Tagarchief: opstanding

De opname voor de verdrukking?

Standaard

Categorie: religie

 

 

Openbaring hoofdstuk 20 ; de eerste opstanding en de tweede dood

 

Pasteltekening van John Astria

 

De opname voor de verdrukking?

 

In een boek over ‘De totaalcontrole’, geschreven door br. Wim Malgo las ik dat de gemeente vóór de grote verdrukking wegenomen zal worden. In Openbaring 20:4 lees ik echter over hen die het teken van de antichrist geweigerd hebben en als gevolg daarvan gedood werden, maar bij de wederkomst van Christus op aarde uit de dood op zullen staan. Zijn er dan toch ook gelovigen die vóór de grote verdrukking niet opgenomen worden? 

 

 

Antwoord:

 

Het gaat hier om de ‘grote schare’ die na de opname van de gemeente nog tot bekering komt, maar hun bekering met de martelaarsdood moeten bekopen (Openbaring 7:9-17). Ook zij behoren tot de ‘eerste opstanding’, waarover we in Openbaring 20: 6 kunnen lezen. Deze eerste opstanding voltrekt zich in een aangegeven volgorde (1 Korintiërs 15:23). Christus Zelf is de eersteling, de gemeente vormt de groep van eerstelingen en de gelovigen uit de grote verdrukking vormen de laatste schare die aan deze eerste opstanding deel heeft.

  • De eerste opstanding begon dus met Christus bij Zijn opstanding uit de dood.
  • De tweede fase van de eerste opstanding vindt plaats bij de opname van de gemeente, waarbij alle gelovigen uit de dood op zullen staan.
  • De derde en tevens laatste fase van de eerste opstanding, vind plaats aan het einde van de grote verdrukking waarbij ook de martelaren, die door de antichrist omgebracht zijn, uit de dood op zullen staan om met Christus duizend jaar te regeren.

De eerste opstanding wordt in de Bijbel ook wel de ‘opstanding vanuit de doden’, letterlijk: ‘de opstanding van tussenuit de doden’ genoemd.

  • Bij de eerste opstanding blijven de ongelovigen achter in het graf, zij zullen pas opstaan bij het laatste oordeel, waarover we kunnen lezen in Openbaring 20:11-15. Hier lezen we: ‘En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in het waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken’ (vers 13).

De ongelovige doden worden dus bewaard tot het laatste oordeel, pas dan zullen ook zij opstaan om voor de grote witte oordeelstroon veroordeeld te worden. Zij worden geoordeeld op grond van hun werken. Wat mogen we de Here Jezus toch dankbaar zijn, dat wij niet op grond van onze eigen werken geoordeeld zullen worden, maar dat het werk van Christus doorslaggevend is voor onze rechtvaardiging en vrijspraak!

In Johannes 5 wordt ook over twee opstandingen gesproken: ‘de opstanding ten leven en de opstanding ten oordeel’ (vers 29). Zo vinden we in de Bijbel dus de ‘eerste en de tweede opstanding’, de ‘opstanding uit de doden en de opstanding van de doden’ en ten slotte ook nog de ‘opstanding ten leven en de opstanding ten oordeel’.

 

 

 

De Bijbel leert ons dat de gemeente vóór de grote verdrukking opgenomen zal worden. Hieronder volgen enkele Bijbelse argumenten die de opname vóór de grote verdrukking bevestigen:

 

1. In Openbaring 20:4 worden alleen de martelaren uit de grote verdrukking opgewekt (‘zij werden weder levend’). De opstanding van de overige gelovigen moet dus al op een eerder tijdstip plaats gevonden hebben.

2. Openbaring 3:10 leert ons dat Hij de gemeente wil bewaren ‘vóór de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen.’

3. In Openbaring 6:16 wordt de grote verdrukking de ‘Toorn van het Lam’ genoemd. De hoop voor gemeente is niet de toorn van het Lam, maar de liefhebbende Bruidegom die zijn bruid tot Zich zal nemen.

4. In 1 Petrus 4:17 lezen we dat het oordeel met het huis Gods begint, zodat we niet met de wereld geoordeeld zullen worden.

5. In Lucas 21:28 lezen we: ‘Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt.’ Hoe zouden we ons kunnen verheugen in de grote verdrukking? Het is juist onze verlossing die ons deze vreugde geeft.

6. In Lucas 21:36 worden we opgeroepen te waken en te bidden om aan deze vreselijke dingen te ontkomen.

7. In 2 Tessalonicenzen 2:6-8 lezen we dat de komst van de antichrist tegengehouden wordt. Uit de samenhang blijkt duidelijk dat Paulus het hier heeft over de Heilige Geest die door middel van de gemeente op aarde werkt en woont. Wanneer de gemeente opgenomen zal worden, dan wordt daarmee ook de tempel van de Heilige Geest van de aarde weggenomen en zal de antichrist alle ruimte krijgen om zich te openbaring. Dan is het zout der aarde weg en zal het verderf toeslaan, dan is het licht der wereld weggenomen en zal de vorst der duisternis zich openbaren.

8. We lezen in Zacharia 14:4-5 en Kolossenzen 3:4 dat de Here Jezus aan het einde van de grote verdrukking met al zijn heiligen op aarde terug zal komen. Dit kan alleen wanneer we vóór de grote verdrukking opgenomen zijn, zodat we ook weer met Hem terug zullen keren.

9. Vóór de opwekking van de martelaren uit de grote verdrukking lezen we al over de tronen in de hemel waar de heiligen op zitten om te oordelen (Openbaring 20:4a). In 1 Korintiërs 6:2-3 lezen we dat de heiligen de wereld zullen oordelen. Dit vindt dus ook al plaats vóór de opwekking van deze martelaren!

 

 

Openbaring hoofdstuk 4 ; de troonsheerlijkheid van God

 

Pasteltekening van John Astria

 

 

10. De opname van de gemeente wordt verschillende keren in verband gebracht met de tijd van Lot in Sodom en Noach. Zowel Lot als Noach werden eerst in veiligheid gebracht voordat het oordeel losbrak. Zo zal de gemeente ook eerst geëvacueerd worden, voordat de grote verdrukking losbarst. Zo werd ook Henoch weggenomen voordat de Here de aarde oordeelde.

11. De roeping en uitverkiezing van de gemeente is een geheimenis (Efeziërs 3:3-10) een ‘tussentijd’ in Gods plan met de wereld. Deze tussentijd eindigt met het geheimenis van de opname van de gemeente, waarna de Here God de draad met Zijn verbondsvolk Israël opneemt en voleindigt.

12. De grote verdrukking wordt ook wel ‘een tijd van benauwdheid voor Jakob’ genoemd (Jeremia 30:4-7). Een periode die God bepaald heeft om Zijn volk Israël tot bekering en wedergeboorte te leiden. Uit deze ‘geboorteweeën’ zal Israël als een nieuw volk tevoorschijn komen.

13. In Daniël 9:27 wordt de zevenjarige grote verdrukking beschreven als de laatste jaarweek die de Here God over Zijn verbondsvolk Israël bepaald heeft. Deze week zal uiteindelijk leiden tot het afsluiten van de zonde en het brengen van eeuwige gerechtigheid voor Israël (vers 24). Zo moeten we Gods plan met Zijn verbondsvolk Israël niet verwarren met Zijn plan met de gemeente en afstand nemen van de wijdverbreide vervangingsleer, waarin Israël plaats moet maken voor de kerk.

14. Het valt op dat geen enkel gedeelte uit de Bijbel de gemeente voorbereidt of waarschuwt voor de grote verdrukking. Hieruit blijkt dat de grote verdrukking niet voor de gemeente bedoeld is.

15. Zolang de gemeente bestaat, wordt de gemeente verdrukt (‘In de wereld leidt gij verdrukking…’ Johannes 16:33). Vooral in de eerste drie eeuwen werd de gemeente heftig vervolgd, maar ook nu. Denk maar aan de christenen in moslimlanden en de vele christenen die nu door ISIS verdreven en vermoord worden. Ook in Noord-Korea worden de christenen vreselijk behandeld. Voor de vervolgde christenen is de gedachte dat de gemeente door de grote verdrukking moet gaan onbegrijpelijk!

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

Het raadsel van Simson in Richteren: 14

Standaard

categorie: religie

 

 

 

bijbel_open

.

 

Rechters, ook wel Richteren genoemd, is het zevende boek van zowel de joodse Bijbel als de christelijke Bijbel. Het boek vertelt over een aantal Israëlitische rechters die in Israël optraden na de aankomst van de Israëlieten in Kanaän. Deze rechters traden op als leiders en militaire bevelvoerders.

 

In de Hebreeuwse Bijbel valt het boek onder de Profeten. In de christelijke Bijbel maakt het boek deel uit van het Oude Testament en wordt het tot de historische boeken gerekend. De naam ontleent het boek aan het onderwerp. Het behandelt de geschiedenis van het Hebreeuwse volk tijdens de periode van de mensen die de titel “rechter” droegen. Hoewel deze rechters zich ook bezighielden met rechtspraak, heeft het boek vooral aandacht voor hun optreden als militaire leiders die het volk aanvoerden in de strijd tegen onderdrukkers en vijanden.

 

De in het boek Rechters beschreven gebeurtenissen vinden plaats tussen de in Jozua beschreven verovering van Kanaän en het optreden van Samuel, dus ergens in de tweede helft van het 2e milenium voor Christus. Het is Samuel die aan het eind van zijn leven het koningschap instelt. Volgens de Joodse traditie is Samuel ook de auteur van Rechters. Vanaf de instelling van het koningschap spelen rechters geen rol van betekenis meer in de Bijbel en wordt hun rol overgenomen door koningen enerzijds en profeten anderzijds.

 

.

Het raadsel van Simson

.

 

richteren-simson-en-het-raadsel-20-bijbelplaten-voor-het-digibord-kleuteridee-nl-bijbelles-voor-kleuters

.

1Op een keer kwam Simson in Timna en ontmoette daar een Filistijns meisje.
2Hij ging naar huis en zei tegen zijn ouders dat hij met dat meisje wilde trouwen.
3Maar zijn ouders hadden bezwaar tegen dat huwelijk. ‘Waarom trouw je niet met een meisje uit ons eigen volk?’ zeiden ze. ‘Waarom kies je juist een meisje van die heidense en onbesneden Filistijnen? Is er bij het volk Israël niet één meisje met wie je zou willen trouwen?’ Maar Simson zei tegen zijn vader: ‘Ik wil niemand anders dan haar. Ga haar voor mij halen.’
4Zijn ouders wisten echter niet dat de Heredit zo had geleid, want Hij zocht een gelegenheid om iets tegen de Filistijnen te doen, die in die tijd Israël bezet hielden.
5Toen Simson met zijn ouders naar Timna reisde, werd hij bij de wijngaarden aan de rand van de stad aangevallen door een jonge leeuw die brullend op hem afsprong.
6Op dat moment kwam de Geest van deHere over hem en aangezien hij geen wapen bij zich had, greep hij de leeuw bij zijn kaken en scheurde hem in tweeën alsof het een bokje was! Maar hij vertelde het niet aan zijn ouders.
7Nadat hij in Timna was aangekomen, ging hij met het meisje praten en hij mocht haar graag, daarom werden de voorbereidingen voor een huwelijk getroffen.
8Na enige tijd ging hij terug voor de bruiloft. Onderweg keek hij nog even bij de dode leeuw. Er bleek een bijenzwerm in het kadaver te zitten en er was ook honing.
9Hij nam wat honing en liep al etend verder. Hij gaf ook wat aan zijn ouders, maar vertelde hun niet waar het vandaan kwam.
10-11Terwijl zijn vader bezig was met de laatste voorbereidingen voor het huwelijk, gaf Simson een groot feest voor dertig jongemannen uit de stad, zoals in die tijd gebruikelijk was.
12Toen Simson vroeg of zij een raadsel wilden horen, waren zij daar best voor te vinden. ‘Als jullie mijn raadsel kunnen oplossen binnen de zeven dagen van het bruiloftsfeest,’ zei hij, ‘dan zal ik jullie dertig stel bovenkleren en onderkleren geven.
13Maar als jullie de oplossing niet weten, moeten jullie al die kleren aan mij geven!’ ‘Goed,’ zeiden de anderen. ‘Vertel het raadsel maar.’
14En dit was zijn raadsel: ‘Voedsel kwam uit de eter en zoetigheid uit de sterke!’
Drie dagen later hadden ze nog steeds de oplossing niet gevonden.
15Op de vierde dag zeiden ze tegen zijn jonge vrouw: ‘Probeer het antwoord van je man los te krijgen, anders zullen we je vaders huis met jou erin platbranden! Heb je ons soms op dit feest uitgenodigd om ons arm te maken?’
16Toen barstte Simsons vrouw in tranen uit en verweet haar man: ‘Je houdt helemaal niet van me, je geeft niets om me. Want je hebt mijn volk een raadsel opgegeven en mij de oplossing niet eens verteld!’ ‘Ik heb het zelfs niet aan mijn ouders verteld, waarom dan wel aan jou?’ antwoordde hij.
17Maar steeds als zij bij hem was, huilde ze en dat hield ze de rest van het bruiloftsfeest vol. Ten slotte, op de zevende dag, vertelde hij haar het antwoord en zij verklapte het onmiddellijk aan de jongemannen. 18Toen, op de zevende dag, voor het donker werd, vertelden de jongemannen Simson het antwoord. Ze zeiden: ‘Wat is zoeter dan honing, en wie is sterker dan een leeuw?’ Maar Simson antwoordde boos: ‘Jullie hebben mijn vrouw uitgehoord, anders hadden jullie het antwoord nooit kunnen weten!’
19Toen kwam de Geest van de Here over hem. Hij ging naar de stad Askelon, doodde daar dertig mannen en nam hun kleren. Die gaf hij de jongemannen die het antwoord hadden gegeven. Woedend ging hij naar zijn ouders terug en bleef bij hen wonen.
20Zijn vrouw werd toen uitgehuwelijkt aan de man die bij het huwelijk ceremoniemeester was geweest.
.

 

 

SPIJZE GING UIT VAN DE ETER, EN ZOETIGHEID VAN DE STERKE : Richteren 14:14

.

In dit hoofdstuk willen wij nadenken over de bijzondere gevolgen van Christus’ overwinning over de macht van de boze, die nog steeds rondgaat in deze wereld als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden.

.

.

Sterker dan de leeuw

.

De geschiedenis van Simson’s huwelijk en raadsel leert ons iets over de zegenrijke gevolgen van Christus’ overwinning over de macht van de tegenstander, die volgens Petrus immers rondgaat ‘als een brullende leeuw, op zoek wie hij zou kunnen verslinden’ (1 Petr. 5:8). De verslagen en gedode leeuw is een beeld van de duivel, die in Christus zijn Meerdere heeft ontmoet. De duivel is een ‘eter’, voortdurend op zoek naar een prooi.

Hij is ook de ‘sterke’, die zijn domein bewaakt en die alleen overwonnen kan worden door Iemand die sterker is dan hij. Deze beide kwalificaties gebruikte Simson in zijn raadsel met betrekking tot de leeuw die hij had gedood in de wijnbergen van Timna. De geestelijke betekenis van Simson’s woorden is voor ons niet moeilijk te raden. Wij weten wie de ‘eter’ heeft overwonnen.

 

.

 Simson, verliezer of winnaar?

.

Christus is de Sterkere, die de sterke eter niet slechts heeft gebonden, maar hem ook de doodssteek heeft gegeven (vgl. Matt. 12:29). Eigenlijk is deze laatste uitdrukking niet helemaal correct. Simson had totaal geen wapen bij zich om de leeuw te doden. David had dit vermoedelijk wel toen hij de kudde van zijn vader hoedde en zowel leeuw als beer versloeg, 1 Sam. 17:34-35.

Simson behaalde de overwinning met blote handen. De Geest des Heren greep hem aan, zodat hij de leeuw die hem brullend tegemoet kwam met zijn eigen handen uiteenscheurde, zoals men een bokje uiteenscheurt (14:5-6).

Zo is het ook met de overwinning die Christus op de satan heeft behaald. Christus trad hem tegemoet in de kracht en de waardigheid die Hij persoonlijk bezat, zonder verdere menselijke hulpmiddelen. Hij streed de strijd geheel alléén en geen mens stond Hem terzijde. Hij behaalde echter (eveneens door de kracht van Gods Geest) een plotselinge en definitieve overwinning over de boze, wiens macht nu voorgoed verbroken is.

 

.

Drie belangrijke lessen

.

Ik denk dat dit de voornaamste typologische les is van dit gedeelte, en het is nodig die eerst goed tot ons te laten doordringen. Natuurlijk rijzen er dan ook vragen, omdat Satan nog steeds de overste van deze wereld is en nog steeds rondgaat als een brullende leeuw, maar die zijn van secundair belang. Wij moeten eerst onder de indruk komen van de geweldige en definitieve overwinning die Christus heeft behaald op Zijn tegenstander.

 

.

Het oordeel van Christus op zijn witte troon

Het oordeel van Christus op zijn witte troon

 

Pasteltekening van John Astria

 

 

Het lijkt erop dat de Schrift ons hier wil leren wat :

.

(1) de kern is van het conflict,

(2) wat de definitieve afloop ervan is,

(3) en ook welke zegenrijke gevolgen Christus’ overwinning tot gevolg heeft gehad voor de Zijnen.

(1) Christus was de Rechter en de Verlosser van Zijn volk, de Nazireeër die van Zijn moederschoot af volkomen aan God was toegewijd. Hij kwam oog in oog te staan met Zijn gewelddadige tegenstander die Hem naar het leven stond. Dit begon al bij de verzoeking in de woestijn, toen de duivel Hem probeerde te verleiden maar na verloop van tijd van Hem moest wijken. Christus behaalde de overwinning geheel alleen, doordat Hij streed in Gods kracht. Hij bezat geen menselijke wapens. Zijn enige wapen was het ‘zwaard’ van het Woord van God.

(2) Daarop volgden de jaren van het dienstwerk van de Heer, waarin Hij door Zijn macht telkens weer de ‘sterke’, d.i. de satan, bond en zijn huis beroofde. Dit aspect blijft hier in de geschiedenis van Simson helemaal buiten beschouwing. We vinden hier zoals gezegd alleen de definitieve afloop van de confrontatie tussen de Heer en de vijand van de zielen.

Christus behaalde de totale overwinning op Zijn tegenstander op het kruis van Golgotha. Zoals de Hebreeënbrief het zegt: Christus is Mens geworden en Hij heeft aan bloed en vlees deelgenomen, ‘opdat Hij door de dood te niet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, en allen zou verlossen die uit vrees voor de dood hun hele leven door aan slavernij onderworpen waren’ (Hebr. 2:14-15).

Hier gebruikte Hij evenmin een menselijk wapen. Hij overwon Zijn tegenstander ‘door de dood’, namelijk door binnen te dringen in het laatste bolwerk van de vijand en hem zijn macht te ontnemen. Deze overwinning is definitief en absoluut, zoals diverse plaatsen in het Nieuwe Testament ons verzekeren (Joh. 12:31; 14:30; 16:11; Kol. 2:14-15).

(3) Deze overwinning heeft in deze tijd echter alleen zegenrijke gevolgen voor degenen die geloven. Dat betekent ook een groot spanningsveld. Want enerzijds is de duivel een verslagen vijand, maar anderzijds gaat hij nog steeds rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden. Zijn nederlaag staat vast, maar de uitvoering van het vonnis wacht tot het begin van het Vrederijk.

Aan het begin daarvan zal hij gebonden en in de afgrond worden geworpen, en aan het einde van de duizend jaren zal hij in de poel van vuur en zwavel worden geworpen (Openb. 20:2,10). Daarom is de spijze die uitgaat van de eter, en de zoetigheid die voortkomt uit de sterke, nog niet voor iedereen beschikbaar.

De hele schepping deelt nog niet in de heerlijke gevolgen van de triomf die Christus heeft behaald op Golgotha; dat gebeurt pas bij Zijn wederkomst. Maar ondertussen delen zij die met Hem zijn verbonden wel in de zoete en zegenrijke resultaten van Zijn werk. Zij proeven van de honing die uitgaat van de sterke, zoals Simson zelf al etende verder ging en ook zijn vader en moeder te eten gaf van de honing uit het lichaam van de dode leeuw (14:9).

Alleen de familie van de Overwinnaar deelt op dit moment in de zege. Wij die Hem kennen en toebehoren, die het Woord van God horen en doen, zijn nu Zijn verwanten. Aanvankelijk bestond deze familie alleen uit gelovigen uit Israël, maar later zijn de gelovigen uit de volken er bijgevoegd.

Het geheim van Christus’ kruis en opstanding blijft voor de meeste mensen een groot geheim, zoals ook geïllustreerd wordt in dit verhaal. Zelfs Simson’s ouders, zijn naaste familieleden, wisten niet wat de oorsprong was van de honing die hun zoon hun te eten gaf. Zo is de blijde boodschap van het Evangelie nu nog een verborgenheid voor het Joodse volk, doordat er een bedekking over hun hart ligt (Rom. 11:8; 2 Kor. 3:15).

Voor Filistijnen, de wereldlingen, is het helemaal een raadsel. Het woord van het kruis is zelfs dwaasheid voor hen die verloren gaan (1 Kor. 1:18). Zij begrijpen er helemaal niets van

1: dat het heil alléén te vinden is in Christus, de Gekruisigde;

2: dat Hij door Zijn lijden en sterven en door Zijn glorieuze opstanding uit de dood alle vijandige machten voorgoed heeft tenietgedaan;

3: dat de Zijnen delen in de zoete vruchten van Zijn werk.

Al die dingen zijn een zaak van geloof in Gods Woord, geloof in het volbrachte werk van Christus, en ook in God die Hem uit de doden heeft opgewekt. Anders blijft het allemaal een verborgenheid, een geheim, een raadsel dat niemand kan oplossen, in drie dagen niet en ook in zeven dagen niet (14:14-15).

Alleen via een omweg kwamen de Filistijnen, de vijanden van Gods volk, hier aan de oplossing van het raadsel. Zij presten Simson’s vrouw om het hun mee te delen, maar dit betekende ook het einde van het feest. Het luidde hun eigen ondergang in. Met ons die geloven is het heel anders gesteld. Gods geheimen blijven voor ons géén verborgenheid.

 

De strijd tussen Israel en de Filistijnen in de tijd van de Richteren vond altijd plaats in de vlakte tussen de kust en het bergland van Judea

De strijd tussen Israël en de Filistijnen in de tijd van de Richteren vond altijd plaats in de vlakte tussen de kust en het bergland van Judea

 

Het is de Heilige Geest Zelf die in ons woont, die ze verklaart en die ons inwijdt in de raadselen van Gods wijsheid (1 Kor. 2:6vv.). Daardoor kunnen wij het de Overwinnaar nazeggen: ‘Wat is zoeter dan honing, wat is sterker dan een leeuw?’ Met andere woorden: niets is te vergelijken met de heerlijke gevolgen van het werk van Christus, die de sterke vijand heeft verslagen.

Christus’ liefde was sterker dan de dood. Hij heeft hem die de macht over de dood had tenietgedaan. Wij zijn nu verlost en bevrijd. Wij genieten voedsel, vrede, vrijheid, eeuwig leven. De honing was één van de zegeningen van het beloofde land (Deut. 8:7-9).

Het land Kanaän is een beeld van de hemelse gewesten met hun rijkdom van zegen voor de christen (Ef. 1:3). Christus’ overwinning op het kruis van Golgotha stelt ons in het bezit van alle hemelse zegeningen. De ‘honing’ verlicht onze ogen, ons hart, ons verstand, totdat wij met de Overwinnaar in heerlijkheid zullen worden geopenbaard en het geheim van Zijn overwinning voor aller oog zal worden onthuld.

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

John Astria

Openbaring les 4: Wat is een nieuwe hemel en nieuwe aarde?

Standaard

Categorie: religie

 

 

ACHTERGROND

 

Gelovigen zijn “allen die Zijn verschijning hebben liefgehad” (2 Tim.4:8). Het is niet logisch dat iemand zou beweren Jezus lief te hebben en daarbij niet zou verlangen naar Zijn terugkeer. Daarom is het eind van het boek Openbaring net zo bemoedigend. Gelovigen zijn, zowel in de tijd van Johannes als vandaag de dag, voorbestemd om voor eeuwig met Hem te leven en de verwachting van die gemeenschap met Hem zou hun grootste vreugde moeten zijn. De Gemeente zal nooit bevredigd zijn totdat ze “zonder smet of rimpel of iets dergelijks, heilig en smetteloos” voor God zal staan (Ef.5:27). Tegelijkertijd staat er een andere realiteit te wachten voor degenen die niet verlost zijn. Hun komende eeuwige toestand is net zo echt als die van de verloste mensen. Om die reden geeft Jezus nog een laatste uitnodiging tot berouw in inkeer voor Hij Zijn openbaring doorheen de apostel Johannes afsluit.

 

 

Openbaring hoofdstuk 21: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde

 

Pasteltekening van John Astria

 

 

De nieuwe hemel en de nieuwe aarde (Openbaring 21:1-8)

 

Bij het openen van het 21ste hoofdstuk zijn alle zondaren uit alle tijden, en satan en zijn demonen, veroordeeld tot de poel van vuur (20:10-15). Nadat God alle goddeloze mensen en engelen verbannen heeft en het huidige universum vernietigd is (20:11), zal God een nieuwe plaats scheppen waar de verlosten en de heilige engelen voor eeuwig kunnen wonen. De openbaring van Christus aan de apostel Johannes is een beschrijving van deze woonplaats. Dat op een dag alles nieuw zal worden gemaakt is om verschillende redenen een bemoedigende boodschap van zekerheid aan de gelovigen, zowel uit de tijd van Johannes als die van vandaag de dag.

Ten eerste zullen gelovigen geroepen worden om met Christus in een glorieuze plaats te wonen. Dit zal een gloednieuwe, nooit eerder geziene weergave zijn van Gods kracht. God schiep de aarde oorspronkelijk als een geschikte woonplaats voor de mensheid. De ingang van de zonde besmette echter de aarde en het universum waardoor God deze uiteindelijk zal vernietigen (20:11). Omdat door dit oordeel de eerste hemel en de eerste aarde heen zullen gaan, moet God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde scheppen. Binnen in deze nieuwe schepping zal er een centrale plaats of hoofdstad zijn.

Deze zal het nieuwe Jeruzalem genoemd worden en zal heel anders zijn dan het Jeruzalem dat Johannes of wijzelf kennen. Het oude Jeruzalem, dat toen Johannes dit visioen kreeg al 25 jaar in puin lag, is ook bevlekt met zonde en maakt daardoor deel uit van de oude schepping. De nieuwe plaats zal een heilige stad zijn voor God, omdat iedereen die er zal wonen heilig zal zijn (20:6). Wanneer God deze nieuwe hemel en nieuwe aarde zal maken zal het nieuwe Jeruzalem uit het heilig universum neerdalen (21:10) en dienen als de eeuwige woonplaats voor alle verlosten. Dat zulk een plaats zal dienen als een huis voor de verlosten, blijkt uit de beschrijving die Johannes geeft over het nieuwe Jeruzalem als zijnde “een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is” (21:2).

Johannes zag een bruid die voor haar man sierlijk is gemaakt, omdat het tijd was voor de voltooiing van alle dingen. Tegen deze tijd zal de Gemeente bewaard zijn in een waar geloof en zij die God vrezen, zich bekeerd hebben van hun zonden en hem in dit leven trouw hebben gevolgd, zullen het voorrecht genieten om voor eeuwig met Hem te mogen leven in het komend leven. Wanneer er een einde zal zijn gekomen aan alle aardse dingen, zal de inleiding van de hemel verwelkomd worden met Gods Gemeente die voor Hem gepresenteerd wordt als een mooie bruid die gereserveerd is voor haar echtgenoot.

In deze nieuwe schepping zal de “de tent (tabernakel) van God” bij de mensen zijn “en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn” (21:3). Dit zal in de verlossingsgeschiedenis een nooit eerder geziene demonstratie zijn van Gods glorieuze aanwezigheid bij Zijn volk. God zal letterlijk Zijn tent opzetten onder het volk. Hij zal niet langer transcendent, op verre afstand van hun wonen. Hier zal de gelovige genieten van volmaakte gemeenschap met God. De onvolmaakte, door zonde gehinderde gemeenschap die gelovigen nu in dit leven hebben met God (1 Joh.1:3) zal dan volkomen, volledig en onbegrensd zijn in de hemel. Daar zullen ze de majesteit van Gods buitengewone bestaan zien en kennen, terwijl ze hun Schepper volmaakt zullen aanbidden.

Gelovigen zouden ook bemoedigd moeten zijn omdat dat de hemel (de nieuwe schepping) dramatisch anders zal zijn dan deze huidige wereld. Dit wordt duidelijk in de omschrijvingen van Johannes. Daar in de hemel zullen de gelovigen ervaren dat God “alle tranen van hun ogen” zal afwissen (21:4). Omdat er “geen verdoemenis” is “voor hen die in Christus Jezus zijn” (Rom.8:1) zal er niets zijn om spijt van te hebben – geen rouw, geen jammerklacht en geen moeite. Hierom zullen zij die bij God wonen niet één traan meer laten in de hemel. De dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn” (21:4). De grootste vloek in het menselijk bestaan zal er niet meer zijn! “De dood is verslonden” beloofde Paulus (1 Kor.15:54).

Zowel satan, die de macht had over de dood (Heb.2:14) als de dood zelf, zullen in de poel van vuur geworpen worden (20:10, 14). Deze volmaakte heiligheid en afwezigheid van zonde die de hemel zullen kenmerken, vertalen zich in een wereld die vrij is van alle pijn, verdriet en gejammer. Al deze veranderingen die de nieuwe hemel en nieuwe aarde zullen kenmerken, geven aan dat “de eerste dingen zijn voorbijgegaan” (21:4). De oude menselijke ervaring die betrekking heeft op de gevallen schepping is voor eeuwig voorbij samen met alle rouw, leed, verdriet, ziekte, pijn en dood die de zondeval kenmerkte. Christus zal in die dagen wonderbaarlijk “alle dingen nieuw” maken (21:5).

 

 

De inwoners van de nieuwe hemel

en de nieuwe aarde (Openbaring 21:6-8; 22-27)

 

De gehele geschiedenis is gegroeid naar dat goddelijk moment waarin alles nieuw wordt gemaakt. Bij haar voltooiing zal alles volbracht zijn. Daarom zei de majestueuze stem van Degene die op de troon in de hemel zit tegen Johannes: “Het is geschied” (21:6). God begon de geschiedenis en Hij zal die voleindigen en alles ervan verloopt volgens Zijn plan. Zij die zullen wonen in de nieuwe hemel en nieuwe aarde worden met twee zinnen hier in hoofdstuk 21 beschreven. Als eerste wordt een inwoner van de hemel omschreven als iemand die “dorst heeft” (21:6). Zij zullen “hongeren en dorsten naar de gerechtigheid” (Matt.5:6).

De belofte aan de oprechte zoeker is dat zijn dorst bevredigd zal worden. God zal “voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens” (21:6). Doorheen de Bijbel symboliseert dit water het eeuwige leven (Joh.4:34-14; 7:37-38; Op.22:17). Zij die dorsten en oprecht zoeken naar verlossing zijn degenen die het zullen ontvangen en de eeuwige hemelse gelukzaligheid zullen genieten.

Ten tweede behoort de hemel ook aan “wie overwint” (21:7). Deze overwinnaars zullen zij zijn die gedurende dit leven trouw hun reddend geloof in de Here Jezus Christus hebben versterkt. Overwinnend en volhard in het geloof zullen deze personen “alles beërven” (21:7). Zij zullen “een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkbare erfenis, die in de hemelen bewaard wordt” ontvangen (1 Pet.1:4).

Ze zullen in de gelukzaligheid van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde voor altijd genieten van een volmaakte ziel (Heb.12:23) en volmaakt lichaam (20:6; Rom.8:23; 1 Kor.15:34-44; 2 Kor.5:2; Fil.3:21). Maar het meest geweldige voor degene die overwinnen en dorsten naar rechtvaardigheid is Gods belofte: “Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn” (21:7). Ondanks dat de gelovige in dit leven al het voorrecht geniet om geadopteerd te zijn als Gods zoon, zal het pas bij het binnengaan van de hemel de volledige werkelijkheid van deze adoptie ervaren (Joh.1:12; Rom.8:14-17; 2 Kor.6:18; Gal.4:5; Ef.1:5).

Zij die het eeuwig geluk zal ontzegd worden, worden omschreven als “de lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, ontuchtplegers, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars” (21:8). Degenen wiens leven gekenmerkt wordt door zulke dingen geven blijk dat zij niet gered zijn en nooit de hemelse stad zullen betreden. ”Hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit is de tweede dood” (21:8). In contrast met de eeuwige gelukzaligheid van de rechtvaardigen in de hemel zullen de zondaars voor eeuwig gekweld worden in de hel. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde staan enkel gelovigen te wachten, terwijl de uiteindelijke hel al de verrezen ongelovigen te wachten staat. Daarom bepalen de tegenwoordige keuzes van mannen en vrouwen in welke plaats ze voor eeuwig zullen leven.

 

 

De glorie van het nieuwe Jeruzalem (Openbaring 21:22-27)

 

Eenmaal in de nieuwe hemel en aarde zullen de verlosten onmiddellijk met glorieus ontzag staan in de nieuwe stad Jeruzalem. Daarbinnen in de stad zal er “geen tempel” zijn, want “de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam” (21:22). De goddelijke aanwezigheid zal de gehele nieuwe hemel doordringen en nergens begrensd zijn tot één plaats. Daarom zullen gelovigen nooit naar een ander huis moeten gaan om te bidden. Tot in de eeuwigheid zullen gelovigen voortdurend in de aanwezigheid van God zijn. Nooit zal er een moment zijn dat ze niet in de volmaakte heilige aanwezigheid van “de almachtige God en het Lam” leven (21:22). Het leven van de gelovigen zal louter bestaan uit aanbidding van God.

Al deze aanbidding zal in Gods glorie gebeuren. Anders dan deze aarde, die volledig afhankelijk is van de zon en de maan, zal de nieuwe hemel en nieuwe aarde niet afhankelijk zijn van zulk licht. De zon en de maan zullen niet nodig zijn om licht te voorzien, “want de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp” (21:23). Onder zulk licht zullen alle gelovigen uit elke taal, stam en natie samengebracht worden – zowel Joden als heidenen (21:24). Al de verlosten zullen verenigd worden als Gods volk waarbij eenieder gelijkwaardig is in de eeuwige hoofdstad.

Zulk een gelijkwaardigheid onder de verlosten zal ook ervaren worden in complete veiligheid. Er zal in de eeuwigheid geen nacht meer zijn en de poorten van Jeruzalem zullen nooit meer gesloten moeten worden (21:25). Het zal een plaats van rust, veiligheid en verfrissing zijn waar Gods volk zal “rusten van hun inspanningen” (14:13). Ook zal alles in de hemel heilig zijn. Er zal in het nieuwe Jeruzalem dus niets onrein zijn en “ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens” (21:27). De enigen die daar zullen verblijven zijn degenen wiens naam in het boek des levens geschreven staan.

 

 

Openbaring hoofdstuk 22: de Alfa en de Omega

 

Pasteltekening van John Astria

 

 

 

De laatste uitnodiging (Openbaring 22:12-17)

 

De hemel zal slechts een selecte groep mensen huisvesten. Enkel de verlosten zullen dit beërven en voor eeuwig met God regeren. En omdat Christus geduldig is en niet wil dat er niemand verloren gaat (2 Pet.3:9) verlangt Hij ernaar om de ongelovigen hier in de verzen 12-17 nog een laatste oproep tot berouw en inkeer te geven. De volledige canon van de Bijbel eindigt daarom op dit punt met een dringende oproep voor zondaren om tot Jezus Christus te komen en voor het te laat is de vrije gift van eeuwig leven te ontvangen. Want Christus komt spoedig (22:12) en wanneer Hij komt zal het zijn als een dief in de nacht (2Pet. 3:10). Voor de verlosten is dit een grote bemoediging. “De Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde” zal komen met beloningen in Zijn hand “om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn” (22:12-13).

Iedere gelovige zal door trouw aan Christus eeuwige beloningen ontvangen. De beloningen waar de gelovigen van zullen mogen genieten in de hemel, bestaan uit de mogelijkheden om God te dienen. Dus hoe groter hun trouw is geweest in dit leven, hoe meer mogelijkheden ze zullen krijgen om God in de hemel te dienen (cf. Matt.25:14-30). Wat een vreugdevolle gelegenheid zal dat zijn. De verlosten zullen voor eeuwig gezegend worden en een volledige en voor altijddurende toegang hebben tot God. Wanneer ze door de poorten van het nieuwe Jeruzalem willen gaan, zullen ze dat eender wanneer kunnen doen en wanneer ze van de boom des levens willen nemen zullen ze dat dus kunnen doen wanneer ze maar willen (22:14).

Al deze personen zullen op zulk een wijze gezegend worden, omdat God hun gehoorzaam tot aan het eind heeft bevonden, gewassen en gereinigd door het bloed van Christus (1:5; 5:9; 7:14). Dat zulk een glorieuze toestand staat te wachten op de terugkeer van Christus is de reden waarom de Geest en de bruid (de Gemeente) zeggen, “Kom!” (22:17). Beiden zien ze uit naar de terugkeer van Christus om de verlosten te verzamelen. De Gemeente wordt vermoeid door de strijd tegen zonde en verlangt er, samen met de Geest, naar om Jezus Christus verheerlijkt, verhoogd en geëerd te zien worden. Zoals men kan zien is de hemel erg exclusief en huisvest ze enkel degenen die gereinigd zijn van hun zonden door geloof in Jezus Christus. Daarentegen zullen alle anderen buiten het nieuwe Jeruzalem in de poel van vuur verblijven (20:15; 21:8). Omdat “wat onrein is” niet de mogelijkheid zal hebben om in te komen zullen “alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam” het voorrecht gegeven worden om het nieuwe Jeruzalem toe te treden (21:27).

De personen die buitengesloten zullen worden beschrijft Christus als honden en worden verder omschreven als “de tovenaars, de ontuchtplegers, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder die de leugen liefheeft en doet” (22:15). Iemand die een van deze zonden liefheeft en herhaaldelijk een van deze zonden doet, koppig eraan vastklampt en Christus’ uitnodiging tot verlossing afslaat, zal in de poel van vuur geworpen worden. Toch laat Christus Zijn schepping niet los. De zin: “Laat hij die het hoort, zeggen: Kom!” nodigt al degenen die de Geest en de bruid horen uit om hen te vergezellen in hun verlangen naar Christus’ terugkeer. Degene die met geloof hoort en vertrouwd is degene die gered zal worden.

Door hun gehoorzaamheid aan het Evangelie zullen zij die zich bekeren samen met de Geest en de bruid, omdat ze verlangen naar Zijn glorie – en hun eigen verlossing van zonden – in een volmaakte heilige omgeving, uitzien naar Christus’ terugkeer. Aan degenen die de oproep van Christus gehoorzamen, dorsten naar vergeving en zich bekeren van hun zonden biedt Christus “voor niets” “het water des levens” aan (22:17). Dit eeuwig leven wordt vrij aangeboden aan al degenen die horen en geloven dat Jezus de prijs voor hun zonden betaalde door Zijn opofferende dood aan het kruis (Rom.3:24).

 

Conclusie

 

Dat Christus spoedig zal terugkeren, is een uiterst zekere waarheid. Ondanks dat “de hemel en de aarde zullen voorbijgaan” zal Gods Woord “beslist niet voorbijgaan” (Luk.21:33). Of de mensen nu wel of niet deze komende realiteit begrijpen en geloven, toch zal ze gaan gebeuren omdat deze woorden “betrouwbaar en waarachtig” zijn (22:6). Voor degenen die Gods geboden bewaren, overwinnen en trouw blijven tot aan het eind ligt er een eeuwige onbeschrijflijke beloning te wachten in de hemel. Anderzijds zullen zij die geen aandacht geven aan Christus’ uitnodiging tot berouw en inkeer buitengesloten worden van het nieuwe Jeruzalem en daardoor dus ook voor eeuwig de aanwezigheid van God missen. Daarom zou iedere gelovige ernaar moeten streven om iedere dag godvruchtig te leven en voortdurend bemoedigd te zijn door Christus’ belofte: “zie, Ik kom spoedig” (22:12).

 

 

BEGELEIDENDE VRAGEN

 

 Wat moest Christus nog doen met betrekking tot de eindtijd?

 

Als de les begint, zullen alle zondaren van alle tijden, als wel satan en zijn demonen, veroordeelt zijn naar de poel van vuur (20:10-15). Na alle goddeloze mensen en engelen verwijderd te hebben en het huidige universum vernietigd (20:11), is alles wat nog gedaan moet worden door God, het maken van een nieuwe plaats voor Zijn kinderen en de heilige engelen om voor eeuwig te wonen. Christus’ openbaring aan de apostel Johannes is een beschrijving van zulk een woonplaats. Deze plaats zal gekend worden als de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

 

 

 Waarom wordt het nieuwe Jeruzalem de heilige stad genoemd?

 

Wanneer God deze nieuwe hemel en de nieuwe aarde maakt, zal een nieuw Jeruzalem in het midden van dat heilige universum neerdalen (21:10) en dienen als een woonplaats voor degene die in alle eeuwigheid verlost zijn. Niet als het oude Jeruzalem van vandaag, die besmet is door zonde als de rest van de wereld, zal die nieuwe Jeruzalem een heilige stad voor God zijn, omdat iedereen die er in leeft heilig zal zijn (20:6). Alles wat schoongewassen is of nieuw gemaakt is, zal toegestaan worden in de nieuwe schepping te blijven. Aangezien niets dat onrein is toegestaan zal worden om binnen te gaan, zal de gehele hemel volmaakt heilig zijn.

 

 

 Wie zal er in de nieuwe hemel en nieuwe aarde mogen wonen?

 

Als God de nieuwe schepping maakt en de huidige schepping tot een einde brengt, zullen alleen degene die trouw op het evangelie gereageerd hebben binnen mogen gaan. Aan het einde van Openbaring verwijst Christus naar deze individuen als degene die dorst hadden en overwonnen hebben. Degene die hun hopeloosheid en verloren toestand apart van Christus realiseren, hongeren naar de rechtvaardigheid die alleen door Hem voorzien wordt, zullen met eeuwig leven gezegend worden. God zal hen vinden met berouw over hun zonden, God vrezende en trouw Hem tijdens dit leven volgende. Omdat ze vol passie verlossing zoeken en bewijzen loyaal aan Gods Zoon te zijn, zullen ze de eeuwige zegen van de hemel ontvangen.

 

 

 Hoe zal de relatie van de gelovige met God in de nieuwe schepping zijn?

 

Het zal een zegen zijn om in de hemel te mogen zijn, omdat gelovigen steeds in de aanwezigheid van God zullen zijn. Er zal geen moment zijn dat ze niet in een volmaakt heilige relatie staan met de “de Heere, de almachtige God, en het Lam” (21:22). De “tent van God” zal “bij de mensen” zijn, “en zij zullen Zijn volk zijn” en Hij zal “hun God zijn” (21:3). God zal letterlijk Zijn tent onder Zijn mensen opzetten; Hij zal niet langer ver weg zijn. Hier zal de gelovige in staat zijn van om volmaakte gemeenschap met God te genieten.

 

 

 Hoe zal de nieuwe hemel en de nieuwe aarde anders zijn van deze huidige aarde?

 

Gelovigen zouden ook bemoedigd moeten zijn door het feit dat de hemel enorm zal verschillen met de huidige wereld. Christus zal in die dagen “alle dingen nieuw” maken (21:5). Hij zal alle tranen afwissen, omdat er niets is waarvoor we bang moeten zijn of spijt van zullen hebben. Alles zal volmaakt gemaakt worden en de wereld zal volledig vrij van zonde zijn. Omdat satan en de dood in de poel van vuur geworpen waren (20:10, 14), zal de wereld vrij van alle pijn, leed en huilen zijn.

 

 

 Wie zal er niet de nieuwe hemel en de nieuwe aarde binnen mogen gaan?

 

Degene die afgewezen worden om van dit heelal van eeuwige blijdschap te genieten, worden hier beschreven als de “lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, ontuchtplegers, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars” (21:8). Hun levens die zo gekenmerkt werden met zulk een herhaaldelijke zonde, geeft bewijs dat ze niet verlost zijn en nooit de hemelse stad zullen binnengaan. Integendeel, “hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit is de tweede dood” (21:8). In tegenstelling tot de eeuwige zaligheid van de gerechtigheid in de hemel, zullen de goddelozen eeuwige kwelling in de hel te verdragen hebben.

 

 

 Hoe zal aanbidding zijn in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde?

 

Omdat ze in Gods aanwezigheid blijven, zal alle aanbidding ook voortdurend gedaan worden in het stralende licht van Gods heerlijkheid. Niet zoals de huidige aarde, zal de nieuwe hemel en de nieuwe aarde geen nood hebben aan licht van de zon en de maan. Zulk een licht zal niet nodig zijn, omdat de heerlijkheid van God het nieuwe Jeruzalem zal verlichten en zijn lamp zal het Lam zijn (21:23). Onder dat licht zullen alle verlosten verenigd zijn als Gods kinderen, waarbij iedereen volledig gelijk is en van volledige rust en veiligheid kan genieten. Daar zullen zij de grote majesteit van Gods wonderlijk wezen zien en kennen, terwijl zij volmaakt aanbidden en hun Maker dienen.

 

 

 Waarom is de komst van Christus bemoedigend voor de gelovige?

 

Voor degene die ware gelovigen zijn is dit bemoedigend. “De Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde,” komt met een beloning in de hand, gereed om “aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn” (22:12-13). Iedere gelovige zal eeuwige beloningen gegeven worden, gebaseerd op hun trouw in het dienen van Christus in hun leven. Zulke individuen zullen op deze manier gezegend worden, omdat God hen gehoorzaam achtte tot het einde, schoongewassen door het bloed van Christus (1:5; 5:9; 7:14).

 

 

 Waarom wilden de Geest en de Bruid Christus verlangend uitnodigen om te komen?

 

Dat zo een glorieuze staat wacht op de komst van Christus, is waarom de Geest als de Bruid (welke de kerk is) roepen, “Kom!” (22:17). Beide verwelkomen de gedachte van Christus’ terugkomst om degene te verzamelen die hun vertrouwen op Hem gesteld hebben. De gemeente wordt moe van de strijd tegen de zonde en verlangd, met de Geest, om Christus verhoogt, verheerlijkt en geëerd te zien.

 

 

 Wat biedt Christus aan degene die zich aansluiten bij de

Geest en de Bruid en wachten op Zijn komst?

 

Aan degene die gehoorzaam zijn aan Christus roeping, dorsten naar vergeving en bekeren van hun zonden, biedt Christus het “het water des levens” aan (22:17). Doorheen de hele Schrift symboliseert het water eeuwig leven (Joh.4:14-34; 7:37-38; Op.22:17). Daarom is degene die in geloof hoort en gelooft, degene die verlost zal zijn. Dit eeuwig leven wordt vrij aangeboden aan degene die hoort en gelooft, omdat Jezus de prijst betaald heeft door Zijn offerdood aan het kruis (Rom. 3:24).

 

 

SAMENVATTING

 

Eens zal onze wereld er niet meer zijn, en de sterren die we ’s nachts zien zullen niet langer aan de hemel staan. Ook de maan niet. Vanwege de zonde zal God deze wereld vernietigen, samen met de hemelen. In plaats daarvan zal God nieuwe hemelen en een nieuwe aarde scheppen. God zal een stad scheppen die het nieuwe Jeruzalem zal heten. God is deze stad voor alle gelovigen aan het voorbereiden, om op een dag er in te leven en er van te genieten. Omdat er niet langer zonde zal zijn, zal er geen gevolgen van zonde meer zijn. Op deze nieuwe aarde zal er geen geween meer zijn, noch dood of pijn. We zullen ons niet langer zorgen hoeven maken dat mensen onze dingen willen stelen of onze familie pijn willen doen. God zal de volmaakte leider zijn van Zijn kinderen. En Gods kinderen zullen volmaakte volgelingen zijn. Maar een ieder die niet voor zijn sterven zijn vertrouwen op Christus stelde, zullen niet de nieuwe hemel en de nieuwe aarde binnengaan, noch het nieuwe Jeruzalem. In plaats daarvan zullen ze voor eeuwig in de poel van vuur gedaan worden.

Er zijn gevolgen voor zonde. Er zijn ook beloningen voor gehoorzaamheid en geloof waarvan gelovigen eens zullen genieten. Vanwege de zonde van Adam, heeft de mensheid geleefd met de gevolgen van Adams zonde. De straf voor die zonde is de dood en eeuwige scheiding van God. Degene die zich niet aan God heeft onderworpen en zijn vertrouwen op Christus gesteld heeft, zullen nooit een kans hebben om hun gedachten te veranderen. Zij zullen voor eeuwig in de hel zijn. Terwijl degene die in het werk van Christus vertrouwd hebben en hun leven aan Hem hebben onderworpen, de wonderbaarlijke zegen zullen hebben van eeuwig bij God in de hemel te zijn. Wanneer gelovigen op een dag het nieuwe Jeruzalem zullen binnengaan om eeuwig bij God te zijn, zal Gods volmaakte plan van verlossing volbracht zijn.

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

Jezus weende ; Johannes 11:34

Standaard

categorie : religie

 

 

 

.

Jezus weende (Johannes 11:34)

.

.

.

jezus-weende

 

.

Slechts twee woorden, maar wel heel bijzondere, omdat ze zijn uitgesproken door onze Heiland. Jezus Christus weende. God Zelf, de Schepper van hemel en aarde, de Almachtige en Allerhoogste weende. Het zal moeilijk zijn een tekst te vinden in Gods Woord waarin onze Heiland zo herkenbaar en ‘dichtbij’ komt als bij het graf van Lazarus. Juist door deze emotie van het huilen is Hij als mens voor ons zo herkenbaar.

Er kunnen verschillende redenen zijn geweest waarom Hij dat deed. Was het omdat Hij zo weinig geloof aantrof bij Maria, Martha en de Joden? Er staat immers ‘Hij werd verbolgen in de geest’. Óf had Hij verdriet omdat Zijn vriend Lazarus gestorven was? Kwam het doordat Hij bepaald werd bij het contrast tussen hoe het bij de schepping oorspronkelijk bedoeld was en wat de mensen er van gemaakt hadden met de verwoestende uitwerking van de dood als climax?

Óf was het omdat Maria en Martha zo verdrietig waren? Misschien waren het tranen, omdat Hij wist dat God de Vader binnenkort zou lijden als Hij, de Zoon, aan het kruis genageld zou worden. Of was hij bedroefd om het ongeloof van de mens in Hem terwijl Hij in hun midden stond? Was Zijn hart daarom diep ontroerd? De liefde zoekt zichzelf immers niet. Misschien was het een combinatie van bovenstaande gedachten.

Hoe dan ook, Jezus weende. We kunnen hier uit leren, dat het hebben van verdriet een bijbels gegeven is. God heeft geen robotten geschapen, maar mensen van vlees en bloed met vele gevoelens. Verdriet en tranen horen er bij in periodes van lijden, daar hoeven we ons niet voor te schamen. Het woord dat gebruikt is voor ‘weende’, betekent zachtjes wenen. Waarschijnlijk huilde de Here Jezus zachtjes, terwijl de tranen over Zijn wangen stroomden.

De Heer weende op aarde met de wenenden. Het vers spreekt van Zijn grote bewogenheid en medeleven met Zijn kinderen die lijden, maar Hij was er ook om te troosten: ‘Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven’, Joh. 11:25. Hij leed mee met Maria en Martha en Hij troostte hen.

De reacties van de omstanders op het huilen van de Heer waren heel uiteenlopend. Er werd gezegd ‘zie hoe lief Hij hem had’, anderen spotten met Hem, Joh.11:36/7. Er is niet veel veranderd in al die jaren. Nog steeds reageren mensen over het algemeen op 2 manieren als ze met Christus geconfronteerd worden, óf ze worden in hun hart geraakt door Zijn liefde óf men bespot Hem.

In Hebreen 4:15 staat ‘Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan meevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen’. Dat gaat over dezelfde Heiland, die nu als Mens in de hemel is en ons kan en wil troosten in ons lijden zoals niemand dat kan. Hij kan in het lijden a.h.w. meehuilen, want Hij begrijpt ons verdriet ten volle, omdat Hij Zelf als Mens geleden heeft.

Hij wil onze pijn verzachten door Zijn Heilige Geest en Hij troost ons ook vandaag nog met de woorden: Ik ben de opstanding en het leven. Lazarus werd opgewekt uit de dood, zó zullen ook onze gestorven geliefden eens lichamelijk worden opgewekt. Wat zal dat een heerlijk moment zijn, als we allen, gestorven en nog levende gelovigen, voor altijd bij de Heer zullen zijn, Hem zullen zien zoals Hij is, zelfs Hem gelijk zullen zijn in Zijn opstandingslichaam en Hem op een volmaakte wijze zullen eren.

 

.

.

 

pijl-omlaag-illustraties_430109

.

.

.

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

.

.

 

JOHN ASTRIA

JOHN ASTRIA

 

 

 

De kruisiging van Christus.

Standaard

categorie : religie

 

 

 

jezus-christus-lam-gods

 

 

 

De dood van Jezus Christus

 

De kruisiging van Jezus Christus en Zijn opstanding zijn de twee belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de mensheid. Waarom dat zo is? Omdat de mensheid door de dood van Jezus een kans heeft gekregen op eeuwige redding.

Alle vier Evangeliën in het Nieuwe Testament spreken over de kruisiging van Jezus Christus. Deze schrijvers geven ons krachtige verslagen over dit oude Romeinse gebruik. Hier volgen enkele hoofdpunten in de tijdbalk van de kruisiging:

 

  • Jezus werd in de hof van Getsemane gearresteerd (Marcus 14:43-52).
  • Jezus werd in drie rechtszaken aangeklaagd; drie voor Joodse leiders en drie voor Romeinse leiders (Johannes 18:12-14, Marcus 14:53-65, Marcus 15:1a, Marcus 15: 1b-5, Lucas 23:6-12, Marcus 15:6-15).
  • Jezus overleefde pijnlijke afranselingen, geselingen en bespottingen (Marcus 15:16-20).
  • Pilatus probeerde met de geestelijke leiders een compromis te sluiten door Jezus te laten geselen, maar dat stelde hen niet tevreden. Pilatus overhandigde Jezus vervolgens om gekruisigd te worden (Marcus 15:6-15).
  • Jezus werd door de soldaten bespot toen zij Hem in een paars gewaad kleedden en een doornen kroon op Zijn hoofd plaatsten (Johannes 19:1-3).
  • Jezus werd gekruisigd op Golgotha, wat “de Plaats van de Schedel” betekent (Marcus 15:22).
  • Het bleef toen drie uur lang donker (Marcus 15:33).
  • Jezus riep uit: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest”, en Hij stierf (Lucas 23:46).

 

 

Schrijver Arthur W. Pitt beschrijft het op de volgende manier:

“Met een bebloede rug, met daarop Zijn kruis in de hitte van wat nu bijna een middagzon was, vervolgde Hij [Jezus] Zijn tocht op de ruwe hellingen van Golgota. Toen hij de aangewezen executieplaats bereikte, werden Zijn handen en voeten aan de boom geslagen.

Drie uur lang hing Hij daar, terwijl de genadeloze zonnestralen insloegen op Zijn hoofd, met daarop de doornen kroon. Dit werd gevolgd door een duisternis die drie uur duurde. Die nacht en die dag waren uren waarin een eeuwigheid werd samengeperst.”

 

De Redder van de wereld kwam te voorschijn uit drie donker uren, waarin Hij van God de Vader werd afgezonderd. Waarom keerde de Vader zich van Hem af? Het ligt niet in de aard van God om de zonde aan te zien. Daarom brak Hij de communicatie met Zijn Zoon af, toen Jezus de schuld van de zonden van de wereld op zich droeg.

 

 

Het helende bloed van Christus

 

Pasteltekening van John Astria

 

 

 

Jezus Christus,  Zijn begrafenis en opstanding

 

Na de kruisiging van Jezus Christus vroeg Jozef van Arimatea Pilatus om het lichaam van Christus. Jozef kreeg toestemming om Jezus te begraven en dus bracht hij een groot stuk linnen, wikkelde het lichaam hierin, legde Jezus in een graf en rolde een grote steen voor de toegang tot het graf. Jezus bevond zich drie dagen lang in het graf.

Na de Sabbat bereidden Maria uit Magdala, Maria (de moeder van Jezus) en Salome olie om Jezus’ lichaam te balsemen. Toen ze bij het graf aankwamen, bleek dat de steen al weggerold was. Ze gingen het graf binnen, waar een engel tegen hen zei: “Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazareth die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: ‘Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.’ (Marcus 16:6-7)

 

 

De verrijzenis

De verrijzenis

 

 

 

Jezus Christus, Zijn eeuwige geschenk

 

Wat heeft de kruisiging van Jezus Christus met jou te maken? God, die precies weet hoe jij in elkaar zit, wist dat jij nooit het zondeloze leven zou kunnen leiden dat noodzakelijk is voor de hemel. Daarom besloot Hij om Zichzelf in jouw plaats op te offeren. Hij deed dit door een mens te worden in de persoon van Jezus Christus, Zijn enige Zoon. Jezus leefde een zondeloos leven op aarde.

God had gezegd dat de dood de straf voor de zonde is. Omdat wij allemaal hebben gezondigd (Romeinen 3:23, 6:23), hebben wij iemand nodig die zonder zonden is om in onze plaats te sterven. Jezus, die zondeloos was, stierf in onze plaats en werd zo de reddende genade voor de hele wereld.

Hij stierf voor jou! Romeinen 5:10: “Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met hem zijn verzoend, worden gered door diens leven!”

 

 

De Bijbel zegt: “Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden…”

 

(Handelingen 16:31). Kerkbezoek of goede werken zullen niet bijdragen aan jouw verlossing. God redt jou, omdat Hij jou genadig is.

 

 

 

3d-gouden-pijl-5271528

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

 

John Astria

John Astria

Waar zijn de doden?

Standaard

Categorie: religie

 

1. Het paradijs

 

Vlak voor zijn sterven vroeg een van de misdadigers die met Jezus gekruisigd werd aan hem: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt’ (Luc.23:42). De man krijgt van Jezus een duidelijk antwoord: ‘Ik beloof je, vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs’  Nog op deze dag, de dag van hun kruisiging, zal het verzoek van de misdadiger ingewilligd worden.

De uitdrukking ‘het paradijs’ doet denken aan Gen.2: 8: maar die aardse hof, die zich ergens in Mesopotamië bevond, is er niet meer. Nu leefde onder de joden de gedachte dat door de overtreding van Adam het paradijs verplaatst was naar een verborgen plek, ver buiten het bereik van mensen. Meestal dacht men dan aan de hemel, soms zelfs aan de derde hemel.

We lezen in het joodse boek 2 Baruch: ‘Ik (God) toonde haar (het hemels Jeruzalem) aan Adam, voordat hij zondigde, maar toen hij het gebod overtreden had, werd zij aan hem onttrokken, evenals het paradijs. En zie, nu blijft zij bij mij bewaard, evenals ook het paradijs.’

Ook Paulus spreekt over dit paradijs en ook hij lokaliseert het in de derde hemel. Dit blijkt uit de beschrijving van de bijzondere ervaring die hij meemaakte en waarvan hij in 2 Kor.12: 2-4 vertelt: ‘Ik weet van een mens in Christus dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel. En ik weet van die persoon dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft’.

Het paradijs als plaats van harmonie en vrede was voor de joden een aanduiding voor de tijdelijke rustplaats, waar de zielen van de rechtvaardigen na hun dood verblijven tot de opstanding der doden.

Tegen deze achtergrond kunnen we stellen dat Jezus de moordenaar die naast hem aan het kruis hing, belooft dat hij direct na zijn dood met Hem naar deze paradijselijke rustplaats mag gaan. En in deze verblijfplaats heeft Paulus door Gods genade een blik mogen werpen.

 

 

Paradijs

 

Pasteltekening van John Astria

 

 

 

2. Het dodenrijk is geen ‘hel’

 

Als verblijfplaats van de goddelozen tussen dood en opstanding noemt het Nieuwe Testament de hades. Het is van belang op te merken dat er verschil is tussen dodenrijk (hades) en hel (gehenna). Het is erg verwarrend dat sommige oudere vertalingen beide woorden met ‘hel’ vertalen. Dit is onjuist en hierdoor ontstaat er verwarring. Hades en gehenna zijn in het Nieuwe Testament als ook in het voorchristelijk jodendom geen synoniemen.

Het Griekse hades is een synoniem van het Hebreeuwse sjeool en kan het beste vertaald worden met ‘dodenrijk’. Het is in het Nieuwe Testament (als ook op vele plaatsen in de voorchristelijke joodse literatuur)  een tijdelijk verblijf, waar de zielen van de goddelozen zich na hun lichamelijke dood bevinden in afwachting van de opstanding van de doden. We zien dit in het Nieuwe Testament het duidelijkst in de gelijkenis van Jezus over de rijke man en de arme Lazarus. ‘Toen hij [de rijke] in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde’ (Luc. 16:23).

De hades staat in nauw verband met de eerste dood, de dood van het lichaam, en heeft een tijdelijke functie. Bij het laatste oordeel geeft zij haar inwoners over om geoordeeld te worden. Zo lezen we in Openbaring 20: 13 ‘De dood en het dodenrijk gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken.’

De gehenna daarentegen is de plaats die beschreven wordt als een ‘poel van vuur’ (Openb. 20: 14) en een ‘vurige oven’ (Mat. 13: 42), waartoe men veroordeeld kan worden aan het einde van de tijd (bv. in Mat.13:40-42). In het boek Openbaring beschrijft de apostel Johannes wanneer dit zal gebeuren, namelijk na de opstanding en het laatste oordeel (Openb.20: 12,15).

Aansluitend bij de moderne vertalingen moeten we concluderen dat het begrip ‘hel’ beperkt dient te worden tot deze gehenna. Uitgaande van de verschillende betekenis van beide woorden kunnen we vervolgens stellen dat de gehenna-hel momenteel nog ‘leeg’ is. Deze definitieve plaats van veroordeling krijgt pas een functie bij en na het laatste oordeel.

 

 

Satan, de tegenstander ,bestemd voor gehenna

 

Pasteltekening van John Astria

 

 

 

3.‘Eeuwige tenten’ en ‘veel woningen’

 

Wanneer Jezus de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester verteld heeft, zegt Hij vervolgens: ‘En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten.’ (Luc.16:9) De woorden ‘wanneer deze u ontvalt’ spreken over het moment van sterven. Sommige handschriften hebben zelfs ‘wanneer jullie sterven.’ Dan zal het er voor hen op aan komen, dat zij worden opgenomen in de eeuwige tenten.

 

 

Wat bedoelt Jezus hier met ‘eeuwige tenten’? 

 

In Johannes 14: 2 zegt Jezus: ‘In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.’

Met de aanduiding ‘het huis van Mijn Vader’ doelde Hij in dit verband op de hemel. Maar wanneer zullen de discipelen die ‘vele woningen’ mogen betrekken? Ook hier helpen geschriften uit de joodse apocalyptiek ons verder. In het Testament van Abraham, een joods geschrift uit de eerste eeuw, zegt God bij de dood van Abraham het volgende: ‘Draag dan mijn vriend Abraham naar het paradijs, waar de tenten  van mijn rechtvaardigen zijn en de woningen  van mijn heiligen, in diens schoot; waar geen moeite is, geen verdriet, geen gezucht, maar vrede en gejubel en leven zonder einde.’ (20: 10-14).

De ‘woningen’ die de heiligen direct na hun dood betrekken worden, evenals de ‘tenten’ van de rechtvaardigen gelokaliseerd in de ‘schoot van Abraham. En Jezus maakt duidelijk dat de ‘woningen’ zich bevinden in het ‘huis van de Vader’, de hemel.

 

 

Schoot van Abraham

 

Het beeld van de ‘boezem’ of ‘schoot’ (deel van het menselijk lichaam) komen we in het NT tegen in het gezegde ‘aanliggen aan iemands boezem’ of ‘in iemands schoot’, d.w.z. aan de maaltijd naast iemand aanliggen. Zo lag de discipel welke Jezus liefhad bij het Avondmaal aan Zijn boezem aan (Joh.13: 23), en lezen we in Luc.16: 22 hoe de arme door de engelen in Abrahams schoot of aan Abrahams boezem werd gedragen, d.w.z. hij mag met Abraham aanliggen aan het feestmaal van de rechtvaardigen. Het is in de eerste eeuw een vaste term geworden voor de plaats van vrede en geluk, waar de rechtvaardigen na hun dood heengaan.

 

 

Intrekken bij de Heer

 

Als Paulus over zijn dood spreekt in Filippenzen 1: 23-24 zegt hij het volgende: ‘van beide zijden word ik gedrongen; ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil’. Sterven is voor Paulus ‘met Christus zijn’. Deze eenheid met Hem beleeft hij nu al, maar hij verwacht dat deze band nog veel intenser zal worden na zijn dood. Daarom zegt hij: sterven en met Christus zijn is vergeleken bij blijven leven op aarde, verreweg het beste.

In 2Kor.5: 8 zegt hij: ‘Wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen.’ Dit leven bij Christus, dat op de dood volgt, noemt Paulus een thuiskomen of ‘intrekken’ bij de Heer. De tegenwoordige tijd ‘wij hebben’ (2Kor.5:1) wijst op de zekerheid dat dit nieuwe bestaan gereed ligt op het moment dat het oude, aardse zal worden afgebroken.

 

 

Een tweefasenstructuur

 

Paulus spreekt zowel over een geborgenheid bij God direct na de dood, als over een latere opstanding van de doden (1Kor.15). De twee lijken temporeel gezien in elkaars verlengde te liggen. Men noemt dit een ‘tweetrapsverwachting.’  Een tijdelijke geborgenheid in de hemel bij Christus, die direct na het sterven ingaat zal gevolgd worden door een opstanding uit de doden aan het einde der tijden. We hoeven hier dus niet te denken aan een ontwikkeling in het denken van Paulus over dit thema, zoals vaak gezegd is.

Ook bij Jezus en de evangelist Lucas vinden we deze tweefasenstructuur. Er wordt enerzijds over de hades, het paradijs en de ‘eeuwige tenten’ gesproken, waar men direct na de dood zal verblijven, en anderzijds over een opstanding uit de doden aan het einde der tijden (Luc.20: 27-40). In de joodse apocalyptiek komen we dezelfde tweetrapsverwachting ook tegen (bv. in 4Ezra en 2Baruch; De Vries, 83-101).

 

 

 

4. Herinnering en herkenning

 

Zijn de gestorvenen tussen dood en opstanding al volmaakt? Zijn zij in die tussentijd bij volle bewustzijn en is hun aardse identiteit herkenbaar?

‘Wanneer de rijke in het dodenrijk zijn ogen opslaat, ziet hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot’ (Luc. 16: 23). Zowel de rijke als Lazarus leven na hun dood voort, de een in een gezegende paradijselijke geborgenheid bij Abraham, de ander in een voorlopig verblijf bestemd voor onrechtvaardigen. Beide zijn gescheiden door een ‘grote kloof’ (vs.26). De gestorvenen blijken elkaar te herkennen (vs.23, ‘ziet hij Abraham en Lazarus’), lichamelijk te functioneren (vs.24, ‘mijn tong verkoele’) en herinneringen te hebben aan het aardse leven (vs.25 en 27). Jezus vertelt een gelijkenis, maar dat betekent niet dat wat Hij hier vertelt geen werkelijkheid is. Gelijkenissen zijn geen fabels, maar reële voorbeelden uit het dagelijks leven met een geestelijke les.

Het duidelijkst echter spreekt het boek Openbaring zich uit over de hemelse situatie van de gelovigen tussen dood en opstanding. In Openbaring 7 mag Johannes een blik werpen in de hemel en mag in een gezicht het moment zien dat een grote schare uit alle volk, stammen en natiën en talen daar staat voor de troon en voor het Lam. De hemelse tolk zegt dan tegen Johannes dat deze mensen uit de grote verdrukking komen en we lezen het volgende in vers 15-17: ‘zij zijn voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij die op de troon gezeten is zal Zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.’

In de eerste plaats merken we op dat er gezegd wordt dat deze mensen uit de grote verdrukking komen; hun aardse identiteit is dus bekend. Verder zien we hier dat er activiteit is in de hemel (‘ze vereren Hem’). Het dienen van God gaat door. Hoewel de genoemde zegeningen sterk overeenkomen met die in het hemels Jeruzalem op de nieuwe aarde (Op.22:1-5) is de hemelse situatie toch een voorlopige. De opstanding van het lichaam en de nieuwe aarde liggen nog in het verschiet.

 

 

Openbaring hoofdstuk 6 : De ruiters van de apocalyps en de martelaren onder de troon van God

 

 

 

5. Voorlopige heerlijkheid

 

Het voorlopige van het hemelse leven tussen dood en opstanding wordt ook benadrukt in Openbaring 6: 9-11 waar we lezen dat Johannes onder het altaar in de hemel ‘zielen’ van mensen ziet. Hij zegt: ‘Ik zag onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren om het Woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met luider stem en zeiden: tot hoe lang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt u ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten’

Johannes spreekt hier over zielen die in de hemel zijn, maar het zijn wel zielen die kunnen roepen en bidden. Ze zijn dus blijkbaar bij hun volle bewustzijn. Ook hebben ze deel aan de zegeningen en de bestaanswijze van het hemelse leven, wat blijkt uit het witte kleed dat ze ontvangen. Maar nergens blijkt tegelijk duidelijker dan hier dat zij nog niet de uiteindelijke volmaaktheid genieten. De zielen vragen hoelang ze nog moeten wachten totdat Gods gerechtigheid op aarde geopenbaard zal worden. Er wordt hen gezegd dat ze nog een korte tijd moeten wachten, namelijk totdat het getal van hun broeders vol zal zijn. Hun hemelse heerlijkheid is voorlopig. Het volmaakte komt pas met de opstanding van het lichaam en de nieuwe aarde.

 

 

 

 

 

 

Openbaring les 3: Gods oordeel aan de witte troon!

Standaard

Categorie: religie

 

Achtergrond

 

Beeld je een wereld in die geregeerd wordt door een volmaakte Heerser die onmiddellijk en vastberaden afrekent met zonden. Wanneer de vloek van de zonde verwijderd is en alles terug naar haar oorspronkelijke zuiverheid als in de tuin van Eden wordt gebracht, zou de wereld gedomineerd worden door rechtvaardigheid en goedheid. Zo een aarde is nog ver te zoeken, maar het is  toch de juiste beschrijving van hoe de aarde er zal uitzien tijdens het komende aardse rijk van Jezus Christus. Gods volk heeft naarstig uitgezien naar deze tijd wanneer Christus zou terugkeren en Zijn vijanden zal verslaan om een aards koninkrijk op te zetten.

Deze verwachting blijft aanhouden omdat Christus’ aardse koninkrijk het hoogtepunt is van Gods verlossingsplan en de verwezenlijking van de hoop die de gelovigen doorheen de eeuwen hebben gekoesterd. De Gemeente wordt opgenomen en naar de hemel geleid, een grote verdrukking van zeven jaar zal de aarde overkomen en alles wat er nog overblijft, is weggelegd om afgehandeld te worden bij het oordeel. In hoofdstuk 20 schrijft Johannes zijn visioen over dit oordeel. Christus, het waardige Lam van God en de Heerser van de aarde, zal Zijn duizendjarig rijk oprichten en rechtvaardig afrekenen met al degenen die zich tegen Hem verzetten.

 

 

Openbaring hoofdstuk 20 ; de eerste opstanding en de tweede dood

Pasteltekening van John Astria

 

 

 

Het binden van de dienaren van satan in het aardse

koninkrijk van Christus (Openbaring 20:1-6)

 

Het eerste waar de Koning aandacht aan zal schenken wanneer hij Zijn koninkrijk opzet is de opsluiting van de verzetsleider. Tegen deze tijd zal God alle menselijke tegenstanders hebben vernietigd (Op.19:11-21) en het beest (antichrist) en de valse profeet zullen in de poel van vuur geworpen worden (19:20). De laatste stap, in de voorbereiding van het koninkrijk, zal het wegnemen van satan en zijn demonische garde zijn zodat Christus kan regeren zonder de tegenstand van bovennatuurlijke vijanden.

God kiest ervoor om satan door een van Zijn engelen te verwijderen van de aarde. Ondanks dat we niet weten wie deze engel zal zijn, kunnen we wel zeggen dat hij grote krachten zal bezitten; “met de sleutel van de afgrond en een grote ketting in zijn hand” (20:1). Doordat hij de sleutel bezit, is hij alleen degene die de macht heeft om deze geschapen plaats van straf te openen en te sluiten. Terwijl hij nederdaalt uit de hemel merkt Johannes op dat hij slechts met één agendapunt is gestuurd: om satan (ook wel de draak, oude slang en de duivel genoemd) te grijpen, te binden en weg te werpen in de afgrond (bodemloze put) voor een periode van duizend jaar. Omwille van zijn verzet tegen Gods Zoon, dat wordt afgebeeld door de verschillende benamingen die hem hier worden gegeven, zou satan gedurende de duizend jaar dat Christus Zijn aardse rijk zal regeren worden gebannen. Gedurende deze tijd zal satan niet in staat zijn om volkeren te misleiden (20:3), wat wil zeggen dat hij op geen enkele manier invloed zal hebben op de wereld.

Met satan, zijn demonische garde en alle God verwerpende zondaren uit de weg geruimd, zal het duizendjarig koninkrijk opgericht worden. De Here Jezus zal in dit koninkrijk natuurlijk de voornaamste Heerser zijn (Luk.1:32; Op.19:16). Toch heeft Jezus beloofd dat Zijn heiligen met Hem zullen regeren (Dan.7:27; Matt.19:28;1 Kor.6:2; 2 Tim.2:12; Op.2:26; 3:21; 5:10). Dat deze belofte vervuld zal worden is duidelijk in de rest van Johannes’ visioen. Johannes ziet Gods volk verheerlijkt worden en beloond en heersend met Christus. Hij “zag tronen”, wat duidt op gezag en Gods uitverkorenen “gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven” (Op.20:4). Genietend van een ondergeschikte heerschappij onder leiding van Christus zullen de heiligen Gods wil volledig tot stand doen komen in ieder aspect van het koninkrijk.

Daarna ziet Johannes de laatste groep gelovigen die samen met Christus zullen regeren in Zijn koninkrijk. In dit visioen ziet Johannes “tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, die het beest en zijn beeld niet hadden aangebeden, die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en  hand” (Op.20:4). Dit zijn de gemartelde gelovigen uit de grote verdrukking (6:9; 7:9-17; 12:11). Tijdens dit rijk zal de antichrist gelovigen tijdens de jaren van verdrukking omwille van verschillende redenen uitroeien:

(1) hun getuigenis van Jezus (19:10)

(2) ze zullen trouw Gods Woord verkondigen (6:9)

(3) ze zullen het beeld en zijn beeld niet vereren en ze zullen het teken niet op hun voorhand of hand dragen (19:20).

Net als koning Nebukadnessar in de dagen van Daniël zal de antichrist anderen door bevel oproepen om hem te vereren. Zij die zullen weigeren om het beeld van de antichrist te aanbidden zullen de doodstraf krijgen (13:15). In feite zijn van de vele martelaars die eerder in Openbaring genoemd worden mensen die in deze tijd van verdrukking zijn omgekomen.

Als deel van zijn plan om aanbidding van de antichrist af te dwingen, zal de valse profeet vereisen dat iedereen een teken op zijn voorhoofd of rechterhand zal dragen (13:16). Dit teken zal de personen die dit dragen kenmerken als aanbidders en trouwe volgelingen van de antichrist. Zij die weigeren om zulk een teken te dragen zullen geëxecuteerd worden. Omdat deze gelovigen tijdens deze jaren van verdrukking trouw zullen blijven tot aan de dood, en hiermee getuigen van hun ware verlossing, zullen ook zij terug tot leven komen en samen met Christus gedurende duizend jaar regeren.

Deze opstanding van de gelovigen noemt Johannes de eerste opstanding en degenen die er deel van uitmaken worden gezegend en heilig beschouwd (20:5). Zij die zullen horen bij de tweede opstanding zijn de dode ongelovigen uit de geschiedenis, waarvan de opstanding tot oordeel en verdoemenis in de volgende verzen 11-15 beschreven worden. Zij die deel uitmaken van de eerste opstanding zijn eerst en vooral gezegend omdat “de tweede dood geen macht” heeft over hen (20:6). Deze tweede dood die in vers 14 beschreven wordt als “de poel van vuur” is de eeuwige hel. De geruststellende waarheid is dat geen enkel kind van God ooit Gods toorn zal ondergaan (Rom.5:9; 1Thess.1:10; 5:9). Zij die deel hebben aan de eerste opstanding zijn ook gezegend omdat ze “priesters van God en van Christus zijn” (1:6; 5:10; 20:6). De gelovigen dienen nu als priesters door het aanbidden van God en het leiden van anderen in het kennen van Hem (1 Pet.2:9) en zullen op gelijkaardige wijze gaan dienen in het duizendjarig rijk.

 

 

De bevrijding en het einde van satan (Openbaring 20:7-10)

 

Zoals eerder werd aangehaald zullen satan en zijn demonen tijdens het duizendjarig rijk gevangen worden gehouden in de afgrond (of bodemloze put), zodat Jezus Christus soeverein zonder verzet zal kunnen regeren. Hen zal niet toegelaten worden om zich op een of andere manier te moeien met zaken die betrekking hebben op het duizendjarig rijk. Maar de opsluiting van satan zal ongedaan worden gemaakt “wanneer die duizend jaar tot een einde gekomen zijn” en hij “uit zijn gevangenis (zal) worden losgelaten” om een laatste opstand van zondaars te leiden. Ondanks de persoonlijke heerschappij van Christus op aarde en ondanks de hoge moraal die de aarde zal kennen zullen vele nakomelingen van hen die het duizendjarig rijk met hun fysieke lichamen zijn binnengetreden hun zonden toch gaan liefhebben en Christus verwerpen (cf. Rom.8:7). Zelfs de geweldige omgeving van het duizendjarig rijk zal de trieste realiteit van de menselijke verdorvenheid niet veranderen. Het loslaten en terugkeren naar de aarde van satan zal het bovennatuurlijke leiderschap voorzien dat nodig is om alle rebellie die er nog steeds leeft op aarde naar de oppervlakte te brengen (20:8).

Verwonderlijk ziet Johannes dat het aantal van deze rebellerende mensen “als het zand van de zee” is – een beeldspraak die in de Bijbel gebruikt wordt om een massale ontelbare groep aan te geven (Gen.22:17; Joz.11:4; Heb.11:12). Deze rebellen zullen de gelovigen omsingelen, die op dat moment allen in “de geliefde stad” Jeruzalem zullen verblijven (cf. Ps.78:68; 87:2). Alle gelovigen zullen daar zijn samengekomen, omdat het de plaats zal zijn waar de troon van de Messias zal staan en dit het centrum ts van het duizendjarig rijk (cf. Jes.24:23; Ezech.38:12; 43:7; Zach.14:9-11).

Omdat de rebellen zullen vergaderen om zich te verzetten tegen Christus, zal de oorlog eerder een terechtstelling worden. Volgens het visioen van Johannes komt er, wanneer de rebellen ten strijde willen trekken, “vuur van God neer uit de hemel en dat verslindt hen” (20:9). Ze worden snel, onmiddellijk en volledig uitgeroeid, een manier die God dikwijls gebruikt om zondaren te oordelen (cf. Gen.19:24; Lev.10:2; Luk.9:54). Satans strijdmachten worden fysisch gedood en hun zielen zullen naar het dodenrijk keren waar ze wachten op hun straf, de eeuwige hel, die gauw zal voltrokken worden (20:11-15). Johannes geeft ook weer hoe hun kwaadaardige leider zijn lot niet zal kunnen ontlopen. “De duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel geworpen” (20:10). Daar zal hij het beest en de valse profeet vergezellen die tegen die tijd al duizend jaren hebben doorgebracht in deze plaats van tuchtiging (19:20). Eenmaal in deze verschrikkelijke plek zullen ze “dag en nacht gepijnigd worden” (20:10). Er zal “in alle eeuwigheid” geen moment van opluchting zijn (20:10) in de hel als een blijvende plaats (Matt.25:46; 2 Thess.1:9; Op.14:10-11) van onuitblusbaar vuur (Mark.9:43).

 

 

666 en de antichrist

Pasteltekening van John Astria

 

 

 

De grote witte troon van het oordeel (Openbaring 20:11-15)

 

Na getuige te zijn van het eeuwige einde van satan samen met de inluiding van het duizendjarig rijk van Christus krijgt Johannes een visioen over een grote witte troon. Het is op deze plaats dat de berouwloze zondaren die Gods genade en barmhartigheid tijdens hun leven hebben verworpen onvermijdbaar Gods rechtvaardigheid tegen zullen komen. Daarom is dit gedeelte de meest ernstige, ontnuchterende en tragische passage van heel de Bijbel. Hierna zal rechtspraak nooit meer nodig zijn en zal God niet meer als Rechter moeten optreden.

De apostel krijgt de Rechter gezeten op Zijn rechterstoel en al de beschuldigden voor Hem te zien. Deze Rechter is niemand anders dan de verheven Here Jezus Christus. Het hele Nieuwe Testament onderwijst dat het God in de persoon van Zijn verheerlijkte Zoon zal zijn, die zal uiteindelijk over alle ongelovigen zal oordelen (Joh.5:22, 26-27; Hand.10:42; 17:31;Rom.2:16; 2 Tim.4:1). Johannes vermeldt ook de opzienbarende realiteit dat “voor Zijn aangezicht” de aarde en de hemel wegvluchtten, “zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was” (20:11).

Dit is niets anders dan het plotse stormachtige einde van het universum (cf. Ps.102:25-26; Jes.51:6; Matt.5:18; 24:35; Heb.1:11-12; 12:26-27). Ondanks dat de aarde hersteld wordt tijdens Christus’ heerschappij in het duizendjarig rijk, zal hij toch nog steeds met zonden besmeurd en onderworpen zijn aan de gevolgen van de zondeval – verval en dood. Daarom moet de aarde uiteindelijk vernietigd worden, omdat niets dat besmet is met zonde voor eeuwig kan bestaan (2 Pet.3:13). Dit is ook de reden waarom God een nieuwe hemel en nieuwe aarde zal scheppen.

De doden die hier voor de witte troon staan zijn niet enkel die uit het duizendjarig rijk, maar alle ongelovigen die ooit hebben geleefd. Na hun dood zijn hun zielen in een plaats van pijn en marteling geweest die Hades wordt genoemd. Nu is voor hen de tijd gekomen om voor eeuwig veroordeeld te worden tot de hel. De alomvattende natuur van dit oordeel vereist dat de zee, de dood en Hades (het dodenrijk) “de doden die in hen waren” gaven. Op deze dag zullen al degenen die in ongeloof zijn gestorven voor Christus komen te staan – de Grote Rechter. Het oordeel over deze goddelozen zal niet aanvangen zonder goddelijke maatstaf.

De boeken die geopend werden voor de grote witte troon bevatten iedere gedachte, ieder woord en ieder daad van iedere ongelovige die ooit had geleefd. God heeft ieders leven volmaakt, precies en uitgebreid bijgehouden. Omdat Gods rechtvaardigheid vereist dat ieder zonde beboet wordt, zal iemand  die niet voldoet aan Gods volmaakte en heilige maatstaf “overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken” geoordeeld worden (20:12-13). Terwijl Christus de straf voor de gelovigen droeg (en hen dus dit oordeel deed ontkomen) zullen de ongelovigen Christus’ rechtvaardigheid niet toegerekend krijgen (Fil.3:9). Zij zullen zelf de straf voor het overtreden van Gods wet moeten dragen– eeuwige ondergang in de hel (2 Thess.1:9).

Nadat de boeken met de slechte daden van mensen werden geopend werd “nog een ander boek geopend, namelijk het boek des levens”(Op.20:12). Dit boek bevat de namen van allen wiens “burgerschap… in de hemelen” is (Fil.3:20). Het boek des levens is dus een register van al degenen die in geloof Jezus Christus hebben gevolgd en zich van hun zonden hebben bekeerd. Zij die hier op aarde weigerden om hun zondeschuld te erkennen, weigerden zich te bekeren en God om vergeving te vragen op basis van het plaatsvervangend offer van Jezus zullen niet in het boek des levens gevonden worden. Zulke personen zullen schuldig bevonden worden op de dag van het oordeel en voor eeuwig moeten lijden om willen van hun zonden.

Dat zulk een einde voor ongelovigen bestaat, wordt duidelijk aan het eind van Johannes’ visioen aan de grote witte troon. Volgens zijn verslag zal, eenmaal het oordeel is voltrokken, het heel gauw ten uitvoer worden gebracht. Terwijl de gezegende en heilige deelhebbers aan de eerste opstanding de tweede dood niet zullen meemaken (20:6), zal de rest van de doden die geen deelhebben aan de eerste opstanding (20:5) de tweede dood of hel tegemoet treden – hier omschreven als de poel van vuur (20:15). Hoe vreselijk en pijnlijk deze plaats ook zal zijn, toch zullen zij die in hun zonden sterven hier op deze wereld nogmaals een tweede dood ondergaan, veroordeling tot een eeuwigheid in de poel van het vuur.

 

 

Rechtvaardig oordeel

Pasteltekening van John Astria

 

 

Conclusie

 

Er is slechts één manier om de schrikwekkende werkelijkheid van de hel te ontkomen. Zij die hun zonden belijden en God vragen om hen te vergeven op basis van Christus’ plaatsvervangende dood voor hen zullen Gods eeuwige toorn ontkomen (Rom.5:9; 1 Thess.1:10; 5:9). Terwijl dit Bijbelgedeelte geschreven is als een waarschuwing voor de ongelovige wereld, moedigt het eveneens de gelovige aan om zorgzaam, opmerkzaam en godsvruchtig te leven en daarbij te evangeliseren naar een hopeloze verloren wereld die op weg is naar verwoesting. Gelovigen moeten daarom trouw het reddende Evangelie van de Here Jezus verkondigen en daardoor de zielen van de mannen en vrouwen redden van het onheil dat hun te wachten staat.

 

 

BEGELEIDENDE VRAGEN

 

 Wat wordt er aan het begin van de tekst voorbereidt?

 

Het boek Openbaring bevat hetgeen wat er in de toekomst plaats zal vinden. Voor gelovigen wordt dit zeer verwelkomd als we uitzien om bij Christus in de hemel te zijn. Voor dit gebeurt komt Christus naar de aarde en vestigt er Zijn koninkrijk. Dit zal gekend zijn als het duizendjarig rijk, want het voor duizend jaren zal duren.

 

 

 Welke rol speelt de engel in de voorbereiding voor dit koninkrijk?

 

De laatste fase in de voorbereiding van het koninkrijk zal een verwijdering van satan en zijn demonen zijn, zodat Christus zonder tegenstand kan regeren. Dit is het moment dat de engel komt. In zijn visioen ziet Johannes de engel nederdalen uit de hemel naar de aarde, de sleutel van de afgrond en een grote ketting in zijn handen houdende. Hij is voor een reden gekomen: om satan te grijpen, te binden en hem voor duizend jaar in de afgrond te werpen. Vanwege zijn positie tot Gods Zoon, zal satan worden weg verzegeld voor de gehele duizend jaar dat Christus heersen zal in Zijn aards koninkrijk. Gedurende deze periode zal satan niet in staat zijn om de volken te misleiden (Op.20:3); wat betekend dat hij de wereld op geen enkele wijze meer kan beïnvloeden. Christus zal kunnen regeren in Zijn aardse rijk, zonder enige tegenstand of opstand. Wanneer de duizend jaar voorbij zijn wordt satan bevrijdt en toegestaan om terug te keren op aarde voor een hele korte tijd.

 

 

 Wie zal nog met Christus regeren zoals we in Johannes’ visioen kunnen zien?

 

Nu satan, zijn demonen en alle zondaren die God afgewezen hebben, weg zijn, zal het duizendjarig rij van vrede en rechtvaardigheid gevestigd worden. De soevereine Heerser in dat koninkrijk is natuurlijk de Here Jezus Christus. Maar Christus had ook Zijn heiligen beloofd om met Hem te regeren. (Dan.7:27;Matt.19:28; 1 Kor.6:2; 2 Tim.2:12; Op.2:26; 3:21; 5:10). Deze belofte wordt duidelijk gezien in de rest van Johannes’ visioen. Johannes ziet Gods kinderen (i.e. gelovigen) als herrezen, beloonde en regerende met Christus.

 

 

 Wie zal deel hebben aan de eerste opstanding?

 

Degenen die deel hebben aan de eerste opstanding, zullen degene zijn die geloofd hebben en ware verlossing hebben ontvangen door Jezus Christus. Deze individuen zijn getrouw gebleven, sommigen zelfs tot de dood. Omdat ze bewijs van ware verlossing hebben gegeven, zullen ze ook tot leven komen en met Christus voor duizend jaar regeren. Ze worden als gezegend beschouwd, omdat de “tweede dood geen macht” over hen heeft (20:6). Deze tweede dood is “de poel van vuur”, welke de hel is. Omdat ze Gods kinderen zijn, zullen ze nooit Gods eeuwige toorn onder ogen zien.

 

 

 Wie zal deel hebben aan de tweede opstanding?

 

Degene die deel hebben aan de tweede opstanding, zullen degene zijn die gefaald hebben om in hun leven te geloven in en zich te onderwerpen aan Christus. Deze individuen zullen uit de dood voortgebracht worden om niets anders dan oordeel en veroordeling te treffen. Hun einde zal hetzelfde zijn als die van satan en de rest van Gods vijanden.

 

 

 Wat zal er aan het einde van Christus’ duizendjarige regering op aarde plaatsvinden?

 

Als de duizend jaar om zijn, zal satan vrijgelaten worden uit de afgrond, om de laatste rebellie van de zondaren te leiden. Degene die op aarde zijn en hun zonden blijven liefhebben en Christus afwijzen tijdens Zijn duizendjarig heersen (wat een groot aantal zal zijn), zullen verleid en gelokt worden om satan te volgen in zijn laatste en definitieve rebellie tegen God.

 

 

 Op welke manier zullen de vijanden van God plannen om tegen Hem rebelleren?

 

Als alle opstandelingen zich rond de hoofdvijand satan verzamelen, zal hij hen in een strijd tegen God en Zijn volk leiden. Alle goddelozen zullen de heiligen insluiten, die dan verzameld zijn in de “geliefde stad” van Jeruzalem. Alle heiligen zullen hier verzameld zijn, omdat het een plaats van de Messias’ troon zal zijn en het middelpunt van het duizendjarig rijk.

 

 

 Hoe zal God de rebellie eindigen?

 

Volgens Johannes’ visioen zal er, als de opstandelingen zich verplaatsen voor de aanval, vuur uit de hemel neerdalen en hen verslinden (20:9). Ze zullen snel, direct en volledig uitgeroeid worden, wat vaak de manier is waarop God zondaren oordeelt. Alle strijdkrachten van satan zullen fysiek gedood worden.

 

 

 Hoe zal God tenslotte op het einde met satan afrekenen?

 

Johannes vermeldt ook dat hun slechte leider zijn lot niet zal kunnen ontlopen. “En de duivel, die hen misleidde” zal “in de poel van vuur en zwavel geworpen” worden (20:11). Daar zal hij zich bij de rest van Gods vijanden voegen. Eenmaal naar die vreselijke plaats geleid te zijn, zullen ze “dag en nacht gepijnigd worden” (20:10). Daar zal geen moment van verlichting zijn “in alle eeuwigheid” (20:10); want de hel is een eeuwige plaats van onuitblusbaar vuur.

 

 

 Nadat God de rebellie beëindigt, waar worden de opstandigen onmiddellijk heengebracht?

 

Na getuige geweest te zijn van het eeuwige einde van satan, samen met het inluiden van Christus’ duizendjarig rijk, ontvangt Johannes een visioen van een grote witte troon. De apostel krijgt de Rechter te zien die op Zijn troon van oordeel zit en alle beschuldigden staan voor Hem. Deze Rechter is niemand minder dan de verhoogde Here Jezus Christus. Op deze dag zal elke ongelovige die ooit geleefd heeft, voor Christus moeten staan – de Grote Rechter.

 

 

 Wat zal er in de laatste dagen met de aarde gebeuren?

 

Johannes schrijft dat van de Rechters’ “aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg” en dat “er geen plaats meer voor hen te vinden was” (20:11). Dit is niets anders dan de plotselinge, hevige beëindiging van het universum. Hoewel de aarde herstelt zal zijn tijdens Christus’ duizendjarig rijk, zal hij nog steeds besmet zijn met zonde en daarom onderworpen aan de gevolgen van verval en dood. Vandaar dat hij vernietigd moet worden, aangezien er niets wat bedorven is door zonde toegestaan kan worden om in de eeuwige staat te blijven bestaan. Dit is waarom God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal maken.

 

 

 Waardoor zullen ongelovigen veroordeeld worden?

 

De boeken die geopend voor de grote witte troon liggen, bevatten de vermelding van iedere gedachte, woord en daad van iedere niet verloste persoon die ooit geleefd heeft. God heeft een perfecte en nauwkeurige vermelding van het leven van iedere persoon. Aangezien Gods rechtvaardigheid een betaling vereist voor elke zonde van iedereen, zal elke persoon die Gods volmaakte heilige standaard niet haalt, geoordeeld worden “overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken” (20:12-13). Terwijl Christus de straf voor gelovigen betaald heeft (en daarmee hen van oordeel bevrijd heeft), zullen ongelovigen, die Christus’ gerechtigheid niet hebben, zelf de straf moeten betalen voor het schenden van Gods wet. Deze straf is eeuwige vernietiging in de hel.

 

 

 Wat zal er uiteindelijk gebeuren met degene wiens naam

niet in het boek des levens geschreven staan?

 

Nadat het boek met de slechte daden van de gevangenen geopend was, werd “nog een ander boek geopend, namelijk het boek des levens” (20:12). Dit boek bevat de namen van al degene die hun “burgerschap … in de hemelen” hebben (Fil.3:20). Zo is het boek des levens een verslag van degene die geloof in Christus hebben  en berouw getoond hebben van hun zonden en zich hebben bekeerd. Degene die weigeren om in deze wereld van hun zonden schuld te bekennen, berouw tonen en God om vergeving te vragen, zullen niet in het boek des levens gevonden worden. Deze individuen zullen schuldig verklaard worden op de dag van het oordeel en zullen in alle eeuwigheid lijden voor hun zonden. Deze straf zal snel uitgevoerd worden, want alle ongelovigen zullen onmiddellijk in de poel van het vuur geworpen worden (i.e., de hel).

 

 

SAMENVATTING

 

In Johannes’ visioen zag hij een engel vanuit de hemel komen die een sleutel en een grote ketting in zijn hand vasthield. De engel nam satan en bond hem vast en wierp hem in de afgrond en deed het op slot. Satan werd daar voor duizend jaar gebonden, zodat hij niemand meer kon misleiden. Johannes zag ook tronen en de zielen van mensen die voor hun geloof onthoofd waren. Deze mannen en vrouwen zullen voor duizend jaar met Christus regeren. Na de duizend jaar zal satan voor een korte tijd bevrijdt worden. Gedurende deze tijd zal satan een opstand tegen God en Gods volk houden. God zal deze opstandelingen verslinden en zal satan in de poel van het vuur werpen. Daarna zag Johannes een grote witte troon waar God met grote, geopende boeken
zat. De doden die voor God stonden, werden vanwege hun daden veroordeeld en als hun namen niet in het boek des levens stonden, werden ze in de poel van het vuur geworpen.

Dit tekstgedeelte dient als een grote waarschuwing voor een ieder die blijft rebelleren tegen God. Degene die falen om hun zonden te belijden, om God om vergeving te vragen en aan Christus te onderwerpen, zullen een hevige straf ondervinden. Daarom zou iedere gelovige bezorgd moeten zijn om te zien of zijn of haar leven blijk geeft van ware verlossing. Terwijl we nog op deze aarde zijn, zouden we een groot verlangen moeten hebben om de reddende genade te brengen aan degene die in ongeloof wandelen en tegen God in opstand komen.

 

 

Chronologie Johannes’ visioen

 

Johannes zit nog steeds op het eiland Patmos. God wil hem daar meer vertellen over wat er in de toekomst gaat gebeuren. Hij geeft Johannes een droom waarin Hij hem meeneemt naar die tijd die nog moet komen. In deze droom ziet Johannes een hele sterke engel uit de hemel neerdalen. Hij heeft een sleutel en een ketting vast. De engel komt om satan gevangen te nemen. Hij neemt satan beet en maakt hem met de ketting vast. Daarna gooit hij satan in een put waar hij zelf niet uit kan. Duizend jaar zal hij in die put moeten blijven. Maar wat ziet Johannes nu? Op de troon in Jeruzalem zit een man die hij heel goed kent. Het is Jezus! Hij zit op een troon. Ziet hij dat goed? Er staan nog heel veel tronen met mensen erop. Het lijken wel allemaal koningen. Dit zijn alle mensen die in Jezus hebben geloofd. Zij mogen nu samen met Hem als koningen regeren over de aarde voor wel duizend jaar.

Tijdens die duizend jaar is bijna iedereen gelukkig want Jezus is de grote Koning. Na de duizend jaar wordt satan weer losgelaten. Hij vlucht vliegensvlug naar de aarde. Heel veel mensen kiezen om met hem te gaan vechten tegen Jezus en Zijn leger. Maar God laat dit niet gebeuren. Wanneer de troepen van satan bijeen komen laat God vuur uit de hemel komen om hen allemaal te doden. Satan wordt nu voorgoed in de hel geworpen. Johannes zijn droom gaat verder. Nu ziet hij een grote witte troon staan met een hele strenge Rechter erop. Voor de troon staan een heleboel mensen. Het zijn alle mensen die niet hebben geloofd in God en niet vertrouwden op Jezus. Ze dachten: “Ik heb Jezus niet nodig, ik zorg wel voor mezelf!” Hier staan ze nu, niemand om hun te helpen. De Grote Rechter, die eigenlijk Jezus is, doet een heel dik boek open.

In dit boek staat alles wat iedereen heeft gedacht, gezegd en gedaan. Een heleboel dingen. De Rechter kijkt naar het boek en wanneer hij één zonde vindt, spreekt Hij daarover de straf uit. Alle mensen voor de troon blijken schuldig te zijn. Niemand staat er zonder zonden. Ze hebben allemaal gezondigd en gedaan wat God slecht vindt. De Rechter schudt met Zijn hoofd en zegt tegen elk van hen: “Je hebt niet gedaan wat Ik wilde, je verdient
straf. Je zult voor eeuwig in de hel blijven en daar gestraft worden omwille van je zonden.” Dit is de meest triestige dag van de geschiedenis, want die dag zullen er heel veel mensen zijn die voorgoed in de hel zullen blijven. Jezus, de Rechter, doet dit niet graag. Maar Hij moet het doen, want bij zonde hoort straf. Daarom geeft Jezus nu nog iedereen de kans om op Hem te vertrouwen. Vraag God vergeving van je zonden en vertrouw erop dat Jezus de straf voor jouw zonden droeg aan het kruis! Haat zonden en vecht ertegen! En vertel ander mensen over Jezus die van hen houdt en voor zonden stierf aan het kruis.

 

 

 

 

 

 

preview en aankoop boek “De Openbaring “: 

http://nl.blurb.com/books/5378870?ce=blurb_ew&utm_source=widget

 

 

Waarom vasten christenen niet op dezelfde manier als moslims?

Standaard

categorie : religie

.

.

.

.

.Waarom vasten christenen niet op

dezelfde manier als moslims?

.

.

Antwoord

.

Zowel moslims als christenen vasten, maar hun doelen voor het vasten verschillen. Een moslim is verplicht om tijdens de Ramadan te vasten, om de Vijf Zuilen te onderhouden. Veel moslims streven tijdens hun vastentijd oprecht naar de zegen en vergeving van Allah.

.

.

.

.

Voor christenen is vasten geen plicht, maar een genot. Het overslaan van maaltijden geeft hen de gelegenheid om hun voldoening in God uit te drukken, in plaats van in voedsel. Hoewel met vasten noch Gods genade noch een plaats in het paradijs kan worden verdiend, vasten veel christenen toch en wel om de volgende redenen:

• om hun tevredenheid in God alleen uit te drukken (Lucas 4:4)
• om zichzelf voor God te vernederen (Daniël 9:310:12)
• om God om hulp te vragen (2 Samuël 12:16Ester 4:16Ezra 8:23)
• om naar Gods wil op zoek te gaan (Handelingen 13:2-3)
• om zich van de zonde af te keren (Jona 3:5-101 Koningen 21:25-29)
• om God zonder afleidingen te aanbidden (Lucas 2:36-38)

.

.

.

.

.Hoewel Jezus (Isa) het vasten aanmoedigde, zei Hij niet wanneer of hoe lang gevast moest worden. De religieuze leiders uit de tijd van Isa waren er trots op dat zij twee keer per week vastten, maar Jezus twijfelde aan hun oprechtheid. Christenen volgen Zijn voorbeeld.

.

.

Isa’s voorbeeld van het vasten

.

Aan het begin van Isa’s openbare bediening, vóór Zijn grote wonderen en onderricht, vastte Hij veertig dagen lang. Daarna stelde de duivel Jezus op de proef, toen Hij hongerig en zwak was:

“Nadat hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, had hij grote honger… De duivel nam hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ‘Dit alles zal ik u geven als u voor mij neervalt en mij aanbidt.’ Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.”’ Daarna liet de duivel hem met rust, en meteen kwamen er engelen om voor hem te zorgen.” (Matteüs 4:28-11)

Satan probeerde Jezus tot de zonde te verleiden, maar Jezus bleef perfect – in tegenstelling tot alle andere mensen in de geschiedenis.

.

.

.

.

.

Isa’s waarschuwing tegen hoogmoedig vasten 

.

Vast niet om godsdienstig te lijken in de ogen van andere mensen

.
“Wanneer jullie vasten, zet dan niet zo’n somber gezicht als de huichelaars, want zij doen dat om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.” (Matteüs 6:16-18)

.

.

Vast niet om vergeving van je zonden te verdienen

.
(Farizeeër = iemand die bij een zekere religieuze, fundamentele Joodse sekte behoorde) 
“De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf:

‘God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.’ De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: ‘God, wees mij zondaar genadig.’ Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden” (Lucas 18:11-14).

Jezus leerde ons dat we met vasten geen toegang tot de hemel kunnen verdienen. Onze zonden maken onze beste religieuze daden onwaardig.

.

.

.

.

Isa’s transformatie van het vasten (Marcus 2:18-22)

.
Jezus onderwees dat het volgen van Gods heilige wil meer voldoening zal brengen dan eten:

“Intussen zeiden de leerlingen tegen Jezus: ‘Rabbi, u moet iets eten.’ Maar hij zei: ‘Ik heb voedsel dat jullie niet kennen.’ ‘Zou iemand hem iets te eten gebracht hebben?’ zeiden ze tegen elkaar. Maar Jezus zei: ‘Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien’.” (Johannes 4:31-34)

.

.

Wat zijn Gods wil en werk dan?

.

“‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’” (Johannes 6:35-40)

Net zoals we zullen sterven als we niet eten, zo zullen we ook geestelijk sterven (dat wil zeggen: eeuwig van God afgescheiden worden in de hel) als we Jezus niet ontvangen. Hij is het Brood van het Leven. Omdat Hij “uit de hemel neerdaalde” en uit een maagd geboren werd, noemde Jezus God Zijn Vader. Jezus bewees met Zijn perfecte leven, dood en opstanding dat Hij Goddelijk is; Hij is Gods Zoon. Jezus Christus voerde de wil van Zijn Vader uit: Hij redde zondaars door hun straf aan het kruis op Zich te nemen. Door Jezus uit de dood op te wekken toonde God dat de offergave van Jezus aanvaard werd.

Heb jij het Brood van het Leven ontvangen? Jij moet je van je zonden afkeren en op de dood en de opstanding van Jezus vertrouwen om je te redden – niet op je eigen goedheid en daden, zoals vasten.

Nadat Hij je van jouw zonden verlost, geeft Jezus jou het verlangen en de kracht om God door middel van goede daden te eren:

“Maar nu, bevrijd van de zonde en in dienst van God, oogst u toewijding aan hem en zelfs het eeuwige leven. Het loon van de zonde is de dood, maar het geschenk van God is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer.” (Romeinen 6:22-23)

.

.

Helend bloed

 

Pasteltekening van John Astria

.

.

.

.