Category, categorie: The Bible explained/De Bijbel uitgelegd: video
.
.
1 Kings 13 to 15: Jeroboam’s disobedience
.
1 Koningen 13 tot 15: De ongehoorzaamheid van Jerobeam
Paul LeBoutillier


.
.
.


Pasteltekening van John Astria


.
.
Pasteltekening van John Astria
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Het lot van de verloren tien stammen van Israël staat al tientallen jaren in de belangstelling. Tot ongeveer 1950 was de algemene mening het volgende: In de oorlog tegen de Assyriërs in 722 voor Christus, werd een groot deel van het volk Israël afgeslacht. De overlevenden werden door de Assyriërs in ballingschap gezonden. Zij vermengden zich met de heidenen en verdwenen als herkenbaar volk.
.

.
.
.
Sommige theologen zien geen onderscheid meer tussen Juda en Israël. Zij zijn van mening, dat het huidige Joodse volk niet alleen uit afstammelingen van Juda en Benjamin bestaat, maar ook uit leden van de andere tien stammen. Dat zou waar kunnen zijn, indien we naar menselijke maat meten. Uit de tien stammen hebben zich in de loop der eeuwen inderdaad beperkte aantallen bij de Joden gevoegd. Ezechiël 37:16 doet daar een verhelderende uitspraak over en uit die tekst blijkt, dat God hen daarom niet meer onder Israël telt, maar bij Juda.
Ook wordt gesteld dat het onderscheid tussen de twaalf stammen al grotendeels is weggevallen door onderlinge huwelijken. Ook dat lijkt een geldig argument. Weer dienen we te zeggen: naar menselijke maat gemeten. De Almachtige blijkt daar anders over te denken. De profeet Ezechiël is daar heel duidelijk over.
.
.
De profetieën van Ezechiël spreken over de terugkeer van de tien stammen van Israël in de Eindtijd. We citeren een aantal teksten uit de grondtekst.
Ezechiël 34:12 en 13a
Ik zal hen redden uit elke plaats waarheen zij verstrooid waren; Op de dag van wolken en dikke duisternis (= de oordelen van de Eindtijd). En zal Ik hen uit de naties tevoorschijn brengen.
De tekst spreekt over de Eindtijd. Aangezien de Joden al tientallen jaren bezig zijn terug te keren naar het land Kanaän en de Eindtijd nog niet is aangebroken, kunnen zij dus niet bedoeld zijn. Blijft over dat de tekst over de tien stammen van Israël spreekt. Dat volk is voor ons verborgen, daarom moet het tevoorschijn gebracht worden.
Ezechiël 34:16
De verlorene zal Ik opsporen en het verstrooide zal Ik terugbrengen.
Het Joodse volk (Juda en Benjamin) is nooit verloren geweest. Het is tot op de huidige dag herkenbaar (zoals zo schrijnend bleek bij de holocaust). Het hoeft dus niet opgespoord te worden, het volk Israël wel.
Ezechiël 36:24
Want Ik zal u uit de heidenvolken tevoorschijn brengen en Ik zal u verzamelen uit alle landen en Ik zal u terugbrengen naar uw eigen land.
Ook hier wordt gesproken van een volk, dat in de heidenvolken is opgegaan en daarom eerst zichtbaar gemaakt moet worden.
Ezechiël 37:12
Daarom, profeteer! Dan zult u tot hen zeggen: Zo spreekt de Soeverein Jahweh: Zie toch! Ik zal uw graven openen en Ik zal u doen oprijzen uit uw graven, o mijn volk en Ik zal u terugbrengen naar het land van Israël.
Een dood volk herleeft. Weer een verwijzing naar de verdwenen tien stammen van Israël.
Ezechiël 37:16
Wat u betreft, mensenzoon: Neem houten panelen voor u en schrijf op het ene: Voor Juda en voor de kinderen Israëls die hun metgezellen zijn. Neem dan een ander houten paneel en schrijf daarop: Voor Jozef – dat is het houten paneel van Efraïm – en geheel het huis van Israël die zijn metgezellen zijn;
Dit is een heel belangrijke uitspraak. Het spreekt over Juda en degenen van de kinderen Israëls die hun metgezellen zijn. Dat zijn afstammelingen van de overige tien stammen, voorzover zij zich bij Juda (= de Joden) gevoegd hebben. Zij worden onder Juda geteld.
De tien stammen worden hier, onderscheidend, Jozef en Efraïm genoemd. Daarbij worden allen uit geheel het huis van Israël geteld (dus ook uit Juda en Benjamin), die daarbij horen, dus die met hen samenleven. Daarmee is de absolute scheiding tussen Israël en Juda hersteld.
Ezechiël 37:19
Zeg dan tot hen: Zo spreekt de Soeverein Jahweh: Ziet! Ik zal het houten paneel van Jozef nemen – dat in de hand van Efraïm is – en de stammen van Israël, zijn metgezellen. Dan zal Ik die bij de ander voegen – het houten paneel van Juda – en Ik zal hen tot één houten paneel maken. Zo zullen zij één worden in mijn hand.
In de Eindtijd worden Juda en Israël weer één. Dat is nog onvervulde profetie.
Ezechiël 37:21
Zeg vervolgens tot hen: Zo spreekt de Soeverein Jahweh: Zie Mij aan, die de zonen van Israël oppak van tussen de volken – waarheen zij ook gingen – en Ik zal hen overal vandaan verzamelen en hen terugbrengen naar hun eigen land.
Ook hier het beeld van een volk dat verdwenen is en dat door God zelf opgespoord wordt.
.

Regio Israël en Palestina: 9e eeuw voor Christus
.
.
Sinds de terugkeer van Juda (en Benjamin) is de belangstelling voor het lot van de overige tien stammen sterk gegroeid. Het feit, dat in die terugkeer een aantal profetieën vervuld zullen worden, bracht schriftgetrouwe onderzoekers tot de overtuiging, dat de profetieën over de tien stammen van Israël serieus genomen dienden te worden. Want de Bijbel spreekt ook over hun terugkeer. Die toenemende belangstelling stimuleerde onderzoek en zo kwamen vele feiten aan het licht.
.
.
Uiteenlopende bevolkingsgroepen worden genoemd als afstammelingen van Israël, of geloven dat zelf. Veel claims zijn volstrekte onzin, echter lang niet alle. Want het staat nu wel vast dat een aantal bevolkingsgroepen inderdaad van Israël afstammen. Joden en/of Israëlieten behoren helaas niet tot de meest geliefde mensen in de wereld en antisemitisme is vandaag een voortdurend toenemend kwaad.
Toch doet het wonderlijke fenomeen zich voor dat een stijgend aantal families, stammen en/of volken er aanspraak op maken, dat zij tot de verloren tien stammen van Israël behoren.
Een aantal door Joodse instanties wordt serieus genomen en onderzocht en sommige van die claims werden al bevestigd. Hier een aantal korte omschrijvingen van mogelijke kandidaten:
1. Lemba Joden
De Lemba wonen in Zuid-Afrika en spreken Bantu. Zij claimen van Israël af te stammen. Genetisch onderzoek heeft dat bevestigd.
2. B’ney Efraïm (kinderen van Efraïm)
Deze worden ook Telugu Joden genoemd. Zij wonen in Andhra Prades, in India, bij de delta van de rivier de Krishna. Ze zijn zo overtuigd van hun afkomst, dat ze Hebreeuws hebben geleerd en zich tot het Judaïsme hebben bekeerd.
3. B’ney Manashe (kinderen van Manasse)
Dit betreft een groep van onbekende grootte (sommigen spreken van 1-2 miljoen), die aan de noordoost grens van Manipur leven, in India en in Noord-Birma. In Birma worden zij de Lusi genoemd, dat betekent ‘de tien stammen’. In hun liederen en gebeden vinden we de naam Manasse veelvuldig terug. Zij zijn ervan overtuigd dat zij tot de stam Manasse behoren. Een deel van de B’ney Manashe heeft zich tot het Judaïsme bekeerd en vereert Jozef als hun stamvader. Zij bezitten geen geschreven geschiedenis. Echter, de overlevering spreekt van een tocht over een rood gekleurde zee (Rode Zee?) en over een wolkkolom, die hen leidde op hun zwerftocht.
4. Beta Israël (huis van Israël)
Dit zijn donkergekleurde Falasha’s van Ethiopische herkomst. De bevolkingsgroep telt ongeveer 120.000 leden. Hoewel een deel van hen in naam christen was, zijn ze vrijwel allen overgegaan naar het Joodse geloof. Zij zijn al als Joden erkend.
5. Igbo Joden
Die vinden we in Nigeria. Ze tellen ongeveer 40.000 leden. Zij spreken naast de landstaal, ook Hebreeuws. De Igbo’s beweren van Gad, Zebulon en Manasse af te stammen. Zij houden zich al eeuwen aan Joodse tradities.
China
In Jesaja 49:12 vinden we de volgende, intrigerende tekst, over de terugkeer van Israël: Zie, dezen komen uit de verte, genen uit het noorden en het westen, weer anderen uit het land Sinim.
Dit laatste woord (Grondtekst: çiynîym) betekent waarschijnlijk China. En ook daar vinden we sterke aanwijzingen dat daar afstammelingen van Israël leven.
6. Chiang Min Joden
Zij wonen in China, aan de grens met Tibet en houden een aantal Joodse religieuze gebruiken in ere. Zij kennen één God (wat heel ongewoon is in die streken) die zij Jawei noemen (Jahweh).
7. Kaifeng Joden
In China, in de Henan provincie, vinden we ook de Kaifeng Joden. Zij houden in hun religie en gebruiken het geloof der vaderen in stand en staan bekend als: De godsdienst die de pees verwijdert. De geschiedenis van de Kaifeng Joden gaat terug tot 1163, toen zij een synagoge bouwden. Volgens de overlevering kwamen zij in 200 v. Chr. vanuit Noord-India naar China en stammen zij af van de Joden, die onder Ezra verbannen werden (Ezra 9).
8. De Pashtun
Dit is een groot volk, want het telt 40-50 miljoen leden. Zij leven in Afghanistan, Pakistan en het noorden van Iran. Een deel van hen heeft waarschijnlijk Israëlische voorouders. Het oude Afghaanse koningshuis (de Mahmad Zei-familie) beweert zelfs van Mefiboseth, de zoon van Jonathan, de zoon van koning Saul, uit Benjamin, af te stammen (2 Samuël 9).
.

.
.Een aantal stamnamen toont een sterke overeenkomst met de tien stammen van Israël. Zoals: Efidi of Ephriti (Efraïm), Rabbani of Rebbani (Ruben) Shinwari (Simeon), Lewani of Levoni (Levi), Daftani (Naftali), de Gaji of Ghagi (Gad) en Ashurai (Aser). Veel Pashtun dragen een amulet met daarop de Hebreeuwse woorden: Shema Yisrael (= Hoor Israël) waarmee de morgen- en avondgebeden van vrome Joden beginnen. Onder de Pashtun-stammen worden zeer veel Joodse namen gevonden, al dan niet verbasterd. De Pashtun houden een groot aantal Joodse gebruiken in stand en passen besnijdenis toe, zoals de Mozaïsche wet voorschrijft, op de achtste dag. Zij werken of koken niet op de Sabbath. En in veel huizen van de Pashtun treffen we de ster van David aan.
.
.

.
.
.
.

Het feest van de Heilige Maagd Maria van de berg Karmel valt op 16 juli.
De berg Karmel in het Heilig Land wordt in de Bijbel genoemd als de plek waar Elia streed tegen de profeten van de afgod Baäl. In de 12e eeuw lieten kluizenaars zich door het geloof van de profeet Elia inspireren en vestigden zich op de berg Karmel, onder bescherming van de Heilige Maagd. Zij legden de basis voor de latere ordes van de karmelieten en karmelietessen.
De heilige karmeliet Simon Stock kreeg in de nacht van 15 op 16 juli 1251 in Cambridge een verschijning van de Heilige Maagd Maria. Zij gaf hem een scapulier. Maria beloofde bijzondere zegen voor allen die in de loop der eeuwen haar scapulier zouden dragen. De Kerk heeft plechtig en herhaaldelijk deze Maria devotie, ontstaan in Engeland, goedgekeurd, zodat de pausen aan allen die het scapulier van Onze Lieve Vrouw van de berg Karmel dragen talrijke geestelijke voorrechten hebben verleend.
In 1386 werd 16 juli voor de karmelieten een belangrijke feestdag. Sinds 1726 staat deze vrije gedachtenis op de liturgische kalender van de Rooms-Katholieke Kerk.
Onze Lieve Vrouw van de Berg Karmel is de patrones van de zeelieden. Zij is de veilige haven, waarin wij onze toevlucht moeten nemen te midden van alle stormen van het leven.
Simon Stock ontvangt het scapulier van Maria (sculptuur in de Santa Maria della Vittoria)
Het scapulier van Onze Lieve Vrouw van de berg Karmel is een scapulier dat tijdens een Mariaverschijning op 16 juli 1251 in Cambridge aan de heilige karmeliet Simon Stock overhandigd werd. Tijdens deze verschijning overhandigde Maria hem een bruin wollen scapulier. Deze verschijning is door de kerk meermaals erkend.
Maria beloofde bij het overhandigen van het scapulier: “Neem dit scapulier, het zal een teken van verlossing zijn, een bescherming in gevaar en een belofte van vrede. Al wie zal sterven met dit habijt bekleed zal gevrijwaard zijn voor het eeuwige vuur”.
Later werd aan deze belofte ook het ‘zaterdags privilege’ toegevoegd. Dit omvat de bevrijding uit het vagevuur op de zaterdag na de dood. Hiervoor moeten, in tegenstelling tot de genade van de vrijwaring van de hel, aan twee voorwaarden worden voldaan naast het voortdurend dragen van het scapulier:
De kuisheid van zijn eigen levensstaat staat onderhouden is eigenlijk niets meer is dan dat wat voor iedere christen geldt: “Gehuwden zijn geroepen om de echtelijke kuisheid te beleven; de ongehuwden beoefenen de kuisheid in onthouding”.
Alle karmelieten dragen dit scapulier. Ook veel leken wensten dit scapulier te dragen, om aldus deel te krijgen aan bijzondere genade die Maria beloofd had aan hen die het scapulier zouden dragen. Zij dragen een ‘kleine’ variant. Deze bestaat uit twee kleine lapjes bruine wol met twee touwtjes verbonden. Het ene lapje hangt op de borst en het andere op de rug. Het wordt gedragen onder de kleren.
Het scapulier moet worden opgelegd door een priester, volgens de voorgeschreven ritus. Hij kan dan het Klein Officie van de H. Maagd, dat vereist is voor het genieten van het zaterdag-privilege, omzetten in het dagelijks rozenhoedje of een ander goed werk. Als het eerste scapulier versleten is, kan het gewoon vervangen worden door een ander zonder dat het opnieuw door een priester hoeft te worden opgelegd. Omdat het scapulier een gewijd voorwerp is, wordt het niet zomaar weggegooid, wanneer men het vervangt dient men het te verbranden of te begraven.
Op 13 oktober 1917 verscheen Maria aan de herdertjes van Fatima met het Scapulier van de Berg Karmel. Lucia, een van de drie zieners, zei daarover: “De H. Maagd wilde dat iedereen het Scapulier draagt, dat het teken is van de Toewijding aan het Onbevlekt Hart van Maria. De Rozenkrans en het scapulier zijn onafscheidelijk”.
Pasteltekening van John Astria
1. ‘De Koran is Jezus. Mohammed is de Bijbel’
Te vaak maken mensen deze fout: de Koran is een soort islamitische Bijbel en Mohammed is vergelijkbaar met Jezus. In werkelijkheid is het precies andersom: de Koran is een soort Jezus (vleesgeworden God) en Mohammed is vergelijkbaar met de Bijbel. De Koran is voor moslims een incarnatie van God op aarde. Het is voor hen dus niet zomaar een boek. Zelfs meer dan een heilig boek dat respect verdient. Mohammed is voor moslims het middel waarmee de islamitische opvatting bekendheid kreeg. Zeg maar, zoals de Bijbel voor christenen een middel was om de christelijke boodschap te verspreiden.
2. Moslims houden van Jezus
Hoewel moslims Jezus niet als een goddelijk iemand beschouwen, zien ze Hem wel als een uitzonderlijke profeet, geboren uit de maagd Maria en geopenbaard aan het Joodse volk. Voor veel islamieten is Jezus een goede tweede, achter Mohammed, als het gaan om eerbied.
3. De meeste moslims zijn niet Arabisch
Indonesië is het grootste islamitische land op aarde, gevolgd door Pakistan, India en Bangladesh. Zo komt Saoudi-Arabië pas op de 16e plaats als het gaat om de grootste moslimbevolking. Daarmee staan de Saoediërs achter Oezbekistan, Ethiopië, Turkije en Iran.
4. De islam is niet ‘een religie van vrede’
De gruweldaden van de Islamitische Staat (IS) hebben ertoe geleid dat de Verenigde Staten (in samenwerking met zo’n 50 landen, red.) een nieuwe oorlog zijn begonnen. We kunnen ons na 11 september 2001 ook nog allemaal de oorlogsverklaring van George W. Bush herinneren. Het is een denkfout dat een religie per definitie vreedzaam of barbaars is. In plaats daarvan is er een overgrote meerheid moslims die vredelievend is en zijn er een paar rotte appels, zoals dat bij iedere religieuze traditie het geval is. Er zijn immers verschillende manieren om hetzelfde geloof te benaderen.
5. ‘De islam’ is niet een instelling die onderwijst
Er is niet iets wat ‘de islam’ belichaamt of iets waartoe ‘de islam’ in algemene zin oproept. Ja, er zijn veel moslims die prediken en adviseren. Veel van deze zaken zijn terug te vinden in islamitische tradities. Maar we kunnen niet spreken over een islamitisch instituut met een specifieke boodschap. Zo is er geen islamitische paus die kan rekenen op een enorme aanhang. Bovendien kun je de islam beschouwen als een soort onveranderlijke traditie.
6. Allah is niet de benaming van de islamitische God
‘Allah’ is een woord dat Arabisch sprekende christenen ook gebruiken wanneer zij het hebben over God. Het is niet zo dat ‘Allah’ concurreert met de goden van joden en christenen.
7. ‘De islam’ betekent letterlijk ‘om te dienen’ of ‘overgave’
‘Islam’ is afkomstig van ‘salaam’, wat ‘vrede’ betekent. In de letterlijke zin van het woord betekent islam: overgave of onderwerping (aan Gods wil en woord). We mogen hopen dat die overgave leidt tot vrede, maar iedereen interpreteert de islam zoals hij of zij zelf wilt.
8. ‘Sharia’ hoeft geen enge betekenis te hebben
Sharia betekent simpelweg ‘juridische onderbouwing’ of ‘canoniek recht’. Er zijn tenminste vijf klassieke leerstellingen waar de sharia wordt geleerd (waaronder de sjiitische leer). Deze vijf methoden verschillen radicaal in de uitleg van de sharia. Zo beveelt de Koran om niet niet dronken te worden wanneer er gebeden wordt en geen gegiste wijn te drinken. Wat wordt hier precies mee bedoeld? De sharia probeert hierop antwoord te geven. Die antwoorden variëren sterk per leerstelling, van een letterlijk alcoholverbod tot een verbod op het drinken van gegiste wijn. Binnen de gehele islamitische wereld wordt de sharia verschillend geïnterpreteerd. Dan zijn er ook nog veel moslims die de sharia negeren. Moslims zijn immers ook mensen.
9. Er is meer dan een soennitische en sjiitische islam
Het is belangrijk om te weten dat er een grote, leerstellige verdeeldheid heerst en dat soennieten en sjiieten de twee belangrijkste groepen vormen. Maar er zijn nog veel meer islamitische stromingen. Bovendien, een soennitische moslim in Amsterdam benadert het geloof heel anders dan een soennitische moslim in Marokko. Die levenswijze verschilt vervolgens ook weer van de soennieten in Beiroet, Parijs of Kaapstad.
Een fundamenteel verschil tussen soennieten en sjiieten is het antwoord op de vraag: is het gezag van Mohammed overdraagbaar naar anderen? Soennieten antwoorden met ‘nee’ en sjiieten zeggen ‘ja’. Daarnaast zijn er ook nog etnische en culturele verschillen. Zo vormen Iran en Saoedi-Arabië tegenpolen. In sommige gevallen is het vergelijkbaar met lang bestaande spanningen tussen katholieke, orthodoxe en protestantse christenen. Maar binnen de islam zijn de verschillen dus niet alleen theologisch van aard.
10. Moslims waren cruciaal binnen de moderne natuurkunde, wiskunde en geneeskunde
De medische producties van Ibn Sina (beter bekend als Avicenna) werden tot ver in de 17e eeuw in Europa gebruikt. Daarnaast hebben verschillende islamieten een belangrijke bijdrage geleverd aan de natuurkunde en wiskunde. Daar mogen we moslims dankbaar voor zijn. Deze lijst nog langer had kunnen zijn. Als we bereid zijn om de verschillen binnen het jodendom, christendom en hindoeïsme te aanvaarden, moeten we hetzelfde doen met de islam.
Zijn naam was eerst Abram (‘hoge vader’, ‘vader der hoogheid’), doch na de goddelijke belofte van een talrijk kroost (Gen. 12:2; 17:5), ontving hij op 99-jarige leeftijd de naam Abraham, welke hij de hele Bijbel door behoudt. De nieuwe naam betekent ‘vader van een grote menigte’. Hij zou worden ‘tot een groot volk’ (Gen. 12:2) en ‘een vader van menigte der volken’ (Gen. 17:5).
Terah en zijn zonen Abraham en Nahor hebben andere goden gediend. Jozua verhaalde daarvan:
Joz 24:2 Toen zei Jozua tegen heel het volk: Zo zegt de Heere, de God van Israël: Aan de overzijde van de rivier hebben uw vaderen van oude tijden af gewoond, Terah, de vader van Abraham, en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend.
Joz 24:14 Nu dan, vrees de Heere, dien Hem in oprechtheid en trouw, doe de goden weg die uw vaderen gediend hebben aan de overzijde van de rivier en in Egypte, en dien de Heere.
Joz 24:15 Maar als het in uw ogen kwalijk is de Heere te dienen, kies voor u heden wie u zult dienen: óf de goden die uw vaderen, die aan de overzijde van de rivier woonden,gediend hebben, óf de goden van de Amorieten, van wie u het land bewoont. Maar wat mij en mijn huis betreft, wij zullen de Heere dienen!
Joz 24:16 Toen antwoordde het volk en zei: Er is geen sprake van dat wij de Heere zouden verlaten om andere goden te dienen.
Abram werd door God geroepen om zijn land en familie te verlaten en te gaan naar een ander land dat God hem zou wijzen. Jahweh zou hem tot een groot volk maken, namelijk het volk van Israël. In hem zouden alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.
Ge 12:1 De Heere nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal.
Ge 12:2 Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn.
Ge 12:3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.
Ge 12:4 Toen ging Abram op weg, zoals de Heere tot hem gesproken had, en Lot ging met hem mee. Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hij uit Haran vertrok..
.
Hij zei eens van Abraham:
Ge 18:19 want Ik heb hem gekend, opdat hij gebieden zou, dat zijn zonen en zijn huis na hem de weg des Heeren zouden bewaren door gerechtigheid en recht te doen, opdat de Heere aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft.
De vrouwen van Abraham waren Sara, Hagar en Ketura. Hij nam Ketura tot vrouw nadat Sara, 127 jaar oud (Gen. 23:1) gestorven was; Abraham was toen 137 jaar oud. De naam “Ketura” betekent “reukwerk”. Abrahams zonen waren:
Sara’s overlijden in Hebron gaf hem aanleiding om een spelonk te kopen van de Hethiet Efron (Gen. 23). Hij kocht de spelonk en de akker van Efron voor 400 zilverstukken. Dat was zijn eerste, aangekochte eigendom in het land Kanaän. Na de dood van Sara heeft Abraham nog 38 jaar geleefd. Hij bereikte een leeftijd van 175 jaar. Door zijn zonen Izak en Ismaël werd hij begraven in de spelonk van Machpela.
God noemde Abraham tegenover de filistijnse vorst Abimelech “een profeet” (Gen. 20:7).
Ge 20:7 Nu dan, geef de vrouw van die man terug, want hij is een profeet! Hij zal voor u bidden, zodat u in leven blijft. Als u haar echter niet teruggeeft, weet dan dat u zeker zult sterven, u en al wat van u is.
Dat Abraham een profeet was, bleek uit zijn antwoord aan Izak, onderweg naar de offerplaats.
Ge 22:7 Toen sprak Izak tot zijn vader Abraham en zei: Mijn vader! Hij zei: Zie, hier ben ik, mijn zoon. Hij zei: Zie, hier is het vuur en het hout, maar waar is het lam voor het brandoffer?
Ge 22:8 Abraham zei: God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer, mijn zoon. Zo gingen zij beiden samen.
De profeet Abraham sprak tot zijn knecht, die de opdracht kreeg naar Abrahams familie te gaan en daar een vrouw voor Izak te vinden.
Ge 24:7 De Heere, de God van de hemel, Die mij uit mijn familie en uit mijn geboorteland weggehaald heeft, Die tot mij gesproken heeft en Die mij gezworen heeft: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven -die God zal Zijn engel voor u uit sturen, opdat u voor mijn zoon daarvandaan een vrouw zult nemen.
Toen de aartsvader zich tegenover de Hethieten, van wie hij een gunst verzocht, “een vreemdeling en een inwoner bij u” noemde, noemden zij hem “een vorst Gods in het midden van ons’ (Gen. 23:6). God noemde hem tegenover zijn volk Israël “de rotssteen” waaruit de Israëlieten gehouwen zijn.
Jes 51:1 Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid najaagt, gij, die den Heere zoekt! aanschouwt den rotssteen, waaruit gij lieden gehouwen zijt, en de holligheid des bornputs, waaruit gij gegraven zijt.
Jes 51:2 Aanschouwt Abraham, ulieder vader, en Sara, die ulieden gebaard heeft; want Ik riep hem, toen hij nog alleen was, en Ik zegende hem, en Ik vermenigvuldigde hem.
Jezus Christus wordt “de Zoon van Abraham” genoemd, omdat hij naar het vlees een afstammeling van Abraham is en evenals deze wandelde in geloof.
Mt 1:1 Geslachtsregister van Jezus Christus, Zoon van David, Zoon van Abraham.
Joh 8:39 Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Onze vader is Abraham. Jezus zei tot hen: Als u kinderen van Abraham was, zou u de werken van Abraham doen.
Abraham kreeg de belofte van het land Kanaän. Hij was gegaan en gekomen in het land dat God hem ter bezitting aanwees. Het land was voor hem en zijn ‘zaad’, zijn nageslacht. De landbelofte wordt meermaals herhaald.
Ge 12:1 De Heere nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal.
Ge 12:7 Zo verscheen de Heere aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij aldaar een altaar den Heere, Die hem verschenen was.
Ge 15:7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de Heere, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeën, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.
Ge 17:8 En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn.
Het beloofde land is zelfs groter dan Kanaän en strekt zich uit tot de rivier Eufraat (of Frath).
Ge 15:18 Ten zelfden dage maakte de Heere een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath.
Abraham bleef een vreemdeling in het land en woonde in tenten.
Hnd 7:5 En Hij gaf hem geen erfdeel daarin, zelfs geen voetbreed, en Hij beloofde het hem tot een bezitting te geven en zijn nageslacht na hem, terwijl hij geen kind had.
De landbelofte wordt door God aan Abrahams zoon Izak bevestigd
Ge 26:2 En de Heere verscheen hem en zeide: Trek niet af naar Egypte; woon in het land, dat Ik u aanzeggen zal;
Ge 26:3 Woon als vreemdeling in dat land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven, en Ik zal den eed bevestigen, dien Ik Abraham uw vader gezworen heb.
Ge 26:4 En Ik zal uw zaad vermenigvuldigen, als de sterren des hemels, en zal aan uw zaad al deze landen geven; en in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde,
Ge 26:5 Daarom dat Abraham Mijn stem gehoorzaam geweest is, en heeft onderhouden Mijn bevel, Mijn geboden, Mijn inzettingen en Mijn wetten.
Ook aan Jacob en Mozes werd de belofte door God bevestigd (Deut. 34:4).
Abraham kreeg ook de belofte van een talrijk nageslacht. Abraham is, overeenkomstig de belofte van God, een vader van vele volken geworden. De naam ‘Abraham’ betekent ‘vader van een grote menigte’ .
Ge 12:2 Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn.
Ge 17:5 En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; maar uw naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader van menigte der volken.
Ge 17:6 En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen.
Ge 18:17 De Heere zei: Zal Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen?
Ge 18:18 Immers, Abraham zal zeker tot een groot en machtig volk worden, en alle volken van de aarde zullen in hem gezegend worden.
Ge 18:19 Want Ik heb hem uitgekozen, opdat hij aan zijn kinderen en zijn huis na hem bevel zou geven om de weg van de Heere in acht te nemen, door gerechtigheid en recht te doen, opdat de Heere over Abraham zal brengen wat Hij over hem gesproken heeft.
God herhaalde Zijn belofte nadat Abraham zijn zoon offerde:
Ge 22:16 Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de Heere: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt,
Ge 22:17 zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben.
Ge 22:18 En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.
De belofte van een talrijk nageslacht werd door God aan Izak herhaald:
Ge 26:4 Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en uw nageslacht al deze landen geven. In uw nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden,
Ge 26:5 omdat Abraham Mijn stem gehoorzaamd heeft en Mijn voorschriften, Mijn geboden, Mijn verordeningen en Mijn wetten in acht genomen heeft.
Abraham heeft afstammelingen naar het vlees en naar het geloof. Van Abraham stammen af naar het vlees (lijfelijke nakomelingen):
Volgens de islamitische overlevering zijn de Arabieren de nakomelingen van Ismaël en daarmee kinderen van Abraham. Moslims zien Abraham als hun vader.
In figuurlijke of geestelijke zin, namelijk om hun geloof, worden gelovigen in de Bijbel kinderen van Abraham genoemd. Abraham geloofde God op het woord van Diens beloften en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. Zo wordt ook ons geloof in Jezus Christus, de Zoon van God en de Heiland der wereld, ons tot gerechtigheid gerekend. In dat opzicht is de gelovige als Abraham en wordt hij door God als een zoon van Abraham beschouwd.
Ga 3:7 Erkent dan, dat zij die op grond van geloof zijn,zonen van Abrahamzijn.
Ga 3:29 En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en volgens belofte erfgenamen.
Uit en door Abraham is dus een natuurlijk en aards volk (Israël) alsook een geestelijk en hemels volk (gemeente van Christus) ontstaan. Deze beide volken worden misschien aangeduid door de uitdrukkingen “de sterren aan de hemel” (gemeente van Christus) en “het zand aan de oever van de zee” (Israël).
Ge 22:16 Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de Heere: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt,
Ge 22:17 zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als hetzand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben.
Ge 22:18 En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.
Ge 26:4 Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en uw nageslacht al deze landen geven. In uw nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden.
Abraham kreeg ook een belofte van zegen in hem: in hem zouden alle geslachten van het aardrijk gezegend worden.
Ge 12:3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.
God herhaalde Zijn belofte nadat Abraham zijn zoon offerde:
Ge 22:16 Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de Heere: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt,
Ge 22:17 zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben.
Ge 22:18 En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.
De belofte van zegen wordt door God aan Izak herhaald:
Ge 26:4 Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en uw nageslacht al deze landen geven. In uw nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden,
Ge 26:5 omdat Abraham Mijn stem gehoorzaamd heeft en Mijn voorschriften, Mijn geboden, Mijn verordeningen en Mijn wetten in acht genomen heeft.
Op de Pinksterdag herinnert Petrus zijn toehoorders aan deze belofte:
Hnd 3:25 U bent de zonen van de profeten en van het verbond dat God met uw vaderen heeft gemaakt, toen Hij tot Abraham zei: ‘En in uw nageslacht zullen alle families van de aarde gezegend worden’.
Deze zegen komt door een zoon van Abraham, namelijk Jezus Christus, tot alle volken van de aarde. Eén zegen is de rechtvaardiging uit geloof.
Ga 3:8 De Schrift nu, die voorzag dat God de volken op grond van geloof zou rechtvaardigen, verkondigde tevoren aan Abraham de blijde boodschap: ‘In u zullen alle volken gezegend worden’.
Nadat God aan Abraham meermaals de belofte van land, een talrijk nageslacht en zegen door hem voor de volken had gedaan, voegt Hij, nadat Abraham zijn eigen zoon offerde, er een nieuwe belofte bij.
Het zaad (nageslacht) van Abraham zou de poort van zijn vijanden in bezit nemen:
Ge 22:16 Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de Heere: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt,
Ge 22:17 zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben.
Ge 22:18 En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.
Wanneer wij Abrahams zaad (nageslacht) in het meervoud nemen, dus op zijn nakomelingen zien, dan zegt de belofte dat Abrahams nageslacht de poort van zijn vijanden (erfelijk) zal bezitten, hun steden innemen en het goed van hun land genieten. Een poortis in de Heilige Schrift het beeld van macht en sterkte (vgl. Matth. 16:18). In de poorten werden ook de rechtspraken gehouden. Jahweh wil daarmee dus aan Abraham zeggen, dat zijn nakroost over zijn vijanden zal heersen en zijn vijanden overwinnen zal.
Deze belofte ging in vervulling toen Israël zijn vijanden versloeg en het beloofde land innam. De volkomen vervulling geschiedt na de Grote Verdrukking en het geestelijke herstel van Israël. Israël zal dan niet langer de smaad en de staart, maar de eer en het hoofd der volken zijn.
Wanneer wij Abrahams zaad in het enkelvoud nemen, dus op zijn Nakomeling Jezus zien – zoals Paulus doet in Gal. 3:16 – dan zegt de belofte dat de Heer Jezus de poort van zijn vijanden zal innemen. De Heer Jezus is verhoogd aan Gods rechterhand totdat God al zijn vijanden tot zijn voetbank heeft gesteld.
Heb 1:13 Tot wie van de engelen echter heeft Hij ooit gezegd: ‘Zit aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden stel tot een voetbank voor uw voeten’?
Lu 19:27 Die vijanden van mij evenwel, die niet wilden dat ik over hen regeerde, brengt ze hier en slacht ze in mijn bijzijn af.
De Heer Jezus heeft door de dood de satan, die de macht over de dood had, teniet gedaan.
Heb 2:14 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood te niet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel.
Hij heeft de sleutel van de dood en de hades (= dodenrijk).
Opb 1:18 en de levende; en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid, en Ik heb de sleutels van de dood en de hades.
Mt 16:18 En ook Ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen.
Hij zal bij zijn toekomstige verschijning in de wereld zijn vrederijk op aarde oprichten. Hij zal de wereld regeren, die voordien, na de zondeval, door satan werd geregeerd.
1Co 15:25 Want Hij moet regeren, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd.
hoofdstuk 5 ; de heerlijkheid van de verzoening door Christus
hoofdstuk 8 (a) ; zegel 7 en de eerste vier bazuinen
.
.
.
.
.
.
Dat laatste is een soort van financieel vangnet. Immers, volgens de islam, is de echtgenoot de behoeder van zijn vrouw:
Ook de volgende uitspraak van de profeet Mohamed stelt dat mannen financieel moeten zorgen voor vrouwen:
Dit betekent dat haar echtgenoot voor haar moet zorgen. Hij moet voor haar fysische veiligheid instaan en voor haar financiële zekerheid (voorzien in woonst, kledij, voeding, medicijnen enz) . Ook als de vrouw zelf werkt en een vermogen of een inkomen heeft moet een man in deze kosten voorzien. De vrouw mag alles wat zij verdient voor zichzelf houden, het staat haar vrij bij te dragen tot de kosten van het gezin maar niets in de islam verplicht haar daartoe.
Een man mag ook niet krenterig zijn, hij moet geld aan zijn vrouw besteden afhankelijk van zijn inkomen. In samenhang hiermee, is het erfdeel van een dochter in de islam kleiner dan dat van een zoon. Immers, de dochter mag het geld dat zij erft volledig voor zichzelf houden terwijl de zoon ervan moet besteden voor zijn familie, zijn vrouw, zijn kinderen enz.
Merk op dat de vrouw haar man daarvoor geen dienstbaarheid verschuldigd is. Een huwelijk is geen dienstbaarheidscontract maar een contract tussen gelijken. Het betekent dus niet dat een vrouw “in ruil” het huishouden moet doen. Naar het voorbeeld van de profeet Mohamed moeten mannen immers hun deel van de huishoudelijke taken doen.
De man is er verder ook toe gehouden zijn vrouw attent en liefdevol te behandelen.
.
.
.
.