor in bemest hooiland op zand of veen.

Holcus lanatus is dicht zodevormend; de stengels zijn op en onder de knopen behaard; de pluimen zijn witachtig, bleekgroen, rozeachtig of paars. H. lanatus bloeit van juni tot augustus en komt algemeen voor in droge bossen, in droog grasland en op braakliggend land; vooral op zandgrond.

 

Gladde

 

 

 

 

 

 

 

Echte

 

 

 

 

 

 

 

Groene Naaldaar

 

GROENE NAALDAAR (Setaria viridis) is vooral in de Verenigde Staten een van de lastigste en meest voorkomende onkruidgrassen. De aartjes, die groen tot paarsachtig zijn, staan dicht opeen in een cilindervormige aar en onder ieder bloempje zitten uitstekende naalden, die de bloeiwijze het uiterlijk van een vossestaart verlenen. Het is een rechtop groeiende eenjarige plant, vrij dicht zodevormend en met een hoogte van 2,5 cm tot 1 meter. De vlakke bladeren, die gewoonlijk minder dan 15 cm lang zijn, staan afwisselend langs de stengels. De wortels zijn vezelachtig. Komt voor in vrijwel geheel Europa en is verwilderd in de koelere delen van Noord-Amerika. In ons land algemeen op zandig bouwland. De bloeitijd is van juli tot en met september.

 

 

 

 

 

 

 

Zachte Dravik

 

ZACHTE DRAVIK (Bromus mollis) is een een- of tweejarige plant die grote verschillen in hoogte vertoont (van 2 cm tot 1 meter). De aartjes lijken op die van tarwe, doordat de kafjes elkaar overdekken, maar het geheel is minder stevig. De kafjes zijn zacht behaard. De bladeren zijn grijsachtig groen, vlak en slap; ze hebben een fijne punt met korte zachte haren. De bloeitijd ligt in mei en juni. Komt voor in geheel Europa en is verwilderd in Noord- en Zuid-Amerika. In ons land algemeen langs wegen en dijken, op bemest grasland, op zandige akkers enzovoort.

 

 

 

 

 

 

 

Guichelheil (Primulacae)

 

ROOD GUICHELHEIL (Anagallis arvensis subsp. Arvensis) is een onkruid dat in een aantal landen bijnamen heeft gekregen die wijzen op het feit dat bij slecht weer de bloemen zich sluiten (schaapsherdersbarometer, armeluisbarometer). De mooie, meestal rode, bloemetjes met hun vijf gepunte bloemblaadjes staan op lege slanke steeltjes in paren in de oksels van de ovale, puntige bladeren, die eveneens in paren staan. Deze eenjarige plant ligt gewoonlijk op de grond, maar kan in een gunstige omgeving tot 50 cm hoog worden. De bloeitijd loopt van mei tot in de herfst. Komt voor over de gehele wereld, behalve in de tropen. Bij ons vrij algemeen op akkers, in moestuinen en in grazige duinen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

 

Bloeiend in september en oktober in de Lage Landen : deel 2

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

.

.

Bloeiend in september en oktober in de Lage Landen. Elke bloem wordt in de categorie ” Kamerplanten en bloemen ” beschreven : zie zoeken

.

.

blauwe monnikskap

.

.

.

akkerkers

.

.

.

adderwortel

.

.

.

    akkerdistel

.

.

.

akkermelkdistel

.

.

.

 akkerwinde

.

.

.

basterdwederik

.

.

.

beemdkroon

.

.

.

beenbreek

.

.

.

 bont boonkruid

.

.

.

berganie

.

.

.

duizendblad

.

.

.

bezemkruiskruid

.

.

.

 bijenorchis

.

.

.

reuzenbalsemien

.

.

.

rode ogentroost

.

.

.

geel walstro

.

.

.

 grote pimpernel

.

.

.

echte valeriaan

.

.

.

gekroesde melkdistel

.

.

.

gele ganzenbloem

.

.

.

gewone agrimonie

.

.

.

gele kamille

.

.

.

gele maskerbloem

.

.

.

Gewone bereklauw

.

.

.

 gewone melkdistel

.

.

.

Gewoon biggekruid

.

   

.

.

   grijskruid

.

.

.

groot kaasjeskruid

.

.

.

 jacobskruiskruid

.

.

.

grote centaurie

.

.

.

grote egelskop

.

.

.

grote teunisbloem

.

.

.

kale jonker

.

.

.

haagwinde

.

.

.

 harig knopkruid

.

.

.

harig wilgenroosje

.

.

.

hokjespeul

.

.

.

kattendoorn

.

.

.

 klein streepzaad

.

.

.

klein kaasjeskruid

.

.

.

klein springzaad

.

.

.

knoopkruid

.

.

.

knopig helmkruid

.

.

.

koekruid

.

.

.

moeraskers

.

.

.

luzerne

.

.

.

moederkruid

.

.

.

peen

.

.

.

penningkruid

.

.

.

poelruit

.

.

.

reuzenbereklauw

.

.

.

rimpelroos

.

.

.

  schijfkamille

.

.

.

steenanjer

.

.

.

stijve klaverzuring

.

.

.

vlasbekje

.

.

.

vogelwikke

.

.

.

waterpunge

.

.

.

wilgenroosje

.

.

.

wit vetkruid

.

.

.

witte klaver

.

.

.

wouw

.

.

.

zandblauwtje

.

.

.

zeeraket

.

.

.

zeeaster

.

.

.

zwarte mosterd

.

.

.

 zwarte toorts

.

.

.

schermhavikskruid

.

.

.

viltig kruiskruid

.

.

.

struikhei

.

.

.

 tweekleurig springzaad

.

.

.

watergentiaan

.

.

.

  watermunt

.

.

.

wegdistel

.

.

.

wilde bertram

.

.

.

wilde marjolein

.

.

.

witte honingklaver

.

.

.

zegekruid

.

.

.

tuinbingelkruid

.

.

.

gewone zandraket

.

.

.

.

.

Bloeiend in september en oktober in de Lage landen : deel 1

Standaard

categorie :  Kamerplanten en bloemen

.

.

Bloeiend in september en oktober in de Lage Landen. Elke bloem wordt in de categorie ” Kamerplanten en bloemen ” beschreven : zie zoeken

.

 

Herderstasje

.

.

.                                                                                                                                          

Boerenwormkruid     

.

.

Bleekgele droogbloem 

.   

.

.

Paardenbloem   

.

.

.

Paarse dovenetel

.

.

.

Slanke sleutelbloem

.

.

.

Winterpostelein     

.                                  

.

.

Klein kruiskruid

.

.

.

Kluwenhoornbloem

.

.

.

Madeliefje        

.

.

.

Vogelmuur

.

.

.

Gulden sleutelbloem

.

.

.

Kleine veldkers

.

.

.

Daslook

.

.

.

Canadese fijnstraal

.

.

.

Duinreigersbek

.

.

.

Duinviooltje

.                                                                              

.

.

Gehoornde klaverzuring

.

.

.

Gewone hoornbloem

.

.

.

Gewone engelwortel

.

.

.

Gewone reigersbek

.

.

.

Grote ratelaar

.

.

.

Grote kaardebol

.

.

.

Grote ereprijs

.

.

.

Hoenderbeet

.

.

.

Hondsdraf

.

.

.

Hopklaver

.                                                                                                                                                           

.

.

Hazenpootje     

.

.

Heelblaadje

.

.

.

Klein vlooienkruid

.

.

.

Koninginnekruid

.                                                                                                     

.

.

Overblijvende ossetong

.

.

.

Ronde ooievaarsbek

.                                                                 

.

.

Witte dovenetel

.

.

.

Scherpe boterbloem

.                                                                       

.

.

Tijmereprijs

.

.

.

Late Guldenroede

.

.

.

Boksdoorn

.

.

.

Engelwortel

.

.

.

liggende asperge

.

.

.

Akker vergeet me nietje

.

.

.

Akkerviooltje

.

.

.

Avondkoekoeksbloem

.                                                                                                                   

.

.

Basterdklaver

.

.

.

Beekpunge

.                                                                                                               

.

.

Bermooievaarsbek

.

.

.

Bittere veldkers

.

.

.

Blaartrekkende boterbloem

.

.

.

Blaassilene

.                                                                                                                        

.

.

Blauwe waterereprijs

.

.

.

Bonte wikke

.

.

.

Brem

.

.

.

Dagkoekoeksbloem

.

.

.

Donkere ooievaarsbek

.

.

.

Drienerfmuur

.

.

.

Echte koekoeksbloem

.

.

.

Geel nagelkruid

.                                                                                                                 

.

.

Gele morgenster

.

.

.

Gele helmbloem

.

.

.

Muskuskaasjeskruid   

.

.

.

Gevlekt longkruid

.       

.

.

Gewone brunel

.

 

.

.

Gewone duivenkervel   

.

.

.

Middelste duivenkervel 

.                                                                                                       

.

.

Gewone ossentong 

.                                                                                                                   

.

.

 Gewone rolklaver

.

.

.

Gewone vogelmelk 

.                                                       

.

.

 Gewoon speenkruid

.

.

.

Glad walstro 

.                                                                                                                

.

.

Groot streepzaad

.

.

.

Herik

.                                                                                                    

.

.

inkarnaatklaver

.

.

.

Kleine klaver 

.                                                                                                          

.

.

Kleine ooievaarsbek

.

.

.

Kleine pimpernel

.                                                                                                           

.

.

 kleine ratelaar

.

.

.

Knolsteenbreek

.                                                                                                                          

.

.

kromhals

.

.

.

oranje springzaad

.                                                                                                                  

.

.

Liggende klaver

.

.

.

Parnassia

.                                                                                                                                     

.

.

muizenoor

.

.

.

Muurbloem

.                                                                                                                       

.

.

Muurleeuwenbek

.

.

.

 Schijnaardbei

.                                                                                

.

.

Smalle weegbree

.

.

.

Pastinaak

.

.

.

Wilde wikke

.

.

.

 Robertskruid 

.

.

.

Rode klaver

.

.

.

Stinkende gouwe

.

.

.

Rood guichelheil 

.

.

.                                                                                   

Slangenkruid

.                                                                                   

.

.

Slipbladige ooievaarsbek

.

.

.

 Vingerhoedskruid 

.

.

.

Waterviolier

.

.

.

Wede

.                                                                                                            

.

.

Weegbreezonnebloem

.

.

.

Witte klaver

.                                                                                                  

.

.

Witte krodde

.

.

.

Zachte ooievaarsbek

.                                                                                                    

.

.

Zwanenbloem

.

.

.

Wilde reseda

.

.

.

.

.